Gemeenteblad van Zwartewaterland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwartewaterland | Gemeenteblad 2020, 282617 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwartewaterland | Gemeenteblad 2020, 282617 | Beleidsregels |
Beleidsregels Wet Taaleis gemeente Zwartewaterland 2020
Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland;
Overwegende, dat het in het belang van de Participatiewet noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Participatiewet en de Verordening Sociaal Domein Gemeente Zwartewaterland en gelet op het vanaf 1 januari 2016 geldende artikel 18b van de Participatiewet; overwegende dat het voldoende beheersen van de Nederlandse taal van belang is voor het vinden van werk;
Gelet op het bepaalde in Hoofdstuk 13, artikel 13.2 van de verordening Sociaal Domein gemeente Zwartewaterland 2020;
Artikel 2. Onderzoek naar vereisten Wet taaleis Participatiewet
Een belanghebbende kan onder andere met de volgende documenten aantonen dat hij voldoet aan de Wet taaleis Participatiewet:
het certificaat op grond van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) evenals de verklaring van het regionaal opleidingscentrum (ROC) op grond waarvan dat certificaat is afgegeven, indien uit die verklaring blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal is behaald (artikel 2.4 lid 1 Besluit Inburgering);
bewijzen van publieke optredens (bijvoorbeeld het geven van lezingen) of bewijzen van het vervullen van vrijwilligersfuncties of bestuursfuncties waaruit blijkt dat belanghebbende op een zeker niveau in het Nederlands communiceert. Het ligt voor de hand dat genoemde functies wel gedurende enige tijd vervuld moeten zijn, willen zij als bewijs voldoende aannemelijk zijn;
Binnen vier weken na de uitkeringsintake neemt het college van de Gemeente Zwartewaterland de taaltoets af bij een belanghebbende die niet aan beleidsregel 2 lid 1 voldoet, tenzij bij voorbaat duidelijk is dat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in de zin van artikel 18b lid 6 onderdeel b Participatiewet.
Artikel 4. Ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid
Van het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid - in de zin van artikel 18b lid 6 onderdeel b Participatiewet - is in ieder geval sprake, wanneer:
Artikel 5. Herziening maatregel
Het college van de Gemeente Zwartewaterland herziet een ingevolge artikel 18b Participatiewet opgelegde maatregel met ingang van de datum waarop belanghebbende daadwerkelijk is begonnen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, tenzij artikel 18b lid 6 onderdeel a Participatiewet van toepassing is.
Artikel 6. Termijn redelijk vermoeden
Gerekend vanaf de datum waarop de taaltoets in het kader van de Wet taaleis Participatiewet is afgenomen, stelt het college van de Gemeente Zwartewaterland belanghebbende binnen vier weken schriftelijk in kennis van het redelijke vermoeden dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.
Artikel 7. Vereiste voortgang Wet taaleis Participatiewet
Een belanghebbende voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden bij het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, indien hij er in zal slagen om binnen uiterlijk drie jaar de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen. Dit gerekend vanaf de datum waarop belanghebbende is begonnen met het verwerven van die vaardigheden.
Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 01-09-2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland.
Burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,
De secretaris,
drs. D.S. Ruddijs
de burgemeester,
ing. E.J. Bilder
Toelichting op de Beleidsregels Wet taaleis Gemeente Zwartewaterland 2020
De wetgever voegt de beheersing van de Nederlandse taal als extra verplichting toe aan de voor bijstandsgerechtigden geldende verplichtingen. De taaleis is in de Participatiewet opgenomen omdat belanghebbenden die de Nederlandse taal voldoende beheersen sneller de arbeidsmarkt kunnen betreden. Bijstandsgerechtigden die daar niet aan (willen) voldoen, krijgen een maatregel. De hoogte daarvan is bij wet geregeld.
Met de Wet taaleis Participatiewet moeten bijstandsgerechtigden de Nederlandse taal beheersen op referentieniveau 1F. Dit is het taalniveau waar kinderen geacht worden over te beschikken aan het eind van groep acht op de basisschool.
De Wet taaleis Participatiewet is niet van toepassing op bijstandsgerechtigden voor wie de verplichtingen van artikel 9 lid 1 Participatiewet niet gelden. Het gaat om bijstandsgerechtigden die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt en/of bijstandsgerechtigden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn als bedoeld in artikel 9 lid 5 Participatiewet.
Het eerste lid behoeft geen toelichting
Onderdeel a Regulier doelmatigheidsonderzoek en onderdeel b Profielindeling
Periodiek vindt een onderzoek plaats naar de arbeidsverplichtingen verbonden aan de uitkering. Dan vindt een onderzoek plaats naar bijvoorbeeld sollicitatieactiviteiten of de voortgang van het re-integratietraject waarin een bijstandsgerechtigde zit.
De frequentie van deze onderzoeken hangt af van het profiel waarin de klant is ingedeeld. Naarmate een klant meer kans maakt op betaald werk, ligt de frequentie hoger.
Onderdeel c college van de Gemeente Zwartewaterland
Dit onderdeel behoeft geen toelichting.
Het gaat hier om personen die nadat ze een rechtsgeldige verblijfstitel hebben gekregen vanuit een AZC verhuizen naar de gemeente Zwartewaterland. Tegelijkertijd met de verhuizing vragen deze personen algemene bijstand aan. Vrijwilligers begeleiden deze mensen. Zij helpen de mensen onder andere met het aanvragen van een geldlening bij DUO teneinde een inburgeringscursus te kunnen volgen.
Formeel moet een taaltoets afgenomen worden. Echter in vrijwel alle gevallen is bij voorbaat duidelijk dat zij de Nederlandse taal in onvoldoende mate beheersen.
Pas wanneer zij binnen acht weken na het toekenningsbesluit niet aantoonbaar een taalcursus volgen, vindt een taaltoets plaats. De verwachting is dat dit zich in de praktijk niet of nauwelijks zal voordoen. De vrijwilligers dragen er zorg voor dat zij een taalcursus gaan volgen. Dit is een van de taken van de vrijwilligers voortvloeiend uit hun begeleidingstaak.
Artikel 2. Onderzoek naar vereisten Wet taaleis Participatiewet
Belanghebbende zal dan op grond van de leerplichtwet (ten minste) de basisschool (voorheen lagere school) in Nederland doorlopen hebben. Belanghebbende heeft dan acht jaar of langer Nederlandstalig onderwijs gevolgd en voldoet om die reden aan de Wet taaleis Participatiewet.
Zie hiervoor de toelichting op het tweede lid.
Uit de taaltoets blijkt dan dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst op referentieniveau 1F.
Dit lid geeft een nadere uitwerking aan artikel 18b lid 2 onderdelen b en c Participatiewet.
De opsomming is niet limitatief.
Het gaat hier om opleidingen die gevolgd worden na het basisonderwijs. Belanghebbende hebben dan op zijn minst aangetoond dat zij de Nederlandse taal beheersen op het niveau van kinderen aan het einde van groep 8 van het basisonderwijs (niveau 1F).
DUO of de gemeente hebben dan al in het kader van de Wet inburgering onderzocht of belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst. Het vereiste taalniveau ingevolge de Wet inburgering is vergelijkbaar met het taalniveau in het kader van de Wet taaleis Participatiewet.
Voor een deel komt dit overeen met onderdeel a.
Belanghebbenden die op grond van de Wet inburgering nieuwkomers niveau NT 1 hebben gehaald, beschikken niet over het vereiste niveau in het kader van de Wet taaleis Participatiewet. Hebben zij echter aantoonbaar NT 2 behaald dan is dat ook voldoende voor de Wet taaleis Participatiewet.
Dit niveau is vergelijkbaar met het vereiste taalniveau in het kader van de Wet taaleis Participatiewet.
Daarmee tonen belanghebbenden aan dat zij minimaal over het niveau beschikken dat in het kader van de Wet taaleis is vereist.
Hiervoor geldt het zelfde als onder g, h en i.
Personen die voor een langdurige werkloosheidsuitkering in aanmerking komen, voldoen naast de wekeneis ook aan de jareneis van artikel 42 lid 2 WW. Wanneer daarnaast een dienstbetrekking is vervuld, waarvoor een goede beheersing van de Nederlandse taal onontbeerlijk is, is er geen enkele reden om niet aan te nemen dat belanghebbende aan de Wet taaleis Participatiewet voldoet.
Te denken valt bijvoorbeeld aan winkelpersoneel of personen die in de horeca in de bediening werkten, receptionisten, klantencontactcentra, consulenten (dienstverlenende sector). Belanghebbenden moeten dit wel met arbeidsovereenkomsten kunnen aantonen.
Bijvoorbeeld een vrijwilliger die
Een andere gemeente heeft dan al een onderzoek in het kader van de Wet taaleis Participatiewet gedaan, waaruit blijkt dat belanghebbende aan de Wet taaleis Participatiewet voldoet.
Gemeenten zijn verplicht om binnen maximaal acht weken na de aanvraag een taaltoets af te nemen, wanneer de aanvrager niet kan aantonen dat hij aan de Wet taaleis Participatiewet voldoet. Deze termijn komt overeen met de termijn waarbinnen een beslissing op de aanvraag genomen moet worden (artikel 4:13 Awb). Weliswaar blijkt dit niet uit de Wet taaleis, maar het ligt in de rede om de maximale termijn van acht weken te verlengen met die dagen waarmee de beslistermijn op de aanvraag wordt verlengd op grond van artikel 4:5 lid 1 Awb.
Door te bepalen dat deze binnen vier weken na de uitkeringsintake plaats vindt, wordt aan deze eis voldaan. Tijdens de uitkeringsintake wordt onderzocht of belanghebbende aan de Wet taaleis voldoet.
Is echter bij voorbaat duidelijk dat elke vorm van verwijtbaarheid zal ontbreken, dan heeft het geen nut een taaltoets af te nemen. Persoonlijke omstandigheden als dyslexie, analfabetisme, leerproblemen, cognitieve problemen, gezondheidsredenen en/of medische gronden en audio- en visuele beperkingen kunnen een rol spelen bij de beoordeling van de verwijtbaarheid. Bij analfabetisme zal het langer duren voor dat aan de Wet taaleis wordt voldaan. In het beleid wordt daar al rekening mee gehouden (zie beleidsregel 7).
Alleen wanneer deze personen geen taalcursus in het kader van de Wet inburgering willen volgen, neemt de Gemeente Zwartewaterland een taaltoets af. Deze personen dienen binnen acht weken na de toekenning aan te tonen dat zij een cursus volgen. Doen ze dat niet dan neemt de Gemeente Zwartewaterland een taalcursus af.
Artikel 4. Ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid
In een aantal situaties staat het ontbreken van elke verwijtbaarheid vast, zonder dat daar een nader onderzoek voor hoeft plaats te vinden. Daarvan is in ieder geval sprake bij belanghebbenden met algemene bijstand naar de norm inrichting. Bij hen is de praktisch onmogelijk:
Verder sluit het college van de Gemeente Zwartewaterland aan bij een ontheffing die in het kader van de Wet inburgering is afgegeven.
Artikel 5. Herziening maatregel
Het gaat hier niet om een belanghebbende die binnen een maand, nadat hij door het college van de Gemeente Zwartewaterland in kennis is gesteld van het redelijk vermoeden dat hij de Nederlandse taal niet of in onvoldoende mate beheerst, zich bereid verklaart alsnog deze kennis te verwerven en daar ook mee begint. Het gaat in dit lid om de belanghebbende die deze maand laat verstrijken en zich later alsnog inspant om deze kennis te verwerven. In die laatste situatie herziet het college van de Gemeente Zwartewaterland de maatregel met ingang van de datum waarop belanghebbende bijvoorbeeld met zijn taalcursus begint.
Wanneer een belanghebbende zijn houding en gedragingen heeft aangepast en zich alsnog inspant om Nederlands te leren, heeft continuering van de maatregel geen nut. De gedragsverandering heeft immers plaatsgevonden.
Alleen verklaren dat hij bereid is kennis in de Nederlandse taal te verwerven is niet voldoende. Duidelijk moet zijn dat en wanneer hij begint. Ook is van belang hoe en bij wie hij dat doet. Via bijvoorbeeld een taalmaatje of via een ROC.
Geen beleid is opgenomen voor die situaties waarin belanghebbende start met een cursus en na verloop van tijd daarmee ophoudt. Tijdens reguliere doelmatigheidsonderzoeken zal dit naar voren komen. Ook kan dit blijken uit een terugkoppeling van de organisatie die de cursus verzorgt.
In dergelijke situaties kan alleen een maatregel worden opgelegd, nadat (wederom) een taaltoets is afgenomen waaruit blijkt dat de kennis in de Nederlandse taal onvoldoende is. Aan de maatregelen op grond van artikel 18b Participatiewet moet altijd een taaltoets ten grondslag liggen.
Artikel 6. Termijn redelijk vermoeden
De termijn van vier weken is korter dan de maximum termijn genoemd in de wet. Belanghebbenden moet zo snel mogelijk weten waar hij aan toe is en wat van hem wordt verwacht.
In het redelijk vermoeden geeft het college van de Gemeente Zwartewaterland aan wat de hoogte en duur van de maatregel is en wat belanghebbende kan doen om de maatregel ongedaan te maken.
Met dit vermoeden stuurt het college van de Gemeente Zwartewaterland een verklaring mee die belanghebbende alleen maar hoeft te ondertekenen en waarin hij aangeeft met ingang welke datum hij begint met het verwerven van voldoende kennis in de Nederlandse taal en bij wie.
Artikel 7. Vereiste voortgang Wet taaleis Participatiewet
De Wet taaleis Participatiewet geeft niet aan wanneer sprake is van de vereiste voortgang, maar spreekt van de voortgang die van belanghebbende verwacht mag worden. Door aansluiting te zoeken bij de termijnen van de huidige Wet inburgering is een maximumtermijn gegeven. In zijn algemeenheid mag verwacht worden dat mensen in staat zijn om binnen drie jaar aan de Wet taaleis Participatiewet te voldoen. Dit zal anders zijn bij analfabeten of bij mensen die niet verweten kunnen worden dat ze de termijn niet halen.
Het gaat hier om maximumtermijnen. Wanneer uit de taaltoets blijkt dat een belanghebbende al enige kennis heeft van de Nederlandse taal, mag van hem verwacht worden dat hij eerder het vereiste taalniveau behaalt.
Om de volgende reden is aansluiting gezocht bij de termijnen in de Wet inburgering.
Als het gaat om een Wi-inburgeringsplichtige is het niet logisch om onder de Participatiewet met een andere periode te rekenen dan onder de Wi. Een niet Wi-inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigde met een taalachterstand in dezelfde orde van grootte als een Wi-inburgeringsplichtige anders behandelen dan een Wi-inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigde is in strijd met het gelijkheidsbeginsel: ook een niet Wi-inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigde boekt voldoende voortgang indien hij er in slaagt binnen een periode van drie jaar vanaf het ontstaan van het vermoeden van de taalachterstand te voldoen aan de taaleis.
Een inburgeringsplichtige zal van de gemeente of DUO bericht hebben ontvangen binnen welke termijn hij zijn inburgeringsdiploma dient te halen. Het ligt voor de hand om daarbij aan te sluiten.
Heeft een inburgeringsplichtige bijvoorbeeld nog anderhalf jaar om zijn inburgeringsdiploma te halen, dan wordt hij ook geacht binnen anderhalf jaar aan de Wet taaleis te voldoen.
Het kennisniveau van de Nederlandse taal beïnvloedt de mogelijkheid om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. Dit is de reden waarom de voortgang in het kader van de Wet taaleis onderdeel is van het doelmatigheidsonderzoek. De frequentie van het onderzoek naar de voortgang is afhankelijk van de frequentie van het doelmatigheidsonderzoek.
Artikel 8. Screening zittend bestand
Voor het zittende bestand geldt een overgangstermijn van een half jaar. Voor belanghebbenden die op 31 december 2015 algemene bijstand ontvangen en op 1 juli 2016 nog steeds bijstand ontvangen, geldt de Wet taaleis Participatiewet vanaf 1 juli 2016. De wetgever geeft geen termijn waarbinnen het zittende bestand beoordeeld moet worden of aan de Wet taaleis wordt voldaan. Gelet op de geringe middelen die vanuit het Rijk beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van deze wet, is er voor gekozen om de screening van het zittende bestand zoveel mogelijk in te bedden binnen de reguliere doelmatigheidsonderzoeken.
In het beleid wordt prioriteit gegeven aan niet in Nederland geboren personen, die niet inburgeringsplichtig zijn en niet in een inrichting verblijven.
De in Nederland geboren personen zullen veelal vanaf hun geboorte onafgebroken in Nederland hebben gewoond. Zij vielen onder de leerplichtwet en zullen om die reden voldoen aan de Wet taaleis Participatiewet.
Inburgeringsplichtigen zijn op grond van de Wet inburgering al verplicht voldoende kennis te verwerven in de Nederlandse taal. Zij zullen veelal al een taalcursus volgen.
Bijstandsgerechtigden in een inrichting verblijven daar niet voor niets. Zoals hierboven al is aangegeven, is het praktisch onmogelijk bij hen taaltoets af te nemen en hen een taalcursus te laten volgen.
Aan de groep die dan overblijft, geeft het college van de Gemeente Zwartewaterland prioriteit. Zij vielen op basis van internationale verdragen buiten de inburgeringsplicht. Naar verwachting zitten hier de meeste mensen die niet aan de Wet taaleis voldoen omdat ze:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-282617.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.