Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Wijziging ten behoeve van besluitpunten 1 t/m 6
|
Considerans
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 alsmede gelet op artikel 156 van de Gemeentewet
|
Considerans
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vierde, en zesde lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 alsmede gelet op artikel 156 van de Gemeentewet
|
Artikel 1.1, eerste lid, onder h
Eigen bijdrage: de bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet;
|
Artikel 1.1, eerste lid, onder h
Eigen bijdrage: de bijdrage in de kosten als bedoeld in
de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;
|
Artikel 9.1 Maatwerkvoorziening
1. De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening.
2. Indien een maatwerkvoorziening wordt verleend ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt, is de eigen bijdrage verschuldigd door:
a. de onderhoudsplichtige ouders; en
b. degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de cliënt.
3. Het college stelt nadere regels over de omvang van de verschuldigde eigen bijdrage van de maatwerkvoorziening met inachtneming van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Artikel 9.2 Algemene voorziening
1. De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd voor de algemene voorziening Recreatieve dagbesteding.
2. Het college stelt nadere regels over de omvang en aan wie de eigen bijdrage voor Recreatieve dagbesteding verschuldigd is.
Artikel 9.3 Kostprijs
1. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente die maatwerkvoorziening afneemt van of aanschaft bij een (gecontracteerde) aanbieder, inclusief de bijkomende kosten.
2. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag daarvan.
|
Artikel 9.1 Algemene voorziening en maatwerkvoorzieningen
- 1.
De cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor de algemene voorziening Recreatieve dagbesteding en voor maatwerkvoorzieningen,
tenzij op grond van dit artikel of h
oofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
geen bijdrage verschuldigd is
.
- 2.
De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, dan wel het totaal van deze bijdragen bedraagt
€
19 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen. Een indexering van dit bedrag door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, wordt gevolgd.
- 3.
De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, is verschuldigd zolang de cliënt van de voorziening gebruik maakt of tot de volledige kostprijs van de voorziening door de cliënt is betaald.
- 4.
Voor de maatwerkvoorziening Arbeidsmatige dagbesteding is geen bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verschuldigd.
- 5.
Voor de maatwerkvoorziening Regiotaxi is geen bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verschuldigd. Voor deze voorziening geldt een door het college vast te stellen ritbijdrage per verreden zone.
- 6.
Voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening waarvan de kosten per verstrekking niet hoger zijn dan
€
100, is geen bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verschuldigd.
- 7.
Indien een maatwerkvoorziening wordt verleend ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt, is de eigen bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verschuldigd door:
- a.
de onderhoudsplichtige ouders; en
- b.
degene die anders dan als ouder samen met
de ouder het gezag uitoefent over de cliënt.
Artikel 9.2 Kostprijs
- 1.
De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente die maatwerkvoorziening afneemt van of aanschaft bij een (gecontracteerde) aanbieder, inclusief de bijkomende kosten.
- 2.
De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag daarvan.
|
|
Toevoegen:
Artikel 14.4 Overgangsrecht maximale periode voor betaling eigen bijdrage
Voor cliënten, voor wie op 31 december 2019 een termijn voor de verschuldigdheid van de eigen bijdrage voor een voorziening geldt, blijft die termijn ook na 1 januari 2020 van toepassing.
|
Wijzigingen ten behoeve van besluitpunten 7 t/m 9
|
Artikel 2.1 De melding van de hulpvraag
en cliëntondersteuning
- 1.
Een hulpvraag kan door of namens de cliënt bij het college worden gemeld.
- 2.
De wijze waarop de hulpvraag wordt gemeld is schriftelijk op een door het college beschikbaar gesteld meldingsformulier of via het digitale meldingsformulier op de gemeentelijke website.
- 3.
Het college bevestigt de melding schriftelijk of per email en wijst degene die een hulpvraag heeft gemeld als bedoeld in het eerste lid er op dat:
- a)
de cliënt zal worden uitgenodigd voor een gesprek; en indien de cliënt dat wenst eveneens zijn mantelzorger;
- b)
de cliënt en zijn mantelzorger zich tijdens het gesprek kunnen laten bijstaan door gratis onafhankelijke cliëntondersteuning; en
- c)
de cliënt de mogelijkheid heeft een persoonlijk plan in te dienen binnen zeven dagen na melding.
- 4.
Het college kan afspraken maken met aanbieders en partijen uit het maatschappelijk middenveld op welke wijze zij, namens de cliënt met een (gewijzigde) behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, een melding van de hulpvraag kunnen doen.
|
Artikel 2.1 De melding van de hulpvraag
en cliëntondersteuning
- 1.
Een hulpvraag kan door of namens de cliënt bij het college worden gemeld.
- 2.
De wijze waarop de hulpvraag wordt gemeld is schriftelijk op een door het college beschikbaar gesteld meldingsformulier of via het digitale meldingsformulier op de gemeentelijke website.
- 3.
Het college bevestigt de melding schriftelijk of per email en wijst degene die een hulpvraag heeft gemeld als bedoeld in het eerste lid er op dat:
- a)
de cliënt zal worden uitgenodigd voor een gesprek; en indien de cliënt dat wenst eveneens zijn mantelzorger;
- b)
de cliënt en zijn mantelzorger zich tijdens het gesprek kunnen laten bijstaan door gratis onafhankelijke cliëntondersteuning; en
- c)
de cliënt de mogelijkheid heeft een persoonlijk plan in te dienen binnen zeven dagen na melding.
- 4.
Indien de melding betrekking heeft op het aanpassen of verlengen van een lopende maatwerkvoorziening kan het gesprek zoals bedoeld in lid 3a ook telefonisch plaats vinden.
- 5.
Het college kan afspraken maken met aanbieders en partijen uit het maatschappelijk middenveld op welke wijze zij, namens de cliënt met een (gewijzigde) behoefte aan maatschappelijkondersteuning, een melding van de hulpvraag kunnen doen.
|
Artikel 2.2. Het gesprek
1. Het college nodigt de cliënt of diens
vertegenwoordiger die een melding van de
hulpvraag heeft gedaan zo spoedig mogelijk
na de bevestiging van ontvangst uit voor het
gesprek.
2. Het college kan voorafgaande aan het
gesprek als bedoeld in het eerste lid eerst, de
van belang zijnde gegevens voor dat gesprek
verzamelen alvorens een afspraak wordt
gemaakt
Leden 3 t/m 6 conform oorspronkelijke tekst
|
Artikel 2.2. Het gesprek
- 1.
Het college nodigt de cliënt of diens
vertegenwoordiger die een melding van de
hulpvraag heeft gedaan zo spoedig mogelijk
na de bevestiging van ontvangst uit voor het
gesprek.
- 1.
Indien de melding betrekking heeft op het aanpassen of verlengen van een lopende
maatwerkvoorziening kan het gesprek zoals
bedoeld in eerste lid ook telefonisch plaats
vinden
|
Artikel 2.5 De aanvraag
- 1.
De aanvraag om een maatwerkvoorziening wordt ingediend middels een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan het college een ondertekend verslag als bedoeld in artikel 2.4 van deze verordening, voorzien van de NAW- gegevens van de cliënt, aanmerken als aanvraag.
- 3.
Het college beslist binnen twee weken op de aanvraag
- 4.
Het college is bevoegd de beslistermijn als bedoeld in artikel 2.3.5 tweede lid van de wet op te schorten indien nog een deskundigenadvies nodig is voor de beoordeling van de aanspraak op een voorziening, dan wel voor de beoordeling welke maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert.
- 5.
De bevoegdheid als bedoeld in het vorige lid is ook van toepassing indien de cliënt geen of onvoldoende gegevens, die nodig zijn voor de beoordeling van de aanspraak, heeft verstrekt als bedoeld in artikel 2.3.2 zevende lid van de wet.
- 6.
Het college merkt een aanvraag en een bijgesloten verslag, dat naar het oordeel van het college verouderde informatie bevat, aan als een melding.
|
Artikel 2.5 De aanvraag
- 1.
De aanvraag om een maatwerkvoorziening wordt ingediend middels een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan het college een ondertekend verslag als bedoeld in artikel 2.4 van deze verordening, voorzien van de NAW-gegevens van de cliënt, aanmerken als aanvraag.
- 3.
In afwijking van het eerste lid is voor het
aanpassen of verlengen van een lopende
maatwerkvoorziening een mondelinge aanvraag (telefonisch) mogelijk. Het college stelt hiervoor nadere regels.
- 4.
Het college beslist binnen twee weken op de aanvraag.
- 5.
Het college is bevoegd de beslistermijn als bedoeld in artikel 2.3.5 tweede lid van de wet op te schorten indien nog een deskundigenadvies nodig is voor de beoordeling van de aanspraak op een voorziening, dan wel voor de beoordeling welke maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert.
- 6.
De bevoegdheid als bedoeld in het vorige lid is ook van toepassing indien de cliënt geen of onvoldoende gegevens, die nodig zijn voor de beoordeling van de aanspraak, heeft verstrekt als bedoeld in artikel 2.3.2 zevende lid van de wet.
- 7.
Het college merkt een aanvraag en een bijgesloten verslag, dat naar het oordeel van het college verouderde informatie bevat, aan als een melding.
|