Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent de heffing en de invordering van precariobelasting (Verordening precariobelasting 2021)

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

 

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 22 september 2020, nummer 2020. ;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting gemeente Haarlemmermeer 2021 (“Verordening precariobelasting 2021”).

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    jaar: een kalenderjaar;

  • b.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • e.

    dag : een periode van 24 uur, aanvangende om 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    terras: een terras als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente;

  • h.

    uitstalling: een uitstalling als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente;

  • i.

    evenement: een evenement als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente;

  • j.

    gemeente: de gemeente Haarlemmermeer

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘precariobelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen waarvoor reeds uit andere hoofde een vergoeding is verschuldigd;

  • d.

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud- of van het hemelwater;

  • e.

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten;

  • f.

    voorzieningen aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • g.

    voorwerpen op de openbare weg bij het houden van een georganiseerde fietstocht of wandelmars van maximaal één dag en bij fiets- en wandelvierdaagsen;

  • h.

    wegwijzers en verkeersaanduidingen van de ANWB en soortgelijke instellingen, uitsluitend geplaatst ten behoeve van het verkeer.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt

Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffen naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, moet de precariobelasting ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 10 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Overgangsrecht

De "Verordening precariobelasting 2020", vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 2019 nummer 2019/0054762 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening precariobelasting 2021".

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 november 2020.

De griffier,

J. van der Rhee, B. Ha

De voorzitter,

M. Schuurmans - Wijdeven

Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening op precariobelasting 2021’

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

  • 1.1

    De belasting bedraagt per strekkende meter, m2, m3, voorzover deze niet afzonderlijk met naam in deze tarieventabel is genoemd:

    • -

      per dag € 0,61;

    • -

      per week € 1,86;

    • -

      per maand € 6,27;

    • -

      per jaar € 47,78.

HOOFDSTUK 2 STANDPLAATSEN EN UITSTALLING

  • 2.1

    De belasting bedraagt per dag voor een vaste standplaats gelegen op een standplaatslocatie genoemd in het stippenplan:

    • a.

      Categorie I € 43,40;

    • b.

      Categorie II € 31,01;

    • c.

      Categorie III € 15,50.

  • 2.2

    De belasting bedraagt voor incidentele standplaatsen, met uitzondering van ideële standplaatsen, € 62,00 per dag.

  • 2.3

    De belasting bedraagt voor een uitstalling € 43,46 per m², per jaar, per uitstallocatie.

HOOFDSTUK 3 VERVALLEN

 

HOOFDSTUK 4 BENZINEPOMPINSTALLATIES

  • 4.1

    De belasting bedraagt voor een benzinepompinstallatie of een vergelijkbare inrichting om motorrijtuigen van vloeibare brandstof te voorzien, dit met inbegrip van de daarbij behorende leidingen en opstelplaatsen per aftappunt, per jaar € 219,71.

  • 4.2

    De belasting bedraagt voor een installatie om motorrijtuigen van water of lucht te voorzien, dit met inbegrip van de daarbij behorende leidingen, per punt, per jaar € 86,93.

  • 4.3

    Voor het hebben van bedrijfspompen wordt de onder 4.1 en 4.2 bedoelde belasting met de helft verminderd.

  • 4.4

    De belasting bedraagt voor een vulput, niet behorend bij een installatie als bedoeld onder 4.1, 4.2 en 4.3, per vulput, per jaar € 21,51.

HOOFDSTUK 5 BUIZEN, KABELS, GELEIDINGEN EN DERGELIJKE

  • 5.1

    De belasting bedraagt voor het hebben van buizen, kabels, geleidingen, kokers of soortgelijke voorwerpen, per strekkende meter, per jaar € 2,50.

HOOFDSTUK 6 RAILS EN TRANSPORTBANEN

  • 6.1

    De belasting bedraagt voor het hebben van rails, per strekkende meter, per jaar € 3,48.

  • 6.2

    De belasting bedraagt voor het hebben van een transportbaan of een dergelijke inrichting, per strekkende meter, per jaar € 5,74.

HOOFDSTUK 7 RECLAMEOBJECTEN

  • 7.1

    De belasting bedraagt voor het hebben van voor tot reclame dienende lichtbakken, lichtapparaten, uithangborden of uithangtekens, uitstalkasten, gevelborden, gevelplaten en andere tot reclamedoeleinden gebezigde objecten, vitrines en automaten, per strekkende meter naar de grootste afmeting, per jaar € 37,25.

  • 7.2

    De belasting bedraagt voor het hebben van aankondigingborden boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor zover bevestigd aan bomen, palen, lichtmasten et cetera, alsmede voor het hebben van borden op de openbare weg, per dag, per aankondigingsbord, € 1,17.

  • 7.3

    De belasting bedraagt in de onder 7.2 opgenomen gevallen tenminste € 16,31.

HOOFDSTUK 8 TERASSEN

  • 8.1

    De belasting bedraagt voor het hebben van een terras € 43,55 per m² per jaar.

HOOFDSTUK 9 SCHUTTINGEN, STEIGERS, BOUWMATERIALEN, DIRECTIEKETEN

  • 9.1

    De belasting bedraagt voor het hebben van schuttingen, steigers of soortgelijke getimmerten, het opslaan van bouwmaterialen, alsmede voor het hebben van directieketen, directiewagens, schaftwagens, werken en dergelijke, per m2 ingenomen grond:

    • -

      per dag € 0,61;

    • -

      per week € 1,86;

    • -

      per maand € 6,27;

    • -

      per jaar € 47,78.

  • 9.2

    De belasting bedraagt in de onder 9.1 genoemde gevallen ten minste € 16,31.

HOOFDSTUK 10 VERKOOPTOESTELLEN EN TIJDELIJKE VERKOOP- EN KANTOORRUIMTES

  • 10.1

    De belasting bedraagt voor het hebben van een automatisch verkooptoestel, niet zijnde een installatie als bedoeld in 4.1 en 4.2, per m³, per jaar € 43,55.

  • 10.2

    De belasting bedraagt voor het hebben van een tijdelijke verkoop- en/of kantoorruimte en andere soortgelijke opstallen op gemeentegrond per m², per week € 5,69.

  • 10.3

    De belasting bedraagt in de onder 10.2 opgenomen gevallen tenminste € 16,31.

HOOFDSTUK 11 OPSTELPLAATS VOOR WINKELWAGENTJES

  • 11.1

    De belasting bedraagt voor opstelplaatsen voor winkelwagentjes per 5 m2, per jaar €65,72.

HOOFDSTUK 12 TELEFOONCELLEN EN BRIEVENBUSSEN

  • 12.1

    De belasting bedraagt voor telefooncellen per stuk, per jaar € 37,13.

  • 12.2

    De belasting bedraagt voor brievenbussen, die als intermediair fungeren tussen verzender en ontvanger van poststukken per stuk, per jaar € 17,15.

 

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 november 2020.

 

De griffier,

J. van der Rhee, B. Ha

 

De voorzitter,

M. Schuurmans - Wijdeven

Naar boven