Gemeente Meppel – Wijziging verordening sociaal domein

De R a a d van de gemeente Meppel;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders (oktober 2020), nr. 240056/2400581;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de wijzigingsverordening:

 

Sociaal domein gemeente Meppel

 

De verordening sociaal domein gemeente Meppel wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I  

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 1. Begrippen

Oude tekst

Nieuwe tekst

….

  • 3.

    In deze verordening wordt verder verstaan onder:

    • 1.

      Aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus, treintaxi of bustaxi.

…...

  •  

    • 3.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten.

….

  •  

    • 5.

      Begeleider: ouder/verzorger of persoon die door de ouder/verzorger wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden.

…..

  • -

    Nieuw

     

  • -

    Nieuw

…...

  • 3.

    In deze verordening wordt verder verstaan onder:

    • 1.

      Aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, (taxi)bus of trein(taxi).

....

  •  

    • 3.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten of activiteiten.

….

    • 5.

      Begeleider: ouder/verzorger of persoon die door de ouder/verzorger wordt ingezet om de leerling of Wmo-pashouder tijdens het vervoer te begeleiden.

     

…...

  • -

    Centrumgemeente: Een gemeente die namens gemeente Meppel wettelijke taken uitvoert in mandaat op grond van de Wmo 2015 of de participatiewet.

  • -

    Weekeinde en vakantievervoer: vervoer van de leerling tussen de woning van de ouders en de plaats waar de leerling, met het oog op het bij hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs, verblijft.

Artikel II  

 

  • A.

    Artikel 5 komt, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, als volgt te luiden:

Artikel 5. Gesprek

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

……

  •  

    • i.

      welke eigen bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 en artikel en het leerlingenvervoer verschuldigd zal zijn,

…..

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de degene of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

…..

  •  

    • i.

      welke eigen bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 en artikel 4. Wet op het primair onderwijs voor het leerlingenvervoer verschuldigd zal zijn,

…….

  • 3.

    Het college informeert de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

 

  • B.

    Artikel 6 komt, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, als volgt te luiden:

Artikel 6. Verslag

Oude tekst

Nieuwe tekst

…....

  • 2.

    Binnen 15 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

…..

  • 2.

    Binnen 15 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

 

  • C.

    Artikel 10 komt, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet, als volgt te luiden:

Artikel 10. Regels voor pgb.

Oude tekst

Nieuwe tekst

……

  • 6.

    De hoogte van de pgb’s worden door het college als volgt berekend.

    • a.

      Voor de jeugd aan de hand van de toegekende bouwstenen, conform het model dat gehanteerd wordt voor de zorg in natura;

    • b.

      Voor de Wmo voor de ondersteuning, de individuele begeleiding, de dagbesteding en de respijtzorg worden door het college berekend op basis van 75% van het ZIN tarief voor professionals en op 50% van het ZIN tarief voor niet professionele hulp.

    • c.

      De inhoud van de dienstverlening bij de pgb’s is gelijk aan de dienstverlening beschreven voor de zorg in natura.

    • d.

      Voor de PGB houder voor wie het Wmo PGB (uur/dagdeel) tarief in 2019 lager is, dan in 2018, als gevolg van de 50%-75% berekening, geldt een overgangstermijn tot en met 31 december 2019. Het hoogste tarief blijft tot het einde van 2019 geldig, voor deze PGB houders.

  • 7.

    Bij de pgb’s voor de Wmo is een bedrag vrij besteedbaar.

    • a.

      bij een eenmalige pgb is het een vastgesteld vrij te besteden bedrag per jaar. Het bedrag is opgenomen in de tarievenlijst sociaal domein.

    • b.

      bij periodieke pgb’s is het een vastgesteld vrij bedrag te besteden per kalenderjaar per periodiek budget. Het bedrag is opgenomen in de tarievenlijst sociaal domein.

  • 8.

    Tussenpersonen of belangbehartigers worden door het college niet uit het pgb betaald.

  • 9.

    Het college heeft de bevoegdheid om de vastgestelde bedragen, door de raad, te indexeren.

    • a.

      De indexatie van een Wmo en Jeugd pgb voor diensten is gelijk aan de indexatie van Nza indexering.

  • 10.

    In afwijking van lid 8 wordt de bijdrage voor het collectief vervoer jaarlijks vastgesteld door de gezamenlijke opdrachtgevers in vervoersovereenkomst in het kader van de aanbesteding van kleinschalig openbaar vervoer en doelgroepenvervoer. De hoogte van de bijdrage per rit wordt vastgesteld en geïnd door de vervoerder.

  • 11.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      Dat deze persoon ten hoogste het tarief krijgt betaald voor zijn diensten zoals genoemd in de Tarievenlijst sociaal domein die deel uitmaakt van deze verordening;

    • b.

      Dat de zorg aan de belanghebbende voor de persoon uit het sociaal netwerk die jeugdhulp verleent niet tot overbelasting leidt.

…….

  • 6.

    De hoogte van de pgb’s worden door het college als volgt berekend.

    • a.

      Voor de jeugd aan de hand van de toegekende bouwstenen, conform het model dat gehanteerd wordt voor de zorg in natura;

    • b.

      Voor de Wmo voor de ondersteuning, de individuele begeleiding, de dagbesteding en de respijtzorg worden door het college berekend op basis van 75% van het ZIN tarief voor professionals en op 50% van het ZIN tarief voor niet professionele hulp.

    • c.

      De inhoud van de dienstverlening bij de pgb’s is gelijk aan de dienstverlening beschreven voor de zorg in natura.

    • d.

      Voor de PGB houder, voor wie een in 2019 een WMO PGB beschikking heeft ontvangen met de mogelijkheid op een vrij te besteden bedrag, geldt een uitsterfconstructie tot en met tot en met 31 december 2020. Het vrijbesteedbaarbedrag blijft beschikbaar in 2020 voor deze PGB houders.

  • 7.

    Tussenpersonen of belangbehartigers worden door het college niet uit het pgb betaald.

  • 8.

    Het college heeft de bevoegdheid om de vastgestelde bedragen, door de raad, te indexeren.

    • a.

      De indexatie van een Wmo en Jeugd pgb voor diensten is gelijk aan de indexatie van Nza indexering.

  • 9.

    In afwijking van lid 7 wordt de bijdrage voor het collectief vervoer jaarlijks vastgesteld door de gezamenlijke opdrachtgevers in vervoersovereenkomst in het kader van de aanbesteding van kleinschalig openbaar vervoer en doelgroepenvervoer. De hoogte van de bijdrage per rit wordt vastgesteld en geïnd door de vervoerder.

  • 10.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      Dat deze persoon ten hoogste het tarief krijgt betaald voor zijn diensten zoals genoemd in de Tarievenlijst sociaal domein die deel uitmaakt van deze verordening;

    • b.

      Dat de zorg aan de belanghebbende voor de persoon uit het sociaal netwerk die jeugdhulp verleent niet tot overbelasting leidt.

    • c.

      De tegemoetkoming voor hulp uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet kan worden toegekend voor informele hulp in de vorm van logeervoorziening / kortdurend verblijf. De hoogte van de tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van een door het college vast te stellen bedrag per etmaal en kan maximaal € 141 per kalendermaand bedragen.

 

  • D.

    Artikel 10 komt, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet, als volgt te luiden:

Artikel 10a. Regels voor het aanwijzen van professionele zorgaanbieders

Oude tekst

Nieuwe tekst

Geen

Als aanbieders van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning waarvoor een PGB tarief voor een professional beschikbaar kan worden gesteld volgens de Tarievenlijst sociaal domein (uit de Verordening Sociaal Domein gemeente Meppel) kwalificeren aanbieders die:

  • 1.

    Niet door toezichthouders zijn gesignaleerd wegens het verlenen van ondeskundige zorg, handelen in strijd met de wet, misleiding, fraude of uitbuiting van het personeel;

  • 2.

    Een kwaliteitszorgsysteem hanteren, waarbij onder andere de cliënttevredenheid wordt getoetst;

  • 3.

    Aangesloten zijn bij een professioneel collectief;

  • 4.

    Een duidelijke regeling voor hulpverlening in periode van ziekte of vakantie hanteren;

  • 5.

    verzekerd zijn voor beroepsaansprakelijkheid/bedrijfsaansprakelijkheid voor minimaal €1.250.000,-- per gebeurtenis en €2.500.000,-- per jaar;

  • 6.

    Voldoen aan specifieke opleidingseisen gericht op het verlenen van maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp;

  • 7.

    Beschikken over een adequate klachtenregistratie;

  • 8.

    Zich richting de belastingdienst gedragen als een zelfstandig ondernemer blijkend uit een of meer aangiften inkomstenbelasting over de afgelopen 3 jaar.

Specifiek voor jeugdhulpverleners geldt aanvullend dat aanbieders kwalificeren die:

  • -

    Een VOG volgens het screeningsprofiel “(Gezins) voogd bij voogdij-instellingen, reclasseringswerker, raadsonderzoeker en maatschappelijk werker” kunnen overleggen, niet ouder dan 3 maanden;

  • -

    Beschikken over een inschrijving in de Kamer van Koophandel als zorgaanbieder gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp;

  • -

    Zijn geregistreerd in het beroepsregister jeugd (SKJ) of BIG;

 

  • E.

    Artikel 20a komt, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, als volgt te luiden:

Artikel 20a. Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Oude tekst

Nieuwe tekst

Geen

Voor de uitvoering van beschermd wonen en maatschappelijke opvang als onderdeel van de Wmo2015 wordt toepassing gegeven aan de verordeningen, nadere regels en beleidsregels zoals deze zijn vastgesteld door de centrumgemeente Assen, die deze werkzaamheden volgens het Convenant Beschermd Wonen en Maatschappelijke opvang uitvoert. De algemene regels uit deze verordening alsmede nadere regels en beleidsregels van het gemeentebestuur van Meppel blijven buiten toepassing voor zover hun werking tegenstrijdig is met de regels van de centrumgemeente.

 

  • F.

    Artikel 20b komt, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, als volgt te luiden:

Artikel 20b. Resultaten Kortdurend verblijf in een instelling

Oude tekst

Nieuwe tekst

Geen

  • 1.

    De ondersteuning Kortdurend verblijf in een instelling is gericht op de volgende resultaten:

    • a.

      voorkomen of verminderen van overbelasting van de mantelzorger en/of

    • b.

      stimuleren om de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen laten wonen.

  • 2.

    Deze ondersteuning kan worden ingezet mits

    • 1.

      de cliënt langdurig is aangewezen op meer dan gebruikelijk hulp en

    • 2.

      de maatwerkvoorzieningen ondersteuning en begeleiding/dagbesteding niet voldoende oplossing bieden en

    • 3.

      de cliënt en de mantelzorger geen aanspraak kunnen maken op de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg om de overbelasting te voorkomen.

  • 3.

    De omvang is maximaal 3 etmalen per week.

Artikel III  

 

  • A.

    Artikel 21 komt op grond van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, als volgt te luiden:

Artikel 21. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

Oude tekst

Nieuwe tekst

….....

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school in het samenwerkingsverband.

….....

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school in het samenwerkingsverband, zoals beschreven in het ondersteuningsplan SWV voortgezet en primair onderwijs.

 

  • B.

    Artikel 22 komt op grond van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, als volgt te luiden:

Artikel 22. Vervoersvoorzieningen in de vorm van openbaar vervoer

Oude tekst

Nieuwe tekst

…......

  • 2.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 21 lid 1b en c bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan twee kilometer bedraagt.

…......

  • 2.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 21 lid 1b en c bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

  • 3.

    Voor ouders van leerlingen, wie een vervoersvoorziening heeft ontvangen zoals bedoeld in lid 2 met een afstand van twee kilometer, geldt een uitsterfconstructie voor vervoer naar dezelfde school of instelling. Het afstandscriterium van 2 kilometer blijft gelden voor deze ouders van leerlingen.

 

  • C.

    De titel van artikel 23 komt op grond van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, als volgt te luiden:

Artikel 23. Vervoersvoorziening van de kosten van openbaar vervoer of per fiets ten behoeve van een begeleider

 

  • D.

    Artikel 24 komt, op basis van de Wet op het primair onderwijs, als volgt te luiden:

Artikel 24. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

Oude tekst

Nieuwe tekst

1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 21 bezoekt, indien wordt voldaan aan het afstandscriterium van artikel 22 en;

…...

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 1.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 21 bezoekt, indien wordt voldaan aan het afstandscriterium van artikel 22 en;

….....

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

 

  • E.

    Artikel 25 komt op grond van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, als volgt te luiden:

Artikel 25. Vervoersvoorziening in de vorm van eigen vervoer

Oude tekst

Nieuwe tekst

…………

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op Artikel 21 en 22 en dit vervoer niet aanwezig is, behoudens het bepaalde in het vierde en vijfde lid van dit artikel; of

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op artikel 21 en dit vervoer niet voldoet, behoudens het bepaalde in het vierde lid van dit artikel.

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, één bedrag op basis van een kilometervergoeding voor één auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

……..

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van vergoeding voor de (aangepaste) fiets, afgeleid van de regeling Wet maatschappelijke ondersteuning.

……….

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op Artikel 21 en 22 en dit vervoer niet aanwezig is, behoudens het bepaalde in het vierde en vijfde lid van dit artikel; of

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de CAO Rijk, § 10.2 Dienstreizen binnenland, indien aanspraak zou bestaan op artikel 21 en dit vervoer niet voldoet, behoudens het bepaalde in het vierde lid van dit artikel.

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, één bedrag op basis van een kilometervergoeding voor één auto afgeleid van de CAO Rijk, § 10.2 Dienstreizen binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

…….

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van vergoeding voor de (aangepaste) fiets, afgeleid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

 

  • F.

    Artikel 27 komt op grond van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, als volgt te luiden:

Artikel 27. Vervoersvoorziening in vorm van openbaar vervoer

Oude tekst

Nieuwe tekst

Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 25 van deze verordening een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan twaalf km bedraagt.

Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 25 van deze verordening een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan twaalf kilometer bedraagt.

 

  • G.

    Artikel 32a komt op grond van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, als volgt te luiden:

Artikel 32a. Vervoer crisisopvang

Oude tekst

Nieuwe tekst

Geen

  • 1.

    Als vooraf vaststaat dat een leerling gedurende een korte periode (maximaal 6 weken) in crisisopvang / pleeggezin geplaatst wordt, niet terugkeert in de gemeente Meppel en om een crisisreden een korte periode in een andere gemeente zal verblijven, zal het vaak de voorkeur hebben dat de leerling zijn/ haar oude school blijft bezoeken. Als dit het geval is, blijft gemeente Meppel ook dit vervoer bekostigen voor maximaal 6 weken.

  • 2.

    Als het tijdelijke verblijf langer dan 6 weken gaat duren of als bij aanvang terugkeer naar gemeente Meppel niet vaststaat, zal in de gemeente waar de crisisopvang plaatsvindt een aanvraag leerlingenvervoer ingediend worden en zal de aanvraag conform verordening van de nieuwe gemeente beoordeeld worden.

  • 3.

    Als er vooraf aan de tijdelijke plaatsing nog geen recht op bekostiging van het leerlingenvervoer bestond, moet in de nieuwe gemeente waar de leerling feitelijk verblijft het leerlingenvervoer worden aangevraagd. Toetsing vindt dan plaats volgens de verordening van deze gemeente.

  • 4.

    Als toetsing op grond van een verordening van een andere gemeente een nadelig besluit met zich meebrengt, kán de gemeente in uitzonderlijke situaties hiervan afwijken wanneer dit in het belang van het kind noodzakelijk is. De beoordeling zal dan kunnen plaatsvinden op grond van de Jeugdwet. 

  • 5.

    Crisisopvang in Meppel van een leerling buiten de gemeente wordt op de volgende gronden getoetst;

    • a.

      of het kind in de huidige gemeente gebruik maakt van leerlingenvervoer;

    • b.

      of het vooraf vast staat dat verblijf in Meppel langer dan 6 weken duurt;

    • c.

      of het noodzakelijk is dat de leerling de oude school blijft bezoeken.

Artikel IV  

  • A.

    Artikel 40 komt op basis van de Participatiewet als volgt gewijzigd:

Artikel 40. Participatievoorziening beschut werk

Oude tekst

Nieuwe tekst

…….

  • 4.

    Het college biedt de volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt:

    • a.

      arbeidsmatige dagbesteding of

    • b.

      vrijwilligerswerk of

    • c.

      andere vormen van maatschappelijke participatie of werk

…….

  • 4.

    Het college biedt de volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt:

    • a.

      dagbesteding of

    • b.

      vrijwilligerswerk of

    • c.

      andere vormen van maatschappelijke participatie of werk.

  • Omdat er nog geen geschikte beschutte werkplek is gevonden, of omdat de opgelegde taakstelling voor de gemeente Meppel, door het Rijk, is behaald in het betreffende kalenderjaar.

 

  • B.

    Artikel 46 komt op basis van de Participatiewet als volgt gewijzigd:

Artikel 46. Bijdrage uit het Fonds Deelname Maatschappelijke activiteiten

Oude tekst

Nieuwe tekst

…….

  • 3.

    De bijdragen die verband houden met de activiteiten onder lid 2 worden toegekend met inachtneming van het bepaalde in artikelen 92 tot en met 94 van het fonds deelname Maatschappelijke activiteiten.

…….

  • 3.

    De bijdragen die verband houden met de activiteiten onder lid 2 worden toegekend met inachtneming van het bepaalde in artikelen 95 tot en met 99 van het fonds deelname Maatschappelijke activiteiten.

Artikel V  

 

Artikel 50a komt op grond van de Jeugdwet, als volgt te luiden:

 

Artikel 50a. Regeling zak- en kleedgeld

Oude tekst

Nieuwe tekst

geen

Artikel 50a. Regeling zak- en kleedgeld

  • a.

    Het college stelt ten behoeve van de jeugdige op wie een kinderbeschermingsmaatregel van toepassing is, waarbij het voor de voogd waar de jeugdige onder toezicht staat, blijkt dat het duurzaam onmogelijk is om zelf van de onderhoudsplichtige ouders een bijdrage voor zak- en kleedgeld te ontvangen, een vervangende bijdrage ter beschikking gelijk aan maximaal de geldende wettelijke kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet.

  • b.

    De gemeente toetst de situatie aan de volgende punten:

    • 1.

      Het kind staat onder toezicht van een gezinsvoogd en kan niet meer thuis wonen. Een vertegenwoordiger van de plek waar het kind woont heeft minimaal één keer de ouder(s) aangeschreven en deze gewezen op de financiële verantwoordelijkheid en / of;

    • 2.

      De ouders kunnen voor minimaal 6 maanden niet voldoen aan hun financiële verantwoordelijkheid. Dit toetst de gemeente aan het gezamenlijk inkomen en vermogen van de ouders en / of;

    • 3.

      Het is in het belang van het kind om het contact over de bijdrage met ouders te vermijden en / of;

    • 4.

      De ouders wonen op een onbekende plaats.

  • c.

    De gezinsvoogd vraagt de bijdrage aan. In de aanvraag maakt de gezinsvoogd de situatie duidelijk aan de hand van de punten die in lid 2 worden genoemd.

  • d.

    De vervangende bijdrage voor zak- en kleedgeld is gelijk aan de maximale kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet.

  • e.

    De gemeente kan van bovenstaande artikelen gemotiveerd afwijken als daar aanleiding voor is.

Artikel VI  

 

  • A.

    Artikel 51 komt op grond van de Wet kinderopvang, als volgt te luiden:

Artikel 51. Aanspraak

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Een ouder die ingezetene is van de gemeente Meppel heeft aanspraak op een peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten aan de voorschoolse voorziening, als het een peuterarrangement is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen dit register zijn de gegevens opgenomen van kinderopvangvoorzieningen die aan vastgestelde kwaliteitsnormen voldoen.

…......

  • 4.

    Indien een voorziening voor peuterarrangement wordt verwijderd uit het Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen, geldt de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van opname in het landelijk register niet gedurende een in nadere regels door het college te bepalen uitlooptermijn voor ouders die al een peuterarrangement afnamen bij die voorziening, voorafgaand aan de uitschrijving.

  • 1.

    Een ouder die ingezetene is van de gemeente Meppel heeft aanspraak op een peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten aan de voorschoolse voorziening, als het een peuterarrangement is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). In dit register zijn de gegevens opgenomen van kinderopvangvoorzieningen die aan vastgestelde kwaliteitsnormen voldoen.

…....

  • 4.

    Indien een voorziening voor peuterarrangement wordt verwijderd uit het Landelijk Register Kinderopvang, geldt de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van opname in het landelijk register niet gedurende een in nadere regels door het college te bepalen uitlooptermijn voor ouders die al een peuterarrangement afnamen bij die voorziening, voorafgaand aan de uitschrijving.

 

  • B.

    Artikel 58 lid 2 komt op grond van de Wet kinderopvang, als volgt te luiden:

Artikel 58. Omvang van de peutertoeslag

Oude tekst

Nieuwe tekst

…..

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor 10 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar, indien het kind een doelgroepkind is, zoals omschreven in door het college vast te stellen nadere regels.

…....

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor 16 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar, indien het kind een doelgroepkind is, zoals omschreven in door het college vast te stellen nadere regels.

 

  • C.

    Artikel 59 lid 1 komt op grond van de Wet kinderopvang, als volgt te luiden:

Artikel 59. De bevoorschotting

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    De peutertoeslag wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 1.

    De peutertoeslag wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald rechtstreek aan de voorschoolse voorziening.

Artikel VII  

 

Artikel 74 wordt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als volgt gewijzigd:

 

Artikel 74. Regels voor bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

Oude tekst

Nieuwe tekst

……..

Geen

……….

  • 5.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van collectief vervoer, ter hoogte van € 0,18 per kilometer voor ritten tot en met 25 kilometer plus het instaptarief van € 0,90.

Artikel VIII  

 

  • A.

    Artikel 91 wordt op basis van de Participatiewet als volgt gewijzigd:

Artikel 91. Hoogte individuele studietoeslag

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    De individuele studietoeslag is een vastgesteld bedrag per maand. Het bedrag staat in de tarievenlijst sociaal domein.

  • 2.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de Consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

  • 1.

    De individuele studietoeslag is een vastgesteld bedrag per maand. Het bedrag staat in de tarievenlijst sociaal domein.

  • 2.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd met 1,5%. Het bedrag wordt afgerond op hele euro's.

 

  • B.

    Artikel 94 wordt op basis van de Participatiewet als volgt gewijzigd:

Artikel 94. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Voor de individuele inkomenstoeslag is een bedrag per kalenderjaar vastgesteld voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden. Het bedrag staat in de tarievenlijst sociaal domein.

  • 2.

    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd.

  • 1.

    Voor de individuele inkomenstoeslag is een bedrag per kalenderjaar vastgesteld voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden. Het bedrag staat in de tarievenlijst sociaal domein.

  • 2.

    Het bedrag in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd met 1,5%. Het bedrag wordt afgerond op hele euro’s.

Artikel IX  

 

Artikel 100a komt, op basis van de Wet taaleis, als volgt te luiden:

 

Artikel 100a. Niet meewerken aan taaltoets

Oude tekst

Nieuwe tekst

Geen

  • 1.

    Als een belanghebbende niet meewerkt aan het afleggen van de taaltoets als bedoeld in artikel 18b tweede lid van de Participatiewet, wordt een maatregel opgelegd van:

    • a.

      20 procent van de bijstandsnorm gedurende 1 maand;

    • b.

      40 procent van de bijstandsnorm gedurende 1 maand als belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is toegepast vanwege het niet meewerken aan het afleggen van een taaltoets opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging;

    • c.

      100 procent van de bijstandsnorm gedurende 1 maand als belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit in de zin van artikel 8a, onderdeel b, van deze verordening, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging.

 

Tarievenlijst sociaal domein 2020 wordt als volgt gewijzigd:

Tarievenlijst sociaal domein 2020

 

TARIEVEN PGB Wmo

Omschrijving

tarief 2020

per

PGB Wmo ondersteuning basis door een particuliere, niet professionele hulp

€ 13,73

uur

PGB Wmo ondersteuning basis door een professionele hulp

€ 20,59

uur

PGB Wmo ondersteuning plus door een particuliere, niet professionele hulp

€ 13,92

uur

PGB Wmo ondersteuning plus door een particuliere, professionele hulp

€ 20,87

uur

PGB Wmo individuele begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociaal netwerk

€ 24,30

uur

PGB Wmo individuele begeleiding licht en PV door een daartoe opgeleid persoon

€ 36,45

uur

PGB Wmo individuele begeleiding midden door een daartoe opgeleid persoon

€ 43,20

uur

PGB Wmo individuele begeleiding zwaar door een daartoe opgeleid persoon

€ 55,80

uur

PGB Wmo Begeleiding groep of dagbesteding licht

€ 24,51

dagdeel

PGB Wmo Begeleiding groep of dagbesteding midden

€ 29,29

dagdeel

PGB Wmo Begeleiding groep of dagbesteding zwaar

€ 37,25

dagdeel

PGB Wmo Respijtzorg / kortdurend verblijf

€ 149,39

24 uur

PGB Wmo Vervoer

€ 12,50

dag

PGB Wmo vervoer rolstoel

€ 18,50

dag

TARIEVEN PGB Jeugd

Omschrijving

tarief 2020

Per

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid begeleiding inclusief persoonlijke verzorging en vervoer licht en midden door naasten of niet professionele jeugdhulpaanbieders. Interventieniveau 4 en 5.

€ 20,89

uur

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid inclusief persoonlijke verzorging en vervoer licht en midden door een professional. Interventieniveau 4 en 5.

€ 46,20

uur

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid begeleiding inclusief persoonlijke verzorging en vervoer zwaar door naasten of niet professionele jeugdhulpaanbieders. Interventieniveau 6.

€ 28,73

uur

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid inclusief persoonlijke verzorging en vervoer zwaar door een professional. Interventieniveau 6.

€ 58,20

uur

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid inclusief persoonlijke verzorging en vervoer dagbesteding basis door een professional. Interventieniveau 7.

€ 52,80

dagdeel

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid inclusief persoonlijke verzorging en vervoer dagbesteding licht specialistisch door een professional. Interventieniveau 7.

€ 69,60

dagdeel

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid inclusief persoonlijke verzorging en vervoer Kortdurend verblijf door naasten of niet professionele jeugdhulpaanbieders Interventieniveau 8.

Tegemoetkoming max. €141

24 uur

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid inclusief persoonlijke verzorging en vervoer verblijf basis (Zonder inzet gedragswetenschapper). Interventieniveau 8.

€ 121,64

24 uur

PGB Jeugd meedoen en zelfredzaamheid inclusief persoonlijke verzorging en vervoer verblijf specialistische (met inzet gedragswetenschapper). Interventieniveau 8.

€ 148,09

24 uur

Zelfstandigheidstraining. Interventieniveau 8.

€ 74,04

24 uur

PGB Jeugd Gezond zijn Ambulante GGZ behandeling. Interventieniveau 5.

€ 90,60

uur

PGB Jeugd Gezond zijn verblijf basis inclusief behandeling. Interventieniveau 8.

€ 211,62

24 uur

PGB Jeugd Gezond zijn verblijf specialistisch inclusief behandeling. Interventieniveau 8.

€ 259,21

24 uur

Gezond opgroeien Gezinshuis. Interventieniveau 8.

€ 148,09

24 uur

Gezond opgroeien Time-Out. Interventieniveau 8.

€ 95,19

24 uur

 

Individuele taxikosten Wmo

Individuele taxikosten worden voor maximaal 2000 km en gemiddeld

100 ritten per jaar (2 keer per week) toegekend en bedragen  € 3.776,- per jaar.

 

Rolstoeltaxikosten Wmo

Rolstoeltaxikosten worden voor maximaal 2000 km en gemiddeld

100 ritten per jaar (2 keer per week) toegekend en bedragen € 4.696,- per jaar.

Om in aanmerking te komen voor een vergoeding voor de rolstoeltaxi

dient de rolstoel niet verlaten te kunnen worden en dient het vervoer

dus zittend in de rolstoel te geschieden.

 

Aanschaf aangepaste auto

Bij de aanschaf van een auto wordt als uitgangspunt genomen, dat er

een nieuwe of een gebruikte auto wordt gekocht, welke niet ouder is dan

drie jaar. Een auto wordt geacht minimaal tien jaar mee te gaan. In deze

gevallen betreft het een eenmalige tegemoetkoming in de aanschaf kosten.

 

Nieuwe auto: 10 x (4.696 – 3.776) = € 9.200,- eenmalig

Auto 1 jaar oud: 9 x (4.696 – 3.776) = € 8.280,- eenmalig

Auto 2 jaar oud: 8 x (4.696 – 3.776) = € 7.360,- eenmalig

Auto 3 jaar oud: 7 x (4.696 – 3.776) = € 6.440,- eenmalig

 

Waardering mantelzorgers

Mantelzorgers hebben per kalenderjaar de keuze tussen:

een pakket of activiteit ter waarde van € 50,-  

Meppelbonnen ter waarde van € 50,-  

In individuele gevallen kan een bedrag uitgekeerd worden van  € 50,-

 

Tegemoetkoming meerkosten

De tegemoetkoming is maximaal voor de vier categorieën samen

per persoon per jaar. € 2.000,-

 

Hoogte individuele inkomenstoeslag

De individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar voor

alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden € 425,00-, 

 

Hoogte individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag bedraagt € 107,- per maand.

 

Premie voor een participatieplaats

De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet

bedraagt per 6 maanden, als voldoende is meegewerkt aan het

vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. € 520,-

 

Hoogte bijdrage uit het Fonds Deelname Maatschappelijke activiteiten

Voor een alleenstaande per kalenderjaar € 150,-

Voor echtparen/samenwonenden per kalenderjaar € 300,-

Voor een ten laste komend kind jonger dan 18 jaar per kalenderjaar € 100,-

 

Financiële draagkracht leerlingenvervoer

De hoogte van het bedrag als bedoeld in het artikel financiële draagkracht van het leerlingenvervoer worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomensgegevens van de ouders. Hieronder de bedragen leerlingenvervoer 2019-2020.

 

Inkomen in euro’s

Eigen bijdragen in euro’s

0 - 35.500

Nihil

35.500 - 42.000

145

42.000 - 48.500

615

48.500 - 55.000

1.150

55.000 - 62.500

1.680

62.500 - 69.000

2.210

69.000 en verder

Voor elke extra € 5.000: € 545 erbij

 

De inkomensgrenzen worden aangepast conform de door de VNG gehanteerde bedragen leerlingenvervoer.

Artikel IX Inwerkingtreding

Dit besluit treedt, voor de artikelen treedt met terug werkende kracht, in werking, met ingang van 1-1-2020 met uitzondering van Artikel III B "vervoersvoorzieningen in de vorm van openbaar vervoer" en VI B "omvang van de peutertoeslag". Artikel III B treed inwerking op 1-9-2020. Artikel VI B treed inwerking op 1-8-2020.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29-10-2020

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting op de wijzigingen verordening Sociaal Domein Meppel

Artikel 1

Lid 3, eerste punt:

Het begrip ‘aangepast vervoer’ juridisch nauwkeuriger omschreven. Vanuit de modelverordening VNG overgenomen.

 

Lid 3, derde punt:

Uitbreiding van de omschrijving van een algemeen gebruikelijke voorziening. Vanuit de modelverordening overgenomen.

 

Lid 3, vijfde punt:

Uitbreiding van het begrip ‘begeleider’. Vanuit de modelverordening van het VNG overgenomen.

 

Lid 3, achtste punt:

Het begrip ‘centrumgemeente’ juridisch nauwkeurig omschreven. In artikel 20a van de verordening wordt dit begrip gebruikt.

 

Lid 3, iii:

Uitleg begrip ‘weekeinde en vakantie vervoer’. Dit begrip wordt gebruik in artikel 31 van de verordening.

 

Artikel 5 & 6

De melding kan ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene de melding doen. In artikel 5 & 6 is dit nauwkeuriger omschreven.

 

Artikel 10

Oud Lid 6d:

Voor de PGB houder voor wie het Wmo pgb (uur/dagdeel) tarief in 2019 lager was, dan in 2018, als gevolg van de 50%-75% berekening, kon gebruik maken van een overgangstermijn tot en met 31 december 2019. De overgangstermijn van het tarief voor de pgb, die beschreven wordt, is verstreken en verwijderd uit de verordening. De tarieven voor de pgb zijn vanaf 1-1-2020 voor iedereen gelijk.

 

Lid 7:

In de Perspectiefnota 2020 -2023 is besloten dat vanaf 1-1-2020 niet langer een verantwoordingsvrij bedrag voor pgb-houders beschikbaar wordt gesteld. Voor de PGB houder, voor wie een in 2019 een WMO PGB beschikking heeft ontvangen met de mogelijkheid op een vrij te besteden bedrag, geldt een uitsterfconstructie tot en met tot en met 31 december 2020. Het vrijbesteedbaarbedrag blijft beschikbaar in 2020 voor deze PGB houders tot er een herindicatie plaatsvind of de indicatie afloopt.

 

Lid 10:

Per 1 mei 2019 moeten alle pgb-houders voldoen aan de Wet minimumloon óf gebruik maken van de nieuwe regeling Hulp Uit Sociaalnetwerk (HUS). Zo kan een tegemoetkoming voor kortdurend verblijf in het sociaal netwerk aan cliënten uitbetaald worden, zoals eerder in onze lokale regelgeving ook mogelijk was. Op deze manier wordt het huidige beleid gecontinueerd. Daarnaast wil Meppel informele zorg te stimuleren en zo min mogelijk opschalen, daar waar het niet nodig is, naar professionele zorg.

 

Artikel 10a:

De verordening kende nog geen onderscheid tussen informele en professionele tarieven voor zorgaanbieders. Zo kan bij een pgb in de toekomst beter bepaald worden of een hulpverlener formele of informele hulp mag leveren. Artikel 10a gaat over de randvoorwaarden voor het ontvangen van het professionele tarief pgb en is toegevoegd aan de verordening. Bij het bepalen of er sprake is van een professionele zorgaanbieder zijn er kwaliteitseisen opgesteld. Deze eisen worden meegewogen om de hoogte van de PGB vast te stellen. Uit recente jurisprudentie blijkt dat dit geen bevoegdheid meer is van het college. De regels die in de beleidsregels Wmo & Jeugd staan (het Drentse Kwaliteitskader) worden nu beschreven in de verordening. De toevoeging van artikel 10a sluit aan op het Drentse Kwaliteitskader en bepaalt de randvoorwaarden van de kwaliteit van de professionele zorg.

 

Artikel 20a:

Artikel 20a die over beschermd wonen en maatschappelijke opvang gaan, is toegevoegd aan de verordening. Beschermd wonen blijft tot 2021 een taak van de centrum gemeente Assen. Centrum gemeente Assen heeft in haar verordening, in het Convenant Beschermd Wonen en Maatschappelijke opvang vastgesteld over toezicht en kwaliteit van zorg.

 

Artikel 20b:

Met de decentralisatie en de uitbreiding van taken is kortdurend verblijf de verantwoordelijkheid geworden van de gemeente. Kortdurend verblijf in de toenmalige AWBZ omvatte logeren in een instelling gedurende drie etmalen per week indien de cliënt aangewezen is op permanent toezicht. De wijzigingsverordening omvat de kaders en randvoorwaarde voor de inzet van kortdurend verblijf op basis van de modelverordening VNG.

 

Artikel 21:

Er is een verwijzing toegevoegd naar het ondersteuningsplan SWV voortgezet en primair onderwijs 2018 – 2022 van Meppel, Hoogeveen en Steenwijk. Het ondersteuningsplan is het belangrijkste beleidsdocument van het samenwerkingsverband.

 

Artikel 22:

De regeling Leerlingenvervoer is bedoeld om de toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. Wetgeving verplicht de gemeente om, onder bepaalde voorwaarden, de kosten van het vervoer naar school te bekostigen. De gemeenteraad heeft de wettelijke taak om een regeling (verordening) vast te stellen waarin het leerlingenvervoer nader geregeld wordt. De gemeente hanteert in deze wijzigingsverordening een afstandscriterium van 6 kilometer. Het afstandscriterium zal met ingang van het schooljaar 2020-2021 ingaan voor nieuwe gevallen. Voor leerlingen die al gebruik maken van leerlingenvervoer met een afstandscriterium van 2 km geldt een overgangsjaar. Het aantal kilometers is gebaseerd op de compactheid van de gemeente Meppel en de inzet van ouders om hun kinderen zelf naar school te brengen. Is de afstand van huis tot school kleiner dan 6 kilometer? Dan kan de leerling geen gebruikmaken van leerlingenvervoer. Deze grens geldt niet voor kinderen die door een handicap niet (zelfstandig) kunnen reizen met het openbaar vervoer.

 

Artikel 23 en 24:

De gemeente Meppel wil in haar beleid graag ruimte creëren voor (begeleid) zelfstandig reizen wat niet enkel het openbaarvervoer inhoud. Wanneer het college oordeelt dat de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, kan het college een fietsvergoeding verstrekken. Hierbij worden dan factoren als leeftijd, eventuele handicap, de veiligheid van de route en de afstand in overweging genomen. Het is mogelijk een fietsvergoeding voor de zomermaanden te verstrekken en een andere vervoersvoorziening voor de overige maanden toe te kennen.

 

Artikel 25:

De Reisregeling Nederland is vervallen per 1-1-2020. Nu wordt er verwezen naar de CAO Rijk § 10.2 Dienstreizen binnenland.

 

Artikel 32a:

De hoofdregel is dat daar waar de leerling feitelijk verblijft door de ouders een aanvraag ingediend moet worden. De betreffende gemeente toetst deze aanvraag aan de verordening. Om administratieve rompslomp te voorkomen bij een crisissituatie adviseert de VNG een uitzondering op deze hoofdregel te maken. Wanneer de leerling tijdelijk verblijf bij pleeggezin of tijdelijk buiten de gemeente woont, wordt er een 6-wekentermijn gehanteerd.

 

Artikel 40

Lid 4a:

Binnen de inkoopcontracten van de Wmo is niet langer arbeidsmatige dagbesteding opgenomen. Deze wordt dan ook niet langer aangeboden in de verordening.

 

Lid 4c:

In het rapport ‘Een werkende keten’ van de gemeente Meppel is geadviseerd om niet meer beschutte werkplekken te realiseren dan in de taakstelling van het Rijk voor de gemeenten Meppel is aangegeven. Uit de memorie van toelichting van de tweede kamer Kamerstukken II 2016/17, 34 578, nr. 6, p. 30. “Het college mag aldus in de verordening geen uitsluitende criteria opnemen die er toe kunnen leiden dat een persoon met een positief advies alsnog niet geplaatst wordt in een beschut werk dienstbetrekking zolang het geraamde aantal beschut werkplekken niet is gerealiseerd. Het college mag in de verordening wel uitsluitende criteria opnemen die gelden nadat in een jaar het aantal geraamde beschut werkplekken is gerealiseerd.”

 

Artikel 50a.

Op grond van het Burgerlijk Wetboek (art. 1:392) zijn ouders primair verantwoordelijk voor het levensonderhoud van hun kinderen, ook wanneer het kind met een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel in een residentiële inrichting verblijft. In de praktijk komt het voor dat bepaalde kosten voor het levensonderhoud van een kind niet betaald worden door of verhaald kunnen worden op de ouders en ook niet uit een andere regeling vergoed kunnen worden, maar waarbij het wel in het belang van de jeugdige is dat deze kosten gemaakt worden. Gemeenten hebben vanuit de Jeugdwet (art. 2.3 Jw) een zorgplicht om in dergelijke gevallen een financiële vergoeding beschikbaar te stellen.

 

Artikel 51:

Het Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen heet sinds 2018 het Landelijk Register Kinderopvang. De verwijzingen naar dit register zijn aangepast.

 

Artikel 58:

In het Regeerakkoord is een uitbreiding van het aanbod aan doelgroeppeuters opgenomen van tien naar zestien uur per week. De beoogde inwerkingtreding van de wijzigingen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie is 1 juli 2020. Dit betekent dat alle gemeenten vanaf 1 juli 2020 moeten voldoen aan de nieuwe urennorm in het aanbod aan nieuw startende kinderen in de voorschoolse educatie. Voor de kinderen die al vóór 1 juli 2020 tweeëneenhalf waren en deelnamen aan voorschoolse educatie, blijft de oude norm gelden.

 

Artikel 74:

Lid 5:

Sinds de invoering van het abonnementstarief heeft de gemeente de mogelijk het vervoer (zowel maatwerk- als algemene voorziening) uit te zonderen van het abonnementstarief. De gemeente moet dit wel in de verordening vastleggen. Doet de gemeente dit niet en vraagt deze wel een eigen bijdrage, dan valt het collectief vervoer automatisch onder het abonnementstarief. Gemeenten moeten, als zij wel een bijdrage willen vragen voor het collectief vervoer, de hoogte van de eigen bijdrage in de verordening opnemen. De gemeente raad heeft op 14 november 2019 besloten het collectief vervoer uit te zonderen van het abonnementstarief.

 

Artikel 91:

Voor de indexering van de bedragen van de studietoeslag sluiten we niet langer aan bij de consumentenprijsindex. De consumentenprijsindex fluctueert maandelijks en kan verschillen opleveren, uitgaan van een totale jaarindex zorgt ervoor dat bedragen niet tijdig worden aangeleverd. Vanaf 1-1-2020 wordt de indexering van de studietoeslag gelijk getrokken met de jaarlijkse indexering van de individuele inkomenstoeslag van 1,5%.

 

Artikel 94:

In dit artikel is de jaarlijkse indexering van de individuele inkomenstoeslag van 1,5% nogmaals benoemd om onduidelijkheden te voorkomen, zie uitleg Artikel 91. Voorheen werd de jaarlijkse indexering genoemd maar niet specifiek hoeveel procent deze indexering betreft.

 

Artikel 100a. Niet meewerken aan taaltoets

De Wet Taaleis is in de PW opgenomen in artikel 18b. Dat betekent dat de wetgever heeft geoordeeld dat deze geen deel uitmaakt van de uniforme arbeidsverplichtingen. Deze verplichtingen zijn immers uitputtend opgenomen in het vierde lid van artikel 18 PW. Ook artikel 55 PW blijkt zich niet te lenen voor een maatregel bij het niet meewerken aan een taaltoets (of andere schending in het kader van de Wet Taaleis). Daarvoor is namelijk die schending te algemeen en doet deze geen recht aan de wettelijke verankering van de Wet Taaleis in artikel 18b. Op grond van artikel 55 PW kan namelijk individueel een verplichting worden opgenomen die niet specifiek zijn grondslag vindt in de PW. Dat is dus hier niet het geval. Om deze reden is het noodzakelijk om voor een schending van de verplichting op grond van de Wet Taaleis een aparte bepaling in de verordening op te nemen.

 

Naar boven