Beleidsregels voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Coevorden

Het college van burgemeester en wethouders van Coevorden en de burgemeester van Coevorden, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op:

- het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

- artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

- artikelen 3 en 4 van de Drank- en Horecawet;

- artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

- de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

- hoofdstukken 2 en 3 van de Algemene plaatselijke verordening Coevorden;

- de Algemene Subsidieverordening Coevorden;

- de Verordening op de speelautomatenhallen Coevorden 1998;

- de Aanbestedingswet 2012; en

- het Burgerlijk Wetboek.

 

Besluiten vast te stellen de:

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020 gemeente Coevorden, welke als volgt komt te luiden:

 

“Beleidsregels voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020 gemeente Coevorden”

 

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

 

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel;

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • b.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Coevorden;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

    • d.

      APV: de algemene plaatselijke verordening van de gemeente Coevorden;

    • e.

      Amvb: algemene maatregel van bestuur;

    • f.

      Wabo: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • g.

      RIEC: regionaal informatie en expertise centrum;

    • h.

      Het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;

    • i.

      Betrokkene: aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemers, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransacties is of zal worden aangegaan;

    • j.

      Bibob-toets: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan en/of het Bureau of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob;

    • k.

      Eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

 

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Onderhavige beleidsregel is uitsluitend van toepassing op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.

 

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidslijn

Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

 

Hoofdstuk 2. Publiekrechtelijke beschikkingen

 

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

 

Artikel 2.1.1 Vergunningen Drank- en Horecawet, Exploitatie, Seksbedrijf en Speelautomatenhal

Bij elke aanvraag om een beschikking zoals bedoeld in:

  • artikelen 3 en 4 van de Drank- en Horecawet voor de uitoefening van het horecabedrijf (vergunning Drank- en Horecawet, alsmede voor paracommerciële instelling);

  • hoofdstuk 2, afdeling 6, van de APV (exploitatievergunning);

  • hoofdstuk 3 van de APV (vergunning exploitatie seksbedrijf);

  • artikel 2 van de verordening speelautomatenhallen Coevorden 1998 (vergunning speelautomatenhal);

zal het bestuursorgaan de Bibob-toets in beginsel uitvoeren indien:

  • a.

    sprake is van vestiging van het bedrijf;

  • b.

    sprake is van een overname of wijziging van een exploitant van het bedrijf;

  • c.

    een voorafgaande aanvraag door de vorige aanvrager is ingetrokken na aankondiging of uitvoering van een Bibob-toets;

  • d.

    een voorafgaande aanvraag na aankondiging of uitvoering van een Bibob-toets is geweigerd of buiten behandeling is gesteld;

  • e.

    op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,

  • vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

  • f.

    een bij de aanvraag betrokkene in de voorliggende twee jaren voorwerp van onderzoek is geweest van het Bureau.

 

Artikel 2.1.2 Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten, Evenementenvergunning en Omgevingsvergunning bouw

  • 1.

    Bij een aanvraag voor een beschikking zoals bedoeld in:

    • artikel 30b van de Wet op de Kansspelen (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten);

    • artikel 2:25 van de APV (evenementenvergunning)

    • artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo (omgevingsvergunning bouw)

  • zal het bestuursorgaan de Bibob-toets in beginsel uitvoeren indien

    • a.

      op grond van:

      • eigen ambtelijke informatie, en/of

      • informatie verkregen van het Bureau, en/of

      • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob, vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

    • b.

      een bij de aanvraag betrokkene in de voorliggende twee jaren voorwerp van onderzoek is geweest van het Bureau.

  • 2.

    Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo (omgevingsvergunning bouw) zal het bestuursorgaan in beginsel voorts uitvoering geven aan een Bibob-toets indien één of meer van de volgende criteria op de aanvraag van toepassing is:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op één of meer van de volgende risicocategorieën:

      • horecabedrijven;

      • seksbedrijven;

      • sportscholen en fitnesscentra;

      • wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

      • autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);

      • opkopers en handelaren in gebruikte of ongeregelde goederen;

      • belwinkels;

      • afvalbranche (inzameling, opslag, bewerking, scheiding en/of doorvoer van afvalstoffen; co-vergisters; mestvergisters);

      • de branche die in de volksmond bekend staat als ‘zorgboerderijen’;

      • een andere risicocategorie die door het bestuursorgaan als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op een geografisch gebied dat door het bestuursorgaan als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

 

Artikel 2.1.3 Omgevingsvergunning milieu

  • 1.

    Ingeval van een aanvraag

    • a.

      voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunningen inrichtingen Wet Milieubeheer) en die behoort tot de afvalbranche of

    • b.

      voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo die betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij AMvB op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) en waarbij sprake is van de onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en/of schroot.

  • zal het bestuursorgaan in beginsel uitvoering geven aan een Bibob-toets.

  • 2.

    Indien een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aanhef en onder a of b betrekking heeft op een andere branche dan genoemd in het eerste lid onder a respectievelijk een andere activiteit dan genoemd in het eerste lid onder b zal het bestuursorgaan alleen overgaan tot het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

    • a.

      op grond van:

      • eigen ambtelijke informatie, en/of

      • informatie verkregen van het Bureau, en/of

      • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,

  • vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

    • b.

      een bij de aanvraag betrokkene in de voorliggende twee jaren voorwerp van onderzoek is geweest van het Bureau.

 

Artikel 2.1.4 Subsidies

Ingeval van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de Algemene subsidieverordening Coevorden of een reeds op grond van de Algemene subsidieverordening Coevorden verleende subsidie kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets indien:

  • a.

    de aanvraag of een reeds verleende subsidie betrekking heeft op een risicogebied of een bepaald type subsidie dat als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

  • b.

    op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,

  • vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

 

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

Ingeval van een reeds verleende beschikking kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets indien:

  • a.

    de reeds verleende beschikking betrekking heeft op een risicocategorie of risicogebied dat als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

  • b.

    op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,

  • vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij hierboven vermelde partners.

  • c.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een beschikking is verleend, wordt het RIEC verzocht om de Bibob-toets te coördineren.

 

Hoofdstuk 3. Privaatrechtelijke transacties

 

 

Artikel 3.1 Aanbestedingen

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten in de zin van de Europese aanbestedingsrichtlijnen of de Aanbestedingswet voor zover deze overheidsopdrachten vallen binnen de reikwijdte van de Wet Bibob.

  • 2.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien

    • a.

      op grond van:

      • eigen ambtelijke informatie, en/of

      • informatie verkregen van het Bureau, en/of

      • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,

  • vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de gegadigde en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

    • b.

      een bij de aanbesteding betrokken gegadigde en/of met hem in verband te brengen personen in de voorliggende twee jaren voorwerp van onderzoek is geweest van het Bureau.

  • 3.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

  • 4.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling kunnen worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst zal kunnen worden ontbonden door het bestuursorgaan indien (alsnog) feiten of omstandigheden in relatie tot het bedrijf op de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan indien zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.

 

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties

  • 1.

    Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2.

    De rechtspersoon met een overheidstaak beperkt het toepassing geven aan een Bibob-toets in beginsel alleen tot de gevallen, die één of meer van onderstaande kenmerken hebben:

    • een hoge mate van financiële complexiteit;

    • behorend tot een risicocategorie die door het bestuursorgaan als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt;

    • behorend tot een geografisch risicogebied dat door het bestuursorgaan als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt;

    • een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • een exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • 3.

    Ongeacht een omstandigheid als bepaald in lid 2 kan de rechtspersoon met een overheidstaak in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien:

    • a.

      voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij op grond van:

      • eigen ambtelijke informatie, en/of

      • informatie verkregen van het Bureau, en/of

      • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,

  • vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de wederpartij en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

    • b.

      de bij de transactie betrokken wederpartij en/of met hem in verband te brengen personen in de voorliggende twee jaren voorwerp van onderzoek is geweest van het Bureau.

  • 4.

    Indien is besloten tot uitvoering van een Bibob-toets neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot het aangaan van een vastgoedtransactie totdat de Bibob-toets volledig is afgerond.

  • 5.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 6.

    Ingeval van een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 3.1 waarvan één of meer vastgoedtransacties deel uitmaken kan de rechtspersoon met een overheidstaak een Bibob-toets uitvoeren indien aan één of meer van de in dit hoofdstuk (aanbestedingen en/of vastgoedtransacties) genoemde criteria is voldaan.

 

Hoofdstuk 4. Uitzonderingen

 

 

Artikel 4.1 Uitzonderingen

De Wet Bibob wordt in beginsel niet toegepast, ingeval de aanvraag voor een beschikking afkomstig is van, of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie plaatsvindt met een:

  • a.

    overheidsinstantie;

  • b.

    semioverheidsinstantie (1);

  • c.

    toegelaten woning(bouw)corporatie (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • d.

    terrein beherende organisatie (zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Stichting Het Drentse Landschap)

  • e.

    beursgenoteerd bedrijf;

  • f.

    door het bestuursorgaan bij gemotiveerd besluit aangewezen aanvrager of partij.

 

(1) Semioverheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semioverheid is dat er sprake is van:

a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

b. een (flinke) publieke financiering.

Voorbeelden: Energiebedrijven, openbaar vervoersbedrijven

 

Hoofdstuk 5. Uitvoering

 

 

Artikel 5.1 Onderzoek

Indien op grond van deze beleidslijn een Bibob-toets wordt uitgevoerd, zal betrokkene de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Deze formulieren zijn op grond van artikel 30, lid 5 bij ministeriële regeling vastgesteld. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan/ rechtspersoon met een overheidstaak zijn genoemd.

 

Het onderzoek naar het zich voordoen van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit twee fases:

 

Fase 1: het eigen onderzoek

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • open en gesloten bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens etc).

 

Fase 2: een adviesaanvraag bij het Bureau

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, gegadigde of wederpartij en/of daarmee in verband te brengen derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob;

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en);

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden activiteiten,

  • de officier van justitie het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak de tip geeft of heeft gegeven om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen,

  • het Bureau het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak desgevraagd bericht als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob.

 

 

Artikel 5.2 Niet (volledig) invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling stellen ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad het Bibob-vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook ingeval van een (voorgenomen) privaatrechtelijke transactie kan het bestuursorgaan onderhandelingen afbreken ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier mits de (beoogde) contractpartij de gelegenheid heeft gehad het Bibob-vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen.

  • 2.

    Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 30, derde lid van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan/rechtspersoon met een overheidstaak ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, na mogelijkheid van herstel, een verleende beschikking intrekken, dan wel een privaatrechtelijke overeenkomst opschorten of ontbinden en/of een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie beëindigen (artikel 4 Wet Bibob).

 

Artikel 5.3 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet Bibob. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, een aanbesteding niet te gunnen dan wel de overeenkomst te ontbinden of geen vastgoedtransactie aan te gaan dan wel deze te beëindigen, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

 

Artikel 5.4 Adviestermijn bij een beschikking

  • 1.

    Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet Bibob, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de Wet Bibob kan leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

Artikel 5.5 Gevolgen van een Bibob-toets

  • 1.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan overgaan tot een negatief besluit op de aanvraag van een beschikking of de intrekking van een beschikking, dan wel het niet aangaan van een vastgoedtransactie of het beëindigen van een overeenkomst indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen. Het voorgaande is ook van toepassing indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon voornemens is de beschikking in te trekken dan wel de overeenkomst te beëindigen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar aan een beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. De rechtspersoon met een overheidstaak kan bij een mindere mate van gevaar extra voorwaarden opnemen in de overeenkomst die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies conform artikel 29 van de Wet Bibob gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

 

 

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin deze is geplaatst.

 

Met inwerkingtreding van deze beleidsregels vervallen de Beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2013, vastgesteld op 29 oktober 2013 door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van Coevorden en gepubliceerd op 27 mei 2014.

 

Artikel 6.2 Aanhaling

Deze beleidslijn wordt aangehaald als: “Beleidsregels voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020 gemeente Coevorden”

 

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 15 september 2020

 

 

De secretaris,

B.M. de Vries

 

 

 

 

De burgemeester,

B.J. Bouwmeester

 

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 15 september 2020

 

 

 

 

De burgemeester,

B.J. Bouwmeester

 

 

 

 

 

Naar boven