Gemeenteblad van Boxtel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Boxtel | Gemeenteblad 2020, 304386 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Boxtel | Gemeenteblad 2020, 304386 | Beleidsregels |
Nadere regels bijzondere bijstand en minimaregelingen Boxtel 2021
Hoofdstuk 2. Aanvraag en draagkracht
Paragraaf 2.2 Draagkracht (individuele bijzondere bijstand)
Hoofdstuk 3. Individuele bijzondere bijstand
Paragraaf 3.1 Wonen en verhuizen
Paragraaf 3.2 Medische en sociaal noodzakelijke kosten
Paragraaf 3.5 Financiën en administratie
Paragraaf 3.7 Jongeren 18 tot en met 20 jaar
Op basis van de verordening wordt armoede in de gemeente Boxtel bestreden door minimabeleid te maken en uit te voeren. Deze nadere regels maken deel uit van het minimabeleid.
Het uitgangspunt is dat iedereen mee kan doen in de samenleving. Daarom vormt de gemeente een financieel vangnet voor inwoners met een laag inkomen en vermogen. Deze inwoners kunnen bijzondere bijstand krijgen en meedoen met minimaregelingen. In deze nadere regels wordt vooral aandacht besteed aan de bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand is een aanvullende inkomensondersteuning op grond van artikel 35 van de wet. Het gaat om bijzondere omstandigheden, die in het individuele geval, leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan en waar de inwoner niet zelf in kan voorzien. Hiermee worden armoede en schulden voorkomen. Het streven is dat inwoners blijvend een gezonde financiële huishouding hebben.
De vaststelling van de verordening per 1 januari 2020 was aanleiding voor een vernieuwing van de Nadere regels. Er is daarbij gekozen voor één pakket aan regels. Dit sluit aan bij de wens van de uitvoering, om de regels makkelijker uitvoerbaar te maken. Ook kunnen inwoners de Nadere regels op deze manier eenvoudig(er) raadplegen.
De regels over de bijzondere bijstand en de minimaregelingen zijn gebundeld en geactualiseerd. Bij de ontwikkeling van deze regels was de input van de Adviesraad Sociaal Domein erg belangrijk. Vroeg in het proces heeft er een overleg plaatsgevonden, waarbij de adviesraad van Boxtel en
Sint-Michielsgestel vertegenwoordigd waren. Vervolgens hebben de adviesraden schriftelijk kunnen reageren op de conceptversie van de Nadere regels. Deze werkwijze hebben zij als prettig ervaren.
De inhoudsopgave van de verordening is de basis voor de indeling van deze nadere regels. In deze nadere regels zijn de volgende paragrafen van hoofdstuk 7 van de verordening uitgewerkt:
Paragraaf 7.3 en 7.4 over de individuele studie- en inkomenstoeslag en paragraaf 7.5 over het welzijnsfonds zijn niet uitgewerkt. Dit is geregeld in de verordening en er zijn geen nadere regels.
Hoofdstuk 2. Aanvraag en draagkracht
Paragraaf 2.2 Draagkracht (individuele bijzondere bijstand)
Bij zelfstandigen wordt uitgegaan van het gemiddelde maandinkomen van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van de draagkrachtperiode. Dit wordt bepaald op basis van de jaarrekening. De bijzondere bijstand wordt achteraf definitief vastgesteld op basis van de jaarrekening van het jaar waarop de bijzondere bijstand betrekking heeft.
Artikel 7 Vrijlatingen inkomen en vermogen
Hoofdstuk 3. Individuele bijzondere bijstand
Paragraaf 3.1 Wonen en verhuizen
Artikel 9 Duurzame gebruiksgoederen, overige inrichtingskosten en babyuitzet
De regel is dat inwoners geen bijzondere bijstand krijgen voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen, overige inrichtingskosten en een babyuitzet. De kosten kunnen betaald worden uit een inkomen op bijstandsniveau door vooraf te reserveren of achteraf gespreid te betalen. Er geldt een uitzondering voor meerjarige minima.
Dit zijn inwoners die 3 jaar of langer een inkomen hebben dat gemiddeld lager dan of gelijk is aan 100% van de bijstandsnorm. Zij hebben vaak niet meer de financiële ruimte om vanuit het inkomen op bijstandsniveau te reserveren of achteraf gespreid te betalen. Een inwoner kan dan bijzondere bijstand krijgen voor de noodzakelijke aanschaf van (prijzen zijn volgens Nibud-prijzengids):
Voor de aanschaf van een laptop kan de inwoner maximaal eenmaal per 5 jaar bijzondere bijstand krijgen. Voor andere duurzame gebruiksgoederen dan hierboven genoemd, gaan we uit van tweedehands aanschaf (50% van de prijs in de Nibud prijzengids). Ook wordt voor andere duurzame gebruiksgoederen beoordeeld of de kosten vanuit de individuele inkomenstoeslag voldaan kunnen worden.
Een inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de kosten van een noodzakelijke verhuizing. Een verhuizing is in ieder geval noodzakelijk wanneer een inwoner woonkostentoeslag of urgentie vanuit de woningbouwvereniging krijgt.
Er is een verschil tussen de kosten van het verhuizen zelf en de kosten van inrichting (duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten). Wanneer een inwoner naar een andere gemeente verhuist, beslist de vertrekgemeente over de verhuiskosten en de vestigingsgemeente over de inrichtingskosten.
Een inwoner krijgt een woonkostentoeslag wanneer de woonlasten van de eigen woning of
huurwoning te hoog zijn ten opzichte van het inkomen. Een belangrijke vraag is of de ontstane situatie te voorzien en voorkomen was. De voorwaarden voor het krijgen van een woonkostentoeslag zijn:
De huurder woont in een huurwoning en krijgt geen huurtoeslag van de belastingdienst. De huurder moet moeite doen om een woning te vinden, waarvan hij de huur (met huurtoeslag) zelf kan betalen. De huurder moet bereid zijn om te verhuizen binnen een straal van 50 kilometer van de huidige woning. De huurder krijgt maximaal 6 maanden een woonkostentoeslag. De huurder kan dan een nieuwe aanvraag doen voor de woonkostentoeslag.
Woonkosten voor huurders zijn: huur en servicekosten.
De eigenaar moet moeite doen om zijn financiële situatie te verbeteren. Als het nodig is moet de eigenaar bereid zijn om de woning te verkopen voor de WOZ-waarde. De eigenaar moet bereid zijn om te verhuizen binnen een straal van 50 kilometer van de huidige woning. De eigenaar krijgt maximaal 6 maanden een woonkostentoeslag. De eigenaar kan dan een nieuwe aanvraag doen voor de woonkostentoeslag.
Woonkosten voor eigenaren zijn: rioolrechten; eigenaarsdeel waterschapslasten; erfpachtcanon; premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen); eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting.
Artikel 12 Overbruggingsuitkering
De inwoner kan een overbruggingsuitkering krijgen wanneer hij niet voldoende middelen heeft om de periode naar de eerste uitbetaling van de algemene bijstand te overbruggen. De hoogte van de overbruggingsuitkering is 80% van de bijstandsnorm en kan verstrekt worden om de periode tot de eerste betaling van de uitkering te overbruggen. Dat is maximaal 6 weken.
Er is geen noodzaak tot een overbruggingsuitkering als er sprake is van gezinshereniging. De huurtoeslag is voorliggend als een alleenstaande zijn gezin over laat komen en een grotere woning gaat huren. Daarnaast gaat de alleenstaande (ouder) uitkering omgezet worden naar een gehuwdenuitkering.
Paragraaf 3.2 Medische en sociaal noodzakelijke kosten
De regel is dat een inwoner geen bijzondere bijstand krijgt voor medische kosten, omdat de Zorgverzekeringswet een passende en toereikende voorliggende voorziening is.
Wanneer de voorziening in het individuele geval volgens de voorliggende voorziening wel noodzakelijk is, maar de kosten niet (volledig) vergoed worden, dan kan een inwoner (aanvullend) bijzondere bijstand krijgen voor medische kosten. Als de inwoner mee kan doen met de collectieve ziektekostenverzekering, maar hier niet voor kiest, dan wordt de vergoeding van de collectieve ziektekostenverzekering op de te verstrekken bijstand in mindering gebracht.
Er kan een medisch advies opgevraagd worden om de noodzaak vast te stellen.
De inwoner krijgt geen bijzondere bijstand voor het verplichte eigen risico van de ziektekostenverzekering. Een inwoner kan deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering, waardoor hij via de bijzondere bijstand een tegemoetkoming in de premie krijgt.
Artikel 15 Extra kosten van bewassing, kledingslijtage en stookkosten
De regel is dat dit algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan zijn. Deze kosten kunnen uit een inkomen op bijstandsniveau betaald worden. Door een ziekte of gebrek kan een inwoner extra kosten hebben. Een inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de kosten wanneer:
Er kan een medisch advies opgevraagd worden om de noodzaak vast te stellen.
De individuele bijzondere omstandigheid is dat de inwoner vaker moet wassen door een ziekte of gebrek. De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de meerkosten volgens de Geïndexeerde GMD-lijst.
Individuele bijzondere omstandigheden zijn:
De individuele bijzondere omstandigheid is dat verhoging van de temperatuur in een of meer ruimte(n) van de woning door ziekte of gebrek nodig is. De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de meerkosten volgens de Geïndexeerde GMD-lijst.
Een inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor dieetkosten die uitgaan boven de kosten van een normaal en gezond voedingspatroon. Een medische verklaring van een arts moet hieraan ten grondslag liggen. Er kan een medisch advies opgevraagd worden om de noodzaak vast te stellen.
Diëten, zoals zoutarm, suikervrij (diabetes) en vetarm (cholesterol), zijn onderdeel van gezonde voeding. Er zijn dan geen extra kosten. Daarom kan hiervoor geen bijzondere bijstand gegeven worden.
Artikel 17 Maaltijdvoorziening
De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de kosten van het noodzakelijke gebruik van een maaltijdvoorziening. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten onder aftrek van de eigen bijdrage (volgens Nibud-prijzengids) per warme maaltijd. Er kan een medisch advies opgevraagd worden om de noodzaak vast te stellen.
Een inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de kosten van personenalarmering wanneer hij een ziekte of gebrek heeft waardoor hij (medische) hulp moet kunnen inroepen. Er kan een medisch advies opgevraagd worden om de noodzaak vast te stellen.
Er zijn twee vormen van personenalarmering: sociale en professionele alarmering. De inwoner krijgt alleen bijzondere bijstand voor professionele alarmering wanneer sociale alarmering niet voldoende is. Dit kan zijn wanneer er geen of een klein sociaal netwerk is of mantelzorgers overbelast zijn.
De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de kosten van:
De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor bepaalde reiskosten. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de voor de inwoner goedkoopst mogelijke manier van reizen. De kosten van het openbaar vervoer kunnen vergoed worden of een kilometerprijs voor het reizen met een gemotoriseerd voertuig.
Artikel 20 Bezoek zieke familieleden
De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de vervoerskosten van het woonadres van de inwoner naar het verpleegadres waar de zieke verblijft. Het bezoek is noodzakelijk wanneer:
Artikel 21 In inrichting verblijvende inwoner
De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor reiskosten van bezoek aan huis.
Artikel 22 Medische behandeling of periodieke controle
Voor regelmatig terugkerende reis- en parkeerkosten voor een medische behandeling of periodieke controle kan de inwoner bijzondere bijstand krijgen. Reis- en parkeerkosten die incidenteel voorkomen moeten uit een inkomen op bijstandsniveau betaald worden.
Schoolgaande kinderen en inburgeraars kunnen bijzondere bijstand krijgen voor reiskosten, wanneer de scholing noodzakelijk is, en:
Het kind of de inburgeraar krijgt een vergoeding voor de reiskosten naar de passende school die het dichtstbij is of waarnaar de reiskosten het goedkoopst zijn. Het gaat om kosten voor het openbaar vervoer vanaf het (bus)station in de eigen woonplaats naar de plaats waarin de school staat. Wanneer de school verder dan 2 kilometer van het station is, kunnen de kosten voor het reizen met de bus van het station naar school ook vergoed worden. In de maanden juli en augustus krijgt de inwoner geen bijzondere bijstand, omdat er per schooljaar 12 vakantieweken zijn. Het verstrekken van bijzondere bijstand voor 10 maanden is daarom genoeg.
Inwoners met ten laste komende kinderen in het voortgezet onderwijs kunnen bijzondere bijstand krijgen voor de kosten van een computer of laptop. Scholen verwachten dat leerlingen thuis een computer of laptop hebben. Het is belangrijk dat kinderen op school volwaardig mee kunnen doen.
De hoogte van de bijdrage is maximaal € 550,00. De bijdrage wordt éénmaal verstrekt per kind. De bijdrage mag alleen gebruikt worden voor de aanschaf van een nieuwe computer of laptop, randapparatuur (zoals printer en toetsenbord), software die nodig is voor het volgen van de opleiding (Office is altijd nodig) en een laptoptas.
De computer of laptop moet aangeschaft worden bij een officiële leverancier. Gelet op de snelle ontwikkelingen in deze sector moet uitgegaan worden van nieuwe apparatuur. De bijdrage mag ook gebruikt worden voor het huren van een laptop.
In uitzonderlijke situaties kan deze bijdrage ook gebruikt worden voor een tablet. De tablet moet nodig zijn om het onderwijs te kunnen volgen.
Artikel 25 Hogere studiekosten
Jongeren van 16 en 17 jaar die geen startkwalificatie hebben, hebben een kwalificatieplicht. Een startkwalificatie is (minimaal) een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2 of hoger). Jongeren met een kwalificatieplicht, kunnen bijzondere bijstand krijgen voor extra studiekosten.
De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal € 800,00 per leerling per schooljaar.
Artikel 26 Vrijwillige bijdrage basisonderwijs
Bijna alle basisscholen vragen een vrijwillige (inkomensafhankelijke) bijdrage aan ouders, bijvoorbeeld voor uitstapjes, museumbezoek, festiviteiten en een schoolkamp. Deze bijdrage is noodzakelijk. Een kind moet mee kunnen doen met deze activiteiten.
Paragraaf 3.5 Financiën en administratie
Artikel 28 Bewindvoering, curatele en mentorschap
De inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor de kosten van bewindvoering, mentorschap of curatele als er een beschikking is van de rechtbank. De hoogte van de kosten staat in de beschikking van de rechtbank en de ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) krijgt de inwoner geen bijzondere bijstand. Het ‘Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering’ is een voorliggende voorziening. Wel kan een inwoner naast de Wsnp-bewindvoerder een gewone bewindvoerder hebben. Hiervoor kan de inwoner bijzondere bijstand krijgen.
Budgetbeheer kan worden ingezet op verzoek van de inwoner zelf of van de hulpverlening. Dit kan wanneer de inwoner zonder hulp niet in staat is om zijn inkomen en vermogen verantwoord te beheren en besteden. Voor de kosten van budgetbeheer kan de inwoner bijzondere bijstand krijgen.
Een inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor kosten in verband met procedures bij de rechter.
Eigen bijdrage advocaat en griffierecht
Een inwoner kan bijzondere bijstand krijgen voor deze kosten, wanneer op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) een toevoeging voor rechtsbijstand is gegeven. Wanneer om een proceskostenveroordeling is gevraagd, wordt de eigen bijdrage teruggevorderd.
Voor de volgende kosten krijgt de inwoner geen bijzondere bijstand:
De regel is dat een inwoner geen bijzondere bijstand krijgt voor leges. Dit zijn algemene bestaanskosten die betaald kunnen worden uit een inkomen op bijstandsniveau door vooraf te reserveren.
Een inwoner krijgt geen bijzondere bijstand voor (de aflossing van) schulden, maar wel voor bijzondere kosten. De vorm van de bijstand is afhankelijk van de aard van en de sociale en financiële omstandigheden waarin en waaronder de schulden zijn ontstaan. Het uitgangspunt van de integrale schuldhulpverlening is belangrijk. De hulp moet gericht zijn op een blijvende oplossing van het totale schuldenpakket. Een situatie tot terugval in schulden moet voorkomen worden.
Een inwoner kan een of meerdere voorschotten krijgen op een aangevraagde persoonlijke lening. Het voorschot is bedoeld voor het opknappen en inrichten van de woning. De inwoner krijgt het voorschot in de vorm van terugvorderbare bijzondere bijstand, zodat het voorschot verrekend kan worden met de persoonlijke lening van de gemeente. De gemeentelijke administratie verrekend de voorschotten. Het resterende bedrag wordt aan de inwoner uitbetaald.
Paragraaf 3.7 Jongeren 18 tot en met 20 jaar
Artikel 35 Bestaanskosten (jongeren niet in instelling)
De bijstandsnorm voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar is laag. Als een jongere aantoonbaar hogere bestaanskosten voor levensonderhoud heeft, dan kan de jongere aanvullend bijzondere bijstand krijgen voor de deze kosten. Over dit bedrag zijn belastingen en premies verschuldigd.
Thuiswonende en uitwonende jongeren
De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de mogelijkheid tot kostendeling:
Geen kostendeling: de bijstandsnorm kan aangevuld worden tot 60% van de gehuwdennorm. Een hogere aanvulling tot de bijstandsnorm voor een alleenstaande vanaf 21 jaar is onwenselijk, omdat dit hoger is dan het bedrag aan studiefinanciering voor een mbo’er of het wettelijk minimumloon van een 18 tot en met 20 jarige.
Artikel 36 Bestaanskosten (jongeren in instelling)
Jongeren van 18 tot en met 20 jaar die in een instelling verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand. In hun bestaanskosten wordt grotendeels voorzien door de instelling waar ze blijven.
Voor zover niet in de bestaanskosten wordt voorzien door de instelling waar de jongere blijft, zoals de ouderbijdrage, zak- en kleedgeld en overige bijzondere kosten, wordt een beroep op de ouders gedaan. Een jongere kan voor zijn bestaanskosten niet altijd (volledig) een beroep op zijn ouders doen. Dan kan een jongere bijzondere bijstand krijgen op basis van artikel 12 van de wet. Een juiste aansluiting op de bestaanskosten van de jongere en de ouderlijke onderhoudsplicht wordt alleen bereikt door de hoogte van de bijzondere bijstand geheel af te stemmen op de individuele omstandigheden. Over dit bedrag zijn belastingen en premies verschuldigd.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de algemene bijstandsnormen voor personen van 18 tot en met 20 jaar. Kinderbijslag wordt, als deze voor de jongere kan worden aangewend, in mindering gebracht. Bij plaatsing in een voorziening ingevolge de Wet op de jeugdzorg is zak- en kleedgeld in de dagprijs begrepen.
Kosten van een uitvaart behoren tot de schulden van de nalatenschap. De overledene heeft zelf geen recht op bijzondere bijstand. Dit betekent dat:
Erfgenamen of bloed- of aanverwanten, die volgens artikelen 1:392 tot en met 1:396 van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, bijzondere bijstand kunnen krijgen voor de uitvaartkosten. Erfgenamen kunnen alleen bijzondere bijstand krijgen naar rato van hun erfrechtelijk deel.
Een voorwaarde is dat de kosten niet uit het nalatenschap betaald kunnen worden en dat de erfgenaam dan wel bloed- of aanverwante niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. Het is daarbij niet relevant of de andere erfgenamen de nalatenschap hebben aanvaard of verworpen.
De Wet op de lijkbezorging (Wlb) is geen verplichte ‘voorliggende voorziening’. Het uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden verantwoordelijk zijn voor het regelen van de uitvaart. Pas als de nabestaanden geen opdracht geven voor de uitvaart is de Wlb van toepassing. Een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering en/of nalatenschap zijn wel voorliggende voorzieningen.
Een erfgenaam dan wel bloed- of aanverwant kan bijzondere bijstand krijgen voor de noodzakelijke kosten van de begrafenis of crematie van een overledene. De volgende kosten zijn noodzakelijk:
De hoogte van de bijzondere bijstand voor de uitvaartkosten is maximaal € 5.000,-. Dit bedrag mag op basis van de lijst van noodzakelijke kosten naar eigen inzicht worden besteed. Bij de bepaling van de hoogte van de bijstand worden twee situaties onderscheiden:
Als één van de ouders overlijdt, gaat de boedel naar de langstlevende ouder. De kinderen hebben een vordering op deze ouder. Er wordt op basis van de wet geen rekening gehouden met toekomstige vorderingen, omdat de kinderen hier nog niet over kunnen beschikken. Als de langstlevende ouder bijzondere bijstand aanvraagt, dan houden we rekening met de volledige baten uit het nalatenschap, zonder rekening te houden met de vorderingen van de kinderen. De kinderen komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, omdat de langstlevende ouder alle begrafeniskosten uit de boedel moet betalen.
Wanneer voor dezelfde uitvaartkosten door meerdere personen bijzondere bijstand aangevraagd wordt in verschillende gemeenten, moet er afstemming plaatsvinden met de andere gemeente(n).
Als er geen nabestaanden zijn en de bijzondere bijstand wordt aangevraagd door iemand die zich daartoe moreel verplicht voelt, dan moet het volledige nalatenschap van de overledene in mindering worden gebracht op het bedrag van de noodzakelijke kosten. Het verzoek wordt opgemaakt op naam van de overledene en de kosten worden vergoed zonder rekening te houden met het inkomen van degene die de opdracht tot uitvaart heeft gedaan.
In deze Nadere regels wordt verstaan onder:
sociaal medische indicatie (SMI): noodzakelijke indicatie om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming in kosten voor noodzakelijke kinderopvang: als gevolg van lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen van de ouder of; om een dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand van het kind op te heffen of te verminderen;
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-304386.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.