Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten houdende regels omtrent de rechtspositie raads- en commissieleden (Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Rijssen-Holten 2020)

De raad van de gemeente Rijssen-Holten

overwegingen:

- gelezen het voorstel van het presidium van 14 juli 2020;

- gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.9 eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

- gezien het advies van de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en Middelen;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

‘Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Rijssen-Holten 2020’.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1.

    Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet of een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, kan voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage worden toegekend.

  • 2.

    Bij de installatie van een commissie zoals bedoeld in lid 1, bepaalt de raad of er een vergoeding wordt verbonden aan het lidmaatschap van die commissie en, indien van toepassing, de hoogte van de vergoeding.

  • 3.

    De toelage voor een raadslid van een onderzoekscommissie is per jaar maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 4.

    De toelage voor een raadslid van een bijzondere commissie is per maand maximaal de vergoeding als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers voor de duur van de activiteiten van de commissie.

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt .

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 4 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1.

    Een raadslid wordt conform artikel 3.1.9 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 5 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:

  • c.

    € 500,- per jaar per raadslid;

  • d.

    € 500,- per jaar per commissielid.

  • 4.

    De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

  • 5.

    In voorkomende gevallen beslissen de fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen op basis van meerderheid van stemmen.

Artikel 6 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Een commissielid wordt een hogere vergoeding toegekend dan de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op maakt als:

  • a.

    het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken en/of

  • b.

    het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 7 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 8 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 9 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

  • a.

    betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur, of

  • b.

    betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden zo spoedig mogelijk na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend via de self service bij de griffier.

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De ‘Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Rijssen-Holten 2018’ wordt ingetrokken.

Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2020.

  • 2.

    Toegekende tegemoetkomingen en/of vergoedingen als bedoeld in artikel 6 van de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2018 blijven van kracht zolang daar nog verplichtingen tegenover staan.

  • 3.

    Indien raads- en commissieleden gebruik willen maken van een informatievoorziening (computer of vergelijkbaar device) als bedoeld in artikel 7 van deze verordening cq. artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en ook nog aanspraak maken op de vergoedingsregeling als bedoeld in het vorige lid, dan komt deze laatste voorziening te vervallen.

  • 4.

    De regeling als bedoeld in artikel 4 van deze verordening werkt terug tot 1 januari 2019. De bedoelde vergoeding over de periode van 1januari 2019 tot 30 september 2020 wordt nabetaald.

  • 5.

    De vergoeding van reiskosten voor reizen binnen de gemeente zoals bedoeld in artikel 3.4.4. van het Besluit Rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers wordt over de periode vanaf 1 januari 2019 tot het moment van inwerkingtreding van deze verordening nabetaald. Deze nabetaling vindt plaats op basis van het aantal bijeenkomsten ontleend aan het vergaderschema 2019 en 2020.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Rijssen-Holten 2020’.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Rijssen-Holten, van 24 september 2020

de griffier, de voorzitter,

G.H. Veerman, A.C. Hofland

Bijlage  

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Rijssen-Holten 2020

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet- en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken. Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst. Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Vooraf: Alvorens de verordening per artikel toe te lichten, wordt opgemerkt dat twee artikelen uit de modelverordening niet zijn overgenomen. Dit betreft het artikel om een deel van de maandelijkse raadsvergoeding (max 20%) uit te keren in de vorm van presentiegeld per bijgewoonde raadsvergadering. Verder is het artikel inzake de loopbaan oriëntatie voor raadsleden niet in de verordening opgenomen, omdat deze alleen van toepassing is voor raadsleden in gemeenten groter dan 100.000 inwoners.

Artikel 1. DefinitiebepalingenDit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie [en bijzondere commissie]

Dit artikel betreft de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie. Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van € 124,85 per maand (prijspeil 2020). Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie “slapend” is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. De vergoeding voor reizen binnen de gemeente is hier niet opgenomen omdat deze regeling rechtstreekse werking heeft vanuit het Rechtspositiebesluit.

Artikel 4. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 Rechtspositiebesluit decentrale politieke is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is. Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente. Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier. In 2018 is bij dit artikel een bedrag van € 500,- per raads- of commissielid opgenomen. Dat bedrag wordt ook in de nieuwe verordening weer opgenomen.

Artikel 6. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie. In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt.

Artikel 7 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen worden verstaan: een smartphone en een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Uitgangspunt voor de verstrekking is een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Voor wat betreft de vergoedingsregeling uit de oude verordening is een overgangsregeling opgenomen in artikel 12, lid 3. Voor zover het een computer of ipad betreft is het uitgangspunt dat de vergoedingsregeling in een soort afbouwregeling in stand blijft. Er worden geen nieuwe vergoedingsregelingen meer verstrekt. In het geval een raads- of commissielid ervoor kiest om een nieuwe computer op ipad in bruikleen verstrekt te krijgen, dan wordt de eerder beschikbaar gestelde vergoedingsregeling gestopt.

Artikel 8 Betaling vaste vergoedingen & artikel 9 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier. Zij maken daartoe gebruik van de self-service voorziening.

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de nieuwe verordening wordt de oude verordening ingetrokken.

Artikel 12 Inwerkingtreding nieuwe verordening en overgangsrecht

De inwerkingtreding van de nieuwe verordening valt samen met de intrekking van de oude verordening. Deze datum is bepaald op 1 oktober 2020. Zoals in artikel 11 is bepaald wordt dan de oude verordening ingetrokken. Het reeds genoemde rechtspositiebesluit is echter al in werking getreden op 1 januari 2019. Daarom is in dit artikel een overgangsregeling opgenomen. Voor wat betreft de vergoedingsregeling voor computer of ipad blijft deze in stand voor de lopende verplichtingen. Daarin voorziet artikel art 12, lid 2. Deze vergoedingsregeling heeft een looptijd van 3 jaar. Niet alle verstrekkingen zijn gelijktijdig ingegaan en lopen dus ook op verschillende momenten af. Om de wettelijke grondslag van de betalingen op grond van de oude verordening in stand te houden, is gekozen voor het opnemen van deze overgangsregeling. Ten overvloede zij nog vermeld dat de devices (verstrekt in het kader van de vergoedingsregeling) eigendom blijven van het betreffende raads- of commissielid. In het geval dat raads- en commissieleden na de inwerkingtreding van deze verordening opteren voor een bruikleen exemplaar te verstrekken door de gemeente, dan vervalt de vergoedingsregeling. Hiermee wordt samenloop van verschillende regelingen voorkomen. Bij wijze van overgangsrecht is ook opgenomen de voorziening voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden (artikel 12, lid 3), alsmede de regeling reiskosten binnen de gemeente (artikel 12, lid 4). Hierdoor wordt het tijdsverloop tussen inwerkingtreding van het rechtspositiebesluit en deze verordening overbrugt. Vanaf 1 oktober 2020 zal deze bijdrage in maandelijkse deelbedragen gelijktijdig met de raadsvergoeding betaald worden.

 

Naar boven