2 Openbare orde
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie/en of een Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 4.
Het is verboden zich te begeven naar, of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 5.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
- 6.
Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
- 7.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:2 Optochten
(Gereserveerd)
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voor van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:4 Afwijking termijn
(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
(Vervallen, opgenomen in artikel 2:3)
Afdeling 3. Beperking verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Artikel 2:6 Beperking aanbieden en dergelijke van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
(Gereserveerd)
Afdeling 4. Vertoningen op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:8 Dienstverlening
(Gereserveerd)
Artikel 2:9 Straatartiest en dergelijke
- 1.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats
- 1.
Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
- 2.
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
- a.
indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b.
wanneer niet ten minste een vrije doorgang van 1,1 m wordt gelaten op voetpaden en van 3,5 m op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer;
- c.
indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:25;
- b.
terrassen als bedoeld in artikel 2:28;
- c.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;
- d.
- 4.
Tevens is het verbod in het eerste lid niet van toepassing op (bouw)-objecten die worden geplaatst buiten de vesting Naarden en buiten de vesting Muiden voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
degene die voornemens is een bouwplaats in te richten, doet daarvan uiterlijk 5 werkdagen van tevoren een melding aan het college;
- b.
er geen sprake is van een bouwplaats inrichting als bedoeld in de uitvoeringsregel: ‘Nadere uitvoeringsregels ten aanzien van bouwobjecten’ die deel uitmaakt van deze verordening.
- c.
de plaatsing van het object niet langer duurt dan twaalf weken gerekend vanaf de datum van melding aan het college.
- d.
Er wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in de uitvoeringsregel: ‘Nadere uitvoeringsregels ten aanzien van bouwobjecten’ die deel uitmaakt van deze verordening.
- e.
Het (bouw)-object dient te passen binnen een parkeervak (lengte 4.50 m x 2.40 m).
- 5.
Tevens is het verbod in het eerste lid niet van toepassing op het plaatsen van een oplaadpaal mits de oplaadpaal op verzoek van het college wordt geplaatst.
- 6.
Het college stelt nadere regels voor de categorieën, bedoeld in het vierde lid.
- 7.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de provinciale wegenverordening.
- 8.
Het college kan in het belang van de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.
- 9.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:10 a Vastmaken van voorwerpen
- 1.
Het is verboden voorwerpen aan te brengen boven of over de weg of vast te maken aan bomen of aan objecten die zijn bestemd voor of gebruikt worden ten behoeve van de openbare dienst.
- 2.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op AO-(aankondigings-)displays in de kernen Bussum en Naarden;
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op het laden van elektrische voertuigen mits snoeren e.d. zo bevestigd zijn dat daar er geen gevaar voor derden ontstaat.
- 4.
Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.
- 5.
Op de ontheffing bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. ff
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
- 2.
De vergunning wordt verleend:
- a.
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, voor zover de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
- b.
door het college in de overige gevallen.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
- 4.
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, het provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
- 5.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg
- 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
- a.
ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
- b.
indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
- c.
indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
- d.
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
- e.
indien ten behoeve van het maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg, het aanleggen danwel het gebruiken van een parkeer- laad en losgelegenheid op de gronden in strijd is met de voorschriften van het bestemmingsplan en er geen planologische afwijking verleend kan worden en het college niet bereid is om een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de provinciale wegenverordening.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
(Gereserveerd)
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
(Gereserveerd)
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
- 1.
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
- 2.
Het is verboden groen te laten overhangen dan wel (grof) tuinafval te plaatsen of te doen plaatsen op de openbare weg.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:17 Kelderingangen en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
- 1.
Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende de periode waarin fase 2 is afgegeven volgens het droogte- indicatie van de brandweer (www.natuurbrandrisico.nl) of een door het college aangewezen periode;
- b.
voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- 2.
De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
- 3.
De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
(Gereserveerd)
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
(Gereserveerd)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
- 1.
Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
(Gereserveerd)
Artikel 2:24 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoop- en theatervoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening;
- g.
sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.
- 2.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
- c.
een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- e.
een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement);
- f.
een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
- 3.
De vergunning dient tenminste 3 maanden voor de datum van het evenement te worden aangevraagd.
- b.
een aanvraag om een vergunning voor het evenement wordt ingediend op een door het bevoegd gezag beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
- 5.
het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen
- 6.
het evenement tussen 10.00 en 24.00 uur plaats vindt;
- 7.
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;
- 8.
het evenement geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
- 9.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 m2 per object;
- 10.
- 11.
de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester;
- 12.
de melding als bedoeld onder g is gedaan op een door het bevoegd gezag beschikbaar gesteld meldingsformulier.
- 13.
De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement, een straatfeest of buurtbarbecue verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 14.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
- 15.
Het vierde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
- 16.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- 17.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
- 1.
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
- 2.
Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.
- 3.
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie (Outlaw Motorcycle Gang) die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege en doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
- 4.
Het verbod van lid 3 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
- 5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder evenement verstaan elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak en een herdenkingsplechtigheid.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder openbare inrichting:
- I.
een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, nachtclub, buurthuis of clubhuis, sportkantine;
- II.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt;
- b.
zonering: Het Horecabeleid Gooise Meren geeft aan in welke delen van de kern Bussum welke categorie horeca mogelijk is.
- 2.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit, tenzij en voor zover voor de exploitatie van de openbare inrichting bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit is afgeweken.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:
- a.
de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of b. de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:
- a.
- b.
- c.
een bedrijfskantine of – restaurant.
- 5.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester ingeval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij de inrichting behorende terrassen, voor zover deze zich op de weg bevinden, over ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
- 6.
Onverminderd het gestelde in het tweede en derde lid kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij de inrichting behorende terrassen weigeren:
- a.
indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
- b.
indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
- 7.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde nadere regels stellen ten aanzien van terrassen.
- 8.
Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27 onder a, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven buiten de voor de inrichting geldende openingstijdstippen. Deze tijdstippen zijn afhankelijk van de kern waarin de inrichting is gelegen en zijn opgenomen in het Horecabeleid Gooise Meren.
- 2.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
- 4.
Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
- 5.
Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
- 6.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:30 a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
- 5.
Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;
Artikel 2:31 a Zwarte lijst
- 1.
De burgemeester kan een persoon die zich naar zijn oordeel, al dan niet onder invloed van alcoholhoudende drank of andere geestverruimende middelen, in –of in de directe omgeving van de in de gemeente Gooise Meren gevestigde horecabedrijven- ernstig heeft misdragen, op de zwarte lijst plaatsen.
- 2.
Het is de houder van een inrichting, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, verboden in die inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot zijn gezin behorende personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank, danwel geestverruimende middelen plegen te maken, dan wel zich anderszins ernstig misdragen en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven.
- 3.
Het is aan een persoon wiens naam ingevolge het bepaalde in het tweede lid door de burgemeester aan de houders van inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:27 eerste lid, is opgegeven, verboden zich in een dergelijke inrichting te bevinden nadat hij door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld.
- 4.
Het verbod in het derde lid geldt voor een bepaalde periode, die niet langer is dan een jaar.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34 (Para-commerciële) Horeca
Deze materie is geregeld in de Verordening Drank- en Horecawet Gooise Meren 2017.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Definitie
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
(Gereserveerd)
Artikel 2:37 Nachtregister
(Gereserveerd)
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
- 1.
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
- 2.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
- b.
speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen; en
- c.
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
- 3.
De burgemeester weigert de vergunning:
- a.
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
- b.
indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit, tenzij en voor zover voor de exploitatie van de speelgelegenheid bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit is afgeweken.
- 4.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
Wet: de Wet op de kansspelen;
- b.
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;
- c.
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
- d.
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
- 2.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
- 3.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het verbod bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 5.
Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
- 7.
De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
- 1.
Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44 a Vervoer van geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of omwonenden van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden:
- a.
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 250a. Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
- 1.
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
- 2.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen en dergelijke
Het is verboden op een openbare plaats een (snor)-fiets, bromfiets, bakfiets of scooter te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
- a.
dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; of
- b.
daardoor die ingang versperd wordt; of
- c.
hierdoor de vrij doorgang wordt belemmerd.
Artikel 2:52 Overlast van (snor)-fiets, bakfiets, bromfiets of scooter
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een (snor)- fiets, bakfiets, scooter of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
- 1.
Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden.
- 2.
Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.]
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
(Gereserveerd)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
(Gereserveerd)
Artikel 2:56 Alarminstallaties
(Gereserveerd)
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;
- c.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd; of
- d.
op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
- a.
die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
- b.
die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
- 3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59 a Gevaarlijke honden op eigen terrein
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
(Gereserveerd)
Artikel 2:61 Wilde dieren
(Gereserveerd)
Artikel 2:62 Loslopend vee
(Gereserveerd)
Artikel 2:63 Duiven
(Gereserveerd)
Artikel 2:64 Bijen
- 1.
Het is verboden bijen te houden:
- a.
binnen een afstand van 6 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;
- b.
binnen een afstand van 6 meter van de weg.
- 2.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woningen of gebouwen bedoeld in dat lid.
- 3.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement
- 4.
Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:65 Bedelarij
(Gereserveerd)
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar, de handelaar aangewezen op grond van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2.
van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
- 3.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste veertien dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
- e.
de opkoper dient gebruik te maken van het digitale Opkopers Register (DOR)
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste veertien dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
(Gereserveerd)
Artikel 2:71 Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
- 2.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73 a Gebruik van vuurwerk buiten de jaarwisselingperiode
Het afsteken van vuurwerk, buiten de jaarwisselingperiode, is verboden. Alleen erkende en gecertificeerde bedrijven mogen, indien zij in het bezit zijn van een ontbrandingstoestemming of ‘akkoord verklaarde melding’, vuurwerk tot ontbranding brengen waarbij rekening moet worden gehouden met de volgende beperkingen, onder 1, 2 en 3:
- 1.
Het is verboden tussen 23.00 uur en 10.00 uur vuurwerk (consumentenvuurwerk, theatervuurwerk en professioneel vuurwerk) op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te gebruiken.
- 2.
Het is verboden (consumentenvuurwerk, theatervuurwerk en professioneel vuurwerk) op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te gebruiken als dit gevaar en of schade kan veroorzaken.
- 3.
Het is verboden vuurwerk (consumentenvuurwerk, theatervuurwerk en professioneel vuurwerk) te gebruiken in de directe omgeving van ziekenhuizen, bejaardenhuizen en inrichting waarin dieren worden verzorgd of opgevangen.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod uit lid 1van dit artikel.
Afdeling 14. Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan wegen of openbare plaatsen post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan wegen binnen de gemeente Gooise meren in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om middelen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, al dan niet tegen betaling, of daarop gelijkende waar, te koop aan te bieden.
Artikel 2:74 a Openlijk drugsgebruik
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg, op een voor een publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op voorwerpen of activiteiten die in het belang van de volksgezondheid, in het bijzonder de preventie, de bestrijding van drugsverslaving of de hulpverlening aan verslaafden, van overheidswege worden bevorderd of goedgekeurd.
Artikel 2.74 b Verboden Lachgas
- 1.
Onder lachgas wordt verstaan: (distikstofmonoxide, N2O), een anorganische verbinding van stikstof en zuurstof met als bruto formule N2O, waarvan de verkoop en het gebruik - al dan niet in combinatie met gaspatronen, ballonnen, (slagroom)spuiten of een tank - voor recreatieve doeleinden plaatsvindt.
- 2.
Het is verboden op openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen, die deel uitmaken van een door het college respectievelijk de burgemeester aangewezen gebied, lachgas te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of al dan niet tegen betaling aan te bieden of te verwerven.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49 of 2.50 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Gooise Meren groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
- 2.
De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van de volgende andere plaatsen:
Station Naarden-Bussum en Station Bussum Zuid.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde schriftelijk is bekendgemaakt, verboden zich gedurende een in de bekendmaking genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd.
- 2.
De burgemeester beperkt het in het eerste lid genoemde verbod indien dat in verband met persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
- 3.
De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
- b.
- c.
- d.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- e.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- f.
intimidatie in woord en / of geschrift van derden vanuit een woning of een erf.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1
Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
- -
gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
- -
incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen en die maximaal één etmaal duurt;
- -
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
- 1.
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten in de daarbij aangewezen gebieden gedurende de daarbij aangewezen dagen en dagdelen.
- 2.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten in de daarbij aangewezen gebieden gedurende de daarbij aangewezen dagen en dagdelen.
- 3.
Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
- 4.
Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
- 5.
Tijdens een collectieve festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) als gevolg van de inrichting, gemeten invallend op de gevel van geluidgevoelige gebouwen, niet meer bedragen dan 75/80 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid, de meteo-correctieterm en de bedrijfsduurcorrectieterm alsmede de meteoraamcondities worden buiten beschouwing gelaten.
- 6.
Tijdens een collectieve festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) als gevolg van de inrichting, gemeten binnen in- of aanpandige woningen van derden, niet meer bedragen dan 60 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm worden buiten beschouwing gelaten.
- 7.
De geluidswaarde bedoeld in het vijfde en zesde lid is inclusief onversterkte muziek.
- 8.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – pas na 11.00 uur plaats te vinden en uiterlijk om 24.00 uur te worden beëindigd.
- 9.
Het college kan afwijken van de geluidsnormen genoemd in lid 5 en 6 en het in lid 8 genoemde tijdstip.
- 10.
In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen van de gemeente:
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
- 1.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 219a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
- 2.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 lid 1 van het Activiteitenbesluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
- 3.
Het college stelt een formulier vast voor het doen van een melding.
- 4.
De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
- 5.
De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
- 6.
Tijdens een incidentele festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) als gevolg van de inrichting, gemeten invallend op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1.5 meter, niet meer bedragen dan 60 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid, de meteo-correctieterm en de bedrijfsduurcorrectieterm alsmede de meteoraamcondities worden buiten beschouwing gelaten.
- 7.
Tijdens een incidentele festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) als gevolg van de inrichting, gemeten binnen in- of aanpandige woningen van derden, niet meer bedragen dan 50 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm worden buiten beschouwing gelaten.
- 8.
De geluidswaarde als bedoeld in het zesde en zevende lid is inclusief onversterkte muziek.
- 9.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a,2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit wet milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening - pas na 11.00 uur gestart en uiterlijk om 24.00 uur beëindigd. In afwijking hiervan mag voor een festiviteit die aanvangt op een vrijdag of een zaterdag een eindtijd aangehouden worden van uiterlijk 01.00 uur. Dit geldt eveneens voor de in lid 2 genoemde mogelijkheid om de verlichting langer in werking te houden. (Tijdens de festiviteit van zondag tot en met donderdag 24.00 uur en op vrijdag of zaterdag is de eindtijd 01.00 uur).
- 10.
De geluidsnorm als bedoeld in het zesde en zevende lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte. Voor het ten gehore brengen van muziek in de buitenruimte van de inrichting zijn de nadere regels als bedoeld in artikel 2:25 van deze verordening van toepassing voor zover het betreft de geluidsnorm, de tijden waarop muziek ten gehore mag worden gebracht en de frequentie van deze festiviteit.
- 11.
Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 a Traditioneel schieten
- 1.
In dit artikel wordt onder traditioneel schieten onder andere verstaan: het schieten met een kanon, zijnde een op een affuit geplaatst antiek vlakbaangeschut van het type voorlader, dat een museale functie heeft of wordt gebruikt ter opluistering van culturele of andere evenementen.
- 2.
Zonder ontheffing van het college van burgemeester en wethouders is het verboden traditioneel te schieten.
- 3.
Een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu.
Artikel 4:5 b Geluidhinder in de openlucht
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 c Geluidhinder door dieren
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 d Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 e Geluidhinder door vrachtauto’s
(Gereserveerd)
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
- 1.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
- 2.
Onder het eerste lid wordt onder andere mede begrepen de geluidhinder buiten een inrichting die wordt veroorzaakt door: geluidsapparaten in de openlucht, geluidhinder door dieren, geluidshinder door vrachtauto’s, motorvoertuigen, bromfiets en vrachtauto’s.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 4.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale milieuverordening.
- 5.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 4:6 a Mosquito
(Gereserveerd)
Artikel 4.6b Geluidshinder door bromfietsers e.d.
(Gereserveerd)
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Straatvegen
(Gereserveerd)
Artikel 4:7 a Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten en het achterlaten van straatafval
(Gereserveerd)
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
(Gereserveerd)
Artikel 4:9a Ballonnen oplaten
- 1.
Het is verboden ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen, op te laten stijgen.
- 2.
Onder een ballon wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, sfeerballon, geluks-lampion, Thaise wensballon, papierballon en geluks-ballon, dan wel een voorwerp dat door middel van open vuur of gas opstijgt en zonder sturing wegdrijft.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 4.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een heteluchtballon, zijnde een luchtvaartuig.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen, zowel vitaal als afgestorven, met een diameter van 25 cm of meer op 1,30 meter boven maaiveld, c.q. stamomtrek van minimaal 78,5 cm. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam.
In afwijking van het hiervoor gestelde kan de diameter kleiner zijn dan 25 cm op 1,30 meter hoogte boven maaiveld, indien sprake is van:
- -
- -
een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in artikelen 4:12a en 4:12b van deze verordening;
- b.
hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
- c.
waardevolle boom: boom die is aangeduid op de door het college vastgestelde zogenoemde groene kaart en de lijst waardevolle bomen;
- d.
waardevol gebied: gebied dat door het college wordt aangewezen op de zogenoemde groene kaart. Elke boom in een waardevol gebied is een waardevolle boom;
- e.
boomwaarde: de monetaire vervangingswaarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB);
- f.
bomenrapport: onderzoek naar de conditie en vitaliteit van de boom uitgevoerd door een European Tree Technician (ETT) en/of een gediplomeerd boomtechnisch adviseur;
- g.
bomen effect analyse (BEA): een gestandaardiseerde beoordeling die alle mogelijke effecten van de bouw of aanleg op het duurzaam voorbestaan van het houtopstand in beeld brengt, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting;
- h.
groene kaart: de door het college vast te stellen topografische overzichtstekening met daarop in ieder geval aangegeven de waardevolle bomen en de waardevolle gebieden;
- i.
herplantplicht: de verplichting om één of meer vervangende bomen te planten;
- j.
illegale kap: het vellen van houtopstanden zonder de daartoe vereiste omgevingsvergunning van het bevoegd gezag;
- k.
bomenfonds: fonds ten behoeve van instandhouding en uitbreiding van houtopstanden;
- l.
publieke houtopstanden: houtopstanden die publiek eigendom zijn of zich in de openbare ruimte bevinden.
- 2.
In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, het snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandalaberen, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
- 1.
Het college stelt de lijst waardevolle bomen en de groene kaart (met de daarop aangegeven waardevolle gebieden en waardevolle bomen) vast.
- 2.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen, te verplanten of te doen vellen die:
- a.
als waardevolle boom zijn aangeduid op de groene kaart en de lijst waardevolle bomen;
- b.
zich bevinden in een waardevol gebied zoals aangeduid op de groene kaart, of
- c.
minder dan 10 jaar geleden zijn aangeplant ingevolge een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in artikel 4:12a, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 4:12b, eerste en derde lid.
- 3.
Het bevoegd gezag kan van de indiener van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vellen van een waardevolle boom of een boom in een waardevol gebied verlangen dat een bomenrapport en/of een bomen effect analyse wordt overgelegd.
- 4.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
- a.
de natuurwaarde van de houtopstand;
- b.
de landschappelijke waarde van de houtopstand;
- c.
de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
- d.
de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
- e.
de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of
- f.
de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
- 5.
Het college kan omgevingsvergunning verlenen tot direct vellen van houtopstanden die onderdeel zijn van het onder artikel 4.11 gestelde indien sprake is van acuut gevaar of een vergelijkbaar spoedeisend belang. Het besluit treedt indien nodig onmiddellijk in werking en wordt in dat geval nadien bekend gemaakt. Aan de noodkap worden voorwaarden gesteld op straffe van de sanctie van intrekking van de toestemming:
- -
binnen 5 werkdagen na het geven van de toestemming van het college moet er uitvoering gegeven zijn aan de noodkap;
- -
binnen 5 werkdagen na het geven van de toestemming van het college van burgemeester en wethouders om tot noodkap over te gaan, moet er schriftelijk een aanvraag ingediend te worden
- 6.
Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
- 7.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 4:12 Aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
(Gereserveerd)
Artikel 4:12 a Bijzondere vergunningsvoorschriften
- 1.
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in deze afdeling kan in ieder geval worden verbonden het voorschrift dat:
- a.
binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant;
- b.
indien niet ter plaatse kan worden herplant, een geldelijke bijdrage gelijk aan de boomwaarde gestort dient te worden in het bomenfonds;
- c.
de omgevingsvergunning vervalt, indien daarvan niet binnen één jaar na dagtekening van de vergunning gebruik is gemaakt.
- 2.
In het voorschrift bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, wordt bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.
- 3.
Onverminderd het eerste lid kunnen aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden ter bescherming van nabijgelegen houtopstanden en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.
Artikel 4:12 b Herplant-/instandhoudingsplicht
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen voor regulier vellen, noodkap en illegale kap aan de eigenaar/zakelijke gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, een herplantplicht opleggen, dan wel verplichten de boomwaarde als bijdrage te storten in het bomenfonds, overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen en binnen een door hen te stellen termijn.
- 2.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.
- 3.
Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar/zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen en binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:12 c Bescherming publieke houtopstand
Het is verboden om publieke houtopstanden:
- -
- -
te bekladden of te beplakken;
- -
te snoeien, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.
Artikel 4:12 d Bestrijding van bomenziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van bomenziekten of voor vermeerdering van verspreiders van dergelijke ziekten, is de rechthebbende, na aanschrijving door burgemeester en wethouders, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn die maatregelen te treffen die burgemeester en wethouders noodzakelijk achten ter voorkoming van verspreiding van bomenziekten of vermeerdering van verspreiders van dergelijke ziekten.
Artikel 4:12 e Illegale kap
- 1.
Als zonder omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden, dan wel als deze houtopstanden op andere wijze teniet zijn gegaan, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar de verplichting opleggen dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen moet worden herplant.
- 2.
Indien redelijkerwijs niet (volledig) kan worden voldaan aan de herplantplicht uit lid 1, kan het bevoegd gezag, in afwijking van lid 1, aan de eigenaar de verplichting opleggen dat moet worden overgegaan tot het storten van een financiële bijdrage in de zin van extra leges zoals vastgesteld in de legesverordening Gooise Meren.
- 3.
Indien houtopstanden in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar de verplichting opleggen om:
- a.
overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
- b.
een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.
- 4.
De eigenaar is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:
- a.
het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van deze houtopstanden, anders dan door het (doen) vellen op grond van een verleende omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden;
- b.
omstandigheden die het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van deze houtopstanden tot gevolg kunnen hebben, zoals de uitvoering van werkzaamheden.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
(Gereserveerd)
Artikel 4:14 Reinigen en conserveren van vaste objecten
(Gereserveerd)
Artikel 4:15 Het aanbrengen van handelsreclame
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning als zakelijk gerechtigde of gebruiker van een zaak het aanbrengen of doen aanbrengen van handelsreclame, opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten of constructies, in welke vorm ook.
- 2.
In afwijking van artikel 1:8 wordt een vergunning slechts geweigerd indien;
- a.
door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving;
- b.
de handelsreclame in strijd is met de bepalingen uit de geldende Welstandnota c.q het in Gooise Meren van toepassing zijnde reclamebeleid;
- c.
de handelsreclame wordt aangevraagd op/aan/ in een bouwwerk en het college niet bereid is om een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.
- 4.
Het verbod bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op:
- a.
opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten of constructies die niet zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een spoorweg of openbaar water;
- b.
opschriften, aankondigingen, afbeeldingen of constructies in het belang van het openbaar verkeer;
- c.
abri’s ten behoeve van het openbaar vervoer; en
- d.
- 5.
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van reclameborden.
Artikel 4:16 Vergunningplicht lichtreclame
(Gereserveerd)
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Definitie
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
- 1.
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd, of waarvoor bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan is afgeweken.
- 2.
Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
- 3.
Met uitzondering van door het college aangewezen plaatsen geldt het verbod niet voor het gedurende maximaal 24 uur plaatsen en geplaatst houden van een eenvoudig (nachtelijk) onderkomen met een maximale oppervlakte van 7 m2 voor gebruik door sportvissers tijdens de uitoefening van de hengelsport.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.
- 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:
- a.
de bescherming van natuur en landschap; of
- b.
de bescherming van een stadsgezicht.
- 6.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
- 1.
Het verbod van artikel 4:18, eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 2.
Het college kan daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen genoemd artikel 4:18, vijfde lid, onder a en b.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 1. Parkeerexcessen
Artikel 5:1 Definities
(Vervallen)
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
- 1.
Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 3.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
- 1.
Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
- 1.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de weg. Verplaatsen van het voertuig is niet toegestaan en heft de overtreding niet op.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 3.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
- 2.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
- 3.
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
- 4.
Het verbod in het tweede lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
- 5.
Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
- 6.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:9 Uitzichtbelemmerende voertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat, al dan niet met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
(Gereserveerd)
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
- 1.
Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing:
- a.
- b.
op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; en
- c.
op voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
- 3.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:12 Overlast van (bak)-fiets, snorfiets, bromfiets, motor of scooter
- 1.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen (bak)-fietsen, bromfietsen, scooters, snorfietsen of motoren onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
- 2.
Het is verboden langer dan langer 12 weken (bak)-fietsen, bromfietsen, snorfietsen, motoren of scooters onafgebroken te parkeren ‘weesfietsen’.
- 3.
Het is verboden (bak)-fietsen, snorfietsen, scooters, motoren of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in verwaarloosde toestand verkeren op de weg te laten staan.
- 4.
Het verbod bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing op weggedeelten die zijn aangewezen voor het bedrijfsmatig plaatsen van (bak)-fietsen of bromfietsen voor gebruik door derden.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
- 2.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
- 3.
Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:
- a.
- b.
door een instelling die is ingedeeld in het door het college voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorwaarden plaatsvindt; of
- c.
door een andere, door het college aangewezen instelling.
- 4.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:14 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
- 2.
Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17;
- d.
het bedrijfsmatig plaatsen van fietsen of bromfietsen voor gebruik door derden.
Artikel 5:15 Ventverbod
- 1.
Het is verboden te venten op maandag tot en met zaterdag:
- a.
In de zomerperiode van 21 maart tot 21 september, van 21:00 tot 10:00 uur;
- b.
In de winterperiode van 21 september tot 21 maart, van 17:00 tot 10:00 uur.
- 2.
Het is buiten de in het eerste lid bedoelde periodes verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 3.
Het is verboden te venten op zondag.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het derde lid.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
- 6.
Het verbod in het eerste, tweede en derde lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
- 7.
Het verbod bedoeld in het eerste, tweede en derde lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
(Gereserveerd)
Afdeling 4. Standplaatsen
Artikel 5.17 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
- 2.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
- a.
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24:
- c.
een vaste plaats voor voertuigen.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:
- a.
met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden dan wel diensten aan te bieden;
- b.
anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.
- 2.
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Het in het eerste lid, onder b, gestelde verbod geldt niet:
voor het door de winkelier ten behoeve van de verkoop voor zijn winkel uitstallen van goederen en/of reclameborden voor zover deze objecten zich bevinden binnen een strook van 1,00 meter, gerekend vanuit de voorgevel van een winkel en mits de vrijheid en veiligheid van het verkeer niet in gevaar worden gebracht, en mits het trottoir, gerekend vanuit de voorgevel, ter plekke minimaal 2,50 meter breed is. In voetgangersgebieden dient sprake te zijn van een minimale breedte van 5 meter, gerekend van de voorgevel van een pand tot aan de voorgevel van het tegenoverliggende pand.
- 4.
Voor uitstallingen waarop lid 3 van dit artikel van toepassing is gelden in ieder geval de volgende regels:
- -
de winkelier is verplicht de uitstalling buiten de openingstijden van het bijbehorende winkelpand van de openbare weg te verwijderen;
- -
een uitstalling mag niet voor een winkelingang of -uitgang worden geplaatst;
- -
de maximale hoogte van uitstallingen die niet aan de gevel aansluiten dient 1,50 meter te zijn.
- 5.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt, voor een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
- 6.
In de kern Bussum is het in het eerste lid bedoelde verbod tevens niet van toepassing op het innemen van een standplaats voor de duur van maximaal 3 dagen, mits daarvan tenminste 5 werkdagen van te voren melding wordt gedaan en tevens wordt voldaan aan de nadere regels uit de nota Standplaatsenbeleid Gooise Meren.
- 7.
Burgemeester en wethouders kunnen dienaangaande nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, veiligheid en het uiterlijk aanzien van de gemeente.
- 8.
Een vergunning kan worden geweigerd:
- a.
in het belang van de openbare orde;
- b.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
- c.
indien de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
- d.
in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
- e.
wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
- f.
vanwege strijd met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.
- 9.
Indien dit door of namens de gemeente, de politie of de brandweer wordt geëist in het kader van het algemene belang, de openbare orde of veiligheid, dient de uitstalling geheel of gedeeltelijk te worden verwijderd zonder dat de initiatienemer recht heeft op schadevergoeding.
- 10.
Het college kan in het belang van de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van uitstallingen en reclameborden.
- 11.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale Wegenverordening Noord-Holland dan wel Wet milieubeheer.
- 12.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
(Gereserveerd)
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
- 1.
Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
(Gereserveerd)
Afdeling 5. Snuffelmarkten
Artikel 5:22 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
- 2.
Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a.
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
- 2.
Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet .
- 3.
De burgemeester weigert de vergunning als de snuffelmarkt in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit, tenzij en voor zover voor de snuffelmarkt bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit is afgeweken.
- 4.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 6. Openbaar water
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
- 1.
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
- 2.
Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.
- 3.
De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.
- 4.
Van de melding wordt kennis gegeven [op de in de gemeente gebruikelijke wijze van Bekendmaking.
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
- 1.
Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.
- 2.
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
- a.
nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
- b.
beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
- 1.
Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
- 2.
De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Holland.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:27a Naardermeer
- 1.
Het is verboden zich te bevinden in of op het water van het Naardermeer.
- 2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de rechthebbende op het Naardermeer en degene die daar verblijft met diens uitdrukkelijke toestemming.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
(Gereserveerd)
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
(Gereserveerd)
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
(Gereserveerd)
Artikel 5:30 a Maximumsnelheid op openbaar water
(Gereserveerd)
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
- 1.
Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
- 2.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31 a Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 5:32 Crossterreinen
- 1.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
- 2.
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
- c.
in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
- 1.
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.
- 2.
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
- a.
het voorkomen van overlast;
- b.
de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van het publiek.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
- a.
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten en van buitengewone opsporingsambtenaren met opsporingsbevoegdheid ten aanzien van het faunabeheer;
- b.
die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- c.
die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
- d.
van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- e.
voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
- 4.
Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
- a.
op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
- b.
binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
- 5.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 6.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
- 1.
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
- 2.
Het verbod geldt niet gedurende fase 1 volgens het droogte indicatiesysteem van de brandweer (www.brandweergooienvechtstreek.nl) en voorzover het betreft:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
vuur voor koken, bakken en braden, indien geen afvalstoffen worden verbrand.
- 3.
Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
- 5.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
- 6.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is de lex silencio bij niet tijdig beslissen niet van toepassing.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Definitie
(Gereserveerd)
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
(Gereserveerd)
Artikel 5:37 Hinder of overlast
(Gereserveerd)
Afdeling 10 Kitesurfen en kiten
Artikel 5:38 Kitesurfen
- 1.
Het is het gehele jaar verboden te kitesurfen en te kiten in het gebied zoals aangegeven op de tekening “Kitsurfstrand” (bijlage 4).
- 2.
Het is het gehele jaar verboden in het in het eerste lid aangewezen gebied een of meer specifiek aan de kitesurfsport gelieerde voorwerpen, dan wel onderdelen daarvan, voorhanden te hebben.
Artikel 5.39 Zwemgebieden
- 1.
Het is verboden in de periode van 1 juni tot 1 oktober andere vormen van recreatie te bedrijven dan zwemmen in de daartoe aangewezen zwemgebieden, zoals gearceerd op de tekening “Zwemgebied Muiden” (bijlage 4).
- 2.
Het is verboden in de door het bevoegd gezag aangewezen gebieden, uit een oogpunt van openbare orde, veiligheid, gezondheid en milieu, het water te betreden;
- 3.
Het verbod is eveneens van toepassing voor de door het bevoegd gezag aangewezen wateren als er sprake is van vissen door middel van magnetische apparatuur.
Artikel 5.40 Opsporen van voorwerpen in de bodem met een metaaldetector
- 1.
Het is verboden in de openbare ruimte zonder ontheffing van het college een metaaldetector of enig ander voorwerp, bestemd voor het opsporen van wapens en munitie, munten en andere voorwerpen, in gebruik te hebben.
- 2.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing:
- a.
op degene aan wie een opgravingsvergunning als bedoeld in artikel 45 van de Monumentenwet 1988 is verstrekt;
- b.
op degene die bedrijfsmatig wapens en munitie opspoort.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 4.
De ontheffing kan worden geweigerd:
- a.
in het belang van de openbare orde en veiligheid;
- b.
ter bescherming van de woon- en leefomgeving;
- c.
ter bescherming van de flora en fauna.