Wijzigingsbesluit Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet (2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 1.5, achtste lid, van de Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam;

 

gezien het feit dat de Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet op een aantal onderdelen verouderd zijn of minder goed aansluiten op de praktijk;

 

besluit:

Artikel I  

De Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet worden als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    Na artikel 1.1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

    Artikel 1.2 Hardheidsclausule.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze nadere regels als toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • b.

    In artikel 2.1 (Premie leerstage en proefplaats) vervallen het zevende tot en met tiende lid.

  • c.

    In artikel 2.3 (Digitaal reistegoed) wordt het vierde lid vervangen door een nieuw vierde lid, luidende:

    • 4.

      Het maandbedrag aan digitaal reistegoed is bij een verwachte reisfrequentie van gemiddeld:

      • a.

        ten minste één keer maar minder dan drie keer per week: € 22,50 per maand, en

      • b.

        drie of meer keer per week: € 45 per maand.

  • d.

    Van artikel 2.4 (Hardheidsclausule) komt het opschrift te luiden: Tegemoetkoming voor reiskosten op maat.

  • e.

    Artikel 2.5 (Overgangsbepaling) wordt vervangen door een nieuwe bepaling, luidende:

    Artikel 2.5 – Vergoeding van kosten in verband met re-integratie

    Het college kan aan of ten behoeve van een persoon, behorend tot de doelgroep, een vergoeding geven voor de kosten van een re-integratievoorziening die het college geboden acht of voor andere kosten die het college noodzakelijk acht voor arbeidsinschakeling.

  • f.

    In artikel 4.1 (Verlening loonkostensubsidie) wordt in het eerste lid ‘een of meer niet-uitkeringsgerechtigden van 27 jaar of ouder, of uitkeringsgerechtigden, en/of gesubsidieerd werkenden’ gewijzigd in ‘een of meer personen uit de doelgroep’.

  • g.

    In artikel 4.5 (Hoogte en duur van de subsidie) wordt in het derde lid na ‘en/of niet voltijds aan het werk is geweest’ ingevoegd ‘en/of het wettelijk minimumjeugdloon ontvangt’ en wordt ‘College’ telkens gewijzigd in ‘college’.

  • h.

    h. In de artikelen 4.6, 4.7, 8.6, 9.6 en 9.7 wordt ‘College’ telkens gewijzigd in ‘college’.

  • i.

    Artikel 4.8 (Overgangsregeling) vervalt.

  • j.

    Hoofdstuk 4a (Jongerenvouchers) vervalt.

  • k.

    Artikel 7.3 (Tegemoetkoming voor bedrijfskosten) vervalt.

  • l.

    In artikel 9.1 (Voorziening Perspectiefbaan) vervalt in het eerste lid ‘van 27 jaar of ouder’ en wordt ‘die is ingedeeld in trede 3 van de Participatieladder’ gewijzigd in ‘die voor zijn of haar arbeidsinschakeling is aangewezen op ondersteuning door het college’.

  • m.

    In artikel 9.3 (Hoogte subsidie Perspectiefbaan) wordt in het eerste lid in onderdeel a ‘, per jaar met een maximum van twee jaar: € 8.500.’ gewijzigd in ‘met een maximum van twee jaar, een bedrag per jaar van € 8.500;’ en worden de onderdelen b en c vervangen door één onderdeel, luidende:

    • b.

      Indien de werknemer aansluitend aan de Perspectiefbaan doorstroomt naar ongesubsidieerd werk waarmee de deelnemer uitkeringsonafhankelijk blijft, een eenmalige premie van:

      • € 3.000 indien sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van minimaal zes maanden, dan wel

      • € 6.000 indien sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

  • n.

    Artikel 9.5 (Aanvraag van de subsidie) komt te luiden als volgt:

    Artikel 9.5 Aanvraag van de subsidie Perspectiefbaan

    Een aanvraag voor de subsidie dient door de werkgever te zijn ingediend voor het eindigen van de rechtsgeldige arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 9.2, eerste lid.

  • o.

    Artikel 9.8 (Hardheidsclausule) vervalt.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking, met uitzondering van het bepaalde in artikel I, onderdeel c, dat in werking treedt met ingang van 1 december 2020.

Artikel III  

Dit besluit wordt aangehaald als Wijzigingsbesluit Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet (2020).

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 oktober 2020.

 

De burgemeester

Femke Halsema

 

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

 

Toelichting op de regeling

 

Toelichting

 

Algemeen deel

De Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet zijn rond de invoering van de Participatiewet vastgesteld en daarna verschillende keren aangevuld en gewijzigd. Op een aantal punten zijn zij niet meer actueel of is verbetering nodig. De aanpassingen worden hieronder toegelicht.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I, onderdeel a (invoegen artikel 1.2 – Hardheidsclausule)

Een hardheidsclausule maakte onderdeel uit van twee hoofdstukken van de Nadere regels. Nu wordt een algemene hardheidsclausule ingevoerd. Daarmee kan de bijzondere hardheidsclausule in artikel 9.8 vervallen (zie hieronder bij de toelichting op onderdeel d). Artikel 2.3 vormde geen hardheidsclausule hoewel zij wel als zodanig werd aangeduid; dit artikel krijgt een ander opschrift (zie hieronder, bij de toelichting op onderdeel n).

 

Artikel I, onderdeel b (wijzigen artikel 2.1 – Premie leerstage en proefplaats )

Het nu vervallen zevende lid betrof een overgangsbepaling bij een wijzigingsbesluit in 2015. Deze bepaling is niet langer actueel.

De andere nu vervallen leden betroffen een tijdelijke premieregeling ten behoeve van niet-uitkeringsgerechtigde jongeren voor deelname aan een leerstage die was gestart voor 2018. Ook deze leden zijn niet meer actueel.

 

Artikel I, onderdeel c (wijzigen artikel 2.3 - Digitaal reistegoed)

De hoogte van de maandelijkse tegemoetkoming in de vorm van een digitaal reistegoed voor het openbaar vervoer werd tot nu toe aangegeven in een overgangsbepaling, artikel 2.5. De bepaling over de hoogte van het reistegoed wordt nu als vierde lid opgenomen in artikel 2.3.

Sinds de invoering van deze tegemoetkoming in 2017 is reizen met het openbaar vervoer ruim 10% duurder geworden. Daarom wordt de hoogte van de tegemoetkomingsbedragen verhoogd van € 20 naar € 22,50 per maand en van € 40 naar € 45 per maand.

 

Artikel I, onderdeel d (wijzigen artikel 2.4 - Hardheidsclausule)

Artikel 2.4 betreft geen hardheidsclausule maar een bijzondere bepaling voor situaties waarin aanleiding is voor een tegemoetkoming op maat in de kosten voor openbaar vervoer. Daarom komt het opschrift te luiden: Tegemoetkoming voor reiskosten op maat. Zie ook hierboven bij de toelichting op onderdeel a.

 

Artikel I, onderdeel e (wijzigen artikel 2.5 - Overgangsbepaling)

De overgangsbepaling betrof de hoogte van het digitale reistegoed en het tijdelijk voortzetten van trajectvergoedingen die waren verstrekt onder de vroegere regeling voor trajectvergoedingen. Het eerste onderdeel van de overgangsbepaling wordt nu geregeld in artikel 2.3 (zie hierboven). Het tweede onderdeel was van toepassing tot en met september 2017. Deze overgangsbepaling kan nu vervallen.

 

Het nieuwe artikel 2.5 – Vergoeding van kosten in verband met re-integratie betreft een codificering van bestaand beleid. Oorspronkelijk werd hiervoor het instrument bijzondere bijstand ingezet. Na invoering van de Wet werk en bijstand werden deze kosten gedekt uit het Werkdeel, dat later is opgegaan in het Participatiebudget. Voor betalingen die in dit verband worden gedaan aan of ten behoeve van personen in de doelgroep Participatiewet, wordt nu een grondslag in de Nadere regels opgenomen. Het kan zowel gaan om de kosten voor een individuele re-integratievoorziening, bijvoorbeeld een scholingstraject (zoals lesgeld, materialen e.d.), als om een vergoeding van kosten voor andere voorzieningen die iemand moet maken met het oog op werk (bijvoorbeeld aanschaf van werkschoenen).

 

Artikel I, onderdeel f (wijzigen artikel 4.1 - Verlening loonkostensubsidie)

De wijziging van artikel 4.1 biedt ruimte om een werkgever niet alleen bij het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde jongere die voor arbeidsintegratie is aangewezen op ondersteuning door de gemeente, een loonkostensubsidie te bieden, maar ook wanneer het gaat om een niet-uitkeringsgerechtigde jongere (‘NUG-jongere’). Hierbij is artikel 4.3, tweede lid, van toepassing: om als werkgever in aanmerking te komen voor een tijdelijke loonkostensubsidie dient het bij het dienstverband te gaan om een NUG-jongere die daarvoor minimaal drie maanden begeleid werd door het college en, naar het oordeel van het college, zonder de inzet van de loonkostensubsidie niet of nauwelijks zou kunnen instromen in een dienstverband. In de praktijk is in voorkomende gevallen al op deze wijziging vooruitgelopen.

 

Artikel I, onderdeel g (artikel 4.5 - Hoogte en duur van de subsidie)

Met deze wijziging wordt bepaald dat wanneer een werkgever toepassing geeft aan het minimumjeugdloon, de loonkostensubsidie naar rato wordt verlaagd. In de praktijk werd hier bij de berekening van de loonkostensubsidie al rekening mee gehouden.

De schrijfwijze ‘College’ wordt gewijzigd in ‘college’ (zie ook hierna).

 

Artikel I, onderdeel h (redactionele wijziging artikelen 4.6, 4.7, 8.6, 9.6 en 9.7)

‘College’ werd in de Nadere regels soms met een hoofdletter geschreven. De schrijfwijze wordt nu in overeenstemming gebracht met de gebruikelijke schrijfwijze en artikel 1.1 – Begripsbepalingen.

 

Artikel I, onderdeel i (vervallen artikel 4.8 - Overgangsregeling)

Artikel 4.8 betrof een overgangsregeling ten tijde van de invoering van de Nadere regels in 2015. Deze regeling is niet meer actueel en kan daarom vervallen.

 

Artikel I, onderdeel j (vervallen hoofdstuk 4a - Jongerenvouchers)

De Jongerenvoucher betrof een financiële bijdrage aan werkgevers die een NUG-jongere een dienstverband wilde aanbieden. De regeling werd gefinancierd vanuit het budget Jeugdwerkloosheid en is geëindigd op 30 juni 2018. Met de voorgestelde wijziging van artikel 4.1 (zie hierboven bij de toelichting op onderdeel f) bestaat nu een grondslag voor het inzetten van de gemeentelijke tijdelijke loonkostensubsidie voor NUG-jongeren.

 

 

Artikel I, onderdeel k (vervallen artikel 7.3 - Tegemoetkoming voor bedrijfskosten)

De tegemoetkoming bedrijfskosten was gericht op werkgevers die iemand met een wettelijke loonwaardesubsidie in dienst namen, voor wie zij geen aanspraak maakten op een fiscale premiekorting (destijds de ‘mobiliteitsbonus’ genoemd). De doelgroep voor de mobiliteitsbonus is naderhand verbreed naar alle personen in de doelgroep Banenafspraak, met inbegrip van werkzoekenden onder de Participatiewet. Met de invoering van de zogenoemde praktijkroute is de toegang tot de doelgroep Banenafspraak later verder verbreed naar werkzoekenden onder de Participatiewet van wie in de praktijk een lagere loonwaarde werd vastgesteld. Door deze brede landelijke toegang tot dit werkgeversvoordeel (tegenwoordig aangeduid als loonkosten voordeel doelgroep Banenafspraak, onder de Wet tegemoetkomingen loondomein) vindt de gemeentelijke tegemoetkoming geen toepassing meer. Nu deze niet langer actueel is kan de bepaling komen te vervallen.

 

Artikel I, onderdeel l (wijzigen artikel 9.1 - Voorziening Perspectiefbaan)

De Perspectiefbaan is een instrument waarbij een werkzoekende in dienst komt bij een werkgever in een werk/leerbaan die de betrokkene voorbereidt op een functie in een sector waar een tekort wordt verwacht. Het instrument wordt niet vaak toegepast maar biedt in sommige situaties de mogelijkheid om met een werkgever en een of meer werkzoekenden afspraken te maken over een combinatie van werk en scholing.

Als toegangscriterium tot deze voorziening werd eerder een indeling van de werkzoekende in trede 3 aangegeven. De indeling van bijstandsgerechtigden in treden van de Participatieladder is echter niet meer actueel. Ook was deze indeling niet bedoeld als harde afbakening van doelgroepen voor een bepaalde re-integratievoorziening. De toegang tot de voorziening Perspectiefbaan wordt nu in lijn gebracht met de doelgroep voor de loonkostensubsidie. Met deze omschrijving wordt aangegeven dat het moet gaan om werkzoekenden die er naar verwachting niet in zullen slagen op eigen kracht aan het werk te komen en te blijven. Verder komt de eerder gehanteerde leeftijdsgrens van 27 jaar te vervallen. Daarmee kunnen nu ook jongeren in aanmerking komen voor een Perspectiefbaan.

 

Artikel I, onderdeel m (wijziging artikel 9.3 - Hoogte subsidie Perspectiefbaan)

De redactie van dit artikel wordt gewijzigd zodat duidelijk tot uitdrukking komt dat bij doorstroom van de werknemer naar een reguliere functie de werkgever in de Perspectiefbaan eenmalig aanspraak kan maken op een premie. De premies voor een tijdelijke vervolgbaan (€ 3.000) en voor een vaste vervolgbaan (€ 6.000) kunnen dus niet in de tijd gestapeld worden.

 

Artikel I, onderdeel n (wijziging artikel 9.5 - Aanvraag van de subsidie)

Deze wijziging betreft een verduidelijking van de tekst. Het opschrift en de tekst van de bepaling zijn opnieuw geredigeerd en met elkaar in overeenstemming gebracht.

 

Artikel I, onderdeel o (vervallen artikel 9.8 - Hardheidsclausule)

Met het opnemen van een algemene hardheidsclausule (zie hiervoor bij de toelichting op onderdeel a), is er geen aanleiding om voor de voorziening Perspectiefbaan een specifieke hardheidsclausule te handhaven.

 

Artikel II - Inwerkingtreding

De wijzigingen in de Nadere regels kunnen in werking treden direct nadat zij zijn bekendgemaakt, met uitzondering van de verhoging van de tegemoetkoming reiskosten (zie de toelichting hierboven onder Artikel I, onderdeel c - wijzigen artikel 2.3 - Digitaal reistegoed). Het vraagt enige tijd om deze verhoging goed voor te bereiden en uit te voeren. Daarom gaat deze in op 1 december 2020. Vanaf deze datum zullen overboekingen van digitaal reistegoed voor het OV plaatsvinden volgens de nu vastgestelde hogere normbedragen (€ 22,50, respectievelijk € 45 p.m.).

Naar boven