Gemeenteblad van Buren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Buren | Gemeenteblad 2020, 237996 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Buren | Gemeenteblad 2020, 237996 | Beleidsregels |
Beleidsregel uitwegen (omgevingsvergunning) (artikel 2:12 APV Buren)
Het college van burgemeester en wethouders van Buren;
dat in artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) is bepaald dat het verboden is zonder (omgevings)vergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;
dat de bevoegdheid tot het beslissen op aanvragen om dergelijke vergunningen berust bij het college van burgemeester en wethouders;
dat in artikel 2:12, lid 2 van de APV vier weigeringsgronden voor de verlening van een uitwegvergunning zijn opgenomen;
dat krachtens artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het college beleidsregels kan vaststellen;
dat het college een beleidsregel wenst vast te stellen in de vorm van een aantal toetsingscriteria per weigeringsgrond, zodat op een gestructureerde wijze uitwegvergunningen kunnen worden verleend of geweigerd. Deze beleidsregels geven (potentiële) aanvragers van een uitwegvergunning en de medewerkers die de vergunning behandelen inzicht wanneer wel of niet een vergunning verleend mag worden;
gelet op het bepaalde in artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Buren 2020 en artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Gemeentewet;
“Beleidsregel uitwegen (omgevingsvergunning) (artikel 2:12 APV Buren)”
Deze beleidsregel is van toepassing op alle aanvragen omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen uitweg op wegen die niet in beheer zijn bij het Rijk, de provincie of het waterschap.
De aanvrager doet voor de aanleg van een uitweg een vergunningaanvraag d.m.v. het door de minister vastgestelde aanvraagformulier, verkrijgbaar via www.omgevingsloket.nl. Bij het aanvraagformulier dienen de gegevens te worden ingediend zoals omschreven in artikel 7.3 van de Regeling omgevingsrecht (Mor):
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens met betrekking tot;
De vergunningsaanvraag wordt beoordeeld op volledigheid en daarna in behandeling genomen. De legeskosten voor het behandelen van de aanvraag en/of wijzigen van een uitwegvergunning en de aannemerskosten (voor inrit binnen de bebouwde kom) worden vooraf in rekening gebracht. In bepaalde gevallen is (ook) vergunning nodig van het Waterschap Rivierenland. Dit is b.v. het geval bij de aanleg van een uitrit over een watergang.
Voor uitwegen ten behoeve van een bedrijf kan het college afwijken van de maximale breedte van de uitweg en van het aantal uitritten per perceel als hiervoor argumenten zijn en daarmee de bruikbaarheid van de weg en het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet ontoelaatbaar nadelig worden beïnvloed.
Artikel 2:12, lid 2a bruikbaarheid van de weg
Onder ‘weg’ verstaan we in dit verband niet alleen de weg zelf, maar ook de bijbehorende voorzieningen zoals openbare verlichting en straat-/trottoirkolken voor afvoer van hemelwater. Als de voorzieningen niet verplaatst of gecompenseerd kunnen worden, zal de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen uitweg geweigerd worden. Het uitgangspunt is dat ieder perceel ontsloten wordt op de openbare weg. Per adres kan één uitweg aangelegd worden. Te brede inritten leiden tot snellere en minder voorspelbare manoeuvres bij het in- en uitrijden die gevaar kunnen opleveren voor andere weggebruikers. Door de aanleg van een uitweg voor een woning mag maximaal één openbare parkeerplaats verloren gaan. Als de nieuwe uitweg wordt aangelegd ter vervanging van de oude uitweg (maar op een andere plaats) dient de oude uitweg te worden verwijderd, waarna de weg ter plaatse van de opgeheven uitweg in de oorspronkelijke staat wordt hersteld. De aanleg van een (extra) uitweg kan de bruikbaarheid van een weg nadelig beïnvloeden. Mocht dit het geval zijn dan zal de omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen uitweg geweigerd worden.
Artikel 2:12, lid 2b veilig en doelmatig gebruik van de weg
Van gevaar voor het wegverkeer ter plaatse als bedoeld in artikel 2:12 lid 2 onder b is in ieder geval sprake als de uitweg is gesitueerd:
op een plaats waar de ruimte voor het plaatsen van een personenauto op het eigen erf minder is dan 2,5 meter breed en 5,0 meter lang zoals gedefinieerd in de Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen (A.S.V.V.) Dit is een handboek met aanbevelingen voor de inrichting van wegen binnen de bebouwde kom;
Artikel 2:12. lid 2c bescherming uiterlijk aanzien van omgeving
De bescherming van het uiterlijk aanzien heeft betrekking op de bestaande situatie die in zijn huidige verschijningsvorm dient te worden beschermd of verbeterd. Het uiterlijk van de omgeving is een stedenbouwkundig criterium ten behoeve van de ruimtelijke beleving. Deze ruimtelijke beleving heeft betrekking op de ruimte in een straat die van “gevel tot gevel” loopt en wordt soms binnen bestemmingsplannen verwoord in een beeldkwaliteitsplan. Zo’n beeldkwaliteitsplan stelt voorwaarden aan de mogelijkheden voor de invulling van de ruimte. Binnen de bestemmingsplannen – en met name in het onderdeel beeldkwaliteitsplannen – wordt soms aangegeven of uitwegen wel of niet zijn toegestaan. Soms worden uitwegen gepland op gronden met een groenbestemming.
Als er binnen een bestemmingsplan geen expliciet verbod op het aanleggen van uitwegen is opgenomen zal de aanleg op grond van het bestemmingsplan niet worden tegengewerkt.
Naast bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen kan ook een beschermd stads- of dorpsgezicht en een cultuurhistorisch waardevol gebied bepalend zijn voor het al dan niet toestaan van een uitweg.
Een omgevingsvergunning (activiteit aanleggen uitweg) zal geweigerd worden als in het kader van beschermd stads- en dorpsgezicht is vastgelegd dat uitwegen ter plekke niet wenselijk of niet toegestaan zijn.
a. Alle kosten voortvloeiende uit de realisatie en het onderhoud (gedurende 6 maanden na aanleg) van de uitweg komen ten laste van de vergunninghouder.
b. De vergunninghouder moet de civieltechnische werkzaamheden van de uitweg op gemeentegrond binnen de bebouwde kom laten uitvoeren door een door de gemeente Buren erkende aannemer.
c. De gemeente geeft de aannemer pas opdracht als de vergunninghouder de aanlegkosten op basis van een offerte van de aannemer heeft betaald aan de gemeente.
d. De vergunninghouder ontvangt vooraf in tweevoud een kopie van de offerte en ondertekent deze bij akkoord. Eén getekend exemplaar van de offerte stuurt hij terug aan de gemeente.
e. Voor het aanleggen, verplaatsen of verbreden van een inrit buiten de bebouwde kom moet de vergunninghouder de inrit volledig zelf (laten) aanleggen en beheren.
f. Vergunninghouder is verantwoordelijk voor de deugdelijke uitvoering van de uitweg.
g. De vergunninghouder ziet erop toe dat de werkzaamheden volgens de CROW-publicatie 96b, getiteld “Maatregelen bij werk in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom” uitgevoerd worden.
h. Het verplaatsen van lichtmasten, verkeersborden, straatmeubilair en beplanting worden door de gemeente op kosten van de vergunninghouder uitgevoerd.
Om te voorkomen dat bij de aanleg van een nieuwe uitweg de openbare ruimte rommelig wordt door het gebruik van verschillende bestratingmaterialen worden dezelfde materialen voorgeschreven. Het bestratingmateriaal is gelijk van soort en kwaliteit. Er mag geen losse verharding (grind e.d.) worden toegepast. De vormgeving van de uitweg bij ongelijk niveau tussen trottoir en rijbaan bestaat uit inritblokken.
Artikel 6 Privaatrechtelijke verhoudingen
Naast de publiekrechtelijke bevoegdheid die de gemeente heeft op grond van het bepaalde in de APV en de Wabo, is de gemeente ook (privaatrechtelijk) eigenaar van de openbare weg. Vanuit dit eigendomsrecht moet de gemeente de aanleg van een uitrit toestaan. In de meeste gemeenten ligt deze toestemming besloten in de te verlenen omgevingsvergunning. Bijzonder is dat de gemeente aan de omgevingsvergunning voorschriften kan verbinden die eigenlijk geen verband houden met de omgevingsvergunning als zodanig, maar met het eigenaar zijn van de openbare weg.
In bepaalde gevallen is (ook) vergunning nodig van het waterschap. Dit is bijvoorbeeld het geval bij aanleg van een uitrit over een watergang.
De legeskosten voor het behandelen van de aanvraag en/of wijzigen van een uitwegvergunning worden apart vooraf in rekening gebracht.
De gekozen aannemer legt namens de gemeente de uitweg aan voor de vergunninghouder. De aanlegkosten zijn voor de vergunninghouder.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-237996.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.