Gemeenteblad van Opmeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Opmeer | Gemeenteblad 2020, 291062 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Opmeer | Gemeenteblad 2020, 291062 | Overige besluiten van algemene strekking |
Noodverordening van de voorzitter van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord houdende voorschriften ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19 (Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 4 november 2020)
De voorzitter van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord,
gelet op artikel 176 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s,
gelet op de aanwijzingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 14 oktober 2020, nr. 1762562-212713-PDC19 en van 4 november 2020, nr. 1775837-213642-PDC19.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeenten die behoren tot Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, te weten Alkmaar, Bergen (NH), Castricum, Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Heerhugowaard, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Langedijk, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
eet- en drinkgelegenheden: inrichtingen waar ter plaatse eten of drinken bedrijfsmatig of anders dan om niet wordt verstrekt en genuttigd, met uitzondering van inrichtingen in bedrijven, instellingen en andere organisaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn (bedrijfskantines en bedrijfscatering);
evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel g, Gemeentewet, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; hieronder vallen mede, maar niet uitsluitend, beurzen en congressen, herdenkingsplechtigheden, optochten niet zijnde manifestaties in de zin van de Wet openbare manifestaties, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden, braderieën, straatfeesten, barbecues en vechtsportwedstrijden;
Artikel 2.0 Sluiting voor publiek openstaande gebouwen en eet- en drinkgelegenheden
Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op:
eet- en drinkgelegenheden indien uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van eten, drinken of producten voor gebruik anders dan ter plaatse, mits de eet- en drinkgelegenheid tussen 01.00 en 07.00 uur gesloten is, de exploitant maatregelen heeft getroffen waardoor de aanwezigen in en bij de toegang tot de eet- en drinkgelegenheid te allen tijde 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden en de duur van hun verblijf in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt;
coffeeshops indien uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs voor gebruik anders dan ter plaatse mits de coffeeshop tussen 20.00 en 07.00 uur gesloten is, de exploitant maatregelen heeft getroffen waardoor de aanwezigen in en bij de toegang tot de coffeeshop te allen tijde 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden en de duur van hun verblijf in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt;
Artikel 2.1 Verboden samenkomsten
Het is verboden een samenkomst van meer dan 30 personen (exclusief personeel) per zelfstandige ruimte in een besloten plaats, niet zijnde een woning, of in een voor publiek openstaand gebouw, vaartuig of voertuig, met uitzondering van de daarin gelegen woongedeelten, te organiseren, te laten organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan. Een zichtbaar gescheiden podium geldt als zelfstandige ruimte.
Degene die een samenkomst gericht op verrichtingen van vermaak in de publieke ruimte, met uitzondering van de daarin gelegen woongedeelten, of in een besloten plaats, niet zijnde een woning, organiseert, laat organiseren, laat plaatsvinden of laat ontstaan is, onverminderd het derde lid, verplicht:
Artikel 2.1a Verbod groepsvorming
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor:
een opsporingsambtenaar, toezichthouder, beveiligingsmedewerker, zorgverlener, geestelijke bedienaar of persoon die werkzaam is bij een justitiële inrichting of in de vitale asielketen, bij de politie, de brandweer, de krijgsmacht of in de kinderopvang met inbegrip van de buitenschoolse opvang of die eerste hulp biedt bij een het leven of de gezondheid bedreigende situatie, alsmede degenen jegens wie deze persoon zijn taak uitoefent.
Artikel 2.2 Verbod niet houden veilige afstand
Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing:
op personen in het openbaar vervoer, overig bedrijfsmatig personenvervoer en vervoer voor privédoeleinden, voor zover dit vervoer primair de verplaatsing van de ene naar de andere locatie behelst en niet strekt tot het mogelijk maken van recreatie in dat voer- of vaartuig, mits zij voldoen aan de in deze verordening gestelde regels over het gebruik van niet-medische mondkapjes;
Artikel 2.4 Verbod gezamenlijk zingen of schreeuwen
Het is verboden in de publieke ruimte of in een besloten plaats, niet zijnde een woning of een daarbij behorend erf, in groepsverband te zingen of te schreeuwen. Dit verbod geldt niet voor zangers, zangkoren en zanggroepen en voor zang als onderdeel van de belijdenis van godsdienst of levensovertuiging, mits de richtlijnen die zijn opgenomen in het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van 30 juni 2020 in acht worden genomen.
Artikel 2.6 Registratieplicht contactberoepen
Het gebod als bedoeld in het eerste lid en het gebod als bedoeld in het vierde lid voor zover het de reservering betreft, geldt niet voor (para)medische zorgverleners, sekswerkers, mantelzorgers, geestelijk bedienaars, toezichthouders, handhavers en medewerkers van hulpdiensten of personen die werkzaam zijn bij een justitiële inrichting.
Artikel 2.7 Inrichting en beëindiging voorziening personenvervoer
Vervoerders richten voorzieningen voor openbaar vervoer en overig bedrijfsmatig personenvervoer zodanig in en nemen daarmee samenhangende maatregelen, zodat reizigers in staat worden gesteld zoveel mogelijk een afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen in acht te nemen en reizigers van 13 jaar en ouder een niet-medisch mondkapje dragen in voertuigen en vaartuigen.
De voorzitter kan na overleg met de vervoerder voorzieningen voor openbaar vervoer en overig bedrijfsmatig personenvervoer beëindigen of beperken, indien:
de inrichting van deze voorzieningen en de daarmee samenhangende maatregelen reizigers niet of onvoldoende in staat stelt zoveel mogelijk een afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen in acht te nemen of het dragen van een mondkapje door reizigers van 13 jaar en ouder niet in acht wordt genomen; en
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Artikel 4.1 Opvolgen aanwijzingen
Alle ambtenaren van de politie als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, en militairen van de Koninklijke Marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering zijn bevoegd aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening te geven. Alle aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening gegeven door daartoe bevoegde functionarissen dienen stipt en onmiddellijk opgevolgd te worden.
Artikel 5.1 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze verordening wordt bekendgemaakt op de publiekswebsite van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, www.vrnhn.nl, en treedt na bekendmaking hiervan in werking met ingang van 4 november 2020 om 22:00 uur.
Artikel 5.2 Intrekking vorige noodverordening
Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 14 oktober 2020 wordt ingetrokken.
Vastgesteld op 4 november 2020 te Alkmaar,
De plaatsvervangend voorzitter van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord,
Emile Roemer
In Nederland, maar ook wereldwijd, is er een uitbraak van het coronavirus (COVID-19), behorende tot groep A van de infectieziektes. Ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid worden maatregelen genomen om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.
Aangezien de uitbraak van COVID-19 een crisis van meer dan plaatselijke betekenis betreft, zijn in verband met deze crisis ten behoeve van de crisisbeheersing ingevolge artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s alle in dat artikel genoemde bevoegdheden van de tot de regio behorende burgemeesters overgegaan naar de voorzitter van de veiligheidsregio. Daartoe behoort ook de bevoegdheid om in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, algemeen verbindende voorschriften te geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn (artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet).
In deze noodverordening worden de opdrachten van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mede namens de minister van Justitie en Veiligheid (JenV), in de aanwijzing 14 oktober 2020, nr. 1762562-212713-PDC19 en 4 november 2020, nr. 1775837-213642-PDC19 waar nodig uitgewerkt in algemeen verbindende voorschriften. Deze opdrachten zijn gebaseerd op artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.
Handelen of nalaten in strijd met de voorschriften uit deze verordening is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Dit wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Ook kan de voorzitter van de veiligheidsregio een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen.
Deze verordening staat er niet aan in de weg dat de voorzitter van de veiligheidsregio gebruik maakt van andere bevoegdheden om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen, zoals de bevoegdheid tot het geven van voorschriften van technisch-hygiënische aard in artikel 47 van de Wet publieke gezondheid, bevoegdheden in de Wet openbare manifestaties en de bevoegdheid tot het geven van bevelen ter beperking van gevaar in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet (in combinatie met artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s). Dit betekent in geval van een demonstratie dat de voorzitter op grond van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, bij uitsluiting bevoegd is om toepassing te geven aan de bevoegdheid bedoeld in de artikel 5 tot en met 9 van de Wet openbare manifestaties.
In het algemeen gelden voor een ieder de volgende uitgangspunten:
Het begrip ‘publieke ruimte’ is opgenomen om te verduidelijken dat daaronder zowel de openbare ruimte als de voor het publiek openstaande gebouwen, locaties en daarbij behorende erven vallen, al dan niet met enige beperking. Het gaat bijvoorbeeld om de openbare weg, parken, parkeerterreinen en plantsoenen, het publieke gedeelte van het gemeentehuis en voor het publiek toegankelijke winkels en andere gebouwen. Ook vaartuigen en voertuigen in de openbare ruimte en voor het publiek openstaande ruimte worden tot de publieke ruimte gerekend, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten.
Het begrip evenement ziet op een zeer breed scala aan activiteiten. Namelijk alle voor het publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak. Uitgezonderd zijn betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Onder het begrip evenement vallen mede herdenkingsplechtigheden, beurzen en congressen, braderieën, optochten niet zijnde manifestaties in de zin van de Wet openbare manifestaties, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden, straatfeesten, barbecues en vechtsportwedstrijden;
Een openbare plaats is een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek. Wil hiervan sprake zijn, dan moet aan verschillende criteria zijn voldaan. Het vereiste dat de plaats openstaat voor het publiek wil zeggen dat in beginsel een ieder vrij is om er te komen, te vertoeven en te gaan; dit houdt in dat het verblijf op die plaats niet door de rechthebbende aan een bepaald doel gebonden mag zijn. Dat de plaats ‘openstaat’ betekent voorts dat geen beletselen in de vorm van een meldingsplicht, de eis van een voorafgaand verlof of de heffing van een toegangsprijs gelden voor het betreden van de plaats. Op grond van het vorenstaande kunnen bijvoorbeeld stadions, postkantoren, warenhuizen, restaurants, musea, ziekenhuizen en kerken niet als openbare plaatsen in de zin van de Wet openbare manifestaties worden aangemerkt.
Als voorbeelden kunnen worden genoemd openbare plantsoenen, speelweiden, parken en de voor een ieder vrij toegankelijke gedeelten van overdekte passages, van winkelgalerijen, van stationshallen en van vertrek- en aankomsthallen van vliegvelden.
Onder placeren wordt verstaan het aanwijzen van een zitplaats of in het geval van wellness-, sauna-, sport-spel-, theater- en dansactiviteiten het aanwijzen van een afgebakende locatie waar gebruik van kan worden gemaakt voor de activiteit. Bij placering in de vorm van toewijzing van een afgebakende locatie gaat het om de beoefening van de activiteiten. Bij het kijken naar sport-, spel-, theater en dansactiviteiten bestaat placeren uit het aanwijzen van een zitplaats.
Onder verificatie van de gezondheid wordt verstaan het vragen naar ziekteverschijnselen van COVID-19. Dit zijn de bekende verschijnselen als koorts, neusverkoudheid, keelpijn, hoesten, niezen e.d. Als blijkt dat deze klachten aanwezig zijn dan mag de persoon die deze klachten heeft niet worden toegelaten tot de activiteit of inrichting.
Artikel 2.0 Sluiting voor het publiek openstaande gebouwen
Alle voor het publiek openstaande gebouwen en bijbehorende erven alsmede voor publiek openstaande vaartuigen of voertuig zijn gesloten. Het gaat dan bijvoorbeeld om bioscopen, filmhuizen, concertzalen, podia voor alle genres van muziek, theaters en hiermee vergelijkbare culturele instellingen, musea, presentatie-instellingen, monumenten met een publieksfunctie, bibliotheken, casino's, arcadehallen, speelhallen, zwembaden, pretparken, dierentuinen en seksinrichtingen.
Het verbod ziet dus ook op de buitenlocaties zoals bij de dierentuin, het klimbos en het pretpark. De gebouwen die gesloten zijn, mogen geen ‘afhaal’ aanbieden. Deze uitzondering geldt alleen voor eet- en drinkgelegenheden en coffeeshops. Een bibliotheek mag dus niet rechtstreeks vanuit een uitgiftepunt boeken meegeven aan lezers. Het aan huis bezorgen van boeken aan bijvoorbeeld ouderen is wel toegestaan.
Dit verbod ziet dus niet op besloten plaatsen zoals onderwijsinstellingen, religieuze gebouwen en privé vaar- en voertuigen. In onderwijsinstellingen wordt onderwijs en educatie verzorgd. Voor zover het theater of culturele instelling niet voor het publiek geopend is, maar wordt gebruikt door gezelschappen die daar in de uitoefening van hun beroep oefenen of een voorstelling via een livestream verzorgen, worden zij aangemerkt als een besloten plaats.
Daarnaast behoren hier ook activiteiten toe die te maken hebben met vakbekwaamheid van professionals. Activiteiten die voor professionals nodig zijn om te blijven voldoen aan bepaalde opleidingseisen (diploma’s) in het vak- en beroepsonderwijs. Denk daarbij aan bijscholing van BOA’s, theorie rijbewijs, BHV, medisch personeel, essentiële beroepen (en dan essentiële cursus waar geen alternatief voor is) etc.
Voorts geldt dat bij gebouwen waarin meerdere functies aanwezig zijn, zoals een buurthuis, slechts die delen geopend mogen zijn die uitdrukkelijk in het tweede lid van het verbod zijn vrijgesteld. Dat betekent bijvoorbeeld dat in een gebouw met horeca en een nagelstudio, de horeca dicht moet zijn en de stylist(e) zijn of haar werk mag doen.
Op dit verbod is een groot aantal uitzonderingen gemaakt. Zo is in het tweede lid onder a. geregeld dat het verbod niet geldt voor een uitvaartcentrum. Uitvaarten zijn vanaf 9 november 2020 niet langer uitgezonderd van het maximum van 30 personen. Wel kunnen de eet- en drinkgelegenheden in uitvaartcentra geopend blijven. Direct na afloop van een uitvaartceremonie is dus een bijeenkomst mogelijk voor alléén de deelnemers aan de uitvaartceremonie waarbij voor koffie, thee of andere eet- en drinkwaren wordt gezorgd. Hierbij blijven de regels gelden van 1,5 meter. Vanwege het bijzondere karakter van een uitvaart wordt een erehaag als onderdeel van de uitvaartceremonie beschouwd waarbij de regel van 1,5 meter eveneens moet worden opgevolgd.
Onder b is een uitzondering opgenomen voor de huwelijksvoltrekking, mits het groepsverband niet groter is dan twintig personen. De huwelijksvoltrekking kan plaatsvinden in een daarvoor bestemde locatie. Dat kan dus ook een eet- en drinkgelegenheid zijn. Deze mag dan alleen open voor de maximaal 20 gasten, maar geen eten en drinken serveren.
Onder d is een uitzondering gemaakt voor openbaar vervoer of overig bedrijfsmatig personenvervoer, mits het vervoer niet strekt tot recreatieve doeleinden. Dit betekent dat excursies in bussen en rondvaartboten niet zijn toegestaan.
Ook een gebouw, een vaartuig of voertuig waarin een contactberoep wordt beoefend mag geopend blijven. Dit geldt niet voor een seksinrichting. Hiertoe behoren ook gebouwen voor raamprostitutie, seksclubs, privéhuizen en erotische massagesalons.
Onderdeel h regelt dat een locatie voor activiteiten van een vereniging voor leden tot en met 17 jaar, waaronder begrepen verenigingen voor scouting, cultuur, kunst, en sport, geopend mogen zijn. In dit lid wordt gesproken over een jeugdvereniging. Deze uitzondering heeft echter een bredere reikwijdte en ziet ook op activiteiten georganiseerd door een stichting of door of namens een overheidsorganisatie. Dat betekent dat ook theaterlessen georganiseerd door een stichting of activiteiten voor kinderen georganiseerd door jeugdwelzijnswerk kunnen plaatsvinden. (Georganiseerde) kinderfeestjes of activiteiten in een speelhal of trampolinepark zijn uitdrukkelijk niet toegestaan. Kinderboerderijen en speeltuinen (binnen) dienen gesloten te zijn.
Onderdeel i bepaalt dat een sport- of fitnessclub en sportlocaties, niet zijnde zwembaden, geopend mogen zijn. De zwembaden moeten helemaal dicht zijn. Dus ook geen zwemles of waterpolo.
Onderdeel j bepaalt dat een hotel of een eet- en drinkgelegenheid binnen een hotel voor zover deze slechts wordt opengesteld voor de hotelgasten die daar daadwerkelijk overnachten open mag zijn. Zo mogen hotels eten en drinken serveren voor hun eigen gasten. Dit geldt niet voor vakantieparken en andere recreatieverblijven. Hierbij geldt wel dat alcoholverkoop aan eigen gasten of aan anderen na 20.00 uur niet meer is toegestaan. Onder het begrip ‘hotel’ wordt in dit kader ook begrepen een hotelboot of een cruiseschip.
Onderdeel n regelt dat een zorginstelling open mag zijn. Ook mogen zorginstellingen gebruik maken van andere (gesloten) locaties. Stichting Sanquin Bloedvoorziening kan bijvoorbeeld wel gebruik maken van enkele voorzieningen (zoals stroom en toilet) van sportclubs en eet- en drinkgelegenheden voor het afnemen van bloed. De inrichting blijft dan voor het overige publiek gesloten. Hetzelfde geldt voor het gebruik van een gebouw voor griepvaccinaties.
Op grond van onderdeel q mag een overheidsgebouw met een publieksfunctie of loket geopend blijven. Deze openstelling ziet op het ontvangen van publiek in overheidsgebouwen met loketten. Dus niet op een buurt- of wijkhuis in beheer bij de overheid. Die blijven gesloten, tenzij in die buurthuizen bijvoorbeeld sprake is van dagbesteding als bedoeld in onderdeel u.
Onderdeel s bepaalt dat een eet- en drinkgelegenheid geopend mag zijn indien uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van eten, drinken of producten voor gebruik anders dan ter plaatse. Afhaal om mee naar buiten of naar huis te nemen en bezorgen is dus toegestaan. Het is dus niet toegestaan om het afgehaalde eten en drinken mee te nemen in een andere zaal in de inrichting. Bij afhaal kan bijvoorbeeld gedacht worden aan pizzeria’s, fastfoodrestaurants, en shoarmazaken en andere restaurants. Uitsluitend voor de afhaalfunctie mag de eet- en drinkgelegenheid bezoekers ontvangen. Om 01.00 uur dient de eet- en drinkgelegenheid ook voor de afhaalfunctie gesloten te zijn en mag niet meer worden bezorgd. Ook een afhaalloket dient dan gesloten te zijn. De exploitant treft maatregelen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen in en bij de toegang van deze locaties te garanderen.
Het is voor de horeca en zalencentra niet toegestaan om zalen te verhuren voor openbare of besloten bijeenkomsten. Dus ook zakelijk gebruik is niet toegestaan. Zalenverhuur aan erkende onderwijsinstellingen voor onderwijsactiviteiten is wel toegestaan. Ook is zalenverhuur mogelijk indien een van de andere uitzonderingen uit artikel 2.0 aan de orde is, zoals een huwelijksvoltrekking of het gebruik als stembureau tijdens de verkiezing.
Onderdeel t bepaalt dat coffeeshops ook gesloten moeten zijn. Zij mogen slechts bezoekers ontvangen voor afhaal. Afhalen bij de coffeeshop mag alleen tussen 7.00 uur en 20.00 uur.
Onderdeel u bepaalt dat een locatie waar besloten en georganiseerde dagbesteding plaatsvindt voor kwetsbare groepen open mag zijn. Hier mag ook iets genuttigd worden door deze doelgroep. Kwetsbare groepen zijn naast ouderen ook bijvoorbeeld jongeren waarvoor in het kader van het jeugdwelzijnswerk activiteiten worden georganiseerd. Let op het gaat hier om het openstellen van gebouwen.
Artikel 2.1 Verbod samenkomsten
Dit artikel bevat voorschriften over samenkomsten. Een samenkomst in een voor publiek openstaand gebouw is slechts mogelijk als dit gebouw op grond van artikel 2.0 geopend mag zijn.
In het eerste lid is een verbod opgenomen voor samenkomsten met meer dan dertig personen binnen (exclusief personeel) per zelfstandige ruimte. Een aparte zaal is een zelfstandige ruimte. Er geldt dus 30 personen per zaal. Daarbij moeten de bezoekersstromen van en naar die zalen gescheiden zijn. Een ruimte die met schotten of schermen in twee of meer delen is verdeeld is nog steeds één ruimte. Dus afschermen levert geen zelfstandige ruimte op.
Een zichtbaar gescheiden podium wordt daarbij als zelfstandige ruimte beschouwd. Op dat podium staan de artiesten, deze tellen niet mee bij de dertig personen in de zaal. Het verbod geldt ook voor vaartuigen en ziet dus ook op rondvaartboten.
Het maximum van dertig personen geldt zowel voor kinderen als volwassenen. Het verbod heeft betrekking op alle samenkomsten die niet uitgezonderd zijn. Het verbod geldt niet voor woningen of daarbij behorende erven. Bij excessen kan echter wel worden opgetreden tegen bijvoorbeeld ‘coronafeestjes’ in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke met gebruikmaking van een noodbevel.
Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op het verbod. Met de onderdelen a en b wordt een uitzondering getroffen voor de vrijheid van vergadering en betoging en voor de godsdienstvrijheid. De uitzondering in het kader van samenkomsten van personen die in gemeenschap met anderen hun godsdienst of levensovertuiging belijden geldt ook voor het religieuze deel van huwelijksplechtigheden (dus met uitzondering van het bruiloftsfeest). De uitzondering doet niet af aan de dringende oproep van het kabinet om erediensten (waaronder de reguliere kerkdienst en het vrijdagmiddaggebed) tot een minimum te beperken en waar mogelijk digitaal uit te zenden zodat mensen op afstand de dienst kunnen volgen.
Onderdeel c ziet op verkiezingen als bedoeld in de Kieswet. Bij deze uitzondering gaat het om groeps- en gezelschapsvorming ten behoeve van de kandidaatstellingsprocedure, inrichting van de stemlokalen, de stemming in het stemlokaal en eventuele wachtrij buiten het stemlokaal van kiezers die aan de stemming willen deelnemen, de stemopneming en de vaststelling van de verkiezingsuitslag.
In onderdeel d is een uitzondering opgenomen voor andere wettelijk verplichte samenkomsten, zoals vergaderingen van gemeenteraden en andere vertegenwoordigende organen. In onderdeel e is een soortgelijke uitzondering opgenomen voor internationale organisaties.
Onderdeel f voorziet in een uitzondering voor ‘samenkomsten die noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen, bedrijven en andere organisaties met ten hoogste 100 personen per zelfstandige ruimte’. Deze uitzondering moet terughoudend geïnterpreteerd worden. Te denken valt aan de organisatie van staatsexamens of werkzaamheden voor het garanderen van het betalingsverkeer. Activiteiten die ook georganiseerd kunnen worden zonder een fysieke samenkomst of activiteiten die enkel gericht zijn op vermaak, voldoen niet aan de eis van noodzakelijkheid en vallen niet onder deze uitzondering.
Onderdeel g voorziet in een uitzondering voor uitvaarten. In onderdeel h is een uitzondering opgenomen voor samenkomsten in het kader van educatieve activiteiten en samenkomsten in onderwijs- en trainingsinstellingen. In onderdeel i. is de kinderopvang geregeld.
Onderdeel j biedt een uitzondering voor zorginstellingen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld ook om de dagbesteding voor kinderen en volwassenen met een (licht)verstandelijke- en of lichamelijke beperking.
Op grond van onderdeel k worden ook samenkomsten in het kader scouting-, cultuur-, kunst-, sport en andere georganiseerde activiteiten voor kinderen tot en met 17 jaar uitgezonderd.
In onderdeel l is een uitzondering opgenomen voor detailhandel, groothandel en warenmarkten. Voor samenkomsten in detailhandel geldt het maximum aantal van 30 personen niet. Het maximale aantal wordt bepaald op basis van het vloeroppervlak. Daarbij wordt een deurbeleid gehanteerd om ervoor te zorgen dat personen ten minste 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden en, voor zover het detailhandel in de levensmiddelenbranche betreft, de toegang tot de locatie ten minste tweemaal per dag voor een uur wordt beperkt tot ouderen en kwetsbare personen.
In onderdeel m is een uitzondering opgenomen voor samenkomsten in het openbaar vervoer en overig bedrijfsmatig personenvervoer.
Onderdeel n voorziet in een uitzondering voor samenkomsten in een eet- en drinkgelegenheid in een hotel. Dit onder de voorwaarde dat de gasten allen hotelgasten zijn.
Opgemerkt wordt wel dat voor alle samenkomsten de voorschriften uit het derde lid van kracht blijven. Ook voor die samenkomsten die op grond van het tweede lid van het verbod op samenkomsten met meer dan dertig personen uitgesloten zijn.
In het derde lid zijn de maatregelen opgenomen voor het organiseren van samenkomsten. Dit zijn maatregelen die ervoor moeten zorgen dat degenen die bij een samenkomst aanwezig zijn onderling anderhalve meter afstand kunnen houden en dat er hygiënemaatregelen zijn getroffen. In de noodverordening is niet uitgewerkt welke hygiënemaatregelen in een concreet geval moeten worden getroffen. Aangesloten kan worden bij de richtlijnen van de branche of het RIVM. Ook moeten maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de stromen van personen die samenkomen in verschillende zelfstandige ruimten in een gebouw, ook voor zover het hun gebruik van sanitaire voorzieningen betreft, worden gescheiden, en hygiënemaatregelen worden getroffen.
In het vierde lid zijn de maatregelen opgenomen voor het organiseren van samenkomsten die zijn gericht op verrichtingen van vermaak in de publieke ruimte (incl. vaartuigen en voertuigen, met uitzondering van de woongedeelten) en in besloten plaatsen, met uitzondering van woningen. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
De regels voor samenkomst zien op publieke ruimten en besloten plaatsen. Dit is ruimer dan het in artikel 2.0 opgenomen verbod tot het openstellen van voor publiek openstaande gebouwen. De regels voor samenkomsten uit dit artikel gelden ook op besloten plaatsen en zijn dus bijvoorbeeld van toepassing op een bedrijf dat een lezing organiseert in het eigen kantoorgebouw.
In het vierde lid is bepaald dat reservering niet mag worden geaccepteerd van groepen van meer dan vier personen en placering mag niet plaatsvinden in groepen van meer dan vier personen, tenzij het om personen of gevallen gaat die zijn uitgezonderd van de regels over groepsvorming.
Placering vindt plaats door het aanwijzen van een zitplaats. In afwijking hiervan geldt bij sport-, spel-, theater- dansactiviteiten en sauna en wellness dat placering plaatsvindt door het aanwijzen van een afgebakende locatie waar gebruik van wordt gemaakt voor de activiteit.
Het vijfde lid regelt dat voor de samenkomsten in sportgelegenheden, sauna's en wellness en hotels als aanvullende voorwaarde geldt dat personen hebben gereserveerd en een voorafgaande verificatie van hun gezondheid plaatsvindt. Dit geldt ook voor contactberoepen.
In het zesde lid is bepaald dat voor winkels en markten de voorwaarde geldt dat een deurbeleid wordt gehanteerd. Het deurbeleid is er op gericht dat bezoekers die moeten wachten om naar binnen te komen in staat worden gesteld om 1,5 meter afstand te houden en dit ook doen. De rij van wachtende bezoekers is geen zelfstandige samenkomst of groep. Het deurbeleid heeft als doel te voorkomen dat het binnen te druk wordt.
In het zevende lid is bepaald dat voor de levensmiddelenbranche van de detailhandel de aanvullende voorwaarde geldt dat de toegang tot de locatie minimaal twee keer per dag een uur wordt beperkt tot ouderen en kwetsbare mensen.
De exploitant, beheerder of organisator is verantwoordelijk voor het treffen van de hierboven genoemde maatregelen. Zij kunnen gebruik maken van de afwegingskaders van het RIVM.
Artikel 2.1a Verbod groepsvorming
Groepsvorming is het zich op een bepaalde plaats ophouden in groepsverband met meer dan 2 personen. Een groepsverband is een aantal min of meer bijeen horende personen, waarbij kennelijk sprake is van een zekere samenhang of omstandigheid waardoor die personen bij elkaar zijn.
Het verbod op groepsvorming richt zich tot een ieder die onderdeel is van de groep. Het verbod is dus niet gericht op het organiseren van een groepsverband, dat is niet waar het hier om gaat. Dat is ook het belangrijkste onderscheid met de regels voor samenkomsten, die op de organisatie van die samenkomsten zijn gericht.
Het verbod op groepsvorming geldt op openbare plaatsen of in de buitenlucht. Een openbare plaats kan echter ook een ruimte in een binnenlocatie zijn. Zie hiervoor de toelichting op het begrip openbare plaats.
Uitvaarten vormen een uitzondering op het verbod om met een groep van meer dan 2 personen bijeen te komen. Vanaf 4 november 2020 geldt nog geen maximaal aantal. Vanaf 9 november 2020 is het maximum 30.
In onderdeel n wordt een uitzondering gemaakt voor activiteiten van jeugdverenigingen. In dit onderdeel wordt weliswaar gesproken over een jeugdvereniging maar de uitzondering heeft echter een bredere reikwijdte en ziet ook op activiteiten georganiseerd door een stichting of door of namens een overheidsorganisatie. Dat betekent dat ook theaterlessen georganiseerd door een stichting of activiteiten voor kinderen georganiseerd door jeugdwelzijnswerk kunnen plaatsvinden. (Georganiseerde) kinderfeestjes of activiteiten in bijvoorbeeld een klimbos zijn uitdrukkelijk niet toegestaan
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, is het verboden om zich in de publieke ruimte of in een besloten plaats, niet zijnde een woning of een daarbij behorend erf, op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon een afstand te houden van ten minste 1,5 meter. Ten aanzien van dit verbod geldt dat de 1,5 meter afstandsnorm gehandhaafd wordt vanaf drie personen.
Het begrip publieke ruimte is in de begripsbepalingen gedefinieerd als openbare ruimte en voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, alsmede zich daar bevindende vaartuigen en voertuigen, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten.
Op dit verbod is in het tweede lid een aantal uitzonderingen geformuleerd. Zo zijn personen die een gezamenlijk huishouden vormen onderling niet verplicht afstand tot elkaar te houden. Een gezamenlijk huishouden is gedefinieerd als de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en ouders, grootouders en kinderen, voor zover zij volgens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woonachtig zijn.
Ook is het niet verplicht anderhalve meter afstand te houden tot kinderen in de leeftijd tot en met 12 jaar.
Personen in de leeftijd tot en met 17 jaar zijn niet verplicht onderling afstand tot elkaar te houden, maar vanaf 13 jaar wel tot personen van 18 jaar en ouder. Leerlingen in het voorgezet onderwijs en het voorgezet speciaal onderwijs die 18 jaar of ouder zijn, zijn op school niet verplicht afstand te houden tot medeleerlingen. Er dient op school dus wel anderhalve meter afstand te worden gehouden tot het personeel. Een uitzondering is er in instellingen voor het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. In die instellingen dienen personen van 13 jaar en ouder ook afstand tot elkaar te houden.
Onderdeel e bepaalt dat personen bij de uitoefening van hun beroep niet verplicht zijn anderhalve meter afstand te houden jegens of met wie de werkzaamheden worden uitgevoerd, mits die werkzaamheden in het kader van de uitoefening van het beroep noodzakelijk zijn en werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van een afstand van anderhalve meter. Bij het beroepsmatig uitoefenen van theater en dans hoeft ook geen afstand van 1,5 meter te worden gehouden indien dit niet mogelijk is.
Voor personen met een handicap onderling die in dezelfde woongroep of andere woonvorm op eenzelfde adres wonen en gemeenschappelijke voorzieningen delen is in onderdeel f. een uitzondering opgenomen. Deze uitzondering geldt ook voor personen met een handicap, voor zover zij zich niet met inachtneming van een afstand van 1,5 meter jegens hun begeleiders of vaste mantelzorgers kunnen ophouden en voor hun begeleiders of vaste mantelzorgers.
Onderdeel h. bepaalt dat het niet verplicht is anderhalve meter afstand te houden in het openbaar vervoer, overige bedrijfsmatig vervoer en vervoer voor privédoeleinden, mits het gaat om vervoer dat primair de verplaatsing van de ene locatie naar de andere locatie behelst. Wel moet een mondkapje worden gedragen vanaf 13 jaar, met uitzondering van het vervoer voor privédoeleinden waarvoor het dragen van een mondkapje een advies is, maar geen verplichting. In luchtvaartuigen is het niet altijd mogelijk om 1,5 meter afstand van elkaar te houden. Daarom moet in luchtvaartuigen een mondkapje worden gedragen. Onder luchtvaartuigen vallen ook luchtballonen.
Voor sommige activiteiten geldt dat zij onder verschillende artikelen van deze verordening vallen. Hierbij kan gedacht worden aan de bruine vloot. Voor zover daar de zeilsport beoefend wordt gelden de regels voor sport. Wordt de bruine vloot feitelijk ingezet als rondvaartboot dan is dat niet toegestaan. Wordt een vaartuig uit de bruine vloot ingezet als veerdienst dan gelden de regels voor personenvervoer per boot.
Onderdeel i. regelt dat sporters in instellingen voor topsport tijdens het beoefenen van de sport en voetballers van de eredivisie en eerste divisie tijdens het sporten geen 1,5 meter afstand hoeven te houden.
Artikel 2.4 Verbod gezamenlijk zingen of schreeuwen
Op grond van dit artikel is het verboden buiten een woning en daarbij behorend erf gezamenlijk te zingen of te schreeuwen. Dit verbod geldt niet voor zangers, zangkoren en zangroepen. Zij mogen buiten de woning en daarbij behorende erven gezamenlijk zingen, bijvoorbeeld tijdens een kerkdienst of tijdens een concert. Samenzang tijdens religieuze samenkomsten is eveneens toegestaan. Om besmetting te voorkomen is het wel verplicht de richtlijnen van het RIVM die zijn opgenomen in zijn advies van 30 juni 2020 op dit punt na te leven. Dit advies is te raadplegen op https://lci.rivm.nl/koren-zangensembles.
Bij zangkoren en zanggroepen moet gedacht worden aan koren en groepen die als zodanig actief zijn. Onder zangkoren en zanggroepen wordt in ieder geval niet verstaan het gezamenlijk zingen in een stadion tijdens een (voetbal)wedstrijd of het gezamenlijk meezingen bij een concert.
Artikel 2.5. Verboden gebieden en locaties
Dit artikel drukt uit dat de voorzitter bepaalde gebieden en locaties kan aanwijzen waar niemand zich mag bevinden. Dat gaat verder dan het verbod op samenkomsten (artikel 2.1) en de verplichting om afstand te houden (artikel 2.2); in dit geval mag niemand zich meer in het gebied bevinden, behalve de personen genoemd in het tweede lid. Daarnaast gelden de algemene uitzonderingen genoemd in artikel 3.1 van deze verordening.
Een gebied kan ook een specifieke locatie zijn, zoals een winkel of een eet- en drinkgelegenheid. Ook vakantieparken, campings, parken, natuurgebieden, zwemgelegenheden en stranden kunnen worden aangewezen indien op deze locaties niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van anderhalve meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen of het niet in acht nemen daarvan dreigt. De voorzitter kan ook een gebied of locatie aanwijzen indien hij dat noodzakelijk acht om de zorgcontinuïteit in de regio te garanderen.
De voorzitter kan een locatie, waaronder detailhandel, sluiten of gesloten houden indien naar zijn oordeel de maatregel om 1,5 meter onderlinge afstand te houden (naar verwachting) niet goed wordt nageleefd of niet goed na te leven is of indien niet wordt voldaan aan de hierboven genoemde maatregelen. Een indicatie hiervoor kan zijn dat de locatie geen duidelijk toegangsbeleid hanteert, crowdmanagement heeft ingezet of zichtbare hygiënemaatregelen heeft getroffen.
De voorzitter kan ook een locatie sluiten of gesloten houden als hij problemen verwacht dan wel constateert met het gebruik van het mobiliteitssysteem en in het bijzonder het openbaar vervoer.
De voorzitter kan locaties, niet zijnde woningen, die gekoppeld worden aan meerdere besmettingen of clusters van besmettingen via het bron- en contactonderzoek van de GGD voor maximaal 14 dagen sluiten.
Het aanwijzen kan bij spoed ook mondeling geschieden. In de aanwijzing kan worden opgenomen dat deze enkel geldt voor een periode van de dag of week (bijvoorbeeld een weekend).
Onder noodzakelijke werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vallen bijvoorbeeld noodzakelijke werkzaamheden aan woningen en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de levering van water, gas en elektriciteit.
Indien het betreffende gebied toegankelijk moet blijven voor andere personen dan genoemd in het tweede lid, dan kan de voorzitter een specifieke maatregel treffen op grond van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden.
Artikel 2.6 Registratieplicht contactberoepen
In dit artikel is voor beoefenaren van contactberoepen, waarbij het niet mogelijk is ten minste 1,5 meter afstand te houden tot de klant, een verplichting opgenomen om aan alle klanten te vragen om hun contactgegevens beschikbaar te stellen ten behoeve van de uitvoering van een eventueel bron- en contactonderzoek door de GGD en in te stemmen met verwerking en overdracht van die gegevens voor dat doel.
De gegevens mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt en kunnen alleen door de regionale GGD worden opgevraagd. De gegevens moeten veertien dagen worden bewaard en daarna worden vernietigd. Klanten zijn niet verplicht de gevraagde gegevens te verstrekken.
Deze verplichting geldt niet voor beroepen waarvoor een registratieplicht omwille van het op een gepaste wijze uitoefenen van het beroep, of omwille van de veiligheid of welzijn van betrokkenen onwenselijk is. Het gaat dan om (para)medische zorgverleners, sekswerkers, mantelzorgers, geestelijk bedienaars, toezichthouders, handhavers en hulpdiensten (o.a. politie, brandweer, krijgsmacht) of personen die werkzaam zijn bij een justitiële inrichting.
Artikel 2.7 Inrichting en beëindiging voorziening openbaar vervoer
Dit artikel ziet op de voorzieningen en maatregelen die de vervoerder dient te treffen om het gebruik van de openbaar vervoer voorzieningen of van bedrijfsmatig personenvervoer mogelijk te maken met inachtneming van de beperkende maatregelen met betrekking tot het houden van anderhalve meter afstand tussen alle in de voorziening aanwezige personen en het dragen van een niet-medisch mondkapje door reizigers van 13 jaar en ouder in voertuigen en vaartuigen. Onder de te nemen maatregelen valt ook het op adequate wijze zichtbaar duidelijk maken van dergelijke maatregelen en het geven van aanwijzingen aan reizigers voor het juist gebruik van voorzieningen. Denk daarbij aan het éénrichtingsverkeer op de stations of perrons, het afplakken van stoelen in voertuigen en/of vaartuigen, verplichte ingang/uitgang van voertuigen en/of voorzieningen, het door middel van borden geven van aanwijzingen etc.
De afspraken tussen de overheid en het OV over de wijze waarop de anderhalvemetersamenleving wordt ingevuld binnen het OV zijn hierbij ook van belang (https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-infrastructuur-en-waterstaat/documenten/kamerstukken/2020/05/14/afspraken-opschalen-openbaar-vervoer-en-ov-protocol) Het beëindigen of beperken van het openbaar vervoer kan bij spoed ook mondeling geschieden.
In de handhaving van die maatregelen is een belangrijke rol weggelegd voor de Buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s, domein IV) in dienst van de vervoerder. In voorkomende gevallen zullen deze aanwijzingen geven op grond van artikel 73 van de Wet personenvervoer 2000 in samenhang met artikel 53 van het Besluit personenvervoer 2000 (BP2000) in het belang van een juist gebruik van de voorzieningen van openbaar vervoer en de opvolging van de maatregelen die bijdragen aan het in acht nemen van de afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige
personen en het dragen door reizigers van 13 jaar en ouder van een niet-medisch mondkapje in voertuigen en vaartuigen. Handhaving kan tevens plaatsvinden op grond van artikel 52 van het BP2000.
Immers uitgangspunt zal zijn dat BOA’s en ook de overige medewerkers van het OV, de reizigers er op wijzen, eventueel tot 2 keer toe, zich aan de maatregelen te houden, waaronder het dragen van een mondkapje in de voertuigen of vaartuigen, voordat er een aanwijzing wordt gegeven aan de reiziger. Die aanwijzing kan eruit bestaan dat de reiziger wordt gevraagd alsnog een mondkapje te dragen, dan wel – bij weigering – het voertuig of vaartuig te verlaten. In geval dat de reiziger dan uiteindelijk de aanwijzing niet opvolgt dan wordt er proces-verbaal opgemaakt voor het niet opvolgen van de aanwijzing. Dit betreft dus veelal het niet opvolgen van de aanwijzing tot het dragen van een mondkapje, maar dat kunnen dus ook andere aanwijzingen zijn in het belang van de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang in het OV.
De vervoerders zijn gehouden reizigers van 13 jaar en ouder te verplichten in de voertuigen een mondkapje te dragen. Het gaat hierbij om een niet-medisch mondkapje. In het openbaar vervoer is de uitzonderingsbepaling van artikel 1 lid 2 onder b van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding van toepassing nu de bescherming van de gezondheid tegen het COVID-19 virus het noodzakelijk maakt om in het openbaar vervoer een mondkapje te dragen en aan het mondkapje verder geen eisen zijn gesteld anders dan dat het de neus en mond moet bedekken. De gezichtsbedekking kan dienen ter bescherming van het lichaam in verband met de gezondheid. Er is dus geen sprake van overtreding van artikel 1 lid 1 van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer.
Artikel 2.8 Overig personenvervoer
Artikel 2.8 verplicht reizigers van 13 jaar en ouder in het overige bedrijfsmatige personenvervoer, niet zijnde openbaar vervoer, een niet-medisch mondkapje te dragen indien zij zich met meer dan twee personen van 13 jaar en ouder, de bestuurder daaronder begrepen, in een voertuig of vaartuig bevinden. Het begrip ‘overig bedrijfsmatig personenvervoer is gedefinieerd in artikel 1.2. De verplichting geldt dus ook als tot andere personen anderhalve meter afstand gehouden kan worden. De plicht geldt in alle vormen van bedrijfsmatig personenvervoer, dus ook in bijvoorbeeld touringcars, busjes en personenauto’s met minder dan 9 zitplaatsen waarmee personen van en naar werklocaties worden vervoerd. (al dan niet met chauffeur).
Naast de verplichting tot het dragen van een mondkapje mag een aanbieder van bedrijfsmatig personenvervoer, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan touringcarbedrijven en taxivervoer, uitsluitend werken op basis van reservering. Ook is de aanbieder verplicht de reiziger te vragen naar ziekteverschijnselen die samenhangen met een besmetting met het COVID-19 virus. Deze verplichtingen gelden niet voor de aanbieder van openbaar vervoer of veerdiensten.
In de artikelen 2.7 en 2.8 is bepaald dat reizigers vanaf 13 jaar een niet-medisch mondneuskapje dienen te dragen. Op dit gebod wordt niet gehandhaafd bij personen die wegens een medische oorzaak geen mondkapje kunnen dragen. Reizigers zullen die medische oorzaak desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken.
Gelet op de aanwijzing van de minister van 11 september 2020, nr. 1742228-209922-PG wordt op het gebod tot het dragen van een niet-medisch mondkapje voor jongeren in het leerlingen- en doelgroepenvervoer niet gehandhaafd. Dit betreft het vervoer van leerlingen van en naar het voortgezet (speciaal) onderwijs. Daarnaast gaat het over vervoer van jongeren tot en met 17 jaar van en naar de locatie waar jongeren de jeugdhulp ontvangen, de kinderopvang en zorglocaties voor jeugd, zoals kinderdienstencentra (KDC).
Artikel 2.9. Verbod toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg
Dit artikel ziet op de toegang tot verpleeghuizen (onderdeel a) en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg (onderdeel b). De formulering van het artikel maakt duidelijk dat het niet aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s is om op te treden tegen verpleeghuizen en woonvormen, maar uitsluitend tegen bezoekers die zonder toestemming van de beheerder (bestuur, directie of andere persoon die bevoegd is om namens het verpleeghuis of de woonvorm te handelen) in een verpleeghuis of woonvorm aanwezig zijn. Er is geen verbod op het bezoeken van bewoners in de genoemde locaties, behalve voor locaties waar zich nog één of meer COVID-19 besmettingen voordoen. Op die locaties is het bezoeken van bewoners zonder toestemming van de beheerder nog steeds verboden. De beheerder verleent wel toestemming voor bezoek indien het bezoek de beperking van de verspreiding van COVID-19 niet in de weg staat. Ook verleent de beheerder toestemming voor bezoek aan een bewoner die verkeert de stervensfase of daaraan vergelijkbare omstandigheden en voor het horen en beoordelen van een cliënt in het kader van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. De beheerder verleent verder toestemming voor bezoek door een cliëntenvertrouwenspersoon.
De beheerder kan op grond van het derde lid toestemming verlenen aan structurele vrijwilligers. Hij is daartoe, anders dan bij de situaties bedoeld in het tweede lid, niet verplicht.
Artikel 2.10 Sluitingstijd winkels
Winkels moeten tussen 20.00 uur en 06.00 uur gesloten zijn. Dit verbod geldt niet voor winkels die zich in overwegende mate richten op de verkoop van levensmiddelen en bijvoorbeeld winkels bij tankstations en avondwinkels. Deze winkels mogen na 20.00 uur open zijn, maar na 20.00 uur geen alcohol meer verkopen.
Het is verboden om alcoholhoudende drank te verkopen, commercieel te verstrekken of commercieel op enigerlei andere wijze in de publieke ruimte, inclusief vaartuigen en voertuigen, met uitzondering van de woongedeelten, en in besloten plaatsen, met uitzondering van woningen aan te bieden tussen 20.00 uur en tot 07.00 uur. Tevens is het verboden om tussen 20.00 uur en 07:00 uur in de openbare plaats en in vaartuigen en voertuigen alcoholhoudende drank voor handen te hebben of te nuttigen. Ook het bezorgen van alcoholische dranken aan huis is tussen 20.00 uur en 07.00 uur niet toegestaan.
Een persoon die alcohol koopt en naar huis gaat, moet zorgen dat hij voor 20.00 uur thuis is, anders is hij strafbaar.
Artikel 2.12 Sportactiviteiten
Sportbeoefening is alleen toegestaan in groepen van niet meer dan 2 personen (exclusief trainer) en sportwedstrijden zijn verboden. Dit geldt niet voor sportbeoefening en wedstrijden van:
sporters in instellingen voor topsport (De instellingen voor topsport zijn te vinden op: www.nocnsf.nl/topsportaccommodaties en www.knvb.nl/trainingsaccomodaties);
Zwembaden zijn gesloten. Dat geldt dan niet voor de beoefening van topsport in een zwembad dat op de hiervoor genoemde lijst staat.
Voor alle sportwedstrijden en –trainingen (zowel amateur als professioneel) geldt een verbod op de aanwezigheid van toeschouwers. Het verbod ziet zowel op de professionele sportactiviteiten als op sportactiviteiten van amateurs en heeft betrekking op alle activiteiten ongeacht de vraag of het wedstrijden, trainingen of demonstraties zijn. Het verbod geldt voor alle sportaccommodaties en sportinrichtingen, waaronder zwembaden, sporthallen en sportvelden.
Tot de verboden sportwedstrijden behoren ook de wedstrijden in de zogenaamde denksport. Het gaat immers om het terugdringen van de reisbewegingen.
In sportaccommodaties worden douches en kleedkamers gesloten. Dit geldt niet voor kleedkamers in sportaccommodaties die bij onderwijsinstellingen horen. Toiletten kunnen wel geopend blijven.
Voor sporten binnen geldt voor volwassenen dat er alleen individueel of in groepen van twee personen mag worden gesport en volwassenen steeds 1,5 meter afstand van elkaar moeten houden. In totaal mag er binnen door 30 personen worden gesport. Er mogen meerdere groepjes van twee zijn (tot een maximum van 30), maar onderling en tussen de groepjes moet steeds 1,5 meter afstand worden gehouden. Ook mag er geen wisseling in de samenstelling van de groepjes optreden en moeten de groepjes duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. In een fitnessruimte waar individueel gesport kan worden mogen maximaal 30 personen aanwezig zijn, met 1,5 meter afstand. Groepslessen zijn niet meer toegestaan. Ook niet als daarbij individueel wordt gesport zoals bij spinning, zumba of bodypump.
Voor jongeren tot en met 17 jaar geldt dat ze in grotere groepen en in teamverband mogen sporten, maar vanaf 13 jaar wel afstand moeten houden tot de trainer.
Voor sporten buiten geldt dat volwassenen alleen individueel of in groepen van twee mogen sporten, met 1,5 meter afstand tussen de deelnemers. Een sportveld mag wel ingedeeld worden in verschillende vakken, met per vak een groep van twee personen, zolang de groepen maar van elkaar gescheiden en duidelijk herkenbaar blijven. Een trainer of instructeur telt niet mee bij de twee personen. Wedstrijden en groepslessen zijn niet toegestaan. De verplichting altijd 1,5 meter afstand te houden bij het sporten betekent dat sommige activiteiten, zonder aanpassingen niet zijn toegestaan omdat het afstand houden bij deze activiteiten naar hun aard niet mogelijk is. Denk aan vechtsporten of dansen in paren. Huishoudens zijn hiervan uitgezonderd, maar die uitzondering is restrictief en niet bedoeld om bijvoorbeeld toch competities mogelijk te maken.
Voor personen tot en met 17 jaar geldt dat ze wel met meer dan twee personen mogen sporten en onderling, op de eigen club, (oefen)wedstrijden mogen spelen. Wedstrijden tegen/bij andere clubs zijn niet toegestaan. Publiek bij trainingen is niet toegestaan. Douches en kleedkamers moeten gesloten zijn. Er is alleen een uitzondering voor toiletten.
Evenementen zijn verboden. Onder evenementen worden niet begrepen betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en beurzen en congressen. Kermissen horen ook tot de evenementen die verboden zijn. Evenementenmarkten zoals braderieën, vlooienmarkten en rommelmarkten zijn evenementen en dus niet toegestaan. Dit geldt niet voor de markten in de zin van artikel 160, eerste lid, onderdeel g, Gemeentewet.
Wedstrijden vallen onder het begrip evenement en zijn niet toegestaan. Dus ook sportwedstrijden zijn verboden. Dit geldt niet voor wedstrijden van sporters in instellingen voor topsport, voetballers van de eredivisie en eerste divisie en personen tot en met 17 jaar die sport beoefenen op de eigen club en onderling binnen de eigen club wedstrijdjes spelen.
Artikel 2.14 Maatregelen bij introductie-activiteiten voor studenten
Alle fysieke samenkomsten die worden georganiseerd in het kader van de werving en introductie van studenten van mbo, hbo en wo zijn verboden. De voorzitter van de veiligheidsregio kan een ontheffing verlenen voor fysieke samenkomsten die worden georganiseerd door onderwijsinstellingen, studentenverenigingen, studentensportverenigingen en studieverenigingen, mits die samenkomsten geaccordeerd zijn door de desbetreffende onderwijsinstelling of de veiligheidsregio, gericht zijn op kennismaking, studie of sport, kleinschalig zijn, er geen alcohol gedronken wordt en de bijeenkomsten niet plaatsvinden tussen 22.00 en 07.00 uur.
Inherent aan de bevoegdheid om noodverordeningen vast te stellen, is de bevoegdheid om daarvan in concrete gevallen af te wijken. De voorzitter kan derhalve in alle situaties waarin hij dat noodzakelijk acht, afwijken van de bepalingen in deze verordening. Dit wordt uitgedrukt in onderdeel c. De voorzitter dient zich bij het besluit om af te wijken vanzelfsprekend wel te houden aan de opdrachten op basis van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.
Daarnaast bevat artikel 3.1 uitzonderingen voor de betrokken hulpdiensten en toezichthouders (onderdeel a) en activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen (onderdeel b). De uitzondering in onderdeel b dient strikt te worden opgevat: ze biedt geen vrijbrief voor allerhande afwijkingen van de noodverordening ten behoeve van vitale processen, maar geldt alleen indien de toepassing van een verbod op bepaalde activiteiten de voortgang van vitale processen in gevaar zou brengen.
De uitzonderingen staan er niet aan in de weg dat de voorzitter in concrete gevallen van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden gebruikmaakt.
Het schenden van voorschriften en beperkingen als bedoeld in het tweede lid is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht.
Op basis van de Politiewet 2012 en de Wet veiligheidsregio’s treden de politie en de Koninklijke Marechaussee op ter handhaving van deze verordening. Daaronder valt zowel de feitelijke handhaving met behulp van de politie (artikel 172, tweede lid, Gemeentewet jo. artikel 39 Wet veiligheidsregio’s) als de strafrechtelijke sanctionering.
Daarnaast worden in artikel 4.2 toezichthouders aangewezen ten behoeve van de mogelijke bestuursrechtelijke handhaving van deze verordening. Naast ambtenaren van politie en militairen van de Koninklijke Marechaussee zijn dat ook de door de voorzitter aangewezen toezichthouders én door de voorzitters aan te wijzen toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Alle boa’s kunnen worden aangewezen en niet alleen de boa’s zoals genoemd in artikel 142, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. Voor zover de voorzitter voornemens zou zijn boa’s aan te wijzen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een ministerie (rijksboa’s) vindt voorafgaand aan de aanwijzing overleg plaats met het betreffende ministerie.
Artikel 5.1 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze verordening wordt bekendgemaakt door plaatsing op de publiekswebsite www.vrnhn.nl en op de websites van de betrokken gemeenten.
In verband met de mogelijke verlenging van de maatregelen bevat deze verordening geen vervaldatum. De verordening zal zo spoedig als mogelijk is ingetrokken worden.
Met deze overgangsrechtelijke bepaling wordt voorkomen dat besluiten op basis van de vorige noodverordeningen (zoals aanwijzingen van uitzonderingen en toezichthouders) hun geldigheid verliezen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-291062.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.