Gemeenteblad van Barendrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barendrecht | Gemeenteblad 2020, 267397 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barendrecht | Gemeenteblad 2020, 267397 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Barendrecht houdende regels omtrent volksraadpleging (Referendumverordening Barendrecht 2020)
Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek
Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelt de raad het ontwerp raadsbesluit waarop het verzoek zich richt. Het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.
Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek
Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.
De stemming vindt plaats uiterlijk vier maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.
Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking
Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.
Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.
Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad Barendrecht van 22 september 2020
De griffier,
mw. mr. G.E. Figge
De voorzitter,
drs. J. van Belzen
Een Referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een ontwerp raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad.
In de Referendumverordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college), maar aan de raad of griffier gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.
Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 van de Kieswet (18 jaar of ouder, Nederlander of EU- onderdaan of vijf jaar een verblijfsvergunning, of rechtmatig in Nederland verblijvend op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland).
De nadere bepaling van kiesgerechtigd zijn is afhankelijk van de fase waarin het proces verkeert: het gaat erom wie stemrecht zou hebben bij de raadsverkiezing op - de dag waarop het formulier voor de ondersteuningsverklaringen voor het inleidend verzoek wordt verstrekt -dan wel de dag waarop de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd (zie de artikelen 5 en 6) - dan wel op de dag waarop het referendum wordt gehouden.
Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp raadsbesluit. Een referendum is te zien als een advies van burgers aan de raad over een voorgenomen besluit.
Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen
De raad beslist of er een referendum kan worden gehouden.
Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, maar het is niet mogelijk om daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerp raadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen.
Bepaalde onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De lijst is gebaseerd op de ervaringen met onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen; bij de onderdelen f en g gaat het om het budgetrecht van de raad.
Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie
Een referendumcommissie wordt ingesteld nadat de Referendumverordening is vastgesteld. Het is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerp raadsbesluit. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen.
Voor de benoemingstermijn van zes jaar is aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt voor de rekenkamer (vijfde lid). Uiteraard staat het gemeenteraden vrij een andere termijn te kiezen.
Wanneer een lid van de referendumcommissie ontslag neemt, is het aan de raad om zo snel mogelijk een vervanger te benoemen. Er is niet bepaald dat het lid van de referendumcommissie aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is niet expliciet geregeld dat leden van de referendumcommissie (bijvoorbeeld in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.
Artikel 4. Taken en vergaderingen referendumcommissie
De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.
Onder a tot en met c staat de advisering aan respectievelijk de raad, de voorzitter van de raad en het college. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Onder d is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van
die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces (onder e). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie. Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb); dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.
De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder f). Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.
Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek
Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toetsmoment of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek in de regel laag. Als richtlijn kan 1% van het aantal kiesgerechtigden (weergegeven in een getal) worden gehanteerd. Het definitief verzoek (artikel 6) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de gemeente is om daadwerkelijk een referendum te houden. Voor het definitief verzoek kan een aantal van 5% van de kiesgerechtigden als richtlijn worden gebruikt.
Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening alleen schriftelijk worden ingediend. De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van de raad worden verstrekt. De referendumcommissie heeft een adviserende rol.
Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen op het moment dat de voorzitter van de raad het formulier voor de ondersteuningsverklaringen verstrekt. Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum. Om verwarring over deze peildatum te voorkomen is het goed om deze uitgiftedatum ook op het ondersteuningsformulier te zetten.
Het ligt voor de hand ook de controle te laten uitvoeren door de voorzitter van de raad. Deze heeft immers toegang tot de basisregistratie persoonsgegevens.
De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2, tweede lid, vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.
Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.
Als de raad het ontwerp raadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden.
Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek
De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van de raad controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Voor het aantal ondersteuningsverklaringen kan de richtlijn van 5% van het aantal kiesgerechtigden gehanteerd worden.
In de procedure voor het definitief verzoek wordt ook de digitale mogelijkheid opengesteld (vierde lid, tweede volzin).
Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerp raadsbesluit nog niet besproken door de raad; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan zijn of haar bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.
Artikel 7. Initiatief van de raad
Over de dag van de stemming brengt de referendumcommissie advies uit (artikel 4, eerste lid, onder a, sub 3°).
Artikel 9. Vraagstelling referendum
De raad stelt de vraagstelling van het referendum vast na advies van de referendumcommissie; deze zal daarover doorgaans in overleg treden met de initiatiefnemers van het referendum en de portefeuillehouder uit het college.
Bij een referendum kan de vraagstelling een andere vorm krijgen. Kiesgerechtigde inwoners kunnen de (eenvoudige) vraag voorgelegd krijgen of zij vóór dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit zijn EN/OF verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen. Als meer dan twee alternatieven worden voorgelegd, is er waarschijnlijk geen meerderheid voor een van de opties. Er zijn mogelijkheden waarbij ook inzicht wordt verkregen over de tweede of derde voorkeur van kiesgerechtigden. Als er gekozen wordt voor verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen zal de referendumcommissie hierover adviseren met een voorstel voor de stemprocedure. Wat de meest geschikte stemprocedure is, hangt mede af van het aantal mogelijke antwoordopties en de aard ervan. Drie mogelijkheden zijn:
het plaatsen van de antwoordmogelijkheden in volgorde van voorkeur (waarbij indien geen van de alternatieven een meerderheid heeft de stemmen van het minst populaire alternatief kunnen worden overgeheveld naar de keuze van tweede voorkeur bij de betreffende kiezers).” Zie als voorbeeld, bijlage Uitwerking Majority Judgement.
Artikel 10. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria
Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz). Daarnaast een bedrag voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumcommissie heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumcommissie uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.
Daarnaast wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die burgers en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen. Naast een totaal budget stelt de raad vast hoe de verdeling over de verschillende categorieën (voor, tegen en neutraal) is. Vaak wordt gekozen voor een gelijke verdeling over de drie groepen. Naast initiatieven van voor- en tegenstanders zijn er ook vaak aanvragen voor neutrale activiteiten zoals een debatavond waar verschillende partijen aan het woord komen.]
Een subsidieplafond is belangrijk omdat daardoor openeinderegelingen worden voorkomen. Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag om subsidie namelijk worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het vaststellen van het plafond [en de deelplafonds] door de raad. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van het subsidieplafond gebeurt in dit geval door het college en de bekendmaking van de verdeelsleutel gebeurt in dit geval via de verordening: in artikel 11, tweede en derde lid, is bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Hier is een inhoudelijke toets van de aanvragen om subsidie opgenomen in de vorm van weigeringsgronden. De aanvragen die niet worden geweigerd worden vervolgens beoordeeld op de manier die is beschreven in artikel 11, tweede en derde lid.
Het doel van de subsidieverstrekking is bijdragen aan de meningsvorming en aan het voeren van het publieke debat over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum onder de burgers in de gemeente. Burgers moeten hun mening kunnen vormen voordat zij een stem uitbrengen. Vaak zijn initiatiefnemers van een referendum en andere betrokkenen burgers. Om hen een mogelijkheid te geven subsidie aan te vragen voor het stimuleren van het publieke debat en meningsvorming wordt hier gesproken van een collectief van kiesgerechtigden. Daarnaast kunnen verenigingen, wijkorganen, stichtingen en dergelijke subsidie aanvragen. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij de subsidietoekenning.
Alleen de kosten die direct samenhangen met de activiteit en die naar het oordeel van het college redelijk zijn in relatie tot de verwachte bijdrage van de activiteit aan het doel van deze subsidie zoals vermeld in het tweede lid, komen in aanmerking. Loonkosten van bijvoorbeeld personen die bij een subsidieontvanger in dienst zijn, zijn expliciet uitgezonderd. Onder omstandigheden kan wel de (redelijke) vergoeding voor een speciaal aangetrokken deskundige voor subsidie in aanmerking komen.
De subsidie wordt verstrekt via een tendersysteem (zie artikel 11, tweede en derde lid). Aanvragen moeten daarom binnen een bepaalde periode worden ingediend. Omdat de planning strak is, zullen de termijnen kort moeten zijn. Het is van belang om te zorgen voor een snelle en heldere bekendmaking via diverse kanalen, zodat zoveel mogelijk betrokkenen bereikt worden.
De Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) geeft diverse standaardbepalingen, bijvoorbeeld voor aanvraag- en beslistermijnen, die voor de hier bedoelde subsidies niet toepasbaar zijn en waarvan dus moet worden afgeweken. Ook bevat de ASV een bepaling waarin de bevoegdheid om nadere regels te stellen aan het college wordt gedelegeerd. Dat is bij een referendum niet wenselijk; het gaat immers om een instrument van de raad.
Artikel 12. Subsidieverlening en vaststelling
De subsidie wordt verstrekt om zoveel mogelijk verschillende initiatieven te ondersteunen die een zo divers mogelijk publiek bereiken. Daarom is gekozen voor een tendersysteem. Nadat de aanvraagtermijn gesloten is, wordt een besluit genomen over de aanvragen. Een systeem waarbij op volgorde van binnenkomst wordt beslist is minder geschikt, omdat de activiteiten dan niet onderling kunnen worden afgewogen zodat een meest effectieve mix van initiatieven kan worden gehonoreerd.
Met de methode die in het tweede en derde lid is neergelegd, is het mogelijk de aanvragen te toetsen op een aantal criteria en onderling tegen elkaar af te wegen. Een puntensysteem maakt dat inzichtelijk. De aanvragen met de meeste punten worden het eerst gehonoreerd, daarna de volgende, en zo verder tot het subsidieplafond is bereikt. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.
Een referendumproces wordt oplettend gevolgd door inwoners en lokale media. Hoewel het om relatief lage subsidiebedragen zal gaan, moet wel verantwoording over de bestede gelden worden afgelegd voordat de subsidie definitief wordt vastgesteld. Dat gebeurt via de aanvraag tot vaststelling.
Als uit de overgelegde stukken (of op een andere manier) blijkt dat de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan de subsidie lager worden vastgesteld dan was verleend, of zelfs worden ingetrokken. Hierbij kan het versterkte voorschot (vierde lid ) – deels – worden teruggevorderd (artikelen 4:48, eerste lid, en 4:57 van de Awb).
Voorbeeld subsidie verstrekking
De raad stelt een subsidieplafond vast op grond van artikel 10, lid 2 Bijvoorbeeld € 20.000,-
Artikel 10, lid 5 geeft een maximum subsidiebedrag aan per aanvrager, € 5000,-
In artikel 11 lid 3 worden punten toegekend aan 5 criteria. Per aspect kunnen 5 punten toegekend worden, er maximaal 25 punten te verdienen.
Bij twee aanvragen ziet de verdeling er als volgt uit:
Subsidie aanvrager A 11/25*5000= € 2200
Subsidie aanvrager B 15/25*5000= € 3200
Totaal € 5400, dit past binnen het vastgestelde budget van € 20.000
Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking
Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:
Lid 2 van dit artikel maakt het digitaal stemmen mogelijk.
In artikel 13 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 12.
Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het centraal stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen. Dat laatste is op het moment van verschijnen van deze modelverordening nog niet gebeurd.
In het tweede lid van artikel 13 is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het vierde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.
Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.350,- in 2020). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.
Het Majority Judgement-systeem is bedacht door M. Balinski en R. Laraki. Dit systeem is een evaluatiemodel. Het meerderheidsoordeel vraagt kiesgerechtigden aan alle antwoordmogelijkheden één gewogen oordeel mee te geven. Het is toegestaan om verschillende antwoordmogelijkheden hetzelfde oordeel mee te geven (bijvoorbeeld: twee of driemaal goed), maar ook om iedere antwoordmogelijkheid een verschillend oordeel mee te geven.
Het antwoord met de hoogste mediaan is het breedst gedragen onder de bevolking en daarmee de winnende uitkomst. De mogelijkheden zijn: geweldig-goed-gemiddeld-matig-verschrikkelijk.
Een theoretisch voorbeeld, waarover vaker referenda gehouden worden in Nederlandse gemeenten en met historisch raakvlak met Barendrecht:
Vraagstelling: Bent u voor zondagopenstelling in Barendrecht?
Antwoordoptie 1: Nee (Verschrikkelijk)
Antwoordoptie 2: Ja, één zondag in de maand (Matig)
Antwoordoptie 3: Ja, de helft van de zondagen in de maand (Gemiddeld)
Antwoordoptie 4: Ja, alle zondagen in de maand (Geweldig)
Theoretisch voorbeeld 2 (Keuzemogelijkheid: Geweldig-goed-gemiddeld-matig-verschrikkelijk)
Vraagstelling: Wat moet er in Barendrecht gebeuren aangaande gemeentelijk vuurwerkbeleid?
Antwoordoptie 1: Er moet een algeheel verbod op vuurwerk ingesteld worden (Verschrikkelijk)
Antwoordoptie 2: De vuurwerkvrije zones moeten uitgebreid worden (Geweldig)
Antwoordoptie 3: Het huidige vuurwerkbeleid moet worden gehandhaafd (Gemiddeld)
Antwoordoptie 4: Alle vuurwerkvrije zones moeten worden geschrapt (Matig)
Antwoordoptie 5: Barendrecht moet specifieke vuurwerkzones aanwijzen (Goed)
Eigenschappen van Majority Judgement (MJ) ten opzichte van voor/tegen-stemmen:
MJ stelt het oordeel, de uitdrukking van de voorkeur van de kiezer centraal, voor/tegen-stemmen biedt geen mogelijkheid voor volksvertegenwoordigers om meer kennis op te doen over de gedachten van de kiezer tijdens het uitbrengen van een stem. We weten niet in welke mate een kiezer voor of tegen een bepaald besluit is. Bij voor/tegen-stemmen treed derhalve een kostbaar verlies van politiek relevante informatie op.
MJ gaat uit van breedtedraagvlak, voor/tegen gaat uit van piekdraagvlak: Bij voor/tegen kan er aangestuurd worden op een 51% van de voor- of tegenstemmers, MJ vereist dat er gezocht wordt naar een breder gedragen steun onder de bevolking. Bij voor/tegen is er in veel grotere mate sprake van een meerderheid die een besluit neemt over de hoofden van een minderheid heen.
MJ zorgt voor inbedding van politieke besluitvorming in een breder sociaal-maatschappelijk raamwerk en binnen een sociale gemeenschap. Voor/tegen stemmen komt puur aan op individueel stemgedrag. Gevolg: het compromis wordt veel meer gezocht middels MJ door meer nuance en duiding, voor/tegen is veel meer absoluut
MJ biedt kiezers de mogelijkheid om alle mogelijke keuzes te voorzien van een gradatie (Geweldig t/m verschrikkelijk), waarmee beter inzichtelijk wordt gemaakt in welke mate de kiezers voorkeur hebben voor een bepaalde uitkomst. Alle mogelijke uitkomsten worden van een gradatie voorzien en daarmee worden de uitkomsten ook met elkaar vergeleken
MJ staat toe om een referendumbeslisboom te maken. Het theoretische voorbeeld over vuurwerkbeleid kan uitgediept worden met aanvullende vraagstelling over wel of geen knal/siervuurwerk, in welke delen van Barendrecht vuurwerkzones en/of vuurwerkvrije zones aangewezen worden, of vuurwerk een gemeentelijke aangelegenheid wordt of een inwonerskwestie blijft, etc. Zo krijgen we nog meer informatie om uitslagen te duiden.
MJ gaat uit van de hoogste mediaan, d.w.z. de breedst gedragen beslissing, het kiezersoordeel, als winnende uitkomst, daar waar voor/nee een kwestie is van stemmen tellen en uitgaat van een absolute meerderheidsuitslag. MJ is een evaluatie door kiezers van een voorliggend besluit, daar waar voor/nee over rangordeningen gaat, d.w.z. de meeste stemmen gelden
Arrows Onmogelijkheidsstelling, in 1951 geformuleerd door wiskundige en econoom Kenneth Arrow gaat over menselijke besluitvorming/sociale keuzetheorie. In politieke context betekent dat het onmogelijk zou zijn om een kiessysteem op te stellen dat de voorkeuren van een kiezersgemeenschap weet te vertalen als samengevoegde groepsvoorkeur. Kiessystemen leken zodoende lange tijd veroordeeld te zijn tot het ‘meeste stemmen gelden-principe’, zoals bij voor/tegen-stemmen het geval is. In 2007 wisten de bedenkers van MJ de Onmogelijkheidsstelling in politieke context op te lossen door het beste kiessysteem tot op heden te presenteren.
Samenvattend, Majority Judgement (MJ) zorgt t.o.v. voor/tegen-stemmen voor: Meer nuance bij het uitbrengen van de stem, meer duidingsmogelijkheid voor volksvertegenwoordigers, een hogere opkomst van kiezers, meer gemeenschapsgevoel, meer representatie van de wil van de kiezer, meer informatie over de inhoud van het stemgedrag van de kiezer, gaat tactisch stemgedrag tegen, stimuleert het zoeken naar breed draagvlak en zorgt voor een betere weerspiegeling van de democratische wil van de verzamelde groep kiezers als geheel. Dit leidt tot de conclusie dat MJ-stemmingen meer eerlijke, meer legitieme en meer democratische stemmingen zijn dan voor/tegen-stemmingen. MJ is zodoende een significant beter kiessysteem dan voor/tegen-stemmen. Het is wiskundig en filosofisch tot op heden het beste kiessysteem dat ontworpen is.
Praktische uitvoering van een Majority Judgement -stemming:
Majority Judgement komt samengevat overeen met de toelichting van artikel 9, tweede lid c. Conform VNG Modelverordening. Majority Judgement heeft zodoende ook juridisch een plaats in de VNG Modelverordening.
Het MJ kiessysteem lijkt veel op de stemmingen bij de stemkastsessie t.b.v. onderwerpkeuze van het Rekenkamerrapport. Daar wordt echter gebruik gemaakt van cijfers, bij MJ van woordelijke gradaties: Geweldig-goed-gemiddeld-matig-verschrikkelijk. Ook worden de cijfergradaties niet gewogen met elkaar vergeleken bij de stemkastsessie. Onderzoek wijst uit dat kiezers bij het gebruik van cijfers kunnen twijfelen of 1 of 5 de hoogste score is, bij woordelijke gradaties is onmiddelijk duidelijk wat de bedoeling is.
Wat zou Majority Judgement hebben kunnen betekenen voor het Brexit-plebisciet? Zie het volgende artikel met een van de bedenkers van MJ als auteur: https://www.opendemocracy.net/en/what-does-brexit-mean-majority-judgment-can-solve-puzzle/
Wat zou Majority Judgement hebben kunnen betekenen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016? Zie het volgende artikel van beide bedenkers: https://theconversation.com/trump-and-clinton-victorious-proof-that-us-voting-system-doesnt-work-58752
Uitgebreide PPT waarin de bedenkers van MJ het systeem op technische wijze presenteren en vergelijken met andere kiessystemen: https://lagrange.oca.eu/images/LAGRANGE/seminaires/2018/2018-12-12_Laraki_eng.pdf
Boek van de bedenkers: https://mitpress.mit.edu/books/majority-judgment
Een Nederlandstalige, technische verhandeling over Majority Judgement van een van de Nederlandse autoriteiten op gebied van het grondslagenonderzoek, ook wel filosofie van de wiskunde geheten, prof. dr. H. de Swart: http://www.nieuwarchief.nl/serie5/pdf/naw5-2018-19-4-263.pdf
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-267397.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.