Gemeenteblad van 's-Gravenhage
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2020, 290459 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2020, 290459 | Overige besluiten van algemene strekking |
Beleidsregel toezicht bedrijfsmatige activiteiten 2020
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze begripsomschrijving wordt verstaan onder:
Deze maatregelenmatrix geeft weer hoe in beginsel wordt gehandeld bij specifieke overtredingen.
Wanneer incidenten of overtredingen binnen een jaar plaatsvinden, wordt de volgende stap in de maatregelenmatrix gezet, met de expliciete vermelding dat de burgemeester de bevoegdheid heeft om beargumenteerd van de matrix af te wijken als concrete omstandigheden de burgemeester ertoe doen besluiten om strenger dan wel soepeler op te treden. Zo kan de burgemeester bij handhavingsacties altijd maatwerk leveren en voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit betekent dat de maatregel niet verder strekt dan noodzakelijk (proportionaliteit) en dat bij de keuze uit verschillende maatregelen geen zwaardere is gebruikt dan de concrete situatie vereist (subsidiariteit).
Als de exploitant van het bedrijf of zijn of haar personeel bij het incident zijn betrokken, hierbij een laakbare rol hebben gespeeld, of onvoldoende in het werk hebben gesteld om het incident te stoppen of het te voorkomen, dan kan de burgemeester het vertrouwen in de exploitant opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie artikel 12).
Artikel 3. Illegale exploitatie
Met het instellen van een vergunningplicht voor bedrijfsmatige activiteiten in een pand, branche of gebied, dienen de betrokken exploitanten een vergunning bedrijfsactiviteiten aan te vragen. De bedrijfsmatige activiteiten mogen niet plaatsvinden zolang er geen verplichte vergunning bedrijfsmatige activiteiten door de burgemeester is verleend. In het aanwijzingsbesluit wordt de exploitant van het bedrijf geïnformeerd op welke datum er uiterlijk een vergunningaanvraag dient te zijn ontvangen door de burgemeester.
Artikel 4. Strafbare feiten in of vanuit het pand
Bedrijfsmatige activiteiten in een pand, branche of gebied worden onder andere aangewezen als vergunningplichtig bij (vrees voor) verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Er wordt streng opgetreden tegen bedrijven waar dergelijke praktijken plaatsvinden. Van exploitanten wordt verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs. Bij het bepalen of de hoeveelheid drugs die wordt aangetroffen een handelshoeveelheid is, gaat de burgemeester uit van de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hierover heeft opgesteld. Bij middelen volgens lijst I van de Opiumwet (harddrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 0,5 gram of één pil of tablet. Bij middelen volgens lijst II van de Opiumwet (softdrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 5 gram;
Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester besluiten dat een sluiting niet noodzakelijk is, bijvoorbeeld als de exploitant van het bedrijf geen verwijt valt te maken en hij of zij overtuigend kan aantonen dat hij of zij maatregelen treft die herhaling voorkomen én dat door de maatregelen de openbare orde en veiligheid zijn hersteld.
Artikel 5. Slecht levensgedrag
Wanneer de burgemeester constateert, dat de exploitant of leidinggevenden in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn, bijvoorbeeld op basis van betrok¬kenheid bij georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, kan hij de verplichte vergunning bedrijfsactiviteiten intrekken dan wel wijzigen door de leidinggevende hiervan te verwijderen.
Bij de beoordeling of iemand in enig opzicht van slecht levensgedrag is, zijn er landelijk op voorhand geen beperkingen gesteld aan de feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken. In de vergunningprocedure vraagt de burgemeester relevante informatie op bij de politie en justitie. Deze relevante feiten en gedragingen dienen van een zodanig gewicht te zijn dat de burgemeester op basis hiervan zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat een betrokkene van slecht levensgedrag is. In het besluit dient slecht levensgedrag zeer goed gemotiveerd te worden. Van belang is onder meer hoeveel strafbare feiten zijn gepleegd en wanneer deze strafbare feiten zijn gepleegd. Het hoeft niet te gaan om strafbare feiten waarvoor de persoon is veroordeeld. De burgemeester kan op basis van andere feiten en omstandigheden besluiten de vergunning te weigeren, omdat de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Het moeten wel zogenaamde “harde feiten” zijn. Geruchten over iemands levensgedrag zijn onvoldoende. Aan de feiten moeten documenten ten grondslag liggen, zoals processen-verbaal en/of andere politierapporten, waarvan de burgemeester op de hoogte is gesteld. De exploitant heeft de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het besluit van de burgemeester. Gedragingen (niet limitatief) die de burgemeester in ieder geval meeweegt zijn:
Herhaling van constateringen dat leidinggevenden van slecht levensgedrag zijn, kan ertoe leiden dat de burgemeester zijn vertrouwen verliest in de exploitant en dienovereen¬komstig maatregelen treft (zie artikel 12). Tevens kunnen er omstandigheden zijn waarin de burgemeester aanleiding ziet om opnieuw Bibob-onderzoek te doen naar de onderneming.
Er is sprake van schijnbeheer als blijkt dat niet de exploitant cq de vergunning¬houder feitelijk zeggenschap heeft over (en leiding geeft aan) het bedrijf, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat een persoon vanwege zijn of haar strafrechtelijke verleden geen vergunning kan krijgen en daarom een ander de vergun¬ning laat aanvragen.
Artikel 7. Overtreding voorschriften van de vergunning
Aan de verplichte vergunning bedrijfsactiviteiten kunnen voorschriften worden verbonden door de burgemeester. Dit kunnen algemene voorschriften zijn voor een branche of specifieke voorschriften die zijn bedoeld om de exploitant expliciet te dwingen om op de voorgeschreven manier te exploiteren. De burgemeester kan ook voorschriften verbinden op grond van de Wet Bibob of naar aanleiding van een Bibob-onderzoek.
Als wordt geconstateerd dat de exploitant zich niet aan de voorschriften houdt, wijst de burgemeester de exploitant er in principe altijd eerst op dat hij zich aan de voorschriften moet houden. Bij specifieke voorschriften kan de burgemeester bepalen dat hij de waarschuwingsstappen overslaat. Dat vermeldt de burgemeester dan bij de voorschriften. Dit zal altijd het geval zijn bij Bibob-voorschriften.
Artikel 8. Wijzigen exploitant zonder melding
De exploitant is verplicht elke wijziging in de zeggenschap (bijvoorbeeld doordat een vennoot toetreedt tot de vennootschap of een eenmanszaak een BV wordt met aandeelhouders en bestuurders) door te geven en een nieuwe vergunning aan te vragen. Doet hij dit niet, dan kan de burgemeester een maatregel treffen. In beginsel krijgt de exploitant een waarschuwing met de sommatie dat hij of zij een nieuwe vergunning moet aanvragen binnen een bepaalde termijn. Doet hij of zij dit niet dan is dat reden voor de burgemeester zijn vergunning bedrijfsactiviteiten in te trekken.
Als blijkt dat moedwillig is gekozen voor een constructie waarbij eigenlijk wordt geëxploiteerd door een andere persoon die niet op de vergunning staat en de verplichting dat deze persoon als exploitant wordt geregistreerd wordt ontweken, dan is sprake van schijnbeheer en worden dienovereenkomstig maatregelen genomen (zie artikel 6).
De vergunningplicht ex artikel 2:98 APV op bedrijfsmatige activiteiten wordt juist opgelegd op een pand, branche of gebied waar de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid reeds onder druk staan. Indien de bedrijfsvoering vervolgens (wederom) leidt tot een nadelige beïnvloeding van de leefbaarheid in de directe omgeving van het pand dan kan de burgemeester maatregelen treffen.
Artikel 12. Geen vertrouwen in exploitant
Wanneer de bedrijfsvoering van een exploitant leidt tot al dan niet ernstige incidenten of wanneer de exploitant of zijn personeel bij deze incidenten op een ontoelaatbare wijze betrokken zijn geweest of op enigerlei wijze verwijtbaar hebben gehandeld, kan de burgemeester besluiten dat intrekking van de vergunning bedrijfsactiviteiten wenselijk is. De burgemeester meent dan dat de exploitant met zijn of haar bedrijfsvoering een gevaar vormt voor de openbare orde of het woon- en leefklimaat en treft maatregelen om een verstoring daarvan in de toekomst tegen te gaan.
Dit geldt eveneens wanneer een exploitant telkens bepalingen van de APV overtreedt en de maatregelen er niet toe leiden dat hij of zij de bedrijfsvoering dusdanig aanpast, zodat het overtredingen of incidenten in de toekomst voorkomt. De burgemeester kan dan oordelen dat hij zijn vertrouwen in de desbetreffende exploitant is kwijtgeraakt.
Artikel 13. Ernstige geweldsincidenten
Om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen, wordt het bedrijf voor een korte periode gesloten. De exploitant, of in voorkomende gevallen de leidinggevende, wordt in dat geval direct geïnformeerd. Deze maatregel is nodig om de situatie te bevriezen en verdere escalatie te voorkomen. Zodoende ontstaat de gelegenheid om gedegen onderzoek te doen naar de exacte feiten en omstandigheden van het geval en de rol van de exploitant.
Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de exploitant blijkt dat er kans is op herhaling van geweldsincidenten of de openbare orde zo ernstig is aangetast dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om het bedrijf gesloten te houden. De sluiting van het bedrijf is bedoeld voor herstel van de openbare orde en duurt niet langer dan strikt noodzakelijk.
Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. Een voorbeeld hiervan is als de exploitant geen verwijt valt te maken en hij of zij overtuigend kan aantonen dat hij of zij maatregelen treft die herhaling voorkomen én heeft gezorgd dat de openbare orde en veilig¬heid niet verder zijn aangetast of inmiddels zijn hersteld.
Onder geweldsincidenten worden verstaan de situaties waarin een handgemeen of ongewenste intimiteiten plaatsvinden, in de directe nabijheid van of vanuit het bedrijf, voor zover geen sprake is van ernstige geweldsincidenten en voor zover de exploitant of het personeel niet op negatieve wijze bij het geweldsincident betrokken is geweest dan wel een laakbare rol heeft gespeeld.
Is de exploitant of het personeel wel op negatieve wijze betrokken of kan de exploitant nalatigheid worden verweten (voor, tijdens of na het geweldsincident), dan wordt een handhavingsstap overgeslagen en kan de burgemeester zijn vertrouwen in de exploitant opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie artikel 12).
Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel
De aanpak van ondermijnende criminaliteit in het Haagse veiligheidsbeleid 2019-2022 is als één van de speerpunten aangeduid. Om die reden heeft de gemeenteraad op 18 februari 2020 besloten de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) in die zin te wijzigen dat de burgemeester op grond van artikel 2:98 APV de bevoegdheid heeft gekregen om bedrijfsmatige activiteiten in voor publiek openbare panden, branches of gebieden vergunningplichtig te kunnen maken. Op grond van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht en de uitoefening van het toezicht op de vergunningprocedure voor publiek openstaande gebouwen in het kader van de openbare orde en veiligheid. Op grond van artikel 4:81 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de burgemeester een beleidsregel vaststellen ten aanzien van de handhaving van de op grond van artikel 2:98 APV verkregen bevoegdheid.
Bij het opstellen van de beleidsregel is uitgegaan van het handhavings-arrangement dat inmiddels al vele jaren wordt toegepast bij de horeca-exploitatievergunning. De beleidsregel Toezicht Bedrijfsactiviteiten Den Haag 2020 geeft een soortgelijke maatregelenmatrix voor de op grond van 2.98 APV vergunningplichtig gestelde bedrijfsmatige activiteiten. De matrix vormt een leidraad bij de handhaving en sluit geen handhavingsinstrumenten uit, die niet worden genoemd, maar geeft weer hoe in beginsel te handelen bij specifieke overtredingen. Er zijn situaties denkbaar, waarbij gemotiveerd afgeweken kan worden van de matrix.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-290459.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.