Beleidsregels tijdelijke regeling stimulering parttime werk Gemeente Wageningen 2020

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wageningen,

gelet op:

- artikel 31 lid 2 onderdeel j van de Participatiewet;

- artikel 7 van de Participatiewet.

 

Mede gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende:

- Dat door de gemeente Wageningen in de periode van 1-10-2017 tot 31-12-2019 uitvoering is gegeven aan het onderzoek Vertrouwen Werkt bij de uitvoering van de Participatiewet;

- Dat in dit project is gebleken dat het stimuleren van deeltijdwerk in de bijstand positieve effecten heeft voor betrokkenen, voor arbeidsmarkt en positieve effecten heeft op de omvang van gemeentelijke bijstandslasten;

- Dat de gemeente deeltijdwerk daarom in een periode van twee jaar wil stimuleren met ondersteuning van een experimentele premieregeling, waardoor deeltijdwerk voor betrokkenen ook financieel positief wordt beloond;

- Dat het noodzakelijk is Beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van deze tijdelijke stimuleringsregeling;

 

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    In deze Beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Deelnemer: inwoners van de gemeente Wageningen beneden de AOW-gerechtigde leeftijd, die een uitkering levensonderhoud ontvangt ingevolge de Participatiewet (bijstand levensonderhoud, inclusief IOAW en IOAZ uitkeringen);

    • b.

      Inkomsten: inkomsten uit arbeid in loondienst of uit werkzaamheden als eigen onderneming c.q. zelfstandige en/of bedrijfs- of beroepsmatige werkzaamheden op bescheiden schaal;

    • c.

      Looptijd: de periode waarin deze tijdelijke stimuleringsregeling van kracht is.

    • d.

      Verordening: de Re-integratieverordening van de gemeente Wageningen;

    • e.

      Wettelijke vrijlatingsregelingen: de regelingen omtrent het vrijlaten van inkomsten zoals geregeld in de Participatiewet (artikel 31, lid 2, letter n en letter r of letter y).

    • f.

      Wet: de Participatiewet;

  • 2.

    De overige begrippen in deze Beleidsregels worden in dezelfde betekenis gehanteerd als in de Participatiewet en in de verordening.

Artikel 2. Voorwaarden premie parttime werk

  • 1.

    Het college verstrekt aan de deelnemer – behoudens het hierna bepaalde in lid 3 en het bepaalde in artikel 4 - gedurende de looptijd van deze regeling telkens halfjaarlijks een premie als de deelnemer in de voorgaande 6 maanden inkomsten uit arbeid heeft ontvangen, hierna aan te duiden als ‘premie parttime werk’.

  • 2.

    De premie parttime werk wordt voor alle deelnemers twee keer per jaar uitbetaald en wel voor het eerst in februari 2021 en daarna telkens om de zes maanden.

  • 3.

    Geen premie parttime werk wordt verstrekt aan de deelnemer bij een of meer door het college vastgestelde omstandigheden:

    • a.

      Er is voor betrokkene voldoende passend werk beschikbaar is, terwijl er voor betrokkene geen feiten of omstandigheden zijn die het zoeken en aanvaarden van dit werk verhinderen;

    • b.

      Betrokkene kan direct of binnen een periode van maximaal 6 maanden uitstromen uit de bijstand door het aanvaarden van werk;

    • c.

      Betrokkene heeft geweigerd het aan hem aangeboden passend werk te aanvaarden;

    • d.

      Betrokkene solliciteert niet of onvoldoende;

    • e.

      Betrokkenen weigert deel te nemen aan voorgestelde re-integratieactiviteiten die zijn kansen op het verkrijgen van werk kunnen vergroten;

    • f.

      Er zijn aan betrokkene op grond van zijn arbeids- of re-integratieverplichtingen maatregelen opgelegd.

  • 4.

    Het college geeft voor de in het vorige lid van de premie parttime werk uitgesloten deelnemers, indien mogelijk en redelijk, toepassing aan de algemene vrijlatingsregeling gericht op arbeidsinschakeling (Participatiewet artikel 31, lid 2 onder n).

Artikel 3. Hoogte premie

  • 1.

    De hoogte van de premie parttime werk wordt vastgesteld aan de hand van de inkomsten die de deelnemer in de voorafgaande zes maanden heeft verdiend en met de toekenning van de bijstandsuitkering zijn verrekend.

    • a.

      De premie parttime werk bedraagt (samen met de toegepaste vrijlating) 25% van de over deze periode met arbeid verdiende inkomen met een maximum van €215,- per maand en tevens met een maximum van €2570 per jaar.

    • b.

      De over het inkomen eventueel nog te ontvangen vakantiegeld wordt voor de berekening van de premie parttime werk buiten beschouwing gelaten.

    • c.

      Op de premie parttime werk wordt in mindering gebracht de voor de deelnemer toegepaste wettelijke vrijlatingsregelingen.

    • d.

      Voorts worden op de premie parttime werk in mindering gebracht de premies die aan betrokkene op grond van andere gemeentelijke premieregels zijn of worden verstrekt. Dit betreft de premieregeling vrijwilligerswerk en de premieregeling onbetaalde arbeid.

  • 2.

    Voor gehuwden geldt dat het bepaalde in het vorige lid voor hen tezamen geldt.

Artikel 4. Jongeren

  • 1.

    Aan de deelnemer jonger dan 27 jaar die gedurende de looptijd van deze stimuleringsregeling parttime werk inkomsten heeft ontvangen en uitstroomt uit de bijstand dan wel de 27 jarige leeftijd bereikt, verstrekt het college eenmalig een premie conform de berekeningswijze in artikel 3 en met in achtneming van het 2e lid van dit artikel.

  • 2.

    Deze aan deze jongeren te verstrekken premie wordt berekend over de periode van 6 maanden voorafgaande aan de datum waarop betrokkene uitstroomt c.q. de datum waarop betrokkene de 27 jarige leeftijd heeft bereikt .

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze Beleidsregels treden in werking op 1 oktober 2020 en vervallen op 1 oktober 2022.

  • 2.

    Deze Beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels tijdelijke regeling stimulering parttime werk gemeente Wageningen 2020’.

  •  

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 september 2020.

de secretaris, de burgemeester,

R. van der Grijp G.J.M. van Rumund

Toelichting Beleidsregels Tijdelijke regeling stimulering parttime werk Gemeente Wageningen 2020

1. Inleiding

De wens om parttime werken in de bijstand verder te stimuleren is een belangrijke opbrengst van het door de gemeente Wageningen uitgevoerde bijstandsonderzoek Vertrouwen Werkt.

Parttime werken kan voor betrokkene een toegevoegde waarde hebben als stap naar volledige uitstroom naar werk, maar ook als invulling van maatschappelijke en economische participatie zolang als volledige uitstroom naar werk (nog) niet mogelijk is. Parttime werken heeft voor betrokkenen voordelen o.a. door het kunnen leveren van een bijdrage naar vermogen, het hebben van verantwoordelijkheden door werk, sociale contacten, de eigen ontwikkeling die werk met zich brengt etc. Parttime werk geeft ook een concrete bijdrage aan de re-integratie van mensen door het werk dat wordt gedaan en de ontwikkeling die betrokkenen daardoor meemaken. Ook kan er in combinatie met parttime werken op of naast het werk worden geleerd. Het vergroten van aanbod aan parttime werkenden sluit ook aan bij vragen in de regionale en lokale arbeidsmarkt, waarin door werkgevers gezocht wordt naar mensen die op parttime basis inzetbaar zijn voor werk. Met het verwerven van eigen inkomsten daalt ook het beroep dat mensen doen op de bijstand en dalen de kosten hiervan. Dit is in het voordeel van de gemeente omdat dit de bijstandslasten laat dalen.

De gemeente Wageningen vindt het belangrijk om parttime werk in de bijstand te bevorderen en wil dit ook financieel stimuleren zodat parttime werk voor betrokkene ook loont.

Om de onderzoeken wat de effecten zijn van het gericht stimuleren van parttime werk heeft de gemeente deze tijdelijke regeling stimulering parttime werk vastgesteld. De gemeente zet zich zo gedurende een periode van twee jaar in om de kijken wat de effecten van dit stimuleringsbeleid zijn en welke mogelijkheden concreet hierdoor ontstaan. Ondertussen zal de gemeente zich ook inzetten voor een eenvoudige en landelijke regeling rond parttime werk. In dat verband zal de gemeente ook actief aandacht geven aan de effecten die door het werken met deze tijdelijke stimuleringsregeling binnen de eigen gemeente ontstaan en die kunnen leiden tot het vergroten van de doelmatige uitvoering van de Participatiewet. Met deze stimuleringsregeling wordt beoogd dat zoveel mogelijk mensen die daartoe in staat zijn door betaalde parttime werk participeren. De gemeente zet dit in omdat zij verwacht dat het stimuleren van parttime werk positief is voor de mensen zelf, voor de arbeidsmarkt en voor het beperken van de kosten van de bijstand.

2. De stimuleringsregeling premie parttime werk

- de premieregeling

De stimuleringsregeling houdt in dat het college aan de deelnemers van deze regeling een premie parttime werk verstrekt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de Participatiewet opgenomen mogelijkheid tot het verstrekken van premies. De gemeente Wageningen kent het gebruik van premieregelingen al, bijvoorbeeld bij de premieregeling voor vrijwilligerswerk. Een premieregeling op parttime werken is er tot nu toe niet.

Bij het ontwerp van de Wageningse premieregeling is gebruik gemaakt van de in Amsterdam ontwikkelde premieregeling voor het bijstandsexperiment, dat hier momenteel wordt uitgevoerd. Overleg tussen het Ministerie van Sociale Zaken en de gemeente Amsterdam over het Amsterdams experiment heeft duidelijk gemaakt dat de hier uitgewerkte opzet van de premieregeling voor het stimuleren van parttime werk past binnen de kaders van de Participatiewet.

De premies die op grond van artikel 31, lid 2, letter j van de Participatiewet kunnen worden verstrekt kennen een wettelijk maximum per jaar en kunnen ten hoogste tweekeer per kalenderjaar worden verstrekt. De maximale premie die in 2020 kan worden verstrekt is €2570 per jaar.

Deze premies worden fiscaal niet tot de inkomsten gerekend, waardoor dit geen gevolgen heeft voor de aanspraken op bijv. de huur- en zorgtoeslag. Dit is een belangrijk voordeel van het gebruik van deze premies. Doordat premies ten hoogste twee keer per jaar mogen worden toegekend is het maandelijks betalen van een premie op parttime werken niet toegestaan.

- Doelgroep van de premieregeling parttime werk

De doelgroep voor de premieregeling zijn alle inwoners die een gemeentelijke bijstandsuitkering ontvangen op grond van de Participatiewet. Inwoners met een uitkering op basis van de IOAW of de IOAZ worden daartoe ook gerekend. Personen die gebruik maken van ondersteuning op grond van de BBZ-regeling (ondersteuning zelfstandigen) worden niet gerekend tot de doelgroep van deze premieregeling voor parttime werk.

Het door het college beoogde doel is dat zoveel mogelijk mensen die daartoe in staat zijn en nog niet kunnen uitstromen tijdens de bijstand parttime gaan verrichten.

Personen die inmiddels de AOW gerechtigde leeftijd hebben bereikt (een bij ontbreken van een volledige AOW uitkering ook recht kunnen hebben op bijstand) worden niet tot de doelgroep van deze regeling gerekend.

- Berekening en betaling premies

Voor een goede uitvoerbaarheid van de regeling wordt ervoor gekozen om twee keer per jaar op een vast moment de premies te berekenen en uit te betalen. De eerste keer dat de premie parttime werk zal voor de eerste keer worden uitbetaald is in februari 2021, met een berekening over de periode van inkomsten tot en met december 2020. De volgende betalingen volgen deze systematiek en zijn dan telkens zes maanden later.

- Uitsluitingsmogelijkheid premieregeling parttime werk

Door deze stimuleringsregeling voor deeltijdwerk kan nadeel ontstaan als mensen die kunnen uitstromen uit de bijstand zich daarvoor te weinig inspannen. In de stimulerings¬regeling is om deze reden de bepaling opgenomen dat het college kan besluiten in deze situatie geen premie parttime werk te verstrekken. De Beleidsregels bevatten in artikel 2 lid 3 een opsomming van de omstandigheden waarin het college dit besluit neemt.

Het besluit tot het uitsluiten van de premieregeling en het eventueel toepassen van de algemene wettelijke vrijlatingsregeling moet belanghebbenden die parttime werkt uiteraard voorafgaande aan de ingang hiervan middels een beschikking bekend worden gemaakt. Besluiten tot uitsluiting van de premieregeling parttime werk zijn vatbaar voor bezwaar en beroep. Gebruikelijk is dat wijzigingen van afspraken en nieuwe afspraken over de arbeids- en re-integratieverplichtingen worden vastgesteld met een nieuw Plan van Aanpak dat met de klant wordt afgestemd. Deze werkwijze kan ook hierbij worden gevolgd.

Het college geeft voor deze van de premie parttime werk uitgesloten deelnemers indien mogelijk en redelijk toepassing aan de algemene wettelijke vrijlatingsregeling. Dit is de vrijlating van 25% van de inkomsten tot een maximum van € 215 per maand, gedurende maximaal 6 maanden. Deze wettelijke vrijlating kan eenmaal worden toegepast. De premieregeling herleeft na deze periode niet. Door deze aangepaste regels heeft het college – samen met de regels over de verplichtingen in de bijstandswet voor iedere betrokkene – voldoende instrumenten in handen om eventuele nadelige effecten van deze stimuleringsregeling op te vangen. Onnodig langdurig beroep op de bijstandswet kan zo afdoende worden beperkt.

- Grondslag premieberekening

Bij de stimuleringsregeling wordt de hoogte van de te betalen premie parttime werk afhankelijk gemaakt van het verdiende inkomen uit arbeid. Onder inkomen uit arbeid wordt hier ook begrepen de inkomsten uit zelfstandig ondernemerschap, zzp-schap en/of inkomsten uit beroepsmatige of bedrijfsmatige werkzaamheden. Tot deze inkomsten worden niet gerekend inkomsten die niet uit eigen arbeid worden verkregen, zoals inkomsten uit alimentatie of inkomsten uit het verhuren van de eigen woning, vermogensinkomsten enz.

Het college beoogd een voor deelnemers en voor het verwerkingsproces eenvoudige, goed toepasbare, administratief eenvoudige en begrijpelijke regeling. Om deze reden wordt er bijvoorbeeld vanaf gezien bij de inkomsten ook te betrekken het eventuele vakantiegeld dat aan deelnemers door een werkgever nog kan worden verstrekt.

De premie wordt gemaximeerd op € 215 per maand. Hiermee wordt voorkomen dat de maximale wettelijke hoogte van de premie wordt overschreven. De hoogte van de premie is bepaald op 25% van de inkomsten. Met deze hoogte wordt de prikkelwerking om parttime te gaan werken ervaren op de eerste € 860 per maand aan zelf verdiende inkomsten uit arbeid.

Door de berekening eenvoudig te houden is voor alle deelnemers goed te zien wat zij aan halfjaarlijkse premie kunnen verwachten. Voor het berekenen van de premies is ook een proefberekening ontwikkeld, waarmee op individueel niveau deelnemers kunnen nagaan hoeveel premie parttime werk zij opbouwen in een bepaalde maand. Dit kan verhelderend zijn zeker als bij deelnemers ook andere bijzondere punten spelen, zoals bijvoorbeeld het gebruik van andere vrijlatingsregelingen of het verwerken van andere met de bijstand te verrekenen inkomsten uit alimentatie. In deze proefberekening worden dan de relevante gegevens van betrokken deelnemer ingevuld, aan de hand waarvan wordt getoond hoeveel premie parttime werk zij opbouwen in de maand.

- Samenloop vrijlatingsregelingen

De Participatiewet kent drie regelingen voor gedeeltelijke vrijlating van inkomsten:

a. de algemene vrijlatingsregeling (voor personen vanaf 27 jaar)

De tekst hiervan luidt (Participatiewet artikel 31, lid 2 , letter n): Inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 215,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling

b. de vrijlatingsregeling voor alleenstaande ouders (voor alleenstaand ouders vanaf 27 jaar met een kind tot 12 jaar)

De tekst hiervan luidt (Participatiewet, artikel 31, lid 2, letter r): inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 134,35 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval:

1°.hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar,

2°.de periode van zes maanden, bedoeld in onderdeel n, is verstreken, en

3°.dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;

c. de vrijlatingsregeling voor mensen met een medische urenbeperking (ongeacht leeftijd)

De tekst hiervan luidt (Participatiewet, artikel 31, lid 2, letter y: inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15 procent van deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 136,26 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, tenzij onderdeel n of r van toepassing is.

In de stimuleringsregeling is opgenomen dat bedragen die aan belanghebbenden zijn of worden verstrekt op basis van een van de vrijlatingsregelingen in mindering worden gebracht op de premie. De te verstrekken premie kan nooit een negatief bedrag zijn. Daarmee is de voor deelnemer de ‘meest voordelige regeling‘ hierbij ook het uitgangspunt.

Bij het gebruik van de wettelijke vrijlatingsregelingen bestaat voor betrokkene het voordeel dat in de maand meer inkomen binnenkomt. Deze vrijlatingen worden namelijk per maand verrekend en verhogen direct het maandinkomen. Het vrijgelaten bedrag is wel fiscaal inkomen. In bepaalde gevallen en afhankelijk van de hoogte van het inkomen kunnen hierdoor effecten ontstaan op toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Het is bekend dat deze effecten zich in de praktijk vooral door gehuwden/samenwonenden en inkomsten hoger dan ongeveer € 500 per maand. Evenwel blijkt dit een complexe materie die afhankelijk is van meerdere persoonlijke omstandigheden van betrokkenen en waar de rijksoverheid vereenvoudiging zou moeten bieden. De gemeente kan betrokkenen wijzen op deze effecten, maar kan deze niet wegnemen. Het is aan de betrokkene (bij de regelingen b. en c.) dan de afweging of deze gebruik wenst te maken van deze vrijlatingsregelingen of voorkeur geeft aan het (volledig) gebruik maken van de stimuleringsregeling parttime werk

Het is het voornemen van het college om geen gebruik te maken van de toepassing van de algemene vrijstellingsregeling zolang als betrokkenen gebruik maakt van de stimuleringsregeling. Wel zal het college - indien redelijk en mogelijk - deze regeling toepassen als betrokkene vanwege de mogelijkheden tot het aanvaarden van werk wordt uitgesloten van de stimuleringsregeling, voor zolang betrokkene dan nog bijstand ontvangt.

- Samenloop andere premieregelingen

Er is ook samenloop mogelijk tussen het verrichten van parttime werk en vrijwilligerswerk en/of onbetaalde arbeid. Ook hiervoor is bepaald dat op de premie parttime werk de verstrekte premies uit andere regelingen in mindering komen. De premie parttime werk kan nooit een negatief bedrag zijn. Ook hier geldt dat daarmee voor deelnemer de ‘meest voordelige regeling‘ hierbij het uitgangspunt is.

- Jongeren tot 27 jaar

Aan jongeren mag op grond van de Participatiewet geen premies worden toegekend. De gemeente heeft daartoe niet de beleidsruimte. Om jongeren toch gedeeltelijk voordeel te laten hebben van deze regeling is een specifieke bepaling toegevoegd. Deze bepaling voorziet er in jongeren die de leeftijd van 27 bereikt hebben een premie toe te kennen over hun inkomsten in de laatste zes maanden voordat zij deze leeftijd hebben bereikt. En om aan jongeren die uit de bijstand uitstromen een premie te verstrekken

Naar boven