Wijziging Leidraad Invordering van gemeentelijke belastingen Olst-Wijhe

Het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe;

 

Gelet op artikel 1 van de Invorderingswet 1990

 

gelezen het voorstel met kenmerk 41694-2020;

Besluit:

 

de navolgende wijzigingen van de Leidraad Invordering van gemeentelijke belastingen Olst-Wijhe vast te stellen:

A

In artikel 1.1.5, vijfde alinea, eerste volzin, wordt tussen de woorden ‘Awb die van’ en ‘toepassing is bij’ ingevoegd: ‘overeenkomstige’.

 

B

Artikel 1.1.12 wijzigt als volgt:

 

  • 1.

    ‘belastingschuldige’ wordt telkens vervangen door ‘belanghebbende’.

  • 2.

    In de eerste volzin wordt tussen de woorden ‘of andere vorderingen’ en ‘openstaan waarvan de’ ingevoegd: ‘op zijn naam’.

C

Artikel 9.9 wijzigt als volgt:

Aanvulling in de tekst ‘al dan niet’.

 

D

Artikel 9.9.2 wijzigt als volgt:

 

In onderdeel g, h, i wordt ‘kaart’ gewijzigd in ‘formulier’.

 

E

Artikel 9.9.6

In onderdeel a. ‘Aanmelding voor de automatische incasso moet plaatsvinden door voor de laatste vervaldag een machtigingskaart in te leveren’ wordt vervangen door ‘Aanmelding voor de automatische incasso moet plaatsvinden door voor de uitvaardiging van een postdwangbevel het volledig ingevulde machtigingsformulier in te leveren’.

 

F

Artikel 9.9.7

In onderdeel a. ‘voor de laatste vervaldag’ wordt vervangen door ‘voor het uitvaardigen van een postdwangbevel’.

In onderdeel c. ‘na de laatste vervaldag’ wordt vervangen door ‘na het uitvaardigen van een postdwangbevel’.

 

G

Artikel 9.9.10

In de 2e volzin wordt de datum ‘1 februari’ gewijzigd in ’15 januari’.

 

H

Artikel 9.9.17

Onderdeel b. wordt vervangen door ‘De opdracht tot terug storting wordt gegeven doordat de belastingschuldige binnen 56 dagen na afschrijving van het termijnbedrag aan de bank hiertoe een verzoek indient’.

 

I

Artikel 14.1.3 wijzigt als volgt:

  • 1.

    Aan de volzin van de eerste alinea wordt het volgende toegevoegd: ‘, tenzij hiermee de belangen van de gemeente worden geschaad’.

  • 2.

    Aan de eerste alinea wordt de volgende volzin toegevoegd: ‘Hierbij is het niet van belang of de erfgenamen de nalatenschap zuiver hebben aanvaard.’

  • 3.

    De tweede en derde alinea vervallen.

J

Artikel 14.4.5, laatste volzin, wordt vervangen door:

Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de ontvanger gestelde termijn aanlevert, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.

 

K

Aan de eerste alinea van artikel 19.3.5 worden de volgende volzinnen toegevoegd:

 

Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de ontvanger gestelde termijn aanlevert, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.

 

L

Na artikel 19.4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19.5 Vrij te laten bedrag en betalingsvordering bij geen adres in Nederland

Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, stelt de ontvanger geen vrij te laten bedrag als bedoeld in artikel 1cbis.2, tweede lid, regeling, vast. Als de belastingschuldige, zijnde een natuurlijk persoon, bij wie de ontvanger een betalingsvordering doet een verzoek indient als bedoeld in het tweede lid, geldt het volgende. Als de belastingschuldige in zijn verzoek aantoont wat zijn leefsituatie is, stelt de ontvanger alsnog het voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast en stelt dit beschikbaar aan de belastingschuldige, nadat op de vordering is afgedragen.

 

M

Artikel 22.8.10 tot en met 22.8.12 vervallen.

 

N

In artikel 25.1.14, derde alinea, wordt ‘tien’ vervangen door ‘veertien’.

 

O

Artikel 25.4.2, Aan de eerste volzin wordt de volgende volzin toegevoegd:

 

‘Ten aanzien van de omgevingsvergunning kan hier in bijzondere gevallen van afgeweken worden. Deze afwijking geldt dan voor maximaal 30 dagen’.

 

P

Artikel 25.5.2, tweede alinea, eerste volzin, komt als volgt te luiden:

 

De ontvanger kan alvorens het uitstel te verlenen, zekerheid eisen als de aard van de belastingschuld dan wel de omvang van de belastingschuld in relatie tot de verhaalsmogelijkheden die bij de ontvanger bekend zijn, daartoe aanleiding geeft.

 

Q

Artikel 25.5.3

In de eerste volzin wordt ‘drie maanden’ vervangen door ‘vier maanden’.

 

R

Artikel 25.7.1 wijzigt als volgt:

De eerste volzin van de eerste alinea wordt vervangen door:

 

‘Als de belastingschuldige het niet eens is met een door de ontvanger genomen beslissing op grond van artikel 25, eerste lid of tweede lid, van de wet, kan de belastingschuldige daartegen administratief beroep instellen bij het college’.

 

S

In de artikelen 25.7.2 en 25.7.5 wordt het woord ‘[veertien]’ telkens vervangen door ‘tien’.

 

T

Artikel 26.1.2 tweede alinea, laatste volzin wordt vervangen door: ‘De ontvanger stelt de belastingschuldige in dat geval in de gelegenheid het verzoek alsnog binnen twee weken op het daartoe bestemde formulier in te dienen’.

 

U

Artikel 26.1.7 komt als volgt te luiden:

 

Als de ontvanger afwijzend heeft beslist op een verzoek om kwijtschelding of een aangeboden akkoord, of het college afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift tegen een afwijzende beschikking van de ontvanger, voldoet de belastingschuldige het op de belastingaanslag(en) verschuldigde bedrag binnen veertien dagen na dagtekening van de afwijzende beschikking of binnen de betaaltermijnen die op het aanslagbiljet zijn aangegeven. Na deze termijn kan de ontvanger de invordering aanvangen dan wel voortzetten. Artikel 9 van de regeling is gedurende deze wachttijd van overeenkomstige toepassing.

 

De termijn van veertien dagen geldt niet als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 10 van de wet. De termijn wordt daarnaast niet of niet geheel verleend als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad.

 

V

Artikel 26.2.4.

De volgende tekst wordt ingevoegd voor de 1e alinea:

 

‘Als het totale saldo op al de bank- en spaarrekeningen samen boven een bepaald bedrag uitkomt, wordt het verzoek afgewezen. Dit totale saldo mag niet hoger zijn dan het maandinkomen waar u op basis van de Participatiewet recht op zou hebben, plus rekenhuur van één maand min de wooncomponent plus de ziektekostenpremie van één maand min de normpremie (Uitvoeringsregeling Invorderingsweg 1990, afd.2 art.12.d). In het algemeen komt het bedrag dat op de bankrekeningen per huishouden mag hebben, hier op neer:

Alleenstaand

€ 1.700,-

Alleenstaande ouder

€ 2.200,-

Samenwonenden/gehuwden

€ 2.400,-

Student

€ 2.200,- + één van bovenstaande

Ouderen geboren voor 1-1-1935

€ 2.269,- + een van bovenstaande

 

W

Artikel 26.2.12, derde alinea wijzigt als volgt:

  • 1.

    In sub A wordt ‘62’ vervangen door: ‘63’.

  • 2.

    In sub B wordt ‘55’ vervangen door: ‘56’.

X

Artikel 26.2.19 wijzigt als volgt:

  • 1.

    ‘35’ wordt vervangen door: ‘33’.

  • 2.

    ‘75’ wordt vervangen door: ‘74’.

Y

Artikel 26.4.6 wijzigt als volgt:

  • 1.

    De aanhef en eerste alinea komen als volgt te luiden:

    26.4.6. Invordering tijdens administratief beroep en herhaald verzoek om kwijtschelding en ambtshalve behandeling beroepschrift

    Als binnen de termijn van tien dagen als bedoeld in artikel 24 van de regeling een beroepschrift wordt ingediend, dan wordt gedurende de behandeling van dit beroepschrift gehandeld overeenkomstig artikel 9 van de regeling.

  • 2.

    In de tweede alinea, eerste volzin wordt ‘veertien’ vervangen door ‘tien’.

Z

Artikel 26.5 vervalt.

 

AA

Artikel 26.7

  • 1.

    Aan de 1e alinea wordt de volgende volzin toegevoegd: ‘Daarnaast kunnen belastingschuldigen de Regionale Samenwerking DOWR Belastingen/Financiële Administratie in de loop van het belastingjaar machtigen om het kwijtscheldingsverzoek automatisch te toetsen.’

  • 2.

    In de 2e alinea wordt ‘jaarlijks’ gewijzigd in ‘halfjaarlijks’ en ‘criteria’ wordt gewijzigd in ‘normen’.

AB

Artikel 73.5.1 wijzigt als volgt:

  • 1.

    In de eerste volzin van de tweede alinea wordt ‘120 dagen’ vervangen door ‘een periode van maximaal 240 dagen’.

  • 2.

    De vierde zin van de tweede alinea vervalt.

  • 3.

    De aanhef onder ‘Schuldregelingsovereenkomst’ komt als volgt te luiden:

     

    ‘Nadat de schuldhulpverlener de ontvanger schriftelijk heeft bericht dat de overeenkomst tot schuldregeling tot stand is gekomen, verleent de ontvanger uitstel van betaling voor een periode van maximaal 36 maanden als:’

  • 4.

    De tweede en derde alinea onder de opsomming worden vervangen door een nieuwe alinea, luidende:

     

    ‘Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De schuldhulpverlener streeft ernaar dit onderzoek af te ronden binnen 120 dagen, maar uiterlijk binnen 240 dagen, gerekend vanaf de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand is gebracht, zet de schuldhulpverlener de schuldregelingsovereenkomst voort; hij stelt de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet tijdig in het tot stand brengen van de schuldregeling, dan beëindigt hij de schuldregelingsovereenkomst.’

AC

Artikel 73.5.5 wijzigt als volgt:

  • 1.

    In de zin achter het eerste gedachtestreepje wordt ‘120 dagen’ door ‘240 dagen’ vervangen.

  • 2.

    Na de opsomming wordt een nieuwe, tweede alinea toegevoegd, luidende:

     

    ‘Het uitstel wordt in de situatie genoemd bij het eerste gedachtestreepje niet ingetrokken als blijkt dat een verzoek om een schuldregeling, als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet, is ingediend bij de rechter. De ontvanger trekt het uitstel in deze situatie niet eerder in, dan nadat de rechter heeft beslist op het verzoek.’

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2020.

 

Aldus vastgesteld op 15 september 2020

Burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe,

de secretaris,

D.L.W. Zielhuis

de burgemeester,

A.G.J. Strien

Naar boven