Gemeenteblad van Moerdijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Moerdijk | Gemeenteblad 2020, 25434 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Moerdijk | Gemeenteblad 2020, 25434 | Beleidsregels |
Damoclesbeleid district De Markiezaten/Moerdijk 2020
De burgemeester treedt streng op tegen de illegale handel in drugs. Dit doet hij vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid. Het voorkomen en bestrijden van de negatieve effecten van drugshandel blijft ook de komende jaren van groot belang.
De acht gemeenten van district De Markiezaten hebben gezamenlijk een integraal veiligheidsplan opgesteld voor de periode 2019-2022. Het aanpakken van de georganiseerde criminaliteit is één van de strategische opgaven waar wij ons voor inzetten. Een stevige integrale aanpak maakt hier onderdeel van uit. Een zo veel als mogelijk gelijk Damoclesbeleid en het consequent uitvoeren van dit beleid vormt de basis. De aanpak van ondermijnende criminaliteit is ook een van de speerpunten in het “Regionaal Beleidsplan Zeeland-West-Brabant 2019-2022” van de politie. De focus ligt hierbij op één slimme overheid, waarbij samenwerking essentieel is.
In artikel 13b Opiumwet is voor de burgemeester een juridisch instrument opgenomen om op te treden tegen deze misstanden. In deze beleidsregel staat omschreven op welke manier door de burgemeester gebruik wordt gemaakt van zijn bevoegdheid. Een strikte handhaving is noodzakelijk om overlast en andere negatieve verschijnselen tegen te gaan. Deze aanpak is niet nieuw. Binnen de acht gemeenten van district De Markiezaten bleek echter dat gemeenten op uiteenlopende wijze invulling geven aan de bevoegdheid. Daarnaast is vanaf 1 januari 2019 artikel 13b Opiumwet gewijzigd. Daarom is het Damoclesbeleid binnen de acht gemeenten geactualiseerd. Omdat georganiseerde criminaliteit niet stopt bij de gemeentegrenzen is getracht zoveel mogelijk districtelijke eenheid te creëren om een waterbedeffect tegen te gaan. Tot slot creëren de burgemeesters duidelijkheid voor overtreders, handhavingspartners en overige betrokkenen met deze beleidslijn.
Met deze beleidslijn wordt beoogd:
Te voorkomen en beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden;
Illegale handel te beëindigen en beëindigd te houden;
Bekendheid weg te nemen van het pand waarin de handel plaatsvindt;
De loop naar het pand te doorbreken;
De aangiftebereidheid/signaalfunctie van de burgers te stimuleren.
Voor de bestuurlijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2, artikel 3, artikel 3a lid 5, 10a lid 1 onder 3 en 11a Opiumwet is artikel 13b Opiumwet opgenomen. Op basis van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Deze bevoegdheid bestaat tevens indien een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Voor de relevante wetsartikelen uit de Opiumwet, wordt verwezen naar bijlage I van deze beleidslijn.
In artikel 13b Opiumwet wordt – evenals in deze beleidsregel – onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van soft- en/of harddrugs. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat artikel 13b lid 1 Opiumwet ook van toepassing is als in een pand drugs aanwezig zijn. Het is hierbij niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs heeft geleid tot een verstoring van de openbare orde. De hoeveelheid van de aanwezige drugs kan indiceren dat deze voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en dat artikel 13b lid 1 van de Opiumwet van toepassing is. Dit is het geval als de hoeveelheid aangetroffen drugs hoger is dan de hoeveelheid die voor eigen gebruik (gebruikershoeveelheid) wordt aangemerkt. Deze hoeveelheid wordt ook wel ‘handelshoeveelheid’ genoemd.
Om de handelshoeveelheid te bepalen, wordt aangesloten bij de aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie. Bij de volgende aantallen is er sprake van een handelshoeveelheid:
Hennepproducten: Bij een hoeveelheid van meer dan 5 planten wordt in beginsel aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Tevens wordt meer dan 5 gram als handelshoeveelheid gehanteerd;
Paddo’s: onder een handelshoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram gedroogde paddo’s en/of 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.
Er is sprake van een handelshoeveelheid als er sprake is van een aangetroffen hoeveelheid van meer dan 0,5 gram (bijvoorbeeld als er sprake is van meer dan één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet);
Een eenheid van meer dan 5 ml GHB.
Grotere hoeveelheden dan hierboven genoemd wijzen er op dat de drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. Ook wanneer geen hoeveelheid drugs wordt aangetroffen kan uit andere feiten en omstandigheden blijken dat er sprake is van drugshandel op grond waarvan tot sluiting kan worden overgegaan.
Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet is een besluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening die op deze wet is gebaseerd. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het WKBP-register.
Op grond van artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De wet laat aan het bestuursorgaan dus een discretionaire bevoegdheid om te kiezen voor een van beide alternatieven.
Ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is de meest aangewezen maatregel de (tijdelijke) sluiting van een woning of lokaal middels het opleggen van een last onder bestuursdwang. In beginsel wordt er dan ook geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom. Gelet op het belang dat geschonden wordt door de overtreding van de Opiumwet mag volgens de burgemeester niet het risico worden genomen dat de overtreding ondanks een last onder dwangsom wordt voortgezet of herhaald. Het is van belang om rust en stabiliteit te creëren in de nabije omgeving van het object. Ook dient te worden voorkomen dat door betrokkenen een financiële belangenafweging wordt gemaakt.
In Afdeling 5.3.1. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.
In het geval er minderjarige kinderen woonachtig zijn in een woning waarbij een sluiting het aangewezen middel is, wordt de maatregel aangekondigd bij Veilig Thuis. Alvorens de burgemeester een woning sluit, vindt afstemming plaats met Veilig Thuis. Zij behartigen de belangen van de kinderen.
Artikel 4 Nulbeleid coffeeshops
In alle acht gemeenten binnen district de Markiezaten is altijd al een nul-optiebeleid gevoerd en dit wordt onverkort voortgezet.
Om de handel in drugs in of bij woningen en lokalen en de daarmee samenhangende negatieve effecten tegen te gaan is strikte handhaving gewenst en noodzakelijk.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit is gekozen voor een getrapt optreden. De zwaarte van de sanctie sluit aan op de ernst van de overtreding. De duur van de sluiting is in eerste plaats afhankelijk van het soort overtreding. De sluitingsduur is in het geval van harddrugs langer dan de sluitingsduur in het geval van softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatig en strafrechtelijk onderscheid tussen soft- en harddrugs en de onaanvaardbare risico’s van harddrugs. Ook is de sluitingsduur langer indien al eerder een sanctie is opgelegd op basis van artikel 13b Opiumwet.
Daarnaast is de sluitingsduur afhankelijk van de vraag of de maatregel betrekking heeft op een woning of op een lokaal. De sluiting van een woning grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van een lokaal. Hier is rekening mee gehouden in de handhavingsmatrix.
Erkend wordt dat de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet ingrijpende (financiële) gevolgen heeft voor zowel de gebruikers/huurders als de eigenaren van woningen en/of lokalen. Er is echter door de gebruikers/huurders en mogelijk tevens door de eigenaren ook financieel voordeel behaald uit de handel in drugs. De (oplopende) zwaarte van de maatregelen wordt gerechtvaardigd, omdat handel in drugs verboden is bij wet en het beleid van de gemeente breed bekend is gemaakt. Het beleid is er bovendien op gericht zowel de herhaling van handel in drugs op bepaalde locaties alsmede de vestiging van nieuwe verkooppunten op dezelfde of andere locaties te voorkomen.
Tot slot is bij de vaststelling van de verschillende sluitingstermijnen uitgegaan van de tijd die verwacht wordt nodig te zijn om de bekendheid van een locatie als drugsadres teniet te doen of te voorkomen, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of te behouden en (herhaling van) ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen. Ook moet een (verdere) aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen worden.
Voor woningen geldt dat deze niet altijd feitelijk als woning worden gebruikt. Er is soms sprake van schijnbewoning of bedrijfsmatigheid. Om die reden wordt een woning die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor een bedrijfsmatig georganiseerde hennepkwekerij en/of andere aan de handel in drugs gerelateerde activiteiten aangemerkt als lokaal. Of een pand wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Het is bepalend of er feitelijk sprake is van wonen. In dat geval wordt het pand als zijnde een woning gesloten.
De sluiting van een woning is niet in strijd met artikel 8 EVRM. De bevoegdheid van de burgemeester tot het gelasten van de sluiting van de woning is bij de wet voorzien. Indien de woning betrokken is bij de handel in drugs, is de burgemeester bevoegd om de sluiting van de woning te gelasten gedurende de noodzakelijk te achten termijn ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van de rechten van anderen.
Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Dit is onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning.
Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie..
In geval er sprake is van voorbereidingshandelingen hanteert de burgemeester een kortere sluitingstermijn. Dit heeft te maken met het feit dat er op dat moment (nog) geen verdovende middelen aanwezig zijn in het pand. Ook vindt er op dat moment nog geen drugshandel plaats. Het risico op openbare ordeverstoringen is daarmee kleiner. De betrokken personen (en de daarmee samenhangende risico’s) en attributen zijn echter al wel aanwezig. Ook het aansluiten en opzetten van bijvoorbeeld een drugslab dan wel een hennepkwekerij/drogerij brengt risico’s met zich mee. Vandaar dat wel gekozen wordt voor het opleggen van een maatregel. De openbare orde moet immers gehandhaafd blijven.
Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
Woningen en bijbehorende erven
Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
Een vervolgstap in de matrix wordt genomen indien de overtreding plaatsvindt binnen drie jaar na de datum van waarop het besluit voor een eerdere overtreding is genomen.
Bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende dan wel verlichtende omstandigheden waardoor een langere/kortere sluitingstermijn wordt gehanteerd. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om in een specifiek geval een waarschuwing op te leggen.
De sluitingsduur die geldt bij de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden wordt per geval bepaald. Echter zal de sluitingstermijn nooit langer zijn dan de termijn die bij een eerstvolgende overtreding toegepast zou worden. Bij de beoordeling van de vraag welke alternatieve sluitingsduur in een betreffend geval passend is, kan onder andere rekening worden gehouden met de bekendheid van een woning of lokaal als drugsadres, de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van een ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.
De belangrijkste feiten en omstandigheden die aangemerkt kunnen worden als verzwarende omstandigheden zoals hiervoor bedoeld, zijn (niet-limitatief):
Er is sprake van een significante overschrijding van de handelshoeveelheid van verdovende middelen;
Indicatoren van enige professionaliteit of attributen die wijzen op beroeps- of bedrijfsmatige teelt;
Er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare orde delicten;
Er is sprake van verboden wapenbezit (als bedoeld in de Wet wapens en munitie);
Er zijn (grote) som(men) contant geld aanwezig;
Mate van gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonende en/of de omgeving (denk aan een verhoogd brandrisico door overbelasting van het energienetwerk en illegale elektriciteitsaansluitingen of overtreding van de bouwregelgeving);
Ernstige overlast voor omwonende en/of de omgeving;
Aannemelijkheid dat er meerdere panden betrokken zijn bij de handel in drugs;
Er is een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.
Artikel 6 Samenloop en herhaling
Indien er sprake is van handel in zowel soft- als harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die geldt bij de constatering van handel in harddrugs.
Bij samenloop van voorbereidende handelingen en handel in drugs gaat de burgemeester uit van het zwaarste regime.
Als er sprake is van een herhaalde overtreding van art. 13b Opiumwet past de burgemeester het regime toe dat op de herhaalde overtreding van toepassing is.
Artikel 7 Betreden gesloten verklaard pand/erf verboden
Het is op grond van artikel 2:41 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening een ieder verboden om een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand te betreden. Het pand mag alleen worden betreden indien de burgemeester daartoe ontheffing heeft verleend. In de regel wordt slechts ontheffing van het verbod verleend ingeval van een dringende en/of zwaarwichtige reden. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen zal een schriftelijk en gemotiveerd verzoek om ontheffing moeten worden ingediend, waaruit in ieder geval duidelijk dient te blijken voor wie de ontheffing moet gelden, voor welk doel en voor welke periode.
Artikel 8 Verzoek om gehele opheffing na sluiting
De burgemeester is bevoegd om de sluiting van een pand (en het bijbehorend erf) tussentijds op te heffen. Het uitgangspunt is echter nadrukkelijk dat een sluiting die is opgelegd ook wordt geëffectueerd en alleen bij wijze van uitzondering tussentijds kan worden opgeheven. Als hoofdvereiste geldt dat in de regel alleen tot opheffing kan worden overgegaan indien er sprake is van een verzoek van een belanghebbende waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat het op basis van nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk is dat er niet opnieuw overtredingen van de Opiumwet zullen worden gepleegd in het desbetreffende pand (en het bijbehorend erf). Er dienen dus in ieder geval voldoende maatregelen te zijn getroffen om te voorkomen dat er in of vanuit het pand (en het bijbehorend erf) opnieuw in drugs zal worden gehandeld. De enkele omstandigheid dat sprake zou zijn van een nieuwe huurder of gebruiker is onvoldoende.
De maatregelen die onder het regime van het voorgaande beleid zijn opgelegd voor panden en nog niet zijn komen te vervallen, behouden hun kracht en tellen mee bij herhaling van een overtreding van artikel 13b Opiumwet onder dit nieuwe beleid. De teller komt door de inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregel niet op nul te staan.
Artikel 10 Afwijkingsbevoegdheid
De burgemeester besluit in beginsel overeenkomstig de in voorgaande artikelen genoemde uitgangspunten. Op basis van individuele feiten en omstandigheden kan hij in bijzondere gevallen hiervan gemotiveerd afwijken op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bijlage 1 Toepasselijke Wet en Regelgeving
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
Indien naar het oordeel van Onze Minister handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3 ten aanzien van een middel onverwijld moeten worden verboden en de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid niet kan worden afgewacht, kan het middel daartoe bij ministeriële regeling worden aangewezen. Onze Minister draagt ervoor zorg dat tegelijk met de vaststelling van deze ministeriële regeling het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur met dezelfde inhoud ter beoordeling aan de ministerraad wordt aangeboden. De ministeriële regeling blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de algemene maatregel van bestuur waarbij het betreffende middel wordt aangewezen in werking treedt, doch uiterlijk tot een jaar na het inwerkingtreden van de regeling.
1°. een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
2°. zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen;
3°. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-25434.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.