Algemene Subsidieverordening Oude IJsselstreek

 

Besluit van de raad van de gemeente Oude IJsselstreek tot vaststelling van de Algemene Subsidieverordening Oude IJsselstreek.

 

De raad van de gemeente Oude IJsselstreek,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 21 juli 2020,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Maatschappelijke Ontwikkeling;

besluit vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Oude IJsselstreek:

 

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

- De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

 

- Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

 

- onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

 

- Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

 

- wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

-Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

 

-subsidieregeling: door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde uitwerking van de verordening voor specifiek terrein of activiteit, ook wel uitvoeringsregels genoemd.

 

Artikel 1.2 Reikwijdte

1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

 

Artikel 1.3 Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

 

Artikel 1.4 Staatssteunregels

1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

 

Artikel 1.5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond wijzigen als:

a. het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

 

Artikel 1.6 Rechtspersoonlijkheid

1.Subsidieverstrekking vindt plaats aan rechtspersonen. Rechtspersonen met een op het maken van winst gerichte doelstelling, komen niet voor subsidie in aanmerking.

2.Subsidie wordt niet verstrekt aan rechtspersonen, waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen.

3.Bij afzonderlijk subsidiebesluit van de gemeenteraad en in de uitvoeringsregels van het college kan worden bepaald dat subsidie wordt verstrekt aan natuurlijke personen.

 

Paragraaf 2 De aanvraag en de beslissing op de aanvraag

 

2.1 Aanvraag

1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld gebeurt dit met gebruikmaking daarvan.

2. Bij de aanvraag stuurt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens mee:

a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. als de aanvrager een onderneming is:

1°. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

2°. een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

e. als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, stuurt ook mee: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

5. Het college kan besluiten een toets uit te voeren in het kader van de Wet Bibob, conform de hiervoor vastgestelde beleidsregel.

 

Artikel 2.2 Aanvraagtermijn

1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

2. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk 13 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

3. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 24 en 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

 

Artikel 2.3 Beslistermijn

1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, uiterlijk op 1 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 2.2, tweede en derde lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

 

Artikel 2.4 Subsidieverlening en subsidievaststelling

1.Voorafgaande aan de subsidievaststelling wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven.

2.Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat alleen een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven.

 

Artikel 2.5 Meerjarige subsidies

1.Het tijdvak dat wordt vermeld in beschikkingen tot verlening van subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, bedoeld in artikel 4:32 van de wet, is ten hoogste 5 jaar.

2. Bij beëindiging van meerjarige subsidies wordt rekening gehouden met de voorwaarden uit 4:51 van de wet.

 

Artikel 2.6 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

b. indien de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate overeenkomen met de beleidsdoelen of beleidsprincipes van de gemeente;

c. indien er reeds aan een andere partij subsidie is verstrekt voor dezelfde activiteit.

d. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

e. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

f. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

g. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

g. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

h. indien uit de Bibob toetsing blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar dat de subsidie mede gebruikt wordt om strafbare feiten te plegen, of om uit strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten.

 

Paragraaf 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 3.1 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

 

Artikel 3.2 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

 

Artikel 3.3 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

 

Artikel 3.4 Egalisatiereserve

1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 4 De subsidievaststelling

 

Artikel 4.1 Verzoek tot vaststelling

1.De subsidieontvanger dient binnen vier maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van subsidie in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gegeven.

2.De aanvraag gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

3.Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over.

 

Artikel 4.2 Activiteitenverslag

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

 

Artikel 4.3 Beslistermijn vaststelling

Het college beslist binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag tot vaststelling.

 

Artikel 4.4 Hoogte vaststelling

Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven waarin een bedrag is vermeld waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, wordt de subsidie tot uiterlijk dit genoemde bedrag vastgesteld op basis van de werkelijke kosten en baten van de activiteiten waarvoor zij is verleend.

 

Artikel 4.5 Subsidies van €50.000, - en hoger

1.Indien subsidie is verleend voor een bedrag van € 50.000, - of hoger geeft de subsidieontvanger, onverminderd het bepaalde in artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de wet, een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opdracht tot onderzoek van het financieel verslag onderscheidenlijk de jaarrekening, bedoeld in artikel 4.1

2.De accountant doet onderzoek naar de getrouwheid van de betreffende documenten en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring.

3.Bij de subsidieverlening kan worden bepaald, dat de in het eerste lid bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval worden bij de subsidieverlening aanwijzingen gegeven over de reikwijdte en intensiteit van de controle. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring.

4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het tweede lid bedoelde verklaring en, indien deze is vereist, de verklaring bedoeld in het derde lid.

5. Het college kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

 

Artikel 4.6 Verantwoording bij directe vaststelling

1.Indien subsidie is vastgesteld zonder dat voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, toont de subsidieontvanger binnen vier maanden na afloop van de activiteiten dan wel het tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt, aan, dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hierbij legt hij de in artikel 4.1, tweede en derde lid, genoemde stukken over.

2.Artikel 4.5, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

3.Bij subsidieregeling kan van dit artikel worden afgeweken.

 

Paragraaf 5 Betaling subsidie

 

Artikel 5.1 Betaling, termijnen, voorschot

1.Tenzij het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald, vindt de betaling plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan betaling in maximaal 13 gelijke termijnen plaatsvinden. Het aantal termijnen wordt dan bepaald bij subsidiebeschikking.

3. Het college kan voorschotten verlenen op verleende subsidies.

 

Paragraaf 6 Waarderingssubsidies

 

Artikel 6.1

1.Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd in incidentele gevallen waarderingssubsidie te verstrekken voor niet uit anderen hoofde voor gemeentelijke subsidie in aanmerking komende activiteiten, die waardevol zijn in het kader van het door de gemeente gevoerde beleid.

2.De subsidie bedraagt jaarlijks niet meer dan € 5.000 en kan een keer voor ten hoogste vier achtereenvolgende jaren worden verstrekt.

3.Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot waarderingssubsidies afwijken van de bepalingen van deze regeling en daarvan ontheffing verlenen met uitzondering van de bepalingen van paragraaf 1. Zij kunnen bepalen dat alleen een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven.

 

Paragraaf 7 Bijzondere en slotbepalingen

 

Artikel 7.1 Meerdere subsidie verlenende partijen

1.Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt, kan het college afwijken van deze regeling en de van toepassing zijnde bijzondere subsidieregelingen en uitvoeringsregels.

2.Het eerste lid is alleen van toepassing als afwijking wenselijk is ter afstemming van de op de betrokken subsidies toepasselijke voorschriften, mits daardoor de belangen met het oog waarop de bepalingen waarvan wordt afgeweken zijn gesteld, niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 7.2 Hardheidsclausule

1. Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

 

Artikel 7.3 Slotbepalingen

1. De Algemene Subsidieregeling 2008 Gemeente Oude IJsselstreek wordt ingetrokken.

2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieregeling 2008 van toepassing.

4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Oude IJsselstreek (ASV).

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek in zijn openbare vergadering van

24 september 2020.

De griffier, M.B.L. Looman

De voorzitter. O.E.T. van Dijk

Naar boven