Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Voorschoten houdende regels over de heffing en invordering van marktgelden (Marktgeldenverordening Voorschoten 2021)

De raad der gemeente Voorschoten:

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 september 2020,

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN MARKTGELDEN VOORSCHOTEN 2021

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘marktgeld’ wordt een recht geheven voor het gebruik van een standplaats op de markt, als bedoeld in de ‘Marktverordening Voorschoten 2012’, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 2 Belastingplicht

Het marktgeld wordt geheven van de aanvrager van het gebruik van de standplaats.

Artikel 3 Tarieven

  • 1.

    Het marktgeld bedraagt voor iedere strekkende meter grond, waarvoor een standplaats wordt ingenomen, gemeten in de lengterichting:

    • a.

      voor de losse standplaatsen en standplaatsen voor standwerkers als bedoeld in de in artikel 1 genoemde verordening:

      per dag € 3,75;

    • b.

      voor de vaste standplaatsen, als bedoeld in de in artikel 1 genoemde verordening:

      per kalenderkwartaal € 42,90.

  • 2.

    Voor de toepassing hiervan wordt een gedeelte van een dag, van een kalenderkwartaal of van een meter, gerekend voor respectievelijk een dag, een kalenderkwartaal of een meter.

Artikel 4 Wijze van heffing

  • 1.

    Het marktgeld voor losse standplaatsen en standplaatsen voor standwerkers wordt geheven door middel van een schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een gedagtekende nota of andere schriftuur waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

  • 2.

    Het marktgeld voor vaste standplaatsen wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 5 Belastingtijdvak

Met betrekking tot marktgelden die per kalenderkwartaal worden geheven, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Bij het innemen van een losse standplaats is het recht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van deze verordening, verschuldigd;

  • 2.

    Het recht, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, is verschuldigd aan het begin van ieder kalenderkwartaal, of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel derde gedeelte als er in dat belastingtijdvak, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat er aanspraak op ontheffing voor zoveel derde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplichtige door omstandigheden, onafhankelijk van zijn wil, geen gebruik kan maken van een vaste standplaats wordt ontheffing verleend voor zoveel derde gedeelten van het in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bedoelde bedrag, als er volle kalendermaanden zijn, waarin van het recht tot het innemen van een vaste standplaats geen gebruik is gemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald ingeval:

  • a.

    het marktgeld wordt geheven door middel van een schriftelijke kennisgeving, als bedoeld in artikel 4, lid 1: op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, danwel op het tijdstip van het innemen van de standplaats;

  • b.

    het marktgeld wordt geheven bij wege van aanslag, als bedoeld in artikel 4, lid 2: in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van het marktgeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het marktgeld.

Artikel 10 Overgangsrecht

De ‘Marktgeldenverordening Voorschoten 2020’, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Marktgeldenverordening Voorschoten 2021’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Voorschoten,

gehouden op 5 november 2020.

de griffier,

drs. B.J. Urban

de voorzitter

Ch. B. Aptroot

Naar boven