Gemeenteblad van Hollands Kroon
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2020, 263047 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2020, 263047 | Overige besluiten van algemene strekking |
Ruimte heeft gemeente Hollands Kroon genoeg en toch is grond een schaars goed. De overheid streeft bij een goede ruimtelijke ontwikkeling naar een efficiënte en eerlijke verdeling van de grond. Deze nieuwe Nota Grondbeleid 2019-2022 van de gemeente Hollands Kroon vervangt de Nota Grondbeleid van 2012, een uitgebreide nota, die tot stand is gekomen na de fusie van de voormalige gemeentes Wieringen, Wieringermeer, Anna Paulowna en Niedorp tot gemeente Hollands Kroon. Een nieuwe gemeente waardoor er een nieuwe nota grondbeleid moest worden vastgesteld, waarin de gemeente heeft vastgelegd op welke wijze zij haar ruimtelijke doelstellingen wilde bereiken.
De herziende versie Nota Grondbeleid 2019-2022 is de basis voor een transparante en eenduidige werkwijze bij de uitvoering van het grondbeleid door de gemeente Hollands Kroon. Via deze nota grondbeleid heeft de gemeenteraad de kaders vastgesteld waarbinnen het College het grondbeleid uitvoert.
Om de grondmarkt efficiënt en rechtvaardig te laten verlopen en om daarnaast publieke/ruimtelijke doelen te realiseren voert de overheid een bepaald grondbeleid.
In een Nota Grondbeleid legt de gemeente vast op welke wijze zij haar grondbeleidsinstrumentarium inzet. Zij kan bijvoorbeeld in een actieve rol zelf grondaankopen, zelf bouw- en woonrijp maken en via gronduitgifte haar doelen realiseren, of zij kan samenwerking zoeken met andere partijen, of in een meer faciliterende rol haar doelen verwezenlijken. Actief grondbeleid rust meer op privaatrechtelijke wetgeving en faciliterend grondbeleid rust meer op publiekrechtelijk wetgeving. Het feit dat de overheid tegelijk ‘speler’ is en ‘regulator’, en daarmee een dubbele pet kan hebben, vraagt om transparantie van beleid.
Veranderingen in de markt, wet- en regelgeving en maatschappij vragen om een nieuwe visie op ons grondbeleid.
De commissie Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten heeft de laatste jaren met steeds nieuwe en aanvullende notities het financiële kader van het grondbeleid bepaald. Dit heeft vergaande gevolgen voor de wijze waarop grondexploitaties worden opgesteld en beheert, en hoe ook grondposities in de gemeentelijke administratie worden geadministreerd.
Omdat wet- en regelgeving nog volop in verandering zijn, en een uitgebreide beschrijving hiervan niet lang houdbaar blijft, is ervoor gekozen deze nota grondbeleid een beknopte strategische Nota op hoofdlijnen te laten zijn.
Deze Nota Grondbeleid sluit aan op het Besluit Begroten en Verantwoording provincies en gemeenten van 2016 In de BBV zijn wettelijke eisen gesteld ten aanzien van transparantie in het te voeren grondbeleid door de gemeente.
In deze Nota Grondbeleid wordt een visie geschetst van het grondbeleid van de gemeente Hollands Kroon. Het grondbeleid is geen doel op zich, maar staat ten dienste van de realisatie van de bestuurlijk gewenste ruimtelijke doelstellingen.
De gemeente wil haar grondbeleidsinstrumentarium optimaal inzetten zodat zij haar ruimtelijke doelstellingen kan behalen en de financiële risico’s beheersbaar kan houden.
Daarbij geeft de gemeenteraad in de Nota Grondbeleid de kaders aan waarbinnen het college en de ambtelijke organisatie het grondbeleid uitvoeren.
De Nota Grondbeleid wordt opgesteld en vastgesteld in een periode dat de wet- en regelgeving sterk aan het veranderen zijn, de wet- en regelgeving zijn bijvoorbeeld aangescherpt met betrekking tot aanbesteding, staatssteun, BBV, Vennootschapsbelasting, Wet markt en overheid en Mededingingswet
Op dit moment zijn de Wro en Wabo nog het geldende kader, naar verwachting wordt dat vanaf 1 januari 2021 de Omgevingswet. Het stelsel van de Omgevingswet is anders dan het huidige wettelijke kader, dat heeft de nodige consequenties voor het grondbeleid; de gebruiker staat centraal en een belangrijk punt hierin voor het grondbeleid wordt gevormd door het ‘ja, tenzij’-principe.
Het beleidskader wordt in grote lijnen gevormd door de vastgestelde Omgevingsvisie van de gemeente. De wens om ons verder te ontwikkelen tot regisseur staat centraal in de sturingsfilosofie van de omgevingsvisie. Hierin vormt het thema ‘Niet de regels staan centraal maar het initiatief!’ de leidraad in verdere ruimtelijke ontwikkelingen en daarmee ook in het grondbeleid.
Voor de uitwerking van het in de Omgevingsvisie genoemde ‘ja, tenzij’-principe, ziet de gemeente de ontwikkeling van particuliere initiatieven als belangrijk middel.
2.3 BEVOEGDHEDEN RAAD, COLLEGE
De bevoegdheden die bij raad en college liggen komen voort uit wet- en regelgeving. In bijlage 1 is op hoofdlijnen aangegeven hoe de bevoegdheidsverdeling is geregeld.
Voor de uitvoering van haar grondbeleid kan de gemeente diverse vormen van grondbeleid kiezen. Primair zijn er twee vormen: actief grondbeleid en faciliterend (passief) grondbeleid, in hoofdstuk 3 worden beide vormen toegelicht.
De gemeente draagt in het kader van de Wro zorg voor het verhaal van de gemeentelijke kosten. De gemeente realiseert niet het financiële resultaat.
Bij de uitvoering van haar grondbeleid kan de gemeente diverse vormen van grondbeleid kiezen. Primair zijn er twee vormen: actief grondbeleid en faciliterend (passief) grondbeleid. Bij de uitvoering van het grondbeleid kan de gemeente kiezen voor het inzetten van een privaatrechtelijk instrumentarium en publiekrechtelijk instrumentarium. Hieronder is een en ander geïllustreerd, niet uitputtend.
Bij de uitleg over faciliterend grondbedrijf en actief grondbeleid is het uitgangspunt dat de gemeente geen gronden in eigendom heeft. De gemeente kan een stuk grond aan particuliere verkopen en vervolgens kan de gemeente een faciliterende rol spelen
Faciliterend grondbeleid houdt in dat de gemeente het particulieren mogelijk maakt grond te exploiteren. De gemeente koopt dan niet zelf grond aan, maar zorgt ervoor dat ontwikkelende partijen/derden op hun eigen grond de door gemeente gewenste ruimtelijke doelstellingen kan realiseren.
Hiervoor zet de gemeente met name haar publiekrechtelijk instrumentarium in. De gemeente kan haar invloed uitoefenen op de inrichting van de grond via het bestemmingsplan/omgevingsplan, de anterieure overeenkomst en/of een posterieure overeenkomst met een exploitatieplan. De gemeente is dan gehouden aan het verplicht kostenverhaal, zoals verwoord in de Wro.
Voordeel van het faciliterend grondbeleid is dat de gemeente geen grote voorinvesteringen hoeft te doen door de aankoop van grond en inzet van eigen mensen en middelen. Via het verplicht kostenverhaal zal zij wel haar eigen kosten willen verhalen op de ontwikkelende partij.
Een nadeel van faciliterend grondbeleid is dat de inzet van het publiekrechtelijk instrumentarium een zekere beperking geeft aan de realisatie van gewenste doelen. Private ontwikkelaars krijgen binnen de door ons gestelde doelen ruimte in de uitvoering. Dit past bij een regie-gemeente waarin je ruimte geeft aan de marktpartijen. Het gewenste resultaat en het bereikte resultaat kunnen hierdoor wel anders zijn dan de gemeente voor ogen had. En hoewel het risico minder groot is dan bij actief grondbeleid, blijft er een relatief klein risico (zowel een maatschappelijk als financieel) van de ontwikkeling nog steeds bij de gemeente, met name in het geval van onvoorziene omstandigheden zoals economische ontwikkelingen en heeft de gemeente minder sturingsmogelijkheden. Het financieel resultaat van de ontwikkeling zal tenminste budgettair neutraal moeten uitvallen omdat de gemeente slechts de door haar gemaakte kosten (tot een maximum) kan verhalen.
In het kader van haar faciliterend grondbeleid zal de gemeente met behulp van de beschikbare instrumenten het kostenverhaal succesvol uitvoeren.
Met actief grondbeleid wordt in de basis bedoeld dat de gemeente zelf actief gronden aankoopt, grond bouw- en woonrijp maakt en overeenkomsten sluit met ontwikkelende partijen en/of kavels aan particulieren uitgeeft.
Een risico van actief grondbeleid is gelegen in de grote voorinvesteringen bij de aankoop van grond en de inzet van formatie en middelen om de grondexploitatie op te zetten en te onderhouden, zonder de zekerheden van de in de toekomst gelegen geprojecteerde resultaten. Voordeel van actief grondbeleid is dat de gemeente via haar gronduitgifte optimaal kan sturen op het realiseren van haar ruimtelijke doelstellingen. Privaatrechtelijk heb je een zekere contractuele vrijheid om afspraken te maken, via gronduitgiftecontracten of aanbesteding. Publiekrechtelijk zijn deze mogelijkheden minder groot.
Daarnaast is het mogelijk om via het actief grondbeleid behaalde positieve financiële resultaten in de grondexploitatie af te romen en elders in te zetten ter realisatie van bijvoorbeeld andere ruimtelijke en/of politieke doelstellingen.
3.3 VOOR- EN NADELEN ACTIEF OF FACILITEREND GRONDBELEID
De keuze voor actief of faciliterend grondbeleid of een combinatie hiervan, is met name afhankelijk van de doelen die de gemeente nastreeft. De gewenste ruimtelijke doelen zijn verwoord in de vastgestelde Omgevingsvisie gemeente Hollands Kroon en overige kaders. Naast het onder 2.2 genoemde thema en principe, zijn de ambities/doelen uit de Omgevingsvisie en overig beleid leidend in het grondbeleid.
Beide vormen van grondbeleid kennen voor- en nadelen. Gesteld kan worden dat de voordelen voor actief grondbeleid, in algemene zin als een nadeel voor faciliterend grondbeleid kunnen worden aangemerkt en omgekeerd. De volgende voor- en nadelen van actief en facilitair grondbeleid worden onderscheiden (genoemde voor- en nadelen zijn niet limitatief).
Door de beschikkingsmacht over grond kan de gemeente de voorbereiding en uitvoering van een bestemmingsplan optimaal sturen (bijvoorbeeld ten aanzien van kwaliteit, de gewenste fasering (voor zover de markt dit toelaat), de gewenste betrokkenheid van burgers en toekomstige gebruikers in het planproces).
Voordelen facilitair grondbeleid
Nadelen facilitair grondbeleid
Facilitair grondbeleid brengt, ook na de introductie van de Wro, de nodige (financiële) risico’s met zich mee voor de gemeente:
Het voornaamste nadeel van faciliterend grondbeleid is dat geen winsten kunnen worden gerealiseerd. Winsten in grondexploitaties vormen de voeding van bijvoorbeeld de reserve grondexploitaties. Om die reden wil de gemeente, ondanks de voorkeur voor faciliterend grondbeleid, actief grondbeleid niet uit te sluiten.
3.4 GRONDBELEID GEMEENTE HOLLANDS KROON
De gemeente kiest voor situationeel grondbeleid; faciliterend waar het kan, actief waar het moet of gewenst is. Dit betekent dat beide vormen toegepast kunnen worden.
Bij de advisering over een actief grondbeleid dienen de teams Vastgoed en Grondzaken, Ruimtelijke Ontwikkeling, Financiën, Control en Areaalbeheer te worden betrokken.
De gemeente kiest voor situationeel grondbeleid: faciliterend waar het kan, actief waar het moet of gewenst is. Dit betekent dat voor beide vormen van grondbeleid de instrumenten op orde moeten zijn. |
4 SAMENWERKINGSVORMEN EN ONTWIKKELINGSSTRATEGIE
Om te komen tot gewenste realisatie van doelstellingen, is samenwerking met publieke en/of marktpartijen soms uitdrukkelijk gewenst en soms noodgedwongen bepaald vanuit gegeven grondposities in het ontwikkelgebied. Hieronder is een en ander schematisch weergegeven.
De samenwerkingsvorm is afhankelijk van de grondposities van partijen en de te realiseren doelen. De wettelijke kaders zijn hierin leidend. |
De gemeente maakt gebruik van de privaatrechtelijke mogelijkheden voor gronduitgifte, en gebruikt de instrumenten op maat, om de gewenste doelen te realiseren.
De gemeente stelt jaarlijks de grondprijzenbrief vast met daarin de grondprijsberekeningsmethodieken.
Het financieel kader bestaat uit een aantal basiskaders:
Financiële verordening gemeente Hollands Kroon ex artikel 212 Gemeentewet Notitie grondexploitatie van de Commissie BBV
Notitie faciliterend grondbeleid van de Commissie BBV
Regeling begrenzing plankosten exploitatieplan
Wet en Besluit ruimtelijke ordening
Jaarlijks worden de grondexploitaties geactualiseerd en wordt u door middel van de Meerjaren Prognose Grondexploitaties geïnformeerd. De uitkomsten hiervan worden verwerkt in de gemeentelijke jaarrekening. Als de actualisatie betrekking heeft op ondergeschikte punten kan worden volstaan met een aanpassing als onderdeel van de begroting en jaarrekening. Herzieningen met planinhoudelijke wijzigingen, dan wel autonome wijzigingen met materiële financiële gevolgen moeten separaat opnieuw door de raad worden vastgesteld.
Winst nemen op meerjarige grondexploitaties wordt beheerst door het voorzichtigheidsbeginsel. Voorziene verliezen worden al in de jaarrekening opgenomen zodra zij bekend zijn. Positieve resultaten (winsten) worden pas in de jaarrekening verwerkt als zij met voldoende zekerheid vaststaan en dus zijn gerealiseerd. Dit houdt ook in dat huidige voorziene verliezen in de jaarrekening niet kunnen worden gecompenseerd met de verwachte toekomstige winsten.
Het voorzichtigheidsbeginsel zorgt ervoor dat realisatie van winst moet worden uitgesteld tot daarover voldoende zekerheid bestaat. Dit betekent echter niet dat pas winst moet worden genomen bij het afsluiten van het grondexploitatiecomplex. Tussentijds kan daarover ook al voldoende zekerheid bestaan. In die situatie dient de winst ook te worden genomen. De volgende vier situaties kunnen aanleiding geven over te gaan tot tussentijdse winstneming.
Alle kosten van een complex zijn al geheel gedekt door gerealiseerde verkopen en elke verdere verkoop is dus pure winst. Hierbij moeten wel de eventuele rentekosten worden meegenomen, die hoger zullen uitvallen naarmate verkoop langer wordt uitgesteld, en die ook nog via de verkoopprijs moeten worden gedekt.
Verkopen worden met een voor gecalculeerde winst gerealiseerd in een goed beheersbaar (resterend) productieproces. De voor gecalculeerde winst kan dan, onder deze relatief zekere omstandigheid, naar rato van de voortgang als gerealiseerd worden beschouwd (percentage of complet ion methode). Veelal wordt zo ́n situatie uitbesteed aan een projectontwikkelaar die daadwerkelijk in staat is een goed beheersbaar (resterend) verkoop- en productieproces te organiseren en te realiseren.
Is er sprake van een te verwachten te kort op de grondexploitatie, dan wordt dat verlies genomen in de vorm van een afboeking of het instellen van een voorziening. Het treffen van een afboeking/voorziening gebeurt bij een geprognosticeerd verlies direct en ter grootte van dit volledige (gecalculeerd) verlies. In de jaarrekening van de gemeente wordt vastgelegd of sprake is van een afboeking of het treffen van een voorziening. De keuze om direct af te boeken of een voorziening te treffen wordt per complex genomen en aan de raad voorgelegd.
6.3.1 RESERVE GRONDEXPLOITATIES
De gemeente beschikt over een reserve grondexploitatie. De reserve wordt gevoed met de (tussentijdse) winsten uit de grondexploitaties. Alle winsten worden in principe in deze reserve gestort.
Hiervoor worden afzonderlijke raadsbesluiten genomen bij de begroting dan wel bij de jaarrekening. Eventuele afboekingen van verliezen of het instellen van een verliesvoorziening worden ten laste van de reserve grondexploitatie gebracht.
Met het uitvoeren van grondexploitaties loopt de gemeente risico’s. Jaarlijks worden deze risico’s geïnventariseerd. Per exploitatie wordt het risico in beeld gebracht. De reserve functioneert als buffer voor het opvangen van eventuele risico’s. De minimaal gewenste omvang van de reserve grondexploitatie is gelijk aan het totaal van de geïnventariseerde risico’s.
6.3.2 RESERVE BOVENWIJKSE VOORZIENINGEN
Het is vanaf 2016 niet meer toegestaan om toevoegingen te doen aan een voorziening voor bovenwijkse voorzieningen. Bestaande voorzieningen per einde van 2015 kunnen volgens planning worden afgewikkeld.
Sparen voor bovenwijkse voorzieningen, die na het afsluiten van een grondexploitatie worden aangelegd, is nog wel mogelijk via de bestemmingsreserve bovenwijkse voorzieningen. Toevoegingen aan deze bestemmingsreserve kunnen alleen plaatsvinden via resultaatsbestemming. In de toelichting op de grondexploitatie wordt bepaald welk deel van de winst in principe aan de reserve bovenwijkse voorzieningen wordt toegevoegd. Bij het afsluiten van de grondexploitatie wordt de resultaatsbestemming van de winst definitief vastgesteld.
Als basis voor deze reserve wordt een Nota Bovenwijkse voorzieningen tweejaarlijks of zoveel eerder als nodig opgesteld.
BIJLAGE 1 HOOFDLIJNEN BEVOEGDHEDEN GRONDBELEID EN – EXPLOITATIE
BIJLAGE 2: JURIDISCHE INSTRUMENTEN VOOR GRONDPOLITIEK
Wanneer de gemeente sturing wil geven aan de realisatie van gemeentelijke (ruimtelijke) doelstellingen staan kan zij daarvoor, binnen de kaders van wet- en regelgeving, verschillende instrumenten inzetten. De belangrijkste instrumenten zijn de navolgende:
Wet en besluit ruimtelijke ordening
In het bestemmingsplan regelt de gemeente, volgens de wensen van de raad, op welke wijze de gronden bebouwd en gebruikt dienen te worden, waardoor inhoud en sturing gegeven kan worden aan ruimtelijke doelstellingen.
Een beheers verordening is een regeling die de gemeenteraad kan vaststellen en die bepalingen bevat om een bestaande situatie te handhaven. Het instrument heeft tot doel ruimtelijke regels te stellen voor gebieden waarin de bestaande situatie bevroren kan worden. De beheers verordening vervangt het bestemmingsplan en moet ook eens in de 10 jaar worden herzien.
OMGEVINGSVERGUNNING BUITENPLANSE AFWIJKING (PROJECTBESLUIT)
Met de omgevingsvergunning buitenplanse afwijking (art. 2.12, lid 1, sub a onder 3 Wabo), het vroegere projectbesluit, kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Er moet gemotiveerd worden dat de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De aanvraag moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing.
Op basis van de op handen zijnde Omgevingswet moet de gemeente de bestemmingsplannen en beheers verordeningen vervangen door één omgevingsplan.
Een gemeentelijk exploitatieplan bevat een grondexploitatie en regels voor het omslaan van de kosten over de verschillende uitgiftecategorieën. Daarnaast kan het exploitatieplan gemeentelijke locatie-eisen bevatten met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, de openbare voorzieningen en het bouwrijp maken. In het exploitatieplan kunnen eveneens bepalingen worden opgenomen over de fasering van de uitvoering en koppeling van bepaalde onderdelen en over het verhalen van kosten voor bovenwijkse voorzieningen.
De anterieure overeenkomst is de overeenkomst over grondexploitatie die de gemeente sluit met een of meer particuliere grondeigenaren voorafgaande aan het vaststellen van een exploitatieplan. In de overeenkomst worden de zaken geregeld, waaronder in ieder geval het kostenverhaal, die (anders) in een exploitatieplan geregeld (kunnen) worden. In verband met de daarbij horende contractsvrijheid kunnen in de overeenkomst meer zaken geregeld worden dan via het exploitatieplan.
De posterieure overeenkomst is de overeenkomst over grondexploitatie die de gemeente sluit met een particuliere grondeigenaar ná het vaststellen van het exploitatieplan en de planologische maatregel. De overeenkomst mag niet afwijken van de inhoud van het exploitatieplan. De gemeente en een particuliere eigenaar mogen daarin wel zaken uit het exploitatieplan uitwerken en daarnaast nog andere zaken (die niet in een exploitatieplan kunnen worden opgenomen) regelen.
De aankomende Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincie en gemeente een omgevingsvisie te maken. In de omgevingsvisie moeten de overheden rekening houden met de verschillende belangen in een gebied. Nu beslissen de overheden vaak alleen over een deelproject zonder aandacht te hebben voor de andere plannen voor het gebied. Tevens zullen de gemeentelijke bestemmingsplannen vervangen moeten worden door één omgevingsplan. De Omgevingswet treedt naar verwachting op in 1 juli 2020 in werking. Er wordt nog volop gewerkt aan uitvoeringswet- en regelgeving. Wat dit allemaal gaat betekenen voor het grondbeleid is op dit moment nog niet duidelijk.
De Crisis- en herstelwet (Chw, 2010) is bedoeld om bouwprojecten sneller uit te kunnen voeren en daarmee de crisis tegen te gaan. In het voorjaar van 2015 trad het laatste deel van de wet in werking. Hierdoor zijn onder andere nieuwe innovatieve experimenten en bijlagen aan de wet toegevoegd. De Crisis- en herstelwet zal opgaan in de Omgevingswet.
De gemeente krijgt de betreffende gronden te koop aangeboden of gaat zelf de grondeigenaar benaderen of deze bereid is tot verkoop over te gaan. Indien het in een dergelijk geval gelukt om tot overeenstemming te komen over de aankoopprijs en de overige aankoopvoorwaarden kan de verwerving tot stand gebracht worden. Met name bij deze methode heeft de gemeente de mogelijkheid om strategisch – en op de (verre) toekomstgericht – gronden in eigendom te verkrijgen. Ook het ruilen van (op die wijze) verkregen gronden kan daartoe een bijdrage leveren.
Via bijvoorbeeld een (realisatie)overeenkomst of een bepaalde vorm van samenwerking (gezamenlijke rechtspersoon) afspraken maken met een marktpartij om de gemeentelijke doelstellingen te realiseren.
WET VOORKEURSRECHT GEMEENTEN (WVG)
De gemeente kan overeenkomstig de voorgeschreven wijze een voorkeursrecht vestigen in de zin van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Het voorkeursrecht wordt gevestigd op de daartoe – door de Gemeenteraad – aangewezen percelen grond en heeft tot resultaat dat de grondeigenaar bij een voorgenomen vervreemding de betreffende percelen eerst te koop moet aanbieden aan de gemeente.
Indien voldaan wordt aan de vereisten zoals omschreven in de Onteigeningswet kan de gemeente overgaan tot onteigening van de benodigde gronden. Aangezien de wettelijke vereisten vrij streng zijn en de grondeigenaren onder voorwaarden ook nog over kunnen gaan tot het zelf realiseren van de ruimtelijke ontwikkeling is deze methode van verwerving relatief beperkt en heeft alleen nut
wanneer het anderszins niet mogelijk is om de gewenste bestemming(en) van een bestemming/omgevingsplan te realiseren.
Via de verschillende methoden waarop gronden uitgegeven kunnen worden, zoals verkoop, verhuur en erfpacht met de daarop van toepassing te verklaren voorwaarden, sturen op de gemeentelijke doelstellingen.
Ook via de uitgifte van grond kan gestuurd worden op het realiseren van gemeentelijke (ruimtelijke) doelstellingen. Bij losse kavelverkoop geldt dat de randvoorwaarden meestal reeds vastliggen in het ruimtelijke plan (bestemming- of omgevingsplan) en de overige (gemeentelijke) wet- en regelgeving. Bij uitgifte van een (gedeeltelijk) gebied voor grotere kavelontwikkelingsgebied geldt dat de sturing het grootst is indien tot uitgifte via aanbesteding wordt overgegaan. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan de gemeente op basis van de Aanbestedingswet ook verplicht zijn om op die wijze tot gronduitgifte over te gaan.
BIJLAGE 3: KADERS VOOR FINANCIËLE UITVOERING
De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
De verordening stelt dat het college ten minste eens in de vier jaar de raad een Nota Grondbeleid aanbiedt. De raad stelt de Nota vast, waarin aandacht wordt besteed aan:
In het najaar van 2017 wordt de raad een aangepaste financiële verordening ter vaststelling voorgelegd. In de opsomming van de bovenstaande punten is geanticipeerd op de inhoud van de aangepaste verordening.
BBV – Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Het is wettelijk vastgelegd dat gemeenten jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moeten opstellen. De regelgeving hieromtrent is vastgelegd in het Besluit begroting en verantwoording (BBV).
Ten aanzien van het grondbeleid staan in het BBV de bepalingen voor de inhoud van de paragrafen, de balans, de toelichting op de balans en de waardering in de begroting en jaarrekening.
De paragraaf grondbeleid bevat ten minste:
In de balans worden de bouwgronden in exploitatie opgenomen afzonderlijk opgenomen onder de voorraden.
In de toelichting op de balans wordt ten aanzien van de bouwgronden in exploitatie voor het totaal van de in exploitatie zijnde complexen aangegeven, gebaseerd op een waardering per complex:
Gronden worden of gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of de vervaardigingsprijs. Voorraden worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Vanaf het begrotingsjaar 2017 is nieuwe BBV-regeling inwerking getreden. In grote lijnen zijn de veranderingen - van belang voor het grondbeleid - als volgt.
Op de boekwaarde van ‘niet in exploitatie genomen gronden’ (NIEGG) kunnen niet langer rente of andere kosten worden bijgeschreven.
De looptijd van ‘bouwgronden in exploitatie’ (BIE) mag maximaal 10 jaar bedragen. Als de looptijd langer is, dan moet de gemeenteraad daartoe expliciet besluiten en motiveren inclusief aanvullende beheersmaatregelen. Volgens de BBV kan hierbij gedacht worden aan:
Er mag alleen daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen aan de grondexploitaties worden toegerekend.
Voor het bepalen van een eventueel te treffen verliesvoorziening zijn alle gemeenten voortaan dezelfde disconteringsvoet te gebruiken. Deze is gesteld op 2%.
Als er nog geen grondexploitatie is vastgesteld is het onder voorwaarden mogelijk om voorbereidingskosten wel te activeren als kosten van onderzoek en ontwikkeling.
Kosten die gemeenten in het kader van faciliterend grondbeleid kunnen verhalen vallen niet langer onder de grondexploitaties maar worden als vordering opgenomen op de balans.
WET OP DE VENNOOTSCHAPSBELASTING
Per 1 januari 2016 is de gemeente vennootschapsbelastingplichtig geworden. Deze regeling heeft gevolgen voor de eisen die gesteld worden aan de grondexploitaties, bijvoorbeeld de 10-jaarstermijn van de grondexploitaties, de kostentoerekening aan grondexploitaties die aansluiting moet hebben bij de kostenlijst in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de waardering van de strategische gronden en de berekening van de te hanteren rente.
In het BBV is opgenomen dat er een commissie is voor het Besluit begroting en verantwoording (commissie BBV) met als taak zorg te dragen voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV. Daarnaast is het de taak van de commissie om te zorgen voor een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring van gemeenten Dit doet zij onder meer door het uitbrengen van richtinggevende notities, het onderhouden van de Kadernota rechtmatigheid en het beantwoorden van praktijkvragen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-263047.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.