Beleidsregels bijstandsverlening zelfstandige Someren 2020

 

Artikel 1 Periodieke herbeoordeling beginnende zelfstandige

Het college onderzoekt de levensvatbaarheid van het bedrijf van de beginnende zelfstandige iedere 6 maanden na aanvan avn de bijstandsverlening.

Het gaat hierbij om de beginnende zelfstandige zoals bedoeld in artikel 23, eerste lid Bbz 2004.

 

Artikel 2 Verstrekking en onderzoek gegevens

  • 1.

    Gelet op het bepaalde in artikel 53a zesde lid van de Participatiewet vraagt het college de zelfstandige om gegevens die nodig zijn om het recht op bijstand te beoordelen. Deze gegeven worden onderzocht op juistheid en volledigheid voordat er bijstand verleend wordt.

  • 2.

    Als het nodig is kunnen er andere gegevens gebruikt worden die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand.

  • 3.

    Als uit het onderzoek blijkt dat er teveel of te weinig bijstand is verstrekt dan bekijkt het college het recht op bijstand en de hoogte hiervan opnieuw.

     

Artikel 3 Ten onrechte verleende bijstand

  • 1.

    Het college vordert de bijstand van de zelfstandige terug als de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is betaald doordat:

  • 2.

    de zelfstandige de inlichtingenplicht zoals die beschreven staat in artikel 17 van de Participatiewet niet of niet genoeg nakomt.

  • 3.

    de zelfstandige de verplichtingen tot het houden en overleggen van een kloppende administratie zoals die beschreven staat in artikel 38, eerste en tweede lid Bbz 2004 niet of niet genoeg nakomt.

  • 4.

    de zelfstandige niet genoeg verantwoordelijkheid heeft genomen om zelf voor inkomen te zorgen, als het bijstand in de met de voorbereiding samenhangende kosten betreft.

  • 5.

    er op een andere manier bijstand is betaald waar de zelfstandige geen recht op heeft. Dit gebeurt alleen als het begrijpelijk is voor de zelfstandige dat er geen recht was op dit bedrag.

  • 6.

    Als bijstand voor levensonderhoud terugbetaald moet worden laten het college dit maximaal 2 jaar na de ontvangst weten met een beschikking.

     

 

Artikel 4 Terugvordering van bijstand achteraf

Kosten van bijstand worden gelet op het bepaalde in artikel 58, tweede lid onder f Participatiewet van de zelfstandige teruggevorderd als:

  • 1.

    de zelfstandige achteraf inkomen of vermogen heeft of kan hebben over de periode waarover de bijstand is verleend zoals die beschreven staat in artikel 31 van de Participatiewet.

  • 2.

    de zelfstandige achteraf vergoedingen of tegemoetkomingen krijgt voor een bestemming waarvoor de zelfstandige al bijstand heeft gekregen.

     

Artikel 5 Terugvordering van bijstand in de vorm van een geldlening

De kosten van bijstand in de vorm van een geldlening worden van de zelfstandige teruggevorderd als hij de hierbij horende verplichtingen niet of niet voldoende nakomt.

Artikel 6 Rente- en aflossingsverplichtingen/aanmaning

Als de zelfstandige niet op tijd betaald krijgt hij twee aanmaningen om aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen. Als de zelfstandige ook na de twee aanmaningen niet aan de verplichtingen voldoet wordt het geleende bedrag teruggevorderd.

Artikel 7 Terugvordering van een geldlening bij een verwijtbare bedrijfsbeëindiging

De terugvordering van een geldlening is in principe renteloos. Het college kan een zelfstandige wel houden aan de renteverplichtingen van de bijstand in de vorm van een geldlening. Dit staat in artikel 43 lid 2 van de Bbz. Een geldlening terugvorderen met rente doet het college alleen bij een verwijtbare bedrijfsbeëindiging.

Er is in ieder geval sprake van verwijtbare bedrijfsbeëindiging als er sprake is van:

  • 1.

    bestuurdersaansprakelijkheid.

  • 2.

    privébestedingen die niet passen bij de inkomsten en een inkomen op bijstandsniveau.

  • 3.

    een zelfstandige die stopt met een levensvatbaar bedrijf.

  • 4.

    en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die dit rechtvaardigen.

De lening wordt voortgezet tegen dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die ten aanzien van het bedrijfskapitaal zijn verstrekt. Dat betekent met hetzelfde aflossingsbedrag en rentetarief.

 

Artikel 8 Geen terugvordering bij kruimelbedragen

In afwijking van artikel 3 en 4, vorderen we niet terug als:

  • 1.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 150,- en het bedrag niet verrekend kan worden met een lopende uitkering op grond van de BBZ Of

  • 2.

    Er een restantvordering onder de € 150,00 is en is vastgesteld dat een minnelijk traject niet meer tot betalingen leidt.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie.

 

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘ Beleidsregels bijstandsverlening zelfstandigen gemeente Someren 2020’. Besloten in de vergadering van 14 januari 2020.

 

Burgemeester en wethouders van Someren

Namens deze,

D. Blok , T.M.G. van Leeuwen

Burgemeester secretaris

Naar boven