Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels Premantelzorgwoningen gemeente Barneveld

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

  • -

    Gelet op het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    Gelet op het bepaalde in artikel 2.23a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    Gelet op het bepaalde in artikel 4, aanhef en onderdelen 9 en 11, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

  • -

    Gelet op het bepaalde in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Gelet op het bepaalde in en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

 

vast te stellen de Beleidsregels Premantelzorgwoningen gemeente Barneveld

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Voor zover de begrippen niet nader worden omschreven in deze beleidsregels hebben zij dezelfde betekenis als in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn desalniettemin enkele begrippen (een-op-een) overgenomen uit de hiervoor genoemde wet- en regelgeving.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

    • b.

      achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

    • c.

      bebouwingsgebied: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

    • d.

      bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

    • e.

      bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

    • f.

      bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

    • g.

      bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

    • h.

      erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

    • i.

      hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

    • j.

      huishouden: persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

    • k.

      huisvesting in verband met mantelzorg: huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

    • l.

      mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

    • m.

      premantelzorg: zorg of ondersteuning voor een periode langer dan 3 maanden, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van de zorgverlener en de zorgontvanger kan worden aangetoond. De zorgontvanger zal vanwege een progressieve aandoening en/of ziekte in de toekomst hoogstwaarschijnlijk mantelzorg nodig hebben;

    • n.

      premantelzorgwoning: woning bedoeld voor de huisvesting van een huishouden van maximaal twee personen van wie tenminste één persoon premantelzorg, vooruitlopend op toekomstige mantelzorg, verleent of ontvangt van een bewoner van de hoofdwoning. De hoofdwoning wordt nu al bewoond door de toekomstige mantelzorgverlener of mantelzorgontvanger;

    • o.

      voorerfgebied: erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

    • p.

      woning: een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden of – ingeval van inwoning in het buitengebied – van twee huishoudens, aanbouwen en uitbouwen daaronder begrepen, bijgebouwen en bedrijfsgebouwen daarvan uitgezonderd;

  • 3.

    Indien een begrip bij de toepassing van deze regeling niet eenduidig blijkt te zijn, bepaalt het college de nadere invulling of uitleg van dit begrip.

Artikel 2 Wettelijke grondslag

  • -

    artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 2°, van de Wabo

  • -

    artikel 2.23a, van de Wabo

  • -

    artikel 4, aanhef en onderdelen 9 en 11, van Bijlage II bij het Bor

  • -

    artikel 1:3, vierde lid, van de Awb

  • -

    artikel 4:81 van de Awb

Artikel 3 Reikwijdte

De reikwijdte voor het toepassen van dit beleid wordt bepaald door de wettelijk gegeven afwijkingsmogelijkheid in artikel 4, aanhef en onderdeel 9 of onderdeel 11, van Bijlage II bij het Bor.

Artikel 4 Voorwaarden premantelzorgwoning

Het college kan op grond van artikel 4, aanhef en onderdeel 9 of onderdeel 11, van Bijlage II bij het Bor met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan en toestaan dat een tijdelijke premantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met inachtneming van het volgende:

  • 1.

    de zorgontvanger dient minimaal de leeftijd van 60 jaar te hebben bereikt;

  • 2.

    er dient sprake te zijn van een sociale relatie (bijvoorbeeld familieband) tussen zorgverlener en zorgontvanger waarbij zorg voor elkaar of voor de hulpbehoevenden wordt gedragen;

  • 3.

    er dient een schriftelijke verklaring van de zorgverlener en zorgontvanger overgelegd te worden. Hieruit dient te blijken dat het gaat om het verlenen van premantelzorg, dat sprake is van een progressieve aandoening en/of ziekte die op termijn (in een tijdsbestek van maximaal 10 jaar) tot mantelzorgbehoefte kan leiden en dat mantelzorg zal worden verleend zodra mantelzorg voor de zorgontvanger noodzakelijk is geworden. De indicatie hoeft geen verklaring te zijn dat de mantelzorgbehoefte daadwerkelijk zal intreden. Voor de schriftelijke verklaring dient gebruik gemaakt te worden van het formulier "indicatiestelling premantelzorg” zoals beschikbaar gesteld door het college;

  • 4.

    in voorkomende gevallen, indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het kunnen vaststellen van premantelzorg, kan een aanvullende medische verklaring worden geëist inhoudende een gemotiveerde indicatiestelling door een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur waaruit blijkt dat het gaat om het verlenen van premantelzorg en dat sprake is van een progressieve aandoening en/of ziekte die op termijn (in een tijdsbestek van maximaal 10 jaar) tot mantelzorgbehoefte kan leiden. De indicatie hoeft geen verklaring te zijn dat de mantelzorgbehoefte daadwerkelijk zal intreden;

  • 5.

    de omgevingsvergunning kan worden verleend voor een periode van maximaal 10 jaar;

  • 6.

    voor zover een premantelzorgwoning wordt gerealiseerd in een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, dient te worden voldaan aan de eisen voor vergunningsvrij bouwen zoals opgenomen in artikel 2, aanhef en onderdeel 3 of artikel 3, aanhef en onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor, met uitzondering van de eis dat dat het gebruik functioneel ondergeschikt moet zijn aan het hoofdgebouw en het aantal woningen gelijk moet blijven;

  • 7.

    als de premantelzorgwoning is gelegen buiten de bebouwde kom dan is de maximaal toegestane oppervlakte die volgt uit artikel 2, aanhef en onderdeel 3 of artikel 3, aanhef en onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor niet van toepassing, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      de premantelzorgwoning is in zijn geheel of in delen verplaatsbaar; en

    • b.

      de oppervlakte van de premantelzorgwoning bedraagt niet meer dan 100 m2.

  • 8.

    in afwijking van lid 6 en 7 is een premantelzorgwoning toegestaan in een met vergunning gebouwd bijbehorend bouwwerk die reeds aanwezig is in het bebouwingsgebied;

  • 9.

    per bouwvlak waar een woning of bedrijfswoning is toegestaan (of wanneer deze ontbreekt: per bestemmingsvlak waar een woning of bedrijfswoning is toegestaan) is ten hoogste één premantelzorgwoning toegestaan;

  • 10.

    er is geen premantelzorgwoning toegestaan bij een woonwagen of een recreatiewoning;

  • 11.

    er is geen premantelzorgwoning toegestaan wanneer binnen het bouwvlak (of wanneer deze ontbreekt: binnen het bestemmingsvlak) tegelijkertijd een mantelzorgwoning aanwezig is;

  • 12.

    de afstand tussen de premantelzorgwoning en de dichtstbijzijnde gevel van de bestaande woning of bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m;

  • 13.

    de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

  • 14.

    geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de milieusituatie;

  • 15.

    er dienen voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn (en te blijven) conform de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen van de gemeente Barneveld (hierna: “de Nota”). Indien de Nota na inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt gewijzigd, dan wordt getoetst aan de Nota zoals deze gold ten tijde van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning;

  • 16.

    de tijdelijke omgevingsvergunning voor een premantelzorgwoning is persoonsgebonden, dat wil zeggen dat voor iedere wijziging van zorgverlener(s) of zorgontvanger(s) een nieuwe omgevingsvergunning moet worden aangevraagd bij het college;

  • 17.

    de aanvrager of diens rechtsopvolger dient de in zijn geheel of in delen verplaatsbare premantelzorgwoning of – indien deze is gerealiseerd in een bijbehorend bouwwerk – de gerealiseerde voorzieningen (zoals keuken, badkamer en toilet) te verwijderen:

    • a.

      na afloop van de termijn waarvoor deze is verleend, tenzij de woning op dat moment voldoet aan de voorwaarden voor een vergunningsvrije mantelzorgwoning;

    • b.

      indien de huisvesting in verband met premantelzorg is beëindigd;

    • c.

      indien de zorgverlener en/of zorgontvanger niet meer ter plaatse woonachtig is;

    • d.

      de aanvrager of diens rechtsopvolger meldt aan het bevoegd gezag (via info@oddevallei.nl) zodra de huisvesting in verband met premantelzorg is beëindigd of wanneer sprake is van een situatie als bedoeld in lid 17, sub c.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd om af te wijken van deze beleidsregel indien strikte toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen. Uit deze bepaling vloeit voort dat voor het bestuursorgaan de mogelijkheid bestaat om van beleidsregels af te wijken. De mogelijkheid om van de beleidsregels af te wijken, kan slechts in bijzondere omstandigheden gehanteerd worden. Afwijken van de beleidsregels is mogelijk en geboden indien stedenbouwkundige, verkeerskundige en/of overige ruimtelijke belangen hiertoe aanleiding geven. Tevens kunnen de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van derden hiertoe leiden. Tenslotte kunnen ook andere dan ruimtelijke belangen nopen tot afwijking van de beleidsregels. Indien het college besluit tot het afwijken van deze beleidsregels, zal uitdrukkelijk gemotiveerd moeten worden waarom van deze regels afgeweken wordt.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregels Premantelzorgwoningen gemeente Barneveld’.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

 

Aldus vastgesteld op 29 september 2020,

Burgemeester en wethouders voornoemd,

H.F.B. van Steden

Secretaris

dr. J.W.A. van Dijk,

Burgemeester

Naar boven