Gemeenteblad van Bunnik
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bunnik | Gemeenteblad 2020, 262300 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bunnik | Gemeenteblad 2020, 262300 | Beleidsregels |
Beleidsregels toepassing van de Wet Bibob gemeente Bunnik 2020
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik en de burgemeester van de gemeente Bunnik ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) het bestuursorgaan hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden en het wenselijk is om hiervoor beleid vast te stellen;
de Beleidsregels toepassing van de Wet Bibob gemeente Bunnik 2020
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels worden verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan;
Artikel 1.2 Toepassing beleidsregels
Deze beleidsregels hebben uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon gemeente Bunnik en zijn bestuursorganen. De beleidsregels laten onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze of gronden een integriteitstoets kan worden uitgevoerd en de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming of andere rechtshandelingen kunnen worden betrokken.
Hoofdstuk 2 Beschikkingen Artikel 2.1 Exploitatie openbare inrichting, coffeeshop, horeca, speelautomatenhal en seksbedrijf
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zal het bestuursorgaan ten aanzien van para-commerciële instellingen en slijterijen, als bedoeld in de Drank- en Horecawet, in beginsel uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c van deze beleidsregels.
Artikel 2.2 Evenement, vuurwerkverkoop, onttrekking/splitsing van woonruimte en overige vergunningen
Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouw
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan in beginsel geen uitvoering geven aan een Bibob-onderzoek indien de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties, woning(bouw)corporaties (o.g.v. artikel 70 Woningwet) dan wel een door het college bij besluit aangewezen aanvrager (bijvoorbeeld PPS-constructies van particuliere ondernemingen en overheid).
Artikel 2.4 Omgevingsvergunning milieu
In geval van een aanvraag om (wijziging van) een:
omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i Wabo) die betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij Amvb op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald, dat de vergunning in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd,
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
In geval van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik, voert het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek uit indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.6 Verleende beschikkingen
In geval van een reeds verleende vergunning of ontheffing voert het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek uit indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Aanbestedingen voor overheidsopdrachten
De gemeente kan in iedere fase van een aanbesteding voor een overheidsopdracht als bedoeld in het eerste lid, een Bibob-onderzoek uitvoeren. Zodoende kan de uitvoering van een Bibob-onderzoek worden toegepast op zowel degenen die de gemeente van plan is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de gemeente van plan is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.
De gemeente kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in het eerste lid een Bibob-onderzoek uitvoeren. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling kunnen worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst wordt ontbonden door de gemeente indien (alsnog) feiten of omstandigheden in relatie tot het bedrijf en/of de personen daarvan bij de gemeente bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De gemeente kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten om niet tot ontbinding over te gaan indien zij van oordeel is dat uit het Bibob-onderzoek gebleken risico’s in voldoende mate zijn te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.
Artikel 3.2 Vastgoedtransacties onderzoek vooraf
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, voert de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek uit voordat een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:
De omstandigheid dat een gronduitgifte veelal wordt gevolgd door een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen maakt dat de gemeente voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de uitgifte van grond, een Bibob-onderzoek kan uitvoeren als voldoende aannemelijk is dat zich één van de situaties zoals genoemd in artikel 2.3 lid 1 voordoet of zal gaan voordoen.
De gemeente kan afzien van het uitvoeren van een Bibob-onderzoek als de vastgoedtransactie wordt aangegaan met overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties, een op grond van artikel 70 Woningwet toegelaten woning(bouw)corporatie en/of door het college bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkenen.
Artikel 3.3 Vastgoedtransacties onderzoek achteraf
De gemeente voert in beginsel een Bibob-onderzoek uit nadat de vastgoedtransactie (verkoop- en verhuur onroerend goed, verlenen van gebruiksrecht, gronduitgifte, vestigen zakelijk recht) tot stand is gekomen indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingsclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:
Artikel 3.4 Vastgoedtransacties onderzoek bij vergroting, vermindering of beëindiging
De gemeente voert in beginsel een Bibob-onderzoek uit indien er sprake is van vergroting, vermindering of beëindiging van deelname van een rechtspersoon met een overheidstaak, aan een rechtspersoon die een onroerende zaak in eigendom heeft dan wel een onroerende zaak huurt of verhuurt, en indien op grond van:
Toelichting vastgoedtransacties
Vanwege de contractsvrijheid kunnen onderhandelingen ook worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar. Van ernstig gevaar is bijvoorbeeld sprake als in de fase van het eigen onderzoek voldoende feiten blijken die duiden op een integriteitsrisico, wanneer de betrokkene weigert om een Bibob-vragenlijst (volledig) in te vullen of aanvullende vragen te beantwoorden of het Bureau concludeert dat sprake is van geen of een mindere mate van gevaar maar er naar het oordeel van de gemeente wel een integriteitsrisico bestaat.
Onder een integriteitsrisico kan worden verstaan dat sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten of er een gevaar bestaat voor aantasting van de reputatie van de gemeente door het aangaan van een vastgoedtransactie met betrokkene. Dit zal per geval zorgvuldig worden afgewogen.
Hoofdstuk 4 Uitvoering Bibob-procedure
Een Bibob-onderzoek geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Hierbij moet het bestuursorgaan of de gemeente de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van minder ingrijpende bevoegdheden die het beoogde doel kunnen behalen.
Als op grond van deze beleidsregels een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd, dan dient betrokkene de Bibob-vragenformulieren in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de gemeente. Deze formulieren zijn op grond van artikel 7a, lid 5 van de Wet Bibob bij ministeriële regeling vastgesteld. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in de vragenformulieren staan vermeld, alsmede de documenten die bij de uitreiking van de vragenformulieren door of namens het bestuursorgaan/gemeente zijn genoemd.
Het onderzoek naar het zich voordoen van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit twee fases:
Fase 1: Gemeentelijk onderzoek
Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en de analyse van:
Fase 2: Adviesaanvraag bij het Bureau
Aanvullend op de controle en de analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:
Artikel 4.1.2 Informatieplicht
Het bestuursorgaan of de gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet Bibob. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.
In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, een aanbesteding niet te gunnen dan wel de overeenkomst te ontbinden of geen vastgoedtransactie aan te gaan dan wel deze te beëindigen, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.
Artikel 4.1.3 Adviestermijn bij een beschikking
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de Wet Bibob.
Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 van dit artikel gestelde termijn kan geven, heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om op grond van artikel 15, lid 3 van de Wet Bibob, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.
De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Wet Bibob (verzoek tot indienen aanvullende/ontbrekende gegevens die noodzakelijk zijn voor het advies), kan leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.
Paragraaf 4.2 Gevolgen van Bibob-procedure bij beschikkingen
Artikel 4.2.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene
Het bestuursorgaan laat een aanvraag voor een beschikking in beginsel buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek (artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht).
Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in beginsel in, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek (artikel 4 van de Wet Bibob).
Het bestuursorgaan laat een aanvraag in beginsel buiten behandeling, dan wel trekt een verleende beschikking in beginsel in, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het LBB op basis van datzelfde artikel verzochte gegevens.
Artikel 4.2.2 Gevolgen Bibob-procedure bij beschikkingen
Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.
Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot het verbinden van voorschriften bij een aanvraag om (wijziging van) een beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob, en indien weigering of intrekking niet gerechtvaardigd is.
Artikel 4.2.3 Gevolgen van beëindigde relatie tussen betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Paragraaf 4.3 Gevolgen van Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties
Artikel 4.3.1 Gevolgen van Bibob-onderzoek bij privaatrechtelijke transacties
De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
Artikel 4.3.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Artikel 4.3.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen
De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-262300.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.