Gemeenteblad van Emmen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Emmen | Gemeenteblad 2020, 292924 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Emmen | Gemeenteblad 2020, 292924 | Verordeningen |
Nadere regels jeugdhulp gemeente Emmen 2020
Op 30 april 2020 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie Perspectief op Jeugd vastgesteld. In Perspectief op Jeugd willen we onder meer de beweging maken van ‘wat heeft dit kind?’ naar ‘wat heeft dit kind of hebben zijn of haar ouders nodig?’ en (nog) meer inzetten op het voorkomen van problemen: preventie. Dit noemen we positief jeugdbeleid. We weten helaas ook dat er altijd situaties blijven waar hulp-op-maat ingezet moet worden. Dan is het van belang dat de kwaliteit van de hulp en de hulp zelf is gewaarborgd. Hiervoor geven de Nadere regels jeugdhulp gemeente Emmen 2020 het kader. Het uitgangspunt van het positief jeugdbeleid blijft daarbij onveranderd van kracht. De Nadere regels zijn in deze vorm nodig om het positief jeugdbeleid de komende jaren mogelijk te maken.
Hoe verhouden zich deze Nadere regels tot de Verordening en het beleidsplan Perspectief op Jeugd?
Het college heeft de Nadere regels jeugdhulp gemeente Emmen 2020 vastgesteld. Daarmee heeft het college delegatiebepalingen van de Verordening jeugdhulp gemeente Emmen 2020 ingevuld. Verordeningen worden altijd door de gemeenteraad vastgesteld. Een delegatiebepaling wil zeggen dat het college van de raad een aantal uitvoeringszaken zelf mag bepalen. De visie zoals de raad die heeft vastgesteld in de notitie ‘Perspectief op Jeugd’ – het positief jeugdbeleid – verandert niet. De Nadere regels zijn een uitwerking van bepaalde onderwerpen uit de Verordening. De Verordening op zijn beurt is weer de juridische vertaling van de visie, waarbij de wet voorschrijft welke onderwerpen geregeld moeten zijn in die Verordening.
Om welke onderwerpen gaat het?
Op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Emmen 2020 heeft het college zodoende zelfstandige bevoegdheden. Deze bevoegdheden zijn opgenomen in de Nadere regels jeugdhulp gemeente Emmen 2020. Het gaat onder andere om:
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
2.1 Melding calamiteit en geweld bij de gemeente door anderen, niet zijnde jeugdhulpaanbieders.
er is sprake van ernstige mishandeling of zwaar (blijvend) letsel van een jeugdige in de gezinssituatie waardoor acuut ingrijpen van buitenaf nodig is, of bedreiging met ernstige mishandeling of zwaar (blijvend) letsel van een jeugdige in de gezinssituatie waardoor acuut ingrijpen van buitenaf nodig is;
Een calamiteit kan door uiteenlopende organisaties dan wel personen bij de gemeente worden gemeld (politie, hulpverleningsorganisatie, instelling, forensisch arts (GGD Drenthe, Spoed4Jeugd, De Toegang e.a.). De melding kan op diverse plekken binnenkomen bij de gemeente (KCC, Zorgloket, of rechtstreeks bij een ambtenaar).
De ambtenaar OOV zorgt in afstemming met de teamleider Account Beleid bedrijfsvoering Sociaal Domein (ABS) van de gemeente en de gemeentelijke communicatieadviseur voor weging van de zwaarte en mogelijke impact van de melding en bepaalt de noodzakelijke vervolgstappen. In ieder geval worden de inspecties op de hoogte gesteld.
2.2 Melding calamiteit en geweld bij de gemeente door de jeugdhulpaanbieder
Indien de inspecties besluiten tot (tijdelijke) sluiting van een (locatie) van de jeugdhulpaanbieder, verleent de jeugdhulpaanbieder volledige medewerking aan een goede en vlotte overgang van de jeugdigen naar de door de gemeente daartoe aangewezen jeugdhulpaanbieder en bevordert ononderbroken voortzetting, aldaar, van de jeugdhulp.
Hoofdstuk 3.2 Periodiek onderzoek
Het periodiek onderzoek kan tot de conclusie leiden dat het geheel aan maatregelen nog altijd goed op de inwoner is afgestemd, maar ook dat de gemeente tot een heroverweging komt en beslist dat de inwoner meer of minder diensten en/of ondersteuning (al dan niet via andere voorzieningen) nodig heeft.
Hoofdstuk 4. Verplaatsen en vervoer
Conform hoofdstuk 8 van de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Emmen 2020 dienen ouders, afhankelijk van de situatie van de jeugdige, zelf zorg te dragen voor het vervoer, al dan niet met behulp van het sociale netwerk. Als dit niet mogelijk is, dan kan samen met De Toegang en eventueel de aanbieder in kwestie, worden gekeken naar een thuisnabij alternatief. Is dat er niet dan kunnen ouders/verzorgers zich wenden tot de jeugdhulpaanbieder, of kan in het geval van daghulp vervoer bij daghulp worden overwogen.
Hoofdstuk 6.1 Het Persoonsgebonden Budget (PGB)
Hoofdstuk 6.2. Persoonsgebonden budget voor de inzet van het sociaal netwerk
Hoofdstuk 6.4 Besteding van het persoonsgebonden budget
Na toekenning van een PGB controleert de gemeente bij de SVB of het budget is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Wanneer dit niet het geval is, dan wordt er contact met de budgethouder opgenomen en onderzocht waarom dit zo is, of het PGB alsnog besteed gaat worden en of er andere hulp noodzakelijk is;
Hoofdstuk 7 Nader te benoemen niet vrij toegankelijke voorziening
7.1 Diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)
Toeleiding naar diagnostiek en behandeling voor Ernstige Enkelvoudige Dyslexie geschiedt altijd via het onderwijs, dit geldt voor zowel ZIN als PGB. De toeleiding geschiedt conform de meest recente versie van ‘Dyslexie Diagnostiek & Behandeling;’ 1
De jeugdhulp die wordt ingekocht, is kwalitatief verantwoord en de jeugdhulpaanbieders voldoen ten minste aan de volgende eisen:
Maken gebruik van de Regionale (Drentse) Verwijsindex risicojongeren (DVi) via Multisignaal, conform artikel 7 van het samenwerkingsconvenant DVi;2
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, gehouden op 3 november 2020
De gemeentesecretaris, De burgemeester,
M. Plantinga H.F. van Oosterhout
Toelichting nadere regels jeugdhulp gemeente Emmen
Nadere regels zijn algemeen bindende regels, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. De regels handelen over:
De nadere regels jeugdhulp gemeente Emmen kunnen niet los worden gezien van de Verordening jeugdhulp gemeente Emmen.
Met deze nadere regels geeft de gemeente uitvoering aan de opdracht om nadere regels te stellen zoals aangegeven in de Verordening jeugdhulp gemeente Emmen.
De gemeente sluit aan bij hetgeen bij wat de inspecties verstaan onder direct, of onverwijld, melden. Onverwijld3 melden houdt in dat een calamiteit binnen 3 werkdagen gemeld moet worden bij de inspecties. Als nog niet duidelijk is of er sprake is van een calamiteit, dan heeft de zorgaanbieder 6 weken vanaf de constatering van een incident de tijd om te onderzoeken of een gebeurtenis een calamiteit is. Als gedurende dit onderzoek blijkt dat het gaat om een calamiteit, dan moet de zorgaanbieder dit binnen 3 werkdagen na vaststelling daarvan aan melden aan de inspecties. Twijfelt de zorgaanbieder na 6 weken nog of de gebeurtenis een calamiteit was, dan doet de zorgaanbieder alsnog een melding bij de inspecties.
Calamiteit 4
Calamiteit is gedefinieerd in de Jeugdwet. In de Jeugdwet en de Wmo 2015 wordt het melden van calamiteiten en geweld (bij de inspecties) verplicht gesteld voor jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis. De definitie ‘calamiteit’ lijkt sterk op de definitie van ‘calamiteit’ zoals deze werd gehanteerd vóór 1 januari 2015.
Een calamiteit moet altijd voldoen aan de onderstaande vier elementen:
Er is blijkens de wettekst pas sprake van een calamiteit (een ernstig incident) als de gebeurtenis onverwacht of niet beoogd was. De inspecties interpreteren deze voorwaarde aldus dat een calamiteit een gebeurtenis is die afwijkt van wat verwacht mag worden bij de gebruikelijke hulpverlening. Gelet op het feit dat jeugdhulp betrekking heeft op gezin gerelateerde (maatschappelijke) problemen, waarvan (gedrags)problematiek, psychische problematiek en/of opvoedingsproblematiek onderdeel uitmaken, valt immers te verwachten dat zich gedurende de jeugdhulp incidenten zullen voordoen. Een aantal van deze incidenten zal gerelateerd zijn aan de jeugdhulp die geboden wordt, zoals het vertonen van ongehoorzaam gedrag jegens een groepsleider. Zolang deze incidenten betrekking hebben op de gebruikelijke verlening van jeugdhulp en daarbinnen ook kunnen worden beheerst, worden deze geacht te passen binnen de jeugdhulpverlening en behoeven deze dus niet te worden gemeld. De jeugdhulpaanbieder of de instelling moet deze incidenten zelf registreren en periodiek analyseren. Pas op het moment dat sprake is van een gebeurtenis die niet past binnen de gebruikelijke hulpverlening, is sprake van een calamiteit als ook aan de andere drie elementen is voldaan.
Een calamiteit is bovendien een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden bij de verlening van jeugdhulp of bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Vaak is de bemoeienis vanuit de jeugdhulpaanbieder of instelling snel vast te stellen. Te denken valt aan jeugdhulp in het kader van een ondertoezichtstelling, een uithuisplaatsing of een behandeling van somatische of psychische zorg. Er zijn echter ook calamiteiten denkbaar waarbij de betrokkenheid van een jeugdhulpaanbieder of instelling niet zo duidelijk is afgebakend, bijvoorbeeld omdat er meerdere aanbieders of instellingen bij het hulpverleningstraject waren betrokken. Telkens kan men zich afvragen of en, zo ja, in welke mate jeugdhulp betrokken was bij de betreffende jeugdige of ouder en wie in deze een verantwoordelijkheid had.
Een calamiteit dient daarnaast betrekking te hebben op de kwaliteit van de jeugdhulp. Het kan daarbij gaan om foutief handelen, om een samenloop van omstandigheden, maar ook om situaties waarbij door een gebrekkige organisatie van de jeugdhulp calamiteiten plaats vinden. Als de inspecties vinden dat er door de inspecties een onderzoek naar de gebeurtenis moet worden ingesteld, is het onderzoek gericht op de kwaliteit van de hulpverlening en op mogelijke structurele tekortkomingen hierin. Het onderzoek zal zich onder andere richten op de vraag wat de betrokken jeugdhulpaanbieder of de instelling heeft gedaan of zal doen om deze kwaliteit te verbeteren om herhaling te voorkomen.
Het laatste element van de definitie van calamiteit betreft een ernstig schadelijk gevolg of de dood van een jeugdige of een ouder. Niet elk incident behoeft gemeld te worden bij de inspecties. Jeugdhulpaanbieders en instellingen kunnen immers heel goed zelf leren van incidenten. Op het moment dat sprake is van ernstige schade of de dood van een jeugdige of ouder, moet dit echter wel worden gemeld bij de inspecties. Onder ernstig schadelijk gevolg wordt onder andere geschaard: ernstige lichamelijke of ernstige psychische schade. De inspecties verstaan onder een calamiteit ook een ernstig schadelijk gevolg of de dood van een derde door toedoen van een jeugdige.
Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) heten vanaf 1 januari 2015 samen 'Veilig Thuis'. De samenvoeging van beide meldpunten is onderdeel van de transitie van de zorg voor jeugd. Tot nog toe werd als gezamenlijke naam Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) gehanteerd. Door de fusie worden de aanpak van geweld in huiselijke kring en de aanpak van kindermishandeling geïntegreerd. Burgers en beroepskrachten kunnen straks bij één punt terecht met hun zorgen en vragen over en meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling.5
Op grond van artikel 4.1.1.2 van de Wmo 2015, oefent Veilig Thuis de volgende taken uit:
het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk geweld of kindermishandeling, van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft;
Geweld 6
De paragraaf is opgenomen ter verduidelijking. De definitie van ‘geweld’ in de Jeugdwet en de Wmo 2015 is nieuw. Deze definitie is in de wet opgenomen als verplichte melding omdat geweld van welke aard ook achterwege dient te blijven bij de verlening van jeugdhulp en bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Onder het begrip ‘geweld’ valt zowel het geweld door een jeugdhulpverlener tegen een jeugdige of ouder, als het geweld dat is gepleegd tegen een jeugdige of ouder door een andere jeugdige of ouder die gedurende het etmaal of een dagdeel bij de jeugdhulpaanbieder of in de instelling verblijft. Hiermee wordt gedoeld op geweld van een bewoner tegen een andere bewoner binnen een instelling. De reden dat dit moet worden gemeld heeft te maken met de intensiteit die kenmerkend is voor het gedurende het etmaal of een deel daarvan moeten verblijven in dezelfde ruimte, wat maakt dat een jeugdige of ouder in bijzondere mate kwetsbaar is voor (en dus afhankelijk is van) optreden tegen geweld waarmee hij wordt geconfronteerd. Van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling mag worden verwacht dat hij dit voorkomt en zo niet, daartegen adequaat optreedt.
Er waren veel vragen van instellingen over de meldplicht geweld. De vragen hadden met name betrekking op de reikwijdte van de meldplicht voor zover het geweld tussen cliënten onderling binnen een (semi)residentiële setting betreft. Daarom hebben de inspecties het stuk ‘Overwegingen over het melden van geweld tussen jeugdigen’ gepubliceerd. En op 15 augustus 2017 zijn in de Staatscourant nadere beleidsregels over het melden van geweld tussen cliënten gepubliceerd. Beide stukken staan op https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/meldingen/melden-voor-instellingen.
Ook waren er vragen over de rol van pleegouders: zijn zij hulpverleners? moet geweld door pleegouders tegen hun pleegkind uitgeoefend als geweld gemeld worden?
De inspecties stellen dat een pleegouder niet werkzaam is bij een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling en dat de pleegouder dus geen hulpverlener is; daar komt bij dat het huis van een pleeggezin niet kan worden aangemerkt als een instelling. Geweld uitgeoefend door een pleegouder valt daarmee niet onder de definitie van geweld.
Het is wel mogelijk om geweld van een pleegouder te scharen onder de definitie van calamiteit. Dan moet wel voldaan worden aan de vier elementen uit de wettelijke definitie van een calamiteit. Geweld van pleegouders heeft volgens de inspecties zeker een ernstig schadelijk gevolg voor een kind dat uit huis geplaatst is in het belang van zijn veilige ontwikkeling. Het is van groot belang dat een kind veilig is bij zijn pleegouders. De vragen van de inspecties richten zich bij een dergelijke melding op of de pleegzorginstantie voldoende waarborgen had ingebouwd om dergelijke gebeurtenissen te voorkomen, of de pleegouders zijn gescreend, geschoold, begeleid, of goede risico inschattingen zijn gemaakt, etc.
Geweld (nog) niet (juridisch) bewezen:
Bij meldingen geweld gaat het vaak om vermoedens en geen (juridisch bewezen) geweld.
Instellingen vragen wel of ze ook voordat het geweld bewezen heeft plaatsgevonden toch moeten melden. De inspecties stellen dat wachten tot het geweld juridisch bewezen is, niet haalbaar is voor een meldplicht. Dan kan het zijn dat een melding plaatsvindt jaren na dato, in het uiterste geval na een uitspraak van de Hoge Raad. Dat valt niet meer zinnig te onderzoeken of hieruit valt geen lering meer te trekken. Het is wel aan te raden een taxatiegesprek te voeren in geval van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Twee voorbeelden van geweld dat de inspecties aanraden te melden: meisje zegt dat zij door medecliënt gedwongen is tot seksuele handelingen. Na taxatiegesprek lijkt het instelling aannemelijk dat het verhaal van het meisje klopt. Als medecliënt het verhaal van meisje bevestigt, dan kan instelling sowieso direct melden.
Overige voorbeelden van geweld:
De hulpverlener heeft lichamelijk geweld gebruikt tegen de jeugdige. Alle vormen van geweld (psychisch, lichamelijk of seksueel) dienen in de hulpverlening achterwege te blijven. In het onderzoek van de inspecties wordt bijvoorbeeld betrokken of de hulpverlener goed was geschoold in het op juiste wijze vastpakken en vasthouden van de jeugdige. Hierbij wordt het beleid van de instelling betrokken.
Toch is er sprake van seksueel geweld door een hulpverlener jegens een jeugdige. De hulpverlener had zich ervan bewust moeten zijn dat de jeugdige op hem is aangewezen en van hem afhankelijk is. Dit leidt er toe dat een relatie binnen de jeugdhulpverlening per definitie niet gelijkwaardig kan zijn. In het strafrecht is dit bovendien strafbaar gesteld: ontucht in welke vorm dan ook is strafbaar. Dit geldt ook als de hulpvrager hiertoe toestemming heeft gegeven. De inspecties zullen in het onderzoek betrekken in hoeverre binnen de jeugdhulpaanbieder of de instelling beleid is (en onder de aandacht wordt gebracht) om relaties als deze te voorkomen. Aan de geregistreerde jeugdhulpverlener zullen deze vragen ook worden gesteld in het kader van het beoordelen van mogelijk tuchtwaardig handelen van de hulpverlener.
Verplichting tot melden 7
Er geldt een wettelijke verplichting voor het melden van calamiteiten en geweld door jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis bij de inspecties. Deze wettelijke verplichting voor de jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen is neergelegd in artikel 4.1.8, eerste lid, van de Jeugdwet, en voor Veilig Thuis in artikel 4.2.5, eerste lid, van de Wmo 2015.
De Raad voor de Kinderbescherming, de justitiële jeugdinrichtingen, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, de vergunninghouders voor interlandelijke adoptie, de schippersinternaten en Halt melden een calamiteit of geweld op grond van de procesafspraken die tot stand zijn gekomen tussen de inspecties en de betreffende instellingen.
Het melden van een calamiteit of geweld dient webbased te geschieden via een digitaal formulier op de internetpagina van de inspecties. De jeugdhulpaanbieders en de instellingen ontvangen hiertoe bij de eerste melding een unieke inlogcode. Zij kunnen ook een ‘andere melding’ doen (een niet verplichte melding).
Jeugdhulpaanbieders en instellingen dienen een calamiteit of geweld zo spoedig mogelijk te melden. Onverwijld betekent binnen drie werkdagen nadat de calamiteit of het geweld heeft plaats gevonden, dan wel nadat dit is vastgesteld. Soms is niet helder is of er sprake is van een calamiteit doordat bijvoorbeeld nog niet duidelijk is of er een relatie tussen de gebeurtenis en de kwaliteit van de jeugdhulp is. De Inspecties stellen de betrokken Jeugdhulpaanbieder of instelling in de gelegenheid om binnen een termijn van zes weken zelf onderzoek te doen naar de relevante feiten, tenzij de aard van de melding of andere informatie over de betrokken Jeugdhulpaanbieder of instelling de Inspecties aanleiding geven dit niet te doen. De Inspectie kan de termijn op verzoek verlengen. De instelling of jeugdhulpaanbieder kan dan een voormelding doen via door middel van een mail naar de inspecties post@commissiemeldingenjeugd.nl te sturen of via het meldformulier een ‘andere melding’ te doen.
De inspecties ontvangen van elke jeugdhulpaanbieder en instelling die bij een calamiteit of geweld is betrokken een melding. Indien een jeugdhulpaanbieder of een instelling met een andere jeugdhulpaanbieder of instelling die bij de calamiteit of het geweld is betrokken afstemt dat één van hen de melding doet, moet expliciet uit de melding blijken dat deze afspraak tussen de betreffende jeugdhulpaanbieder en instelling is gemaakt. Ook hoofdaannemer en onderaannemer kunnen zo samen melden.
De jeugdhulpaanbieder(s) en de instelling(en) zijn verplicht om bij de melding alle relevante gegevens te verstrekken aan de inspecties die nodig zijn om de melding te kunnen beoordelen en te onderzoeken.
Achterwege blijven verplichte melding
Het niet onverwijld melden van een calamiteit of geweld, alsmede het niet verstrekken van de relevante gegevens in het kader van de melding, is op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015 bestuurlijk beboetbaar en strafbaar. Dit geldt alleen voor jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis.
Indien sprake is van een overtreding, zullen de inspecties de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling of Veilig Thuis in beginsel eerst een waarschuwing geven. Hierna wordt – conform afstemming met het OM – besloten of wordt over gegaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete, dan wel dat de overtreding strafrechtelijk wordt afgedaan.
In de procesafspraken met de Raad voor de Kinderbescherming, de justitiële jeugdinrichtingen, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, de vergunninghouders voor interlandelijke adoptie, de schippersinternaten en Halt is geen sanctie gesteld op het niet naleven van de afspraken inzake het melden.
Het toezicht in het kader van de Jeugdwet wordt uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidszorg (IGJ) en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (JenV). De inspecties zien toe op de kwaliteit van de jeugdhulp die door de jeugdhulpaanbieders wordt geboden, de naleving van de wettelijke eisen en de kwaliteit in algemene zin (stelseltoezicht).8
De inspecties hebben er, conform artikel 9, lid 1 van de Jeugdwet, voor gekozen het toezicht naar de kwaliteit in algemene zin binnen het samenwerkingsverband Toezicht Sociaal Domein (TSD) uit te voeren. In TSD werken de drie bovengenoemde inspecties samen met de Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.9
Toezicht Sociaal Domein bestaat dan ook uit de volgende inspecties:10
Op grond van hoofdstuk 4.3.3. van de Verordening jeugdhulp heeft de gemeente (een of) meerdere toezichthouders rechtmatigheid aangewezen. In hoofdstuk 2.4 worden deze toezichthouder(s) bedoeld. Naast de kerntaken11 houdt deze toezichthouder contact met de jeugdhulpaanbieder die de melding heeft gedaan, etc.
De Jeugdwet heeft het toezichthouderschap niet als directe verplichting opgedragen aan de lagere overheid, te weten de gemeente, zie hoofdstuk 9 ‘Toezicht en Handhaving’ van de wet. Toch heeft de wetgever in de wet een opdracht verstrekt aan de gemeente, nl. artikel 2.9: ‘De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels (onder d) voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.’ Door deze opdracht is de legitimiteit ontstaan om bij verordening toezichthouders (rechtmatigheid) aan te wijzen, conform de Awb.
De gemeente Emmen heeft een integrale aanpak van toezicht en handhaven in het sociaal domein. Vaak is er samenwerking met de afdeling burgerzaken en met de collega's van ruimtelijke ontwikkeling.1213
Hoofdstuk 3.2 Periodiek onderzoek
In de Verordening jeugdhulp gemeente Emmen 2020 is bepaald dat het college nadere regels kan vaststellen ten aanzien van de periodieke onderzoeken. Hoofdstuk 3.2 van deze nadere regels gaan hierover. Gekozen is voor een termijn van in beginsel 3 jaar. Of een kortere termijn noodzakelijk is zal mede afhangen van de aard, de wijze en de omvang van de individuele ondersteuningsbehoefte van de
cliënt en wat bij het onderzoek is vastgesteld. Afhankelijk hiervan kan ook een langere termijn
Ouders en kinderen hebben jeugdhulp nodig als zij problemen hebben die zij niet zelf kunnen oplossen. Jeugdhulp is niet bedoeld om gebruikelijke zorg van ouders over te nemen. In hoofdstuk 3.3.3, hoofdstuk 4 en bijlage 1 van de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Emmen 2020 is het afwegingskader en zijn de richtlijnen hierover opgenomen.
De jeugdhulpaanbieder moet in staat zijn kwalitatief verantwoorde zorg te leveren. De gemeente ziet in dit verband toe op een verantwoorde en juiste besteding van het PGB. Dat begint bij de vraag om hulp-op-maat in de leveringsvorm PGB, door bijvoorbeeld het PGB-plan en de zorgovereenkomst(en) met hulpverlener(s) te beoordelen en goed te keuren. Daarbij (maar ook tussentijds/achteraf) kan de gemeente toetsen hoe het totaal aantal uren per week dat de jeugdhulpverlener in kwestie in het algemeen jeugdhulp verleent, al dan niet aan meerdere cliënten, zich verhoudt tot het leveren van kwalitatief verantwoorde zorg aan de individuele jeugdige. Bij deze toetsing wordt het Arbeidstijdenbesluit betrokken; bij de jeugdhulpverlener op wie het Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, wordt er in lijn met artikel 5.18, lid d van de Regeling langdurige zorg (Rlz) en jurisprudentie hieromtrent14 vanuit gegaan dat deze jeugdhulpverlener in principe niet meer dan veertig uur in één week werkzaamheden kan verrichten. Jeugdigen in jeugdhulp kennen grote kwetsbaarheid en kunnen een hoge en complexe zorgvraag hebben. De inzet van de individuele jeugdhulpverlener per week, moet hiermee in verhouding staan. Daarom wordt de complexiteit van de zorgvraag (mee)gewogen. Het gaat dus om die gevallen dat meerdere budgethouders met een (hoog) complexe zorgvraag jeugdhulp inkopen bij één jeugdhulpverlener.
Hoofdstuk 8.1.h Drentse Verwijsindex
Bij het interpreteren van de risico’s maakt de signaleringsbevoegde zo nodig gebruik van de nadere uitwerking van deze risico’s zoals te vinden op https://handreikingmelden.nl/.15
Wanneer signaleert een professional een jeugdige in de Verwijsindex? 16
Wanneer een professional betrokken is bij een jeugdige en zorgen heeft over het gezond en veilig opgroeien van deze jeugdige, kan de professional een signaal afgeven. Wanneer de professional een signaal afgeeft is afhankelijk van het soort organisatie waarin hij of zij werkzaam is. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Organisaties vanuit de nulde lijn
Basisorganisaties zijn voor iedereen toegankelijk, zonder dat er een hulpvraag is (kinderopvang, onderwijs, huisarts, verloskundige, etc.). Organisaties vanuit de nulde lijn maken de afweging om te signaleren wanneer er zorgen zijn op één of meer van de volgende levensgebieden:
Organisaties vanuit de eerste lijn
Generalistische hulpverlening is hulp waar geen verwijzing voor nodig is. Denk aan het wijkteam, leerplicht of maatschappelijk werk. Organisaties vanuit de eerste lijn signaleren in principe altijd wanneer zij betrokken zijn bij een kind, jongere of een gezin. De reden hiervoor is dat zij alleen bij die personen betrokken zijn, waar altijd zorgen bestaan of een of meerdere leefgebieden. In de eerste lijn is betrokkenheid tonen dus de standaard. Er is echter een uitzondering: een signaal wordt niet afgegeven als er een enkelvoudige hulpvraag is, die zonder verdere opvolging door een andere organisatie eenvoudig en snel opgelost kan worden.
Organisaties vanuit de tweede lijn
Specialistische hulpverlening is hulp waar een verwijzing of indicatie voor nodig is. Hierbij kun je denken aan de GGZ, gezinsvoogdij, verslavingszorg, of de reclassering. Organisaties vanuit de tweede lijn zijn alleen bij die personen betrokken, waar altijd zorgen bestaan op een of meerdere leefgebieden. Daarom geven professionals uit de tweede lijn altijd een signaal van betrokkenheid af.
De Rechtspraak. ‘ECLI:NL:RBDHA:2018:3744.’ 25 april 2018. Geraadpleegd 4 februari 2020 via Externe link: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:3744.
Inspecties. ‘Leidraad Meldingen Jeugd.’ 1 oktober 2018. Geraadpleegd 21 november 2019 via Externe link: https://www.igj.nl/documenten/richtlijnen/2015/10/1/leidraad-meldingen-jeugd.
Multisignaal. ‘Wanneer signaleert een professional een jeugdige in de Verwijsindex?’ Geraadpleegd 3 februari 2020 via Externe link: https://www.multisignaal.nl/faq/.
NJi. ‘AMHK wordt 'Veilig Thuis'.’ Geraadpleegd 22 november 2019 via Externe link: https://www.nji.nl/nl/2014/AMHK-wordt-Veilig-Thuis.
Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie. ‘Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0.’ 1 mei 2013. Geraadpleegd 20 oktober 2020 via Externe link: https://www.nkd.nl/professionals/protocol-dyslexie-diagnose-en-behandeling/.
Programmaministerie voor Jeugd en Gezin. ‘Handreiking voor het melden aan de verwijsindex.’ Januari 2010. Geraadpleegd 3 februari 2020 via Externe link: https://handreikingmelden.nl/web.
Rijksoverheid. ‘De inspecties’. Geraadpleegd 22 november 2019 via Externe link: https://www.toezichtsociaaldomein.nl/inspectieloket-sociaal-domein/de-inspecties.
Rijksoverheid. ‘Melding doen van een calamiteit.’ Geraadpleegd 20 november 2019 via Externe link: https://www.igj.nl/onderwerpen/calamiteiten/melding-doen-van-een-calamiteit.
VNG. ‘ Handhaving en naleving Wmo 2015 en Jeugdwet,’ juni 2017. Geraadpleegd 22 november 2019 via Externe link: https://www.toezichtsociaaldomein.nl/documenten/publicaties/2017/06/15/handhaving-en-naleving-wmo-2015-en-jeugdwet--handreiking-voor-gemeenten.
VNG. ‘Profiel toezichthouder rechtmatigheid Wmo 2015 en Jeugdwet.’ Geraadpleegd 22 november 2019 via Externe link: https://vng.nl/sites/default/files/publicaties/2018/180413-profiel-toezichthouder-rechtmatigheid.pdf.
VNG. ‘Toezicht en handhaving sociaal domein Emmen in beeld,’ 4 oktober 2019. Geraadpleegd 22 november 2019 via Externe link: https://vng.nl/nieuws/toezicht-en-handhaving-sociaal-domein-emmen-in-beeld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-292924.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.