Rectificatie: Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent het beheer van de begraafplaatsen (Beheerverordening begraafplaatsen Ede 2021)

[Deze publicatie betreft een rectificatie vanwege het ontbreken van lid 5 in artikel 15 en in de toelichting op artikel 15. De oorspronkelijke publicatie is op 7 oktober 2020 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2020, 257682.]

 

De raad van de gemeente Ede;

Gelezen het voorstel van het 25 augustus 2020, kenmerk 164808;

gelet op artikel gelet op de artikelen 35 en 56 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

 

begraafplaatsbeheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt.

 

begraafplaatsen: de begraafplaatsen in Ede, Bennekom, Lunteren, Otterlo en Ederveen.

 

graf: algemeen of particulier graf;

 

algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer is waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven en begraven houden van lijken.

 

particulier graf: een graf of grafkelder waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • a.

    het doen begraven en begraven houden van lijken; en

  • b.

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

natuurlijk graf: een ‘natuurlijk graf’ dient voor het begraven van lijken in een bestaand of te ontwikkelen natuurgebied of een natuurlijk ingerichte afdeling op de reguliere begraafplaats, in een bepaalde dichtheid, zonder of met een afbreekbaar bovengronds tijdelijk zichtbaar herdenkingsteken.

 

natuur graf: een ‘natuurgraf’ dient voor het begraven van lijken in een bestaand of te ontwikkelen natuurgebied, in een bepaalde dichtheid, zonder of met een afbreekbaar bovengronds tijdelijk zichtbaar herdenkingsteken. Alles in en op de grond moet afbreekbaar zijn. Alleen het gebruik van afbreekbare urnen en/of asbussen wordt toegestaan. Na de begrafenis neemt de natuur haar plek weer in. De laatste rustplaats wordt vanzelf weer onderdeel van de natuur.

 

grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand.

 

grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf;

 

gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

 

rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf of een particulier urnengraf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

 

asbus : een bus ter berging van as van een overledene;

 

urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

Hoofstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 2. Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    Begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende door burgemeester en wethouders bij nadere regel vast te stellen tijden. Burgemeester en wethouders maken deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    De burgemeester kan de toegang tot begraafplaatsen tijdelijk sluiten ter handhaving van de orde en rust.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod.

Artikel 3. Ordemaatregelen

  • 1.

    Bezoekers, waaronder begrepen deelnemers aan een plechtigheid als bedoeld in artikel 4, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden:

    • a.

      met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur te rijden; en

    • c.

      te fietsen op de begraafplaats buiten de daartoe aangewezen rijwegen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 4. Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats vinden slechts plaats nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan burgemeester en wethouders met inachtneming van het tweede lid.

  • 2.

    Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden na overleg met de aanvrager door burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 5. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door burgemeester en wethouders met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 6. Algemene regels over begrafenissen, crematies en as bijzettingen

  • 1.

    Het is verboden een begrafenis, crematie of as bijzetting te houden zonder voorafgaande melding bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen nadere regels over:

    • a.

      het tijdstip van de melding;

    • b.

      de begin- en eindtijden voor begrafenissen, crematies en as bijzettingen;

    • c.

      het gebruik van de voorzieningen van de begraafplaats;

    • d.

      het openen en sluiten van graven.

  • 3.

    Iedere rechthebbende moet gedogen, dat tijdelijk grond wordt neergelegd op het graf, waarvoor zijn grafrecht geldt.

Artikel 7. Over te leggen stukken

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Indien de begraving of de bijzetting van een asbus in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan burgemeester en wethouders te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders onderzoeken of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 8. Indeling in categorieën

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regel de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën.

  • 2.

    Het bijzetten van asbussen in een algemeen graf is niet toegestaan.

  • 3.

    De situering van de categorieën graven wordt bepaald door burgemeester en wethouders.

Artikel 9. Afmetingen en uitgifteduur graven

Burgemeester en wethouders bepalen bij nadere regel het aantal begravingen / bijzettingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 10. Volgorde van uitgifte

  • 1.

    Particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.

  • 3.

    Een natuurgraf en een natuurlijk graf worden uitgegeven op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

Artikel 11. Grafkelder

Het is verboden een grafkelder aan te brengen zonder vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 12. Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van één jaar kunnen burgemeester en wethouders het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 13. Afstand doen van graven

  • 1.

    Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

  • 2.

    Afstand van een grafrecht is mogelijk zodra de minimale uitgifteduur van 10 jaren is verstreken.

Artikel 14. Vervallen grafrechten

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Wet op de lijkbezorging kunnen burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen verklaren indien, ondanks aanmaning daartoe, niet binnen drie maanden na het verstrijken van de geldende betaaltermijn betaling heeft plaatsgevonden voor:

    • a.

      vestiging of verlenging van het grafrecht; of

    • b.

      de onderhoudskosten van het graf.

  • 2.

    Als het grafrecht vervalt, vindt geen teruggaaf plaats van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

  • 3.

    Indien het recht op het graf nog geen tien jaar is gevestigd wanneer de omstandigheden bedoeld in het eerste lid zich voordoen, vervalt het recht pas nadat deze periode is verstreken.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 15. Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking, grafbeplanting uitgezonderd, is een vergunning nodig van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren of intrekken indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5.

    Het is verboden grafbedekking aanwezig te hebben die in strijd is met het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 16. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2.

    De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Zij dragen er zorg voor dat de grafbedekking niet schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de begraafplaats en geen gevaar oplevert voor derden.

Artikel 17. Niet-blijvende grafbeplanting

  • 1.

    Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert en andere kleine versieringen of losse voorwerpen kunnen door burgemeester en wethouders worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

  • 2.

    Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door burgemeester en wethouders worden verwijderd. Beplanting en overige voorwerpen als bedoeld in dit artikel die de oppervlaktemaat van het graf overschrijden kunnen onmiddellijk door burgemeester en wethouders worden verwijderd.

  • 3.

    Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 18. Onderhoud door de gemeente

  • 1.

    De rechthebbende of gebruiker van een particulier graf kan het onderhoud daarvan en van de op het graf aanwezige grafbedekking aan de gemeente opdragen.

  • 2.

    Onder het van gemeentewege onderhouden van grafbedekkingen wordt begrepen het schoonhouden, alsmede het herstellen daarvan, voor zover dit kan geschieden zonder vernieuwing van materiaal, alsook het zonodig schilderen van hekken of andere omrasteringen.

  • 3.

    Onderhoud van gemeentewege van grafkelders omvat slechts het bovengrondse gedeelte.

Artikel 19. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door burgemeester en wethouders worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maken burgemeester en wethouders ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, wordt het voornemen bekendgemaakt door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats.

  • 3.

    Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de dag waarop burgemeester en wethouders bevoegd werden tot verwijdering over te gaan is afgehaald, dan kan deze worden vernietigd. Artikel 5:30 van de Awb is in deze situatie van toepassing.

Hoofdstuk 6. Overige onderwerpen

Artikel 20. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is wordt het voornemen bekendgemaakt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en mededeling bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten en as worden begraven op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf kan bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Artikel 21. Foetusveld

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels over het begraven van foetussen op een foetusveld.

Artikel 22. Aanvraag gang van zaken begraafplaats

  • 1.

    Belanghebbenden kunnen tot burgemeester en wethouders aanvragen richten die de gang van zaken op de begraafplaats betreffen.

  • 2.

    Een aanvraag kan betreffen het voor rekening van de gemeente nemen van het onderhoud van een graf van historische betekenis of een grafbedekking van bijzondere kwaliteit.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken.

Hoofdstuk 7. Straf- en slotbepalingen

Artikel 23. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 2, derde lid, of artikel 3 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 24. Slotbepaling

  • 1.

    De Beheerverordening begraafplaatsen Ede 2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Beheerverordening begraafplaatsen Ede 2021.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 augustus 2020, zaaknummer 164808,

De raad voornoemd,

dr. G.H. Hagelstein

de griffier,

mr. L.J. Verhulst

de voorzitter.

Toelichting

Artikel 2. Openstelling begraafplaatsen

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 3. Ordemaatregelen

Dit artikel bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Overtreding van de voorschriften is een strafbaar feit. De politie kan als gevolg van de strafbaarstelling tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dicht bij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.

Artikel 4. Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en artikel 2.3 van de Algemene plaatselijke verordening Ede.

Artikel 5. Opgravingen en ruimingen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn.

Artikel 6. Algemene regels over begrafenissen, crematies en as bijzettingen

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De procedure rondom deze plechtigheden wordt opgenomen in een door het college vastgestelde nadere regel.

Artikel 7. Over te leggen stukken

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder.

In de praktijk komt het er op neer, dat behandelend arts de verklaring van overlijden meegeeft aan de begrafenisondernemer, die de uitvaart verzorgt. De ondernemer neemt contact op met de burgerlijke stand en zorgt dat de verklaring van overlijden in handen komt van de beheerder.

Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 16, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het komt regelmatig voor dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen binnen de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar plaatsvinden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Die verlenging zal dan een periode moeten omvatten die de resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

Artikel 8. Indeling in categorieën

Een indeling in categorieën is nodig zodat burgemeester en wethouders verschillende regels kunnen vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 10. Volgorde van uitgifte

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Artikel 12. Overschrijven van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. De rechthebbende kan zijn recht niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op één jaar na het overlijden van de rechthebbende.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

Artikel 13. Afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 14. Vervallen grafrechten

In de Wet op de lijkbezorging is geregeld wanneer het grafrecht vervalt. Verwezen wordt in het bijzonder naar de artikelen 28 en 84a. Naar oordeel van het gemeentebestuur is het daarnaast tevens mogelijk om te bepalen dat het grafrecht vervalt indien de verschuldigde betaling niet heeft plaatsgevonden gelet op het bepaalde in artikel 90 van de Wet op de lijkbezorging. Hiervoor wordt steun gevonden in de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 juli 2020, kenmerk 2020-0000393973. Hierin schrijft de Minister dat: “In de derde plaats kan sprake zijn van verval van het grafrecht als niet meer in de betaling van de grafrechten of het onderhoud wordt voorzien en met de begraafplaatshouder is overeengekomen dat dit leidt tot verval van het grafrecht.”

Wel moet ook bij een vervallen van grafrechten wegens niet-tijdige betaling de minimale grafrusttermijn van tien jaar in acht worden genomen. Dit is geborgd in het derde lid.

Artikel 15. Vergunning grafbedekking

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. De vergunningseis geldt voor de grafbedekking op algemene en particuliere graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van burgemeester en wethouders.

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven.

In een nieuw vijfde lid is een verbod op genomen op grafbedekking die in strijd is met het Wetboek van Strafrecht. Bijvoorbeeld een opruiende of discriminerende tekst of hakenkruis die is gegraveerd op grafbedekking. In het Wetboek van Strafrecht zijn deze strafbare feiten ondergebracht in de titel misdrijven tegen de openbare orde. De gemeentelijke regelgever heeft met het verbod een iets ander motief namelijk het in staat stellen van bezoekers van de begraafplaats om op waardige wijze afscheid te nemen van hun nabestaanden en deze ter plaatse te herdenken. Bovendien bepaalt artikel 90 van de Wet op de lijkbezorging uitdrukkelijk dat het gemeentebestuur bevoegd blijft om zelf ten aanzien van het onderwerp lijkbezorging regels te stellen voor zover die niet in strijd zijn met deze wet. Ook om die reden acht de gemeenteraad deze aanvulling toelaatbaar.

Artikel 16. Onderhoud of rechthebbende of gebruiker

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.

Artikel 17. Niet-blijvende grafbedekking

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten, bloemen en overige losse voorwerpen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Omdat het benutten van de smalle ruimte tussen de verschillende graven of op het looppad ongewenst is, is hier ook vastgelegd, dat de hier bedoelde voorwerpen uitsluitend op het graf zelf mogen worden neergelegd.

Artikel 18. Onderhoud door gemeente

Rechthebbende en gebruiker kunnen het onderhoud – tegen betaling - door de gemeente laten uitvoeren. Dit artikel geeft aan waarop dit onderhoud betrekking heeft.

Artikel 19. Verwijderen grafbedekking na verstrijken termijn

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 14, tweede lid, met de toelichting en artikel 23 eerste lid.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 12, derde lid), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

Artikel 20. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 16, derde lid van deze verordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 22.

Volgens het vijfde lid van artikel 23 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven. Voor deze mogelijkheid geldt als beperking dat een lijk nooit begraven mag worden op grondwaterniveau.

Het vierde lid van artikel 23 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in deze verordening gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd. Hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden wordt uitgewerkt in een handreiking, welke in samenspraak met de branche wordt opgesteld.

Artikel 21. Foetusveld

De Wet op de lijkbezorging is niet van toepassing op het doen begraven van foetussen. Wel bestaat er bij de nabestaanden in de praktijk behoefte aan de mogelijkheden voor een plechtigheid. Hierin wordt voorzien door burgemeester en wethouders op basis van een door hen vastgestelde nadere regel.

Naar boven