Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent COVID-steun en herstelregeling voor de lokale culturele instellingen (COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

 

gelezen het voorstel van 3 november 2020, zaaknummer 176260;

 

gelet op de artikelen 3, 6, 7, 8, 9, 14 en 15 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017;

 

besluit vast te stellen de: COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a)

    Algemene reserve: vrij besteedbare reserves, waarvoor geen verplichtingen gelden op grond van wet, statuten of subsidievoorwaarden om deze aan te houden (ook wel overige reserves genoemd);

  • b)

    ASV 2017: Algemene subsidieverordening Ede 2017;

  • c)

    Continuïteitsreserve: Een reserve die dient ter dekking van financiële risico’s en/of onvoorziene omstandigheden met als doel het waarborgen dat de onderneming of een instelling haar activiteiten in de toekomst zal (kunnen) blijven voortzetten.

  • d)

    Coronamaatregelen: maatregelen van het kabinet gericht op het maximaal onder controle houden van het coronavirus (COVID-19);

  • e)

    Lokale culturele instellingen: een rechtspersoon die zich geheel of grotendeels richt op culturele activiteiten binnen de gemeente Ede;

  • f)

    Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • g)

    Culturele activiteit: activiteit op het gebied van erfgoed, muziek, dans, toneel, literatuur, beeldende en audiovisuele kunst of een combinatie van deze disciplines;

  • h)

    Steun: compensatie van de huur of een eenmalige subsidie;

  • i).

    Steunfonds; een aan een instelling gelieerd fonds dienend om financieel steun te verlenen onder van tevoren aangegeven voorwaarden;

  • j)

    Verlies: het saldo van:

    • de gemiste inkomsten uit culturele activiteiten en verhuur voor culturele activiteiten als gevolg van de coronamaatregelen;

    • de extra inkomsten als gevolg van de generieke en specifieke compensatieregelingen van het Rijk, als mede van door andere overheden getroffen (coulance)regelingen;

    • de lagere uitgaven als gevolg van de coronamaatregelen;

    • de extra kosten als gevolg van de coronamaatregelen;

    • eventuele extra bijdragen van derden of gelieerde partijen (b.v. steunfonds).

Artikel 2. Doel steunregeling

  • 1.

    Het doel van de steunregeling is om door middel van het verstrekken van eenmalige steun de financiële positie van de lokale culturele instellingen te verbeteren indien deze als gevolg van de coronamaatregelen in hun voortbestaan worden bedreigd.

  • 2.

    Door middel van deze steunregeling worden de door de gemeente Ede extra ontvangen middelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor schade aan de lokale culturele infrastructuur verdeeld.

Artikel 3. Vorm van de steun

  • 1.

    Steun op grond van deze regeling wordt verstrekt in de vorm van een subsidie, tenzij de culturele instelling huurder is van de gemeente Ede. In dat geval wordt de steun zoveel mogelijk verstrekt in de vorm van huurcompensatie.

  • 2.

    Het bepaalde in deze regeling is van overeenkomstige toepassing op steunverlening in de vorm van huurcompensatie tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten en doelgroepen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een eenmalige subsidie verlenen als gedeeltelijke compensatie van de verliezen die worden geleden als gevolg van de coronamaatregelen in de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021 aan de volgende te onderscheiden categorieën:

    • a.

      Musea

    • b.

      Amateurkunst.

    • c.

      Concertzalen en podia

    • d.

      Overig

  • 2.

    Een instelling komt alleen voor subsidie in aanmerking indien zijn activiteiten een bijdrage leveren aan de lokale culturele infrastructuur.

  • 3.

    Een instelling komt niet voor subsidie in aanmerking indien de activiteiten van de instelling:

    • a.

      tot de (subsidie)verantwoordelijkheid van een andere overheid behoren;

    • b.

      dienen ter opluistering van een specifiek godsdienstige of politieke bijeenkomst;

    • c.

      het karakter hebben van een feest of receptie;

    • d.

      een commercieel doel of belang dienen;

    • e.

      niet bijdragen aan of niet passen binnen het vastgestelde cultuurbeleid van de gemeente Ede.

Artikel 5. Verplichtingen

  • 1.

    De ontvanger van steun, met uitzondering van steun verleend op grond van het eerste lid van artikel 12, is verplicht om een zodanige ingerichte administratie bij te houden dat daarin het verlies te allen tijde kan worden nagegaan.

  • 2.

    Bij beschikking kan een nadere uitwerking worden gegeven van het eerste lid.

Artikel 6. Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 9, derde lid, van de ASV 2017 kunnen burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen indien zij van oordeel zijn dat:

    • a.

      De instelling onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de Rijks- of provinciale maatregelen omtrent corona.

    • b.

      De instelling geen of onvoldoende beroep gedaan heeft op de middelen die zij kan ontvangen van een gelieerd steunfonds.

    • c.

      In de aanvraag geen of onvoldoende reële onderbouwing is gegeven van het verlies.

    • d.

      Het verlies is ontstaan door het aangaan van omvangrijke nieuwe verplichtingen ten aanzien van activiteiten na 13 maart 2020 die, gelet op de onzekere economische situatie, niet passend waren.

    • e.

      De hoogte van de algemene reserve en/of continuïteitsreserve per 31 december 2019, bij een verlies vanaf € 20.000,-, minimaal tweemaal de hoogte van het verlies bedraagt.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 9, derde lid, van de ASV 2017 kunnen burgemeester en wethouders een aanvraag vanaf € 100.000,- weigeren indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders onvoldoende is aangetoond dat sprake is van een positief financieel toekomstperspectief.

Paragraaf 2 Musea

Artikel 7. Subsidieontvanger

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking musea en erfgoedinstellingen die reeds in 2020 een subsidie ontvangen op grond van artikel 2 van de Subsidieregeling Cultuur 2017.

Artikel 8. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de hoogte van het verlies van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021 ten opzichte van het resultaat uit 2019.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de begroting 2020 worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van het verlies indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 9. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidieplafond vast voor deze paragraaf van € 100.000,-.

  • 2.

    Voor zover het subsidieplafond niet toereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie toe te kennen, verdelen burgemeester en wethouders de subsidie naar evenredigheid.

  • 3.

    Aanvragen voor huurcompensatie worden voor toepassing van dit artikel gelijk gesteld aan aanvragen voor een subsidie.

Artikel 10. Aanvraag

In afwijking van op artikel 6, tweede lid, van de ASV 2017 wordt bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens aangeleverd:

  • a.

    een gespecificeerde opgave, inclusief toelichting, van het geschatte verlies voor de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021;

  • b.

    de begroting 2020;

  • c.

    de jaarrekening en de balans 2019 met daarin opgenomen de omvang van de algemene reserve en/of continuïteitsreserve en eventuele mutaties van deze reserves vanaf 31 december 2019.

Paragraaf 3 Amateurkunst

Artikel 11. Subsidieontvanger

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking:

  • a.

    in de gemeente Ede gevestigde instellingen;

  • b.

    gericht op kunstbeoefening in de vrije tijd; en

  • c.

    waarvan de activiteiten grotendeels plaatsvinden in de gemeente Ede.

Artikel 12. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie is gelijk aan het hieronder opgenomen vast bedrag per categorie:

    • a.

      Harmonieën en fanfares: € 5000

    • b.

      Orkesten: € 3000

    • c.

      Oratoriumverenigingen: € 3000

    • d.

      Zang, toneel en overige: € 1000

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kennen burgemeester en wethouders op een daartoe strekkende aanvraag een subsidie toe gebaseerd op het daadwerkelijke verlies van de aanvrager van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021 ten opzichte van het resultaat uit 2019.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de begroting 2020 worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van het verlies indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 13. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidieplafond vast voor deze paragraaf van € 250.000.

  • 2.

    Voor zover het subsidieplafond niet toereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie toe te kennen, verdelen burgemeester en wethouders de subsidie naar evenredigheid.

  • 3.

    Aanvragen voor huurcompensatie worden voor toepassing van dit artikel gelijk gesteld aan aanvragen voor een subsidie.

Artikel 14. Aanvraag

In afwijking van op artikel 6, tweede lid, van de ASV Ede 2017 wordt, bij de subsidieaanvraag in de zin van artikel 12, tweede lid, de volgende gegevens aangeleverd:

  • a.

    een gespecificeerde opgave, inclusief toelichting, van het geschatte verlies voor de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021;

  • b.

    de begroting 2020;

  • c.

    de jaarrekening en de balans 2019 met daarin opgenomen de omvang van de algemene reserve en/of continuïteitsreserve en eventuele mutaties van deze reserves vanaf 31 december 2019.

Paragraaf 4 Concertzalen en podia

Artikel 15. Subsidieontvanger

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking concertzalen en podia gevestigd in de gemeente Ede.

Artikel 16. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de hoogte van het verlies van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021 ten opzichte van het resultaat uit 2019 en bedraagt maximaal € 250.000,- per culturele instelling.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de begroting 2020 worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van het verlies indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 17. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidieplafond vast voor deze paragraaf van € 400.000.

  • 2.

    Voor zover het subsidieplafond niet toereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie toe te kennen, verdelen burgemeester en wethouders de subsidie naar evenredigheid.

  • 3.

    Aanvragen voor huurcompensatie worden voor toepassing van dit artikel gelijk gesteld aan aanvragen voor een subsidie.

Artikel 18. Aanvraag

In afwijking van op artikel 6, tweede lid, van de ASV 2017 wordt bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens aangeleverd:

  • a.

    een gespecificeerde opgave, inclusief toelichting, van het geschatte verlies voor de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021;

  • b.

    de begroting 2020;

  • c.

    de jaarrekening en de balans 2019 met daarin opgenomen de omvang van de algemene reserve en/of continuïteitsreserve en eventuele mutaties van deze reserves vanaf 31 december 2019.

  • d.

    een toelichting met bijbehorende financiële onderbouwing waarin wordt aangetoond dat sprake is van een positief financieel toekomstperspectief bij een aanvraag vanaf € 100.000,-.

Paragraaf 5 Overige lokale culturele instellingen

Artikel 19. Subsidieontvanger

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking lokale culturele instellingen die geen subsidie kunnen ontvangen op grond van de voorgaande paragrafen echter naar het oordeel van burgemeester en wethouders aantoonbaar bijdragen aan de culturele infrastructuur van de gemeente Ede.

Artikel 20. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de hoogte van het verlies van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021 ten opzichte van het resultaat uit 2019 en bedraagt maximaal € 10.000,- per culturele instelling.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de begroting 2020 worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van het verlies indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 21. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidieplafond vast voor deze paragraaf van € 40.000,-.

  • 2.

    Voor zover het subsidieplafond niet toereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie toe te kennen, verdelen burgemeester en wethouders de subsidie naar evenredigheid.

  • 3.

    Aanvragen voor huurcompensatie worden voor toepassing van dit artikel gelijk gesteld aan aanvragen voor een subsidie.

Artikel 22. Aanvraag

In afwijking van op artikel 6, tweede lid, van de ASV 2017 wordt bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens aangeleverd:

  • a.

    een gespecificeerde opgave, inclusief toelichting, van het geschatte verlies voor de periode van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021;

  • b.

    de begroting 2020;

  • c.

    de jaarrekening en de balans 2019 met daarin opgenomen de omvang van de algemene reserve en/of continuïteitsreserve en eventuele mutaties van deze reserves vanaf 31 december 2019.

Paragraaf 6 Staatssteun

Artikel 23. Toetsing aan staatssteunregels

  • 1.

    Burgemeester en wethouders toetsen voor steunverlening of deze is aan te merken als steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie.

  • 2.

    Indien sprake is van een steunmaatregel, dan wordt deze verleend op basis van:

    • a.

      Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L352 /1); of

    • b.

      Verordening (EU) nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187/1).

  • 3.

    Artikelen 24 tot en met 32 zijn van toepassing op steunverlening op basis van Verordening (EU) nr. 651/2014.

Artikel 24. Toepassing algemene groepsvrijstellingsverordening

Burgemeester en wethouders verlenen slechts steun op basis van Verordening (EU) nr. 651/2014 indien wordt voldaan aan de voorwaarden in Hoofdstuk I en artikel 53 (Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed).

Artikel 25. Uitgesloten ondernemingen

  • 1.

    Conform artikel 1, vierde lid, sub a) en sub b) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Conform artikel 1, vierde lid, sub c) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt geen steun toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden.

Artikel 26. Aanmeldingsdrempel

Op grond van deze regeling wordt geen steun verleend die de drempel overschrijdt van:

  • a.

    € 0,5 miljoen per project voor investeringssteun; en

  • b.

    € 5 miljoen per jaar per onderneming voor exploitatiesteun.

Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, sub z) van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 27. Transparantie van steun

Steun op grond van deze regeling wordt verleend als transparante steun in de vorm van:

  • a.

    subsidies en rentesubsidies; of

  • b.

    verhuring/leasing van materiële activa onder het markttarief wanneer de waarde is vastgesteld door een taxatie van een onafhankelijke deskundige vóór de transactie of aan de hand van een publiek beschikbare, regelmatig bijgewerkte en algemeen aanvaarde benchmark.

Artikel 28. Stimulerend effect

Conform artikel 6 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt enkel steun uitgekeerd indien deze een stimulerend effect heeft. Dit houdt in dat voor steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 29. Cumulatie

Bij steunverlening worden de cumulatiebepalingen uit artikel 8 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 in acht genomen. Dit houdt in dat alle voor een bepaald project verleende staatssteun bij elkaar opgeteld dient te worden opgeteld om zo het totale steunbedrag te bepalen (cumulatie). Hierdoor kan nagegaan worden of voldaan is aan de maximale steunintensiteiten en –bedragen uit artikel 4 en 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 30. Publicatie en informatie

Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de Verordening (EU) Nr. 651/2014 zal worden voldaan aan de publicatie bepalingen van artikel 9 van deze verordening.

Artikel 31. Steun voor cultuur en instandhouding van erfgoed

  • 1.

    Steun wordt enkel verleend voor de culturele doelstellingen en activiteiten die genoemd zijn in artikel 53, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

  • 2.

    Steun wordt uitsluitend verleend voor volgens artikel 53, vierde en vijfde lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014 in aanmerking komende kosten en - indien van toepassing - tot de daarin genoemde maximale steunintensiteit.

  • 3.

    De steun die verleend wordt is niet hoger dan noodzakelijk voor de uitvoering van de activiteiten, conform het bepaalde in artikel 53, zesde en zevende lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme. In plaats hiervan kan het maximale steunbedrag conform het achtste lid worden bepaald op 80% van de in aanmerking komende kosten als de steun ten hoogste € 2 miljoen bedraagt.

Artikel 32. Geldigheidsduur

Verordening (EU) nr. 1407/2013 en Verordening (EU) Nr. 651/2014 zijn van toepassing tot en met 31 december 2022. Burgemeester en wethouders verlenen na deze datum geen steun op basis van deze verordeningen.

Paragraaf 7 Overige bepalingen

Artikel 33. Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 7 van de ASV 2017 wordt een subsidieaanvraag uiterlijk 1 december 2020 ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 34. Verantwoording en vaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk 1 april 2021 een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    Een subsidie gebaseerd op artikel 12, tweede lid van deze regeling of een subsidie van ten hoogste € 5.000,- wordt direct vastgesteld.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger tevens een jaarlijkse subsidie ontvangt van de gemeente Ede wordt de aanvraag tot vaststelling gelijktijdig ingediend met de aanvraag voor de jaarlijkse subsidie.

  • 4.

    In afwijking van artikel 14 en 15 van de ASV 2017 bevat de aanvraag tot vaststelling een financiële verantwoording van de baten en lasten over 2020 waaruit kan worden opgemaakt wat het daadwerkelijke verlies is van 2020.

Artikel 35. Wijzigen subsidieplafond

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieplafonds verhogen of verlagen.

Artikel 36. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 37. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en vervalt op 1 oktober 2021.

  • 2.

    Deze steunregeling blijft van toepassing op de afwikkeling van subsidies die voor de vervaldatum op basis van deze regeling zijn verleend en op bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van die subsidies. Deze regeling blijft eveneens van toepassing op aanvragen om subsidies waarop voor de vervaldatum nog niet is beslist.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: COVID steun- en herstelregeling lokale culturele instellingen Ede.

     

Vastgesteld in de vergadering van 3 november 2020, zaaknummer 176260,

Het college voornoemd,

de secretaris,

drs. R.F. Groen MPA

de burgemeester,

mr. L.J. Verhulst

Toelichting

 

Algemeen

 

Doel van de regeling

Uit de Edese impactmonitor COVID-19 blijkt dat de Edese culturele sector hard getroffen is. Veel culturele organisaties missen nu onder andere inkomsten uit kaartverkoop en horeca, terwijl de lasten zoals huisvesting en beveiliging doorlopen. Het Kabinet heeft landelijk via het Gemeentefonds € 120 miljoen beschikbaar gesteld voor ondersteuning van de lokale culturele infrastructuur. Deze regeling geeft de manier aan waarop we als gemeente Ede de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor 2020, € 788.000, verdelen om de schade in de culturele sector in Ede te compenseren.

 

Hoogte van het verlies

De hoogte van de subsidie wordt, met uitzondering van subsidie op basis van artikel 12, eerste lid, bepaald op basis van het verlies. Instellingen kunnen inkomsten uit bijvoorbeeld kaartverkoop zijn misgelopen of extra kosten hebben gemaakt om activiteiten toch mogelijk te maken binnen de richtlijnen. Als een activiteit niet kan doorgaan kan dit ook kosten besparen. Of misschien heeft een sponsor een extra donatie gegeven als steun in de rug. Dit soort elementen wegen allemaal mee in het bepalen van de hoogte van het verlies:

 

Draagt bij aan het verlies:

Wordt in mindering gebracht op het verlies:

Gemiste inkomsten uit culturele activiteiten of verhuur voor culturele activiteiten

Extra inkomsten als gevolg van de generieke en specifieke compensatieregelingen

Extra kosten als gevolg van de coronamaatregelen;

Lagere uitgaven als gevolg van de coronamaatregelen

 

Eventuele extra bijdragen van derden of een gelieerde partijen

 

 

Als een instelling naast culturele activiteiten ook commerciële activiteiten heeft dan komt het verlies van deze commerciële activiteiten niet voor subsidie in aanmerking. Denk hierbij aan het verhuren van de accommodatie aan derden voor niet culturele activiteiten zoals voor bruiloften of partijen.

 

In beginsel wordt het verlies bepaald door de baten en lasten uit 2020 te vergelijken met 2019. In bijzondere gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Dit bijvoorbeeld als door een uitbreiding van de instelling en/of de uitgevoerde activiteiten lopende 2019 of 2020 een vergelijking met 2019 niet redelijk is. Burgemeester en wethouders beoordelen of sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden.

 

Subsidieplafonds

Per paragraaf van deze regeling is een subsidieplafond vastgesteld. Ook steun gegeven in de vorm van huurcompensatie maakt onderdeel uit van de besteding van het subsidieplafond.

Als het subsidieplafond wordt overschreden dan wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld. Dat wil zeggen dat de voor subsidie in aanmerking komende bedragen worden verminderd met het percentage waarmee de aanvragen het subsidieplafond overschrijden.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hieronder worden enkele artikelen nader toegelicht.

 

Artikel 3 Vorm van de steun

Burgemeester en wethouders hebben deze steunregeling vastgesteld voor compensatie van tekorten als gevolg van de COVID-19 pandemie in de culturele sector. Deze steunregeling bestrijkt zowel het verlenen van subsidie als de compensatie van de huur. In beginsel worden tekorten gecompenseerd door een eenmalige subsidie.

Echter als de culturele instelling huurt van de gemeente Ede dan wordt in plaats daarvan gekozen voor huurcompensatie. Dit wil zeggen dat compensatie voor de tekorten wordt verrekend met de huur die verschuldigd is aan de gemeente. Voor de gemeente heeft dit als voordeel dat eerst de openstaande gemeentelijke huurverplichtingen worden afgelost. Voor culturele organisaties is het voordeel dat huurcompensatie niet leidt tot korting van de compensatie die zij ontvangen op grond van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW).

 

De reden dat ervoor is gekozen om zowel de huurcompensatie als de subsidie op te nemen in één steunregeling is om zoveel mogelijk transparantie en duidelijkheid te scheppen richting de culturele sector. Daarnaast is het wenselijk in verband met de toepassing van de staatssteunregels. Zo kan de hele steunregeling in één keer worden kennisgegeven aan de Europese Commissie voor toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Waar het de compensatie van huur betreft heeft de steunregeling het karakter van een (privaatrechtelijke) beleidsregel. Wel zijn de regels over subsidiëring uit deze steunregeling ook van toepassing op de huurcompensatie voor zover de aard van de bevoegdheid zich daar niet tegen verzet.

 

Verhouding huurcompensatie tot staatssteunregels

Huurcompensatie kan onder omstandigheden worden aangemerkt als steunmaatregel in de zin van artikel 107 van het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie (VWEU). Zo’n steunmaatregel kan onder meer in overeenstemming worden gebracht met het Europese recht door gebruik te maken van de cultuurvrijstelling uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Zie verder de toelichting op de artikelen 23 tot en met 32. Eén van de vereisten voor toepassing van de AGVV is dat de steunontvanger geen ‘onderneming in moeilijkheden’ mag zijn. Dit is in deze steunregeling overgenomen in artikel 25.

De AGVV bevat een aantal criteria die - mede afhankelijk van rechtsvorm en ondernemingsgrootte - bepalen of sprake is van een onderneming in moeilijkheden. Voor alle ondernemingen geldt dat zij worden aangemerkt als ‘onderneming in moeilijkheden’ wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventie¬procedure te worden onderworpen (artikel 2, punt 18, onder c van de AGVV).

 

Volgens het Nederlands faillissementsrecht kan een onderneming failliet worden verklaard indien sprake is van meerdere schuldeisers en ten minste één schuld opeisbaar is, Aan ondernemingen die in deze toestand verkeren kan niet met toepassing van de AGVV steun worden verleend. Het is daarom raadzaam dat steunontvangers de huur aan de gemeente vanaf de maand oktober tijdig voldoen aan de gemeente om te voorkomen dat sprake is van opeisbare schulden. Het is dus niet mogelijk om - vooruitlopend op huurcompensatie - alvast de huur niet meer te betalen. Voor de maanden maart tot en met september is eerder een algemene coulanceregeling getroffen. Deze schulden worden daarom pas in 2021 weer opeisbaar.

 

Artikel 6 Weigeringsgronden

 

Voorliggende voorzieningen

Rijk, provincie en steunfondsen hebben zelf ook diverse steunregeling opgesteld. Wij verwachten dat aanvragers daar eerst gebruik van maken, voordat ze in aanmerking komen voor deze regeling. Indien onvoldoende gebruikt is gemaakt van voorliggende voorzieningen kan dit van invloed zijn op de hoogte van de steun die door de gemeente Ede wordt toegekend.

 

Hoogte algemene reserve

In de beoordeling of steun wordt verleend wegen wij de algemene reserve en/of continuïteitsreserve mee. Dit doen we vanaf een verlies van € 20.000,-. Wanneer de hoogte van de algemene reserve en/of continuïteitsreserve, bij een verlies vanaf € 20.000,-, minimaal tweemaal de hoogte van het verlies bedraagt, dan wordt geen steun verleend. Rekenvoorbeeld: bij een verlies van € 30.000,- wordt een subsidie geweigerd als de algemene reserve € 60.000,- of meer bedraagt.

 

Het is belangrijk dat organisaties een gezonde financiële positie behouden. Als instellingen de opgebouwde reserves, voor zover die er al zijn, grotendeels of volledig moeten inzetten ter compensatie van het verlies kunnen toekomstige tegenvallers niet meer worden opgevangen. Dat is onwenselijk.

Als een instelling echter een aanzienlijke reserve heeft opgebouwd hoeft naar het oordeel van het college geen steun te worden verleend.

 

Duurzaam financieel perspectief

Bij aanvragen vanaf €100.000 toetsen burgemeester en wethouders of de betrokken instelling een duurzaam financieel toekomstperspectief heeft. Hiermee wordt bedoeld dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat de betrokken instelling - na het einde van de COVID 19 pandemie - in staat zal zijn om structureel een gezond financieel resultaat te behalen met de exploitatie. Burgemeester en wethouders hebben beoordelingsruimte bij de vraag of hiervan sprake is. Dit is noodzakelijk omdat deze inschatting afhankelijk is van een prognose voor de toekomst.

 

Indien naar oordeel van burgemeester en wethouders geen sprake is van een duurzaam financieel perspectief dan wordt de subsidie in zijn geheel geweigerd. Aannemelijk is immers dat als de aanvraag slechts gedeeltelijk wordt toegekend de kans nog steeds groot is dat de betrokken instelling in de toekomst failliet zal gaan. Dat past niet bij het uitgangspunt om zorgvuldig om te gaan met de besteding van publieke middelen.

 

Artikel 12 Hoogte van de subsidie

In deze regeling is in twee mogelijkheden voorzien om de hoogte van de subsidie te berekenen voor amateurkunst organisaties. Allereerst kan de subsidie worden vastgesteld op basis van een forfaitair bedrag dat is opgenomen in artikel 12, eerste lid. De hoogte van de subsidie is hier in principe gelijk aan het bedrag dat is bepaald per categorie:

  • a.

    Harmonieën en fanfares: € 5000

  • b.

    Orkesten: € 3000

  • c.

    Oratoriumverenigingen: € 3000

  • d.

    Zang, toneel en overige: € 1000

 

Wel geldt ook voor deze forfaitaire bedragen dat zij alleen worden verleend voor zover het vastgestelde subsidieplafond hiervoor toereikend is. Als het subsidieplafond niet toereikend is wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld.

 

De tweede mogelijkheid is dat de hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het daadwerkelijke verlies. Dit maatwerk wordt alleen toegepast indien de aanvragen daar in de subsidieaanvraag specifiek om verzoekt. Deze keuze kan achteraf - dus na het definitief indienen van de subsidieaanvraag - niet meer worden gewijzigd. Een wijziging achteraf zou namelijk inbreuk maken op het beginsel van gelijke kansen dat geldt bij de verdeling van schaarse subsidiemiddelen (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2310). Daarnaast is het wenselijk om wijzigingen achteraf uit te sluiten om zo de administratieve lasten voor het gemeentebestuur te beperken. Anders zou deze twee keer een aanvraag van dezelfde organisatie moeten beoordelen. Als een organisatie ervoor kiest om subsidie aan te vragen op basis van het daadwerkelijk verlies dan moeten de daarvoor benodigde gegevens worden aangeleverd bij de aanvraag (zie artikel 14 van deze regeling).

 

Artikel 14 Aanvraag

Als een amateurkunst organisatie een hoger verlies heeft dan de bedragen genoemd in artikel 12, eerste lid, kan deze kiezen om subsidie te vragen voor het daadwerkelijk verlies. Dan moeten wel aanvullende gegevens wordt ingediend. Deze stellen het gemeentebestuur in staat om de verwachte hoogte van het verlies en het recht op subsidie te bepalen.

 

Artikelen 23 tot en met 32 (Staatssteun)

Subsidieverlening of huurcompensatie kan kwalificeren als staatssteun. Als aan de volgende criteria wordt voldaan leidt een steunmaatregel tot staatssteun volgens artikel 107, eerste lid, van het VWEU:

  • 1.

    de steun wordt verleend aan een onderneming;

  • 2.

    de steun wordt door de overheid of uit staatsmiddelen bekostigd;

  • 3.

    deze staatsmiddelen verschaffen een niet-marktconform voordeel;

  • 4.

    de maatregel is selectief: het geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector/regio;

  • 5.

    de maatregel vervalst de mededinging (in potentie) en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

 

Burgemeester en wethouders toetsen bij een voorgenomen subsidieverlening of huurcompensatie of deze zou kunnen leiden tot staatssteun. Indien dat het geval is maken zij gebruik van brengen zij de maatregel in overeenstemming met het Europese recht. In deze regeling zijn daarvoor twee mogelijkheden voorzien: gebruik van de de-minimisverordening of toepassing van de vrijstelling voor cultuursteun uit de AGVV.

 

Toepassing van de de-minimisverordening is mogelijk voor ondernemingen in de culturele sector als het totaal aan overheidssteun wat zij hebben ontvangen in een periode van drie belastingjaren niet hoger is dan € 200.000,-. Dit wordt voor steunverlening getoetst door het vragen van een de-minimisverklaring van de betrokken organisatie. Steun die voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening wordt geacht geen effect te hebben op het interstatelijk handelsverkeer. Dit betekent dat dergelijke steun niet kan worden aangemerkt als staatssteun omdat niet wordt voldaan aan het vijfde criterium.

Toepassing van de AGVV is mogelijk indien is voldaan aan de voorwaarden uit hoofdstuk I van deze verordening en het bepaalde in artikel 53. Deze voorwaarden zijn overgenomen in paragraaf 6 van deze steunregeling.

 

 

Naar boven