Regeling rechtspositie burgemeester en wethouder gemeente Coevorden 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden,

 

gelezen het voorstel van 13 mei 2020, nummer 36220-2020;

 

gelet op de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 3.3.2, 3.3.3, tweede lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

 

besluit

 

vast te stellen de volgende regeling: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Coevorden 2020.

 

 

 

 

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • d.

    wethouder: lid van het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 2 Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders

Dit artikel bevat geen tekst.

 

Artikel 2a Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    De reis- en verblijfkosten als bedoeld in de Rechtpositieregeling decentrale politieke ambtsdragers worden alleen aan burgemeester en wethouders vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze regeling.

 

Artikel 2b Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Voor een dienstreis in het gemeentelijk belang buiten Nederland is vooraf toestemming van het college vereist.

  • 2.

    Bij het verzoek om toestemming dient vooraf een opgave te worden gedaan van de noodzakelijke en redelijkerwijs te maken studie-, reis- en verblijfkosten.

  • 3.

    Het college kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

 

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de vervulling van hun functie dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de gemeentesecretaris.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De gemeentesecretaris beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

 

Artikel 4. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

 

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

 

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen of

    • c.

      betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend bij de gemeentesecretaris.

 

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2019.

 

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Coevorden 2020.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden, 13 mei 2020,

Burgemeester en wethouders van Coevorden,

De gemeentesecretaris, de burgemeester,

B.de Vries B.J. Bouwmeester

Toelichting regeling rechtspositie burgemeester en wethouders 2020

 

NB : Deze toelichting is geschreven met de (mogelijke) keuzes die in deze modelregeling gemaakt zijn in gedachten. Als een individuele gemeente op punten andere keuzes maakt, dan sluit deze toelichting mogelijk niet aan. Wel kan ze uiteraard als basis dienen voor een door de gemeente zelf op te stellen toelichting. Voor een goed beeld dient deze modelregeling in samenhang met de hierbij behorende ledenbrief gelezen te worden.

 

ALGEMEEN DEEL

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van burgemeesters en wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden. Indien een gemeente besluit om nadere regels te stellen, zijn een aantal regels van belang.

 

In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

Deze regeling is een (nadere) uitwerking van de gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeesters en wethouders.

 

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat burgemeesters en wethouders wél ambtenaar in formele zin zijn, worden zij fiscaal behandeld als ware zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er wordt daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffingen ingehouden.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op wethouders en burgemeesters. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-Pensioenregeling.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders.

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat een auto ter beschikking kan worden gesteld. Dit kan een dienstauto zijn, maar ook een leaseauto. Zowel in het geval van een dienstauto als bij een leaseauto is sprake van een ter beschikking gestelde auto. Het financieringsarrangement kan verschillend zijn; het fiscaal regime geldt voor beide soorten auto’s onverkort. Op grond van het onderhavige artikel kan ook een gemeenschappelijke auto ter beschikking worden gesteld. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de situatie dat het hele dagelijks bestuur gebruikmaakt van de auto, of dat de leden van het dagelijks bestuur gebruik maken van gecontracteerd vervoer op afroep.

 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen het gebruik van een ter beschikking gestelde auto voor zakelijke doeleinden en/of bestuurlijke doeleinden. Onder zakelijk gebruik wordt verstaan het fiscaal-zakelijk gebruik. Hieronder vallen ritten voor woon-werkverkeer, dienstreizen en ritten voor ambtsgebonden ( qq -) functies.

Als bijvoorbeeld een wethouder zijn gemeente vertegenwoordigt en daarvoor een ter beschikking gestelde auto gebruikt, is er vanuit zijn functie als wethouder bezien sprake van zakelijk gebruik van die auto. Ook bij de onbezoldigde commissies en functies van de VNG neemt de Belastingdienst het standpunt in dat sprake is van zakelijke ritten voor burgemeesters en wethouders.

 

Bij (andere) bestuurlijke commissies of adviescolleges kan zich echter de situatie voordoen dat iemand deelneemt op grond van deskundigheid en reputatie, en niet uitsluitend als bijvoorbeeld burgemeester van een bepaalde gemeente. In dat geval zal de Belastingdienst eerder aannemen dat de bezoldigde nevenfunctie, waarvan de bezoldiging niet in de gemeentekas wordt gestort, niet wordt vervuld in de hoedanigheid van het ambt, en dat er dus sprake is van een niet-zakelijke rit.

Fiscaal gezien wordt al het andere gebruik dan zakelijk gebruik voor het ambt aangemerkt als gebruik voor privé-doeleinden , waarop de Regeling privégebruik auto van de werkgever (de zogenoemde bijtellingsregeling) van toepassing is. Omdat het niet redelijk is dat de ambtsdrager geconfronteerd wordt met extra belasting in verband met autoritten die hij in het kader van de uitoefening van zijn functie maakt, wordt hem deze belasting op grond van het zesde lid vergoed. Daar staat tegenover dat vergoedingen die de betrokken ambtsdrager voor het gebruik van de auto uit anderen hoofde ontvangt, ten goede komen aan de gemeente(kas).

 

In het achtste lid is mogelijk gemaakt dat het college van burgemeester en wethouders kan besluiten dat een ter beschikking gestelde auto ook privé (althans voor andere doeleinden dan zakelijke of bestuurlijke) mag worden gebruikt. Dit geldt echter niet voor gemeenschappelijke auto’s en gecontracteerd vervoer. Voor het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto moet de ambtsdrager een maandelijkse bijdrage aan de gemeente betalen. Bovendien wordt hem de belasting via de bijtellingsregeling niet vergoed. Wel mogen de kosten van de maandelijkse bijdrage voor het privégebruik van de auto in mindering worden gebracht op de fiscale bijtelling. Gemeenschappelijke auto’s en gecontracteerd vervoer mogen ingevolge het tweede lid van het onderhavige artikel alleen ter beschikking worden gesteld voor zakelijke doeleinden. Deze beperking houdt verband met onwenselijke fiscale complicaties.

 

Voorts is geregeld dat een burgemeester of wethouder die gebruik maakt van een ter beschikking gestelde auto geen aanspraak kan maken op reiskostenvergoedingen (inclusief vergoeding voor woon-werkverkeer), wanneer hem (persoonlijk) een auto ter beschikking is gesteld. Als hem niet persoonlijk een auto ter beschikking is gesteld, maar hij maakt wel gebruik van een gemeenschappelijke auto of gecontracteerde auto, ontvangt hij alleen voor de desbetreffende ritten geen vergoeding

 

Samenvattend heeft een college dus verschillende mogelijkheden als het een auto ter beschikking wil stellen aan één of meer leden van dat college. De volgende situaties worden nu onderscheiden die elk een ander rechtspositioneel gevolg hebben.

 

Ingeval van een auto voor één ambtsdrager zijn er drie mogelijkheden voor het gebruik:

uitsluitend zakelijk: geen bijtelling;

zakelijk en bestuurlijk: bijtelling wordt vergoed;

zakelijk en bestuurlijk en echt privé: bijtelling wordt niet vergoed en betrokkene betaalt een eigen bijdrage per maand voor de echte privékilometers.

 

Bij gebruik van een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep is er vanwege de beschreven ongewenste fiscale consequenties, maar één optie: uitsluitend zakelijk en dus geen bijtelling.

 

Een rittenadministratie zal vrijwel altijd nodig zijn. Als de auto alleen zakelijk wordt gebruikt, is een rittenadministratie nodig voor de fiscus. Ritten-administratie is voor de fiscus niet nodig als de auto niet alleen zakelijk maar ook bestuurlijk mag worden gebruikt. In dat geval volgt namelijk automatisch fiscale bijtelling. Rittenadministratie is verder nodig als de auto ook «echt» privé mag worden gebruikt (in die zin dat de auto ook wordt gebruikt voor ritten die noch zakelijk, noch bestuurlijk zijn). In dat geval is rittenadministratie weliswaar niet vereist voor de fiscus, maar wel voor de gemeente.

 

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

 

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

 

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan het college nadere regels stellen voor de eigen scholing.. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris.

 

Artikel 4. Informatie en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking op grond van een bruikleenovereenkomst. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Een computer is een desktop, een tabletcomputer of een laptop. Er mag slechts één computer verstrekt worden.

 

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de bestuurder loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen

 

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen op welk moment vergoedingen en onkosten betaald worden aan burgemeesters en wethouders. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kan dit artikel uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee burgemeester en wethouders gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Burgemeester en de wethouders declareren hun kosten bij de secretaris.

 

 

 

Naar boven