wijzigingen van de Algemene plaatselijke verordening Hilversum 2010:

 

 

 

Raadsbesluit

 

 

 

De raad van de gemeente Hilversum,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 september 2020;

 

Gezien het advies van Raad Commissie van 16 september 2020;

 

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende wijzigingen van de Algemene plaatselijke verordening Hilversum 2010:

 

I. Definities

Artikel 1.1 komt te luiden:

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen weergegeven op de kaart in de bijlage bij deze verordening;

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Bouwverordening Hilversum;

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

 

 

 

 

 

II. Beslistermijnen

Artikel 1.2 lid 3 komt te luiden;

In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.4.1, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.4.2, of een vergunning als bedoeld in artikel 4.5.2.

 

III. Indiening aanvraag

Artikel 1.3 komt te vervallen

 

IV. Termijnen

Artikel 1.7 lid 2 komt te luiden:

De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

 

V. Algemene Weigeringsgronden

Artikel 1.8 komt te luiden:

1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan vier weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

3. Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het tweede lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.

 

VI. Samenscholing en ongeregeldheden

Artikel 2.1.1.1 lid 1 en 2 komt te luiden:

1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.

2. Een ieder, die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

 

VII. Winkelwagentjes

Artikel 2.1.5.2, lid 3 komt te luiden:

Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

VIII. Begripsomschrijving

Artikel 2.2.1 komt te luiden:

In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen in gebouwen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h (onder g.), van de Gemeentewet;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in de artikel 2.1.3.2 van deze verordening;

g. activiteiten die plaatsvinden in een inrichting en behoren bij het normale gebruik van die inrichting, tenzij deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor de openbare orde.

2. Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een voor publiek toegankelijke herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2 van deze verordening, op de weg;

d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

e. een straatfeest of buurtbarbecue;

f. een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijd of –gala;

g. een rommelmarkt, snuffelmarkt, bazaar, fancy fair of vergelijkbare markt waar gebruikte of zelfgemaakte spullen verkocht worden, tenzij dit plaatsvindt in een ruimte die uitsluitend geheel en voortdurend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik is als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet 1996.

 

IX. Evenement Verbodsbepaling

Artikel 2.2.2 komt te luiden:

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. Het verbod van het eerste lid geldt niet:

a. voor evenementen die voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld in het Besluit aanwijzing kleine evenementen gemeente Hilversum.

b. voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

3. De burgemeester kan ten behoeve van de viering van Koningsdag locaties en tijden aanwijzen waarbij het verbod van het eerste lid niet van toepassing is voor de niet-commerciële verkoop van goederen door particulieren..

4. De burgemeester kan over de uitvoering van de bevoegdheid van het derde lid nadere regels stellen met het oog op de belangen zoals genoemd in artikel 1:8.

 

X. Indienen aanvraag

Artikel 2.2.3a komt te luiden:

1. De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van de indieningsvereisten van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.2.2, lid 1 of de melding van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.2, lid 2, sub a

2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

 

XI. Bijzondere Weigeringsgronden

Artikel 2.2.4 komt te luiden:

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, lid 1 kan een vergunning als bedoeld in artikel 2.2.2, lid 1 worden geweigerd indien:

a. het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats waar het wordt gehouden.

b. van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving te verwachten is.

2. In navolging van het bepaalde in artikel 1:8, lid 3 kan de vergunning worden geweigerd indien de aanvraag daarvoor minder dan acht weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet meer mogelijk is.

3. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1.8 en lid 1 en 2 van dit artikel kan de burgemeester een vergunning weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van slecht levensgedrag is.

 

XII. Meldingplichtige evenementen

Artikel 2.2.6 komt te luiden:

1. De organisator van het evenement bedoeld in artikel 2.2.2, lid 2, sub a, stelt de burgemeester tenminste vier weken voorafgaand aan het evenement hiervan in kennis door middel van een door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier.

2. De burgemeester kan binnen 15 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.3a, lid 2 te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

 

 

XIII. Bevelen

Artikel 2.2.7 komt te luiden:

1. De burgemeester kan de organisator of degene die feitelijk leiding geeft aan het evenement bevelen maatregelen te nemen ter bescherming van de in artikel 1.8 en 2.2.4 genoemde belangen, dan wel hem bevelen het evenement onmiddellijk te beëindigen indien een belang “als vermeld in artikel 1.8, lid 1 en artikel 2.2.4, lid 1, wordt geschonden..

2. Het is verboden te handelen in strijd met een bevel als bedoeld in het eerste lid.

 

XIV. Vervoer plakgereedschap en dergelijke

Artikel 2.4.3 lid 1 komt te luiden:

Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren, of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.

 

XV. Vervoer inbrekerswerktuigen

Artikel 2.4.4 komt te luiden:

1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

3. Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben voorwerpen, die kennelijk zijn bedoeld om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken, zoals speciaal uitgeruste tassen, magneten of elektronische voorwerpen die veiligheidslabels of veiligheidspoortjes dan wel andere hulpmiddelen ter voorkoming van winkeldiefstal kunnen beïnvloeden, alsmede van tangen of andere voorwerpen die kennelijk eveneens bedoeld zijn om het plegen van een winkeldiefstal te vergemakkelijken.

 

XVI. Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Artikel 2.4.5. lid 1 komt te luiden:

1. Het is verboden op een openbare plaats:

a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

b. zich zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt.

 

XVII. Verboden drankgebruik

Artikel 2.4.6. komt te luiden:

1. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

 

XVIII. Verboden gedrag bij of in gebouwen

Artikel 2.4.7 lid 1 komt te luiden:

1. Het is verboden zich zonder redelijk doel:

a. zich in een portiek of poort op te houden;

b. in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

 

XIX. Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Artikel 2.4.10 komt te luiden

Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.

 

XX. Neerzetten van fietsen en bromfietsen en dergelijke

Artikel 2.4.11 komt te luiden:

Het is verboden op een openbare plaats een fiets, een bromfiets en dergelijke te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.

 

XXI. Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterreinen en bij publiek trekkende activiteiten

Artikel 2.4.12 komt te luiden:

Overlast van fiets of bromfiets op markt, kermisterrein en dergelijke:

Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

 

XXII. Bespieden van personen

Artikel 2.4.13 lid 2 komt te luiden:

Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.

 

XXIII. Gevaarlijke honden

Artikel 2.4.18 lid 1 komt te luiden:

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

a. anders dan kort aangelijnd nadat de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vind,

 

XXIV. Ondermijning

Artikel 2.4.25 komt te luiden:

Optreden tegen ondermijnende activiteiten die plaats vinden vanuit voor het publiek openstaande gebouwen

Artikel 2.4.25: lid 6 wordt geschrapt.

 

XXV. Carbid

artikel 2.7.4 komt te luiden:

1. Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

2. Het verbod in het eerste lid geldt niet buiten de bebouwde kom van 31 december 18.00 uur tot 1 januari van het daaropvolgende jaar 02.00 uur.

3. Het college is, met betrekking tot het bepaalde in het tweede lid, bevoegd nadere regels te stellen.

4. Het college is bevoegd van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing te verlenen.

5. Het college kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast in het belang van de natuurbescherming plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het gestelde in het tweede lid niet van toepassing is.

6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.

 

XXVI. Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

artikel 4.7.2 komt te luiden:

1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, een aankondiging of afbeelding, waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht, of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of strijd ontstaat met redelijke eisen van welstand.

2: Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

XXVII. Begripsomschrijvingen

Artikel 5.1.1 komt te vervallen

 

XXVIII. Te koop aanbieden van voertuigen

Artikel 5.1.2a lid 1 komt te luiden:

1. Het is verboden op door het college aangewezen wegen of een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

 

XXIX. Voertuigwrakken

Artikel 5.1.4 komt te luiden:

1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

XXX. Caravans en dergelijke

Artikel 5.1.5 Kampeermiddelen en andere voertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

a. langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben dan wel op een plaats waar dit voertuig vanaf de weg of vanaf een openbare plaats zichtbaar is.

b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wegenverordening Noord Holland of de Landschapsverordening Noord Holland.

 

XXXI. Parkeren van grote voertuigen

Artikel 5.1.7 lid 5 komt te luiden:

Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

 

XXXII. Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Artikel 5.1.10 komt te luiden:

1. Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan in een park of plantsoen of op een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

2. Dit verbod is niet van toepassing op:

a. de weg;

b. voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam;

c. voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

XXXIII. Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

Artikel 5.1.12 komt te luiden:

1. Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

 

XXXIV. Inzameling van geld of goederen, leden- of donateur werving

Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateur werving:

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

2. Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

3. Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

a. in besloten kring;

b. door een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt;

c. door een andere, door het college aangewezen instelling.

 

XXXV. Standplaatsen; uitstallingen op de weg

Artikel 5.2.3 Standplaatsen; uitstallingen op de weg

1. Het is verboden zonder vergunning van het college vanaf een vaste plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere openbare en in de openlucht gelegen plaats:

a. met een voertuig, een kraam, een tafel, of enig ander fysiek middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen, of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden;

b. anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.

2. Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.

3. Het in het eerste lid, onder b., gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Alsdan geldt ook het in het tweede lid gestelde verbod niet.

4. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van jaarmarkten of een markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g. van de Gemeentewet, of op een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.

5. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Noord-Holland.

6. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:

a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

c. in het belang van de verkeersvrijheid of –veiligheid;

d. indien een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang;

e. vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

7. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

8. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden is verhinderd zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit telefonisch of schriftelijk mee aan het college.

9. De maximale oppervlakte van een standplaats als bedoeld in dit artikel bedraagt 24 vierkante meter.

10. Het college kan in bijzondere gevallen afwijking van het in het vorige lid bepaalde toestaan.

 

XXXVI. Snuffelmarkten en dergelijke

Artikel 5.2.4 Dit artikel komt te vervallen.

 

 

 

 

XXXVII. Crossterreinen

Artikel 5.4.1 lid 1, 3 en 4 komt te luiden:

1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te heb

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidsproductie sportmotoren.

4. komt te vervallen.

 

XXXVIII. Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Artikel 5.5.1 lid 2 en 4 komt te luiden:

1. Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 2020

de griffier de burgemeester,

 

D. Emmer P.I. Broertjes

 

Naar boven