Beleid tot het toekennen en de handhaving van gehandicaptenparkeerplaatsen

Burgemeester en wethouders van gemeente Westerwolde;

 

Gelezen het voorstel d.d. 21 januari 2020 no 5a2

 

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wegenverkeerswet 1994, artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en artikel 85 van het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990;

 

mede gezien de bevoegdheid van het college van Burgemeester & Wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994.

 

In overweging nemende dat:

  • -

    Er mede door het Rijk gestimuleerde langer thuis wonen, sprake is van een stijgende vraag naar gehandicaptenparkeerplaatsen;

  • -

    Er in buurten waar met name de parkeerdruk al relatief hoog ligt het wenselijk is om gehandicaptenparkeerplaatsen alleen aan te leggen indien dit uitsluitend noodzakelijk is;

  • -

    Er bij herindeling van de voormalige gemeenten Vlagtwedde en Bellingwedde tot de nieuwe gemeente Westerwolde per 1/1/2018 geconstateerd is dat er verschillen zitten in de interne richtlijnen die in beide voormalige gemeenten werden gehanteerd bij het aanwijzen van gehandicaptenparkeerplaatsen en het wenselijk is deze te harmoniseren voor de nieuwe gemeente;

  • -

    Er d.m.v. het vaststellen van beleidsregels geen sprake meer kan zijn van eventuele rechtsongelijkheid doordat beslissingen voor de aanleg van gehandicaptenparkeerplaatsen voortaan op basis van vastgestelde beleidsregels worden genomen;

  • -

    Het wenselijk is het aanvraagproces voor gehandicaptenparkeerplaatsen meer te vergemakkelijken en te standaardiseren;

  • -

    Gehandicaptenparkeerplaatsen relatief vaak maar voor relatief korte duur worden aangelegd: vaak wordt daarna doorstroming naar een verzorgingstehuis en/of ziekenhuis gezien;

  • -

    Het wenselijk is de realisatie van gehandicaptenparkeerplaatsen, mede gezien de beperkte gemeentelijke budgetten voor bebording, belijning en aanleg en onderhoud van wegen, meer kostendekkend te maken.

besluiten:

 

vast te stellen het “Beleid tot het toekennen en de handhaving van gehandicaptenparkeerplaatsen”.

 

1. Inleiding

Het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Westerwolde ontvangt geregeld aanvragen voor een (individuele) gehandicaptenparkeerplaats. Voor toetsing van deze aanvragen kan het college momenteel niet terugvallen op één uniform beleid(sregel).

 

Gezien het feit dat er binnen de gemeente Westerwolde steeds meer behoefte is aan het aanvragen en gebruiken van gehandicaptenparkeerplaatsen en mede door het door het Rijk gestimuleerde thuis wonen tot op hoge leeftijd, is middels het onderliggende beleidsstuk één uniform beleid geformuleerd dat als kader dient voor het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen voor nu en naar de toekomst. Ook hebben deze beleidsregels tot doel het huidige aanvraagproces tot gehandicaptenparkeerplaatsen te vergemakkelijken en te standaardiseren, middels het special opgemaakte aanvraagformulier wat is bijgevoegd.

 

In deze notitie worden de beleidsregels ten aanzien van de toewijzing van individuele en algemene gehandicaptenparkeerplaatsen vastgelegd. Hierdoor kan de gehele aanvraagprocedure effectiever en efficiënter verlopen. Daarnaast is geen sprake van eventuele rechtsongelijkheid, doordat de beslissingen op grond van vastgelegde beleidsregels worden genomen.

2. Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) - landelijke regeling afgifte

Voor een persoon met en handicap kan, overeenkomstig de bij de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (ministeriële regeling) gestelde criteria, door de gemeente waar de aanvrager in de basisregistratie personen ingeschreven staat, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt. Een van de gestelde criteria is dat de gehandicapte met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat blijkt zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen. Het medisch onderzoek dient te worden verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel –bij externe advisering- door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige. Dit onderzoek kan bij de aanvraag van en gehandicaptenparkeerplaats vaak achterwege blijven aangezien deze feiten al dienen te blijken bij de afgifte van een gehandicaptenparkeerkaart.

 

2.1. Procedure aanvraag gehandicaptenparkeerkaart (GPK) gemeente Westerwolde

Een gehandicaptenparkeerkaart kan worden aangevraagd met een aanvraagformulier gehandicaptenparkeerkaart. De Wmo consulent beoordeelt de aanvraag. Indien nodig op basis van een medisch onderzoek.

 

De gehandicaptenparkeerkaart is in principe vijf jaar geldig (kan worden verlengd) en geldt voor heel Nederland en het omringende buitenland. De gehandicaptenparkeerkaart kan ook voor een kortere periode worden afgegeven. Met deze gehandicaptenparkeerkaart kan op alle openbare gehandicaptenparkeerplaatsen worden geparkeerd.

Er wordt onderscheid gemaakt in:

 

Bestuurderskaart (B) Bent u een gehandicapte die zelf een auto of brommobiel bestuurt, dan kunt u een verzoek indienen bij de afdeling Dienstverlening voor de afgifte van een bestuurderskaart. Deze kaart is persoonsgebonden. Met deze kaart kunt u op alle gehandicapten- parkeerplaatsen binnen Nederland en het omringende buitenland onbeperkt parkeren.

 

Passagierskaart (P) Kaart bestemd voor een persoon met een handicap die geen eigen vervoer heeft en voor het vervoer continu van anderen afhankelijk is.

 

Bestuurderskaart in combinatie met een passagierskaart (B+P) Zie definitie onder kopje (B) en (P).

 

Instellingenkaart (I) Een instellingenkaart is bedoeld ten behoeve van het personeel belast met het vervoer van bewoners die voldoen aan de criteria die gelden voor de bestuurderskaart en passagierskaart. Deze landelijke ‘openbare’ gehandicaptenparkeerkaart kan bij de gemeente, team WMO, worden aangevraagd.

3. Gehandicaptenparkeerplaats (GPP)

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op het wettelijk kader inzake de gehandicapten-parkeerplaatsen. Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wegenverkeerswet 1994, artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, artikel 85 van het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, mede gezien de bevoegdheid van het college van Burgemeester & Wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 mogen Burgemeester & Wethouders van de gemeente Westerwolde beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vaststellen.

 

Er bestaan twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen:

  • 1.

    Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd voor één bepaald voertuig. Degene aan wie de gehandicaptenparkeerplaats is toegekend is in het bezit van een gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2.

    Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd voor voertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart, een passagierskaart, een instellingenkaart of een combinatie van bestuurders-/passagierskaart.

Hieronder zal nader worden ingegaan op deze twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen.

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 moet een verkeersbesluit worden genomen voor de aanwijzing van beide soorten gehandicaptenparkeerplaatsen, zoals bepaald in artikel 12 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW). Op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn Burgemeester en Wethouders van gemeente Westerwolde bevoegd dergelijke verkeersbesluiten te nemen. Bij de gemeente Westerwolde is het nemen van besluiten over het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen waartegen geen bezwaren zijn ingebracht op basis van het Mandaatbesluit Gemeente Westerwolde gemandateerd aan de Medewerker Verkeer en Vervoer van de Afdeling Ruimte.

 

3.1. Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Er zijn van rijkswege geen nadere regels gesteld over het aanwijzen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen. Alhoewel het kader voor aanwijzing van dergelijke plaatsen via gerechtelijke uitspraken is aangegeven, staat het gemeenten tot op zekere hoogte vrij om zelf te bepalen hoe zij omgaan met verzoeken tot aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen.

 

3.1.1. Kaders voor het toekennen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

Bij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken moet worden gedacht aan een persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats welke over het algemeen in de nabijheid van de woning of de werkplek van de aanvrager wordt aangelegd. Deze parkeerplaats dient beschikbaar te zijn voor diegene die de gehandicaptenparkeerplaats toegewezen heeft gekregen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    op eigen terrein kan niet geparkeerd worden, is niet de mogelijkheid een parkeervoorziening te maken of parkeren op eigen terrein is wel mogelijk echter gezien de betreffende handicap ongeschikt;

  • -

    de verkeersveiligheid en/of verkeersdoorstroming mag door de aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats niet in het gedrang komen (de politie wordt per individueel geval om advies gevraagd);

  • -

    de kosten voor de plaatsing van een verkeersbord, het onderbord en de paal en eventuele benodigde aanpassingen aan de infrastructuur zijn voor rekening van de aanvrager;

  • -

    voor de eventuele benodigde aanpassingen aan de infrastructuur wordt voor vooraf offerte opgevraagd. De offerte wordt overlegd met aanvrager;

  • -

    de gehandicaptenparkeerplaats wordt pas gerealiseerd nadat de aanvrager de kosten aan de gemeente heeft voldaan;

  • -

    de gehandicapte is in het bezit van de bestuurderskaart en/of bestuurderskaart + passagierskaart;

3.2. Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

De aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de geldende richtlijnen van het CROW (Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur) en met inachtneming van de landelijk geldende normen. Uitzonderingen hierop zijn de Vesting Bourtange en de Vesting Oudeschans waar i.v.m. behoudt van het historische karakter en behoud van het beschermde Dorpsgezicht (ex artikel 20 Monumentenwet) geen vakaanduidingen worden aangebracht. Het kwantitatief vastgelegde criterium omtrent het aanbod van gehandicaptenparkeerplaatsen is door het Nederlandse Normalisatie Instituut landelijk vastgestelde NENnorm (NEN1814: “Toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten”). Volgens deze norm hoort op parkeerterreinen bij stations en openbare instellingen tenminste 2% (1 op 50) van de parkeerplaatsen gereserveerd te zijn voor gehandicapten. Bovendien mag de afstand van de parkeerplaatsen tot de ingang van deze instellingen hiervan maximaal 50 meter zijn.

 

3.3. Procedure aanvraag gehandicaptenparkeerplaats gemeente Westerwolde

De aanvraag dient plaats te vinden door het invullen van een (online)aanvraagformulier. Een papieren versie is verkrijgbaar bij de balie van de gemeente Westerwolde. De aanvraag moet zijn vergezeld met:

  • -

    een situatietekening met daarop duidelijk aangegeven:

  • -

    de voorgenomen locatie van de parkeerplaats;

  • -

    locatie van de woning.

Als de aanvraag compleet is, wordt deze in behandeling genomen. Na een zorgvuldige belangenafweging zal het college van burgemeester en wethouders op grond van het gevormde advies een besluit nemen. Het besluit van burgemeester en wethouders zal schriftelijk aan de aanvrager worden bekendgemaakt en op gebruikelijke wijze worden gepubliceerd. Indien de aanvrager het niet eens is met dit besluit kan deze binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde, Postbus 14, 9550 AA Sellingen. Indien de aanvrager niet in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart, wordt de aanvraag afgewezen en verwezen naar de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart.

 

3.4. Kosten

Op grond van artikel 29 van het BABW kunnen gemeenten de kosten die voortvloeien uit de plaatsing van het verkeersbord waarmee een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven (bord E6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990) in rekening brengen bij degene ten behoeve van wie het bord is geplaatst.

 

De kosten voor de levering en de plaatsing van het benodigde een verkeersbord, het onderbord met kenteken, de paal en eventuele andere benodigde infrastructurele aanpassingen worden bij individuele gehandicaptenparkeerplaatsen doorberekend aan de aanvrager. Inwoners met een inkomen tot 130% van de relevante bijstandsnorm zullen geen kosten hoeven te betalen. Beoordeling hiervan zal plaatsvinden door medewerkers van de gemeente.

 

3.5. Bestaande gevallen

Inwoners die momenteel, op grond van het oude beleid, een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken hebben en die daar volgens het nieuwe beleid geen recht meer op hebben behouden hun recht op deze gehandicaptenparkeerplaats.

 

3.6. Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van een gehandicaptenparkeerplaats is afhankelijk van de normering zoals deze is vastgesteld door het CROW. Bij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is de geldigheid afhankelijk van de handicap van de bestuurder. Veranderingen dienen daarom te worden gemeld, zoals:

  • -

    veranderingen in de leefomgeving (o.a. verhuizing);

  • -

    veranderingen in de gezondheid (die van invloed zijn op de verlening en de instandhouding van de gehandicaptenparkeerplaats)

Wanneer uit nader onderzoek blijkt dat de grondslag voor de instandhouding van zowel een gehandicaptenparkeerkaart als een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken door het niet meer voldoen aan de hierboven gestelde eisen komt te vervallen, zal het college van burgemeester en wethouders na publicatie van het besluit (bij een gehandicapten-parkeerplaats) en/of mededeling (bij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken) gemachtigd zijn de onderhavige gehandicaptenparkeerplaats vrij te geven voor algemeen gebruik.

 

3.7. Handhaving

In artikel 54 BABW is bepaald dat, indien een gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren, de gehandicapte aan wie een kaart is verstrekt of, indien deze is overleden, degene die de kaart onder zich heeft, de kaart zo spoedig mogelijk inlevert bij het gezag dat de kaart heeft verstrekt. Hetzelfde principe wordt gehanteerd voor het opzeggen van een gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk komt het echter voor dat de gehandicaptenparkeerkaart niet wordt ingeleverd of de gehandicaptenparkeerplaats niet wordt opgezegd, wat tot gevolg kan hebben dat derden misbruik kunnen maken van de gehandicaptenparkeerkaart en/of –plaats. Om dergelijk misbruik tegen te gaan is er een overzicht van de afgegeven gehandicapten-parkeerkaarten en –plaatsen. Dit overzicht kan vervolgens periodiek worden vergeleken met de gegevens uit de Basis Registratie Personen (BRP).

 

3.7.1. Overlijden

In geval van overlijden van de houder van de gehandicaptenparkeerkaart krijgt Afdeling Dienstverlening hiervan automatisch een melding. Afdeling Dienstverlening schrijft dan een brief aan de nabestaanden met verzoek om de kaart in te leveren. Als de kaart na dit schrijven niet wordt ingeleverd dan kan Handhaving middels de landelijke registratie van de uitgegeven gehandicaptenparkeerkaarten eventueel misbruik nader opsporen. De kosten van verwijderen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats in geval van overlijden van aanvrager zijn voor rekening van de gemeente.

 

3.7.2. Verhuizing

Bij verhuizing van de aanvrager van een gehandicaptenparkeerplaats wordt overgegaan tot verwijdering van de gehandicaptenparkeerplaats. De gehandicaptenparkeerkaart van aanvrager blijft gewoon geldig. De procedure bij een verhuizing is gelijk als bij de situatie van overlijden. Het meeverhuizen van de gehandicaptenparkeerplaats is mogelijk. Hiervoor is de procedure gelijk aan de procedure van de aanvraag van een nieuwe gehandicaptenparkeerplaats, met dien verstande dat de kosten hiervan een lager tarief kennen als het verkeersbord kan meeverhuizen. Eventuele verdere benodigde aanpassingen aan de infrastructuur op de nieuwe beoogde locatie worden, net als bij een nieuwe aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats vooraf met aanvrager overlegd op basis van het opvragen van een offerte voor de kosten.

 

3.8. Bijzondere wettelijke bepalingen ten behoeve van gehandicapten

Bestuurders van motorvoertuigen, voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, dan wel van gehandicaptenvoertuigen kunnen als volgt gebruik maken van de in artikel 85 van het RVV 1990 opgenomen uitzonderingen met betrekking tot parkeren:

 

In een parkeerschijfzone (ofwel blauwe zone, bord E10 uit bijlage 1 van het RVV 1990) mag door gehandicapten, die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart, zonder verplicht gebruik van de parkeerschijf geparkeerd worden op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangegeven of voorzien van een blauwe streep. Binnen een woonerf mag buiten de parkeervakken met een parkeerschijf voor ten hoogste drie uren worden geparkeerd.

 

In het geval van een parkeerverbod (bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990) mag met een parkeerschijf voor ten hoogste drie uren worden geparkeerd. Langs een onderbroken gele streep mag ook maximaal drie uren met een parkeerschijf worden geparkeerd.

 

Bovenstaande uitzonderingen gelden zowel voor motorvoertuigen met een bestuurderskaart als voor motorvoertuigen met een passagierskaart of een instellingenkaart. In het geval van een passagierskaart of instellingenkaart is de bestuurder van het motorvoertuig verantwoordelijk en niet de passagier. Tenzij het bevoegd orgaan anders heeft besloten, geeft de gehandicaptenparkeerkaart geen vrijstelling van het betalen van parkeergelden, in welke vorm dan ook. Evenmin kan met deze kaart geparkeerd worden op plaatsen die door gemeenten zijn gereserveerd voor vergunninghouders (ofwel belanghebbenden parkeren, bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990), tenzij het bevoegd orgaan een ontheffingsmogelijkheid biedt. Op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen binnen een betaald parkeerregime geldt momenteel in de Gemeente Westerwolde geen vrijstelling voor het betalen van parkeergelden door bezitters van een gehandicaptenparkeerkaart. Tenslotte worden momenteel geen ontheffingsmogelijkheden geboden om met een gehandicaptenparkeerkaart te parkeren op plaatsen voor vergunninghouders.

4. Beleidsregels ten aanzien van de aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

 

4.1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    bestuursorgaan: het college van Burgemeester & Wethouders;

  • 2.

    RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 3.

    BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • 4.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 5.

    CROW: Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

  • 6.

    motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z van het RVV 1990;

  • 7.

    parkeren: het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1, onder ac. van het RVV 1990;

  • 8.

    wegen: alle wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 9.

    kenteken: kenteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 10.

    aanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

  • 11.

    aanvraag: de aanvraag voor het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats of een algemene gehandicaptenparkeerplaats;

  • 12.

    Gehandicaptenparkeerkaart (GPK): parkeerkaart voor personen die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

  • 13.

    Bestuurderskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig;

  • 14.

    Passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

  • 15.

    Instellingenkaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een instelling waar gehandicapten wonen c.q. verblijven;

  • 16.

    algemene gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaatsen voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990, voor motorvoertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart of voor motorvoertuigen waarmee personen vervoerd worden die in het bezit zijn van een passagierskaart;

  • 17.

    individuele gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één motorvoertuig van een persoon die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart.

4.2. Aanvraag individuele gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 2

Om het verzoek voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats in behandeling te nemen dient de aanvrager:

  • 1.

    een schriftelijke aanvraag, middels het daarvoor bestemde aanvraagformulier, in te dienen bij het bestuursorgaan;

  • 2.

    het aanvraagformulier compleet en correct in te vullen;

Artikel 3
  • 1.

    Indien het aanvraagformulier niet compleet of correct is ingevuld, dan wordt de aanvrager verzocht binnen een termijn van 3 weken de aanvraag aan te vullen of te verbeteren;

  • 2.

    Voldoet de aanvrager niet aan het verzoek zoals gesteld in artikel 3.1 dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen c.q. buiten behandeling gesteld.

     

4.3. Beslistermijn

Artikel 4

Binnen acht weken na ontvangst van het aanvraagformulier zal het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 4:5 en 4:15 van de Awb, een beslissing nemen en de aanvrager hiervan in kennis stellen.

Artikel 5

Indien de beschikking of het besluit niet binnen de in artikel 4 vermelde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking of het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

 

4.4. Aanleg en aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Artikel 6

Burgemeester en wethouders kunnen krachtens een verkeersbesluit, als bedoeld in artikel 12 van het BABW, en met inachtneming van de artikelen 21 tot en met 29 van het BABW, artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 en de bepalingen van de Awb op een daartoe strekkend verzoek een individuele gehandicaptenparkeerplaats aanwijzen.

Artikel 7

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt in beginsel aangelegd binnen een loopafstand van maximaal 100 meter van het woonadres van de aanvrager.

Artikel 8
  • 1.

    De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt niet verleend indien:

    • a)

      de aanvrager niet beschikt over een geldige, landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart,

    • b

      de aanvrager beschikt over een passagierskaart.

    • c)

      voor de aanvrager de mogelijkheid bestaat om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit, e.a.);

    • d)

      er geen mogelijkheid aanwezig is om binnen een loopafstand van 100 meter van het woonadres van de aanvrager een individuele gehandicaptenparkeerplaats, conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijke normen, te realiseren.

    • e)

      de aanwijzing van de individuele gehandicaptenparkeerplaats ter plekke leidt tot een onveilige verkeerssituatie of een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer;

    • f)

      de politie geen positief advies verleend.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van het bepaalde van artikel 8.1 afwijken indien zij van oordeel zijn dat dit wegens bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.

Artikel 9
  • 1.

    De aanleg van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijk geldende normen. Uitzondering hierop is indien i.v.m. de aard van de handicap ook volstaan kan worden met de reservering van een reguliere parkeerplaats van standaard breedte. In dat geval wordt, na telefonische instemming van aanvrager vooraf, slechts een parkeerplaats van normale breedte aangewezen;

     

    Vakaanduidingen worden bij haakse individuele gehandicaptenparkeerplaatsen i.v.m. de relatief hoge (beheers- en onderhouds)kosten van de vakbelijning alleen aangebracht indien de aanvrager bereid is de kosten hiervoor te dragen. Bij langsparkeerplaatsen worden i.v.m. de duidelijkheid van de afbakening van de individuele gehandicaptenparkeerplaats wel een kruismarkering aangebracht. De kosten hiervan zijn voor de aanvrager.

     

    Verder worden in de Vesting Bourtange i.v.m. behoudt van het historische karakter en behoud van het beschermde Dorpsgezicht (ex artikel 20 Monumentenwet) en de Vesting Oudeschans (beschermd Dorpsgezicht) geen vakaanduidingen aangebracht.

     

  • 2.

    De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats geschiedt binnen een termijn van 4 maanden na de dag, nadat het besluit onherroepelijk is mits de aanvrager de kosten daarvan op voorhand aan de gemeente heeft voldaan;

  • 3.

    Indien het aanleggen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet binnen het bepaalde onder lid 2 van de in dit artikel vermelde termijn kan worden gerealiseerd, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de aanleg wel gerealiseerd kan worden.

Artikel 10

Op grond van artikel 29 BABW worden de kosten die voortvloeien uit het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats als volgt verdeeld:

  • de kosten voor levering en plaatsing van het bord + onderbord met kenteken + eventueel met de aanvrager overeengekomen benodigde aanpassingen aan de infrastructuur komen voor rekening van de aanvrager als het gaat om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. Inwoners met een inkomen tot 130% van de relevante bijstandsnorm zullen geen kosten hoeven te betalen. Beoordeling hiervan zal plaatsvinden door medewerkers van de gemeente.

4.5. Verwijdering, opzegging en wijziging van de gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 11
  • 1.

    De gehandicaptenparkeerplaats blijft te allen tijde in eigendom van de wegbeheerder;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen gehandicaptenparkeerplaatsen verwijderen wanneer blijkt dat de aanwijzing heeft plaatsgevonden op grond van onjuiste gegevens. De daarbij te maken kosten zullen voor rekening van de aanvrager komen.

Artikel 12
  • 1.

    De individuele gehandicaptenparkeerplaats vervalt van rechtswege bij:

    • a)

      verhuizing van de betrokkene;

    • b)

      overlijden van de betrokkene;

    • c)

      het vervallen van de landelijke gehandicaptenparkeerkaart zijnde een bestuurderskaart of een bestuurders + passagierskaart van de betrokkene;

    • d)

      bij het niet meer in bezit zijn van een motorvoertuig;

    • e)

      het niet meer in bezit zijn van een geldig rijbewijs, indien betrokkene een bestuurderskaart bezit.

  • 2.

    De betrokkene is verplicht de gemeente in kennis te stellen indien één van de gevallen van het bepaalde onder artikel 12.1 zich voordoet.

Artikel 13

Als het kenteken van het motorvoertuig van de gehandicapte, aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen, verandert dan wordt op zijn of haar verzoek zo spoedig als mogelijk een ander onderbord geplaatst nadat de aanvrager de kosten aan de gemeente heeft voldaan. De kosten voor de aanschaf van een nieuw kentekenbord zijn voor rekening van de aanvrager.

Artikel 14

De kosten voor het verwijderen van rechtswege vervallen individuele gehandicaptenparkeerplaatsen in artikel 12, zijn voor rekening van de gemeente, met dien verstande dat bij verhuizing van de gehandicaptenparkeerplaats binnen de gemeentegrenzen wel kosten bij de aanvrager in rekening worden gebracht. De gemeente kan de materialen voor gehandicaptenparkeerplaatsen in veel gevallen hergebruiken voor bijvoorbeeld nieuwe aanvragen voor gehandicaptenparkeerplaatsen.

 

4.6. Verbodsbepaling

Artikel 15

Het is verboden de individuele gehandicaptenparkeerplaats te verhuren, te verkopen of zonder toestemming van het bestuursorgaan te verwijderen of te verplaatsen.

 

4.7. Slotbepalingen

Artikel 16

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels inzake de aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen.

Artikel 17

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van hun bekendmaking.

 

4.8. Toelichting bij de beleidsregels inzake de aanwijzing van individuele gehandicapten-parkeerplaatsen

Artikel 8.1.a en 8.1.b

Indien de aanvrager niet in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart wordt de aanvraag afgewezen. De aanvrager dient allereerst een gehandicaptenparkeerkaart aan te vragen bij de afdeling Dienstverlening.

Artikel 8.1.c

Op het aanvraagformulier wordt door de aanvrager reeds aangegeven of hij/zij de mogelijkheid heeft om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit, e.a.). Bovendien wordt na ontvangst van de aanvraag de locatie bekeken. Afhankelijk van de aard van de handicap (wel/geen rolstoel) wordt bekeken of de desbetreffende eigen parkeergelegenheid toereikend is. Wanneer dit het geval is, dient de aanvrager in eerste instantie zelf de ter beschikking staande parkeergelegenheid aan te passen.

Artikel 8.1.d

De vormgeving van de gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het Centrum Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW) geschieden. De precieze vormgeving en dimensionering is echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuin parkeren) en eventuele speciale wensen van de aanvrager.

Artikel 8.1.e

De aard c.q. het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid speelt mee bij het toekennen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd (schoolthuisroute), fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name in geval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.

Artikel 8.2

Conform artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 9.1

Zie toelichting op artikel 8.1.d

Artikel 10

De kosten voor de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden separaat door het bestuursorgaan vastgesteld en kunnen derhalve in geval van prijsfluctuaties worden bijgesteld. De aanvrager wordt voorafgaand op de hoogte gesteld van het te betalen bedrag. Op het aanvraagformulier dient de aanvrager aan te geven of hij/zij kennis heeft genomen van het te betalen bedrag. De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt pas aangelegd nadat aanvrager het te betalen bedrag heeft voldaan.

Artikel 17

Het gehandicaptenparkeerbeleid van de gemeente Westerwolde treedt in werking de dag na bekendmaking in de weekbladen de Ter Apeler Courant, het Streekblad en het digitale gemeenteblad.

5. Beleidsregels ten aanzien van de aanwijzing van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

 

5.1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    bestuursorgaan: het college van Burgemeester & Wethouders;

  • 2.

    RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 3.

    BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • 4.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 5.

    CROW: Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

  • 6.

    motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z van het RVV 1990;

  • 7.

    parkeren: het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1, onder ac van het RVV 1990;

  • 8.

    wegen: alle wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 9.

    kenteken: kenteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 10.

    aanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

  • 11.

    aanvraag: de aanvraag voor het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats of een algemene gehandicaptenparkeerplaats;

  • 12.

    Gehandicaptenparkeerkaart (GPK): parkeerkaart voor personen die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

  • 13.

    Bestuurderskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig;

  • 14.

    Passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

  • 15.

    Instellingenkaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een instelling waar gehandicapten wonen c.q. verblijven;

  • 16.

    algemene gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaatsen voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990, voor motorvoertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart of voor motorvoertuigen waarmee personen vervoerd worden die in het bezit zijn van een passagierskaart;

  • 17.

    individuele gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één motorvoertuig van een persoon die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart.

5.2. Aanvraag algemene gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 2

De aanvraag voor een algemene gehandicaptenparkeerplaats wordt ondertekend en bevat ten minste:

  • 1.

    de naam en het adres van de aanvrager;

  • 2.

    de dagtekening;

  • 3.

    de locatie waar de aanvrager een algemene parkeerplaats wenst;

  • 4.

    een motivering van zijn/haar verzoek.

5.3. Beslistermijn

Artikel 3

Binnen acht weken na ontvangst van de schriftelijke aanvraag zal het bestuursorgaan een beslissing nemen en de aanvrager hiervan in kennis stellen.

Artikel 4

Indien de beschikking of het besluit niet binnen de in artikel 3 vermelde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking of het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

 

5.4. Aanleg en aanwijzing van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

Artikel 5

Burgemeester en wethouders kunnen krachtens een verkeersbesluit, als bedoeld in artikel 12 van het BABW, en met inachtneming van de artikelen 21 tot en met 29 van het BABW, artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 en de bepalingen van de Awb op eigen initiatief of op verzoek een algemene gehandicaptenparkeerplaats aanwijzen.

Artikel 6

Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen worden doorgaans aangelegd in de directe nabijheid van openbare instellingen/voorzieningen, die veel publiek trekken.

Artikel 7
  • 1.

    Op grond van de NENnorm (NEN1814: “Toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten”) dienen bij openbare instellingen/voorzieningen tenminste 2% van de parkeerplaatsen gereserveerd te zijn voor gehandicapten;

  • 2.

    De afstand van de gehandicaptenparkeerplaats tot de ingang van de openbare instelling/voorziening is maximaal 50 meter.

Artikel 8
  • 1.

    De beoordelingscriteria tot de aanwijzing van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zijn:

    • a)

      het betreft een locatie in de directe nabijheid van een instelling/voorziening als bedoeld in artikel 6;

    • b)

      de mogelijkheid om ter plaatse een algemene gehandicaptenparkeerplaats te realiseren, met inachtneming van de geldende richtlijnen van het CROW en de landelijke normen, binnen een loopafstand van 50 meter vanaf de ingang van de openbare instelling/voorziening, dient aanwezig te zijn;

    • c)

      het aantal reeds aanwezige algemene gehandicaptenparkeerplaatsen is minder dan 2% van de totale parkeercapaciteit;

    • d)

      de aanwijzing van een algemene gehandicaptenparkeerplaats mag ter plekke niet leiden tot een onveilige verkeerssituatie of een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer;

    • e)

      indien de politie geen positief advies verleend, zal dit in beginsel tot afwijzing van de aanvraag leiden.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van het bepaalde van artikel 8.1 afwijken indien zij van oordeel zijn dat dit wegens bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.

Artikel 9

De besluitvorming inzake de toe- of afwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Awb.

Artikel 10
  • 1.

    De aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijk geldende normen;

  • 2.

    De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats geschiedt binnen een termijn van 4 maanden na de dag, nadat het besluit onherroepelijk is;

  • 3.

    Indien het aanleggen van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen niet binnen het bepaalde onder lid 2 van de in dit artikel vermelde termijn kan worden gerealiseerd, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de aanleg wel gerealiseerd kan worden.

     

5.5. Slotbepalingen

Artikel 11

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels inzake de aanwijzing van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

Artikel 12

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van hun bekendmaking.

Sellingen, 21 januari 2020

dhr. H. Scheper

gemeentesecretaris

de heer J.W. Velema

burgemeester

5.6. Toelichting bij de beleidsregels inzake de aanwijzing van algemene gehandicapten-parkeerplaatsen

Artikel 8.1.b

De vormgeving van de gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het Centrum Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water en Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW). De precieze vormgeving en dimensionering is echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuin parkeren).

Artikel 8.1.d

De aard c.q. het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid wordt ingericht speelt mee bij de aanleg van een algemene gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd (schoolthuisroute), fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name in geval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.

Artikel 8.2

Conform artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Op grond van artikel 7.1 en artikel 8.1.c is het uitgangspunt ten aanzien van het aanwijzen van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen dat instellingen waar veel gehandicapten komen, zoals medische instellingen, gemeentehuis, etc. 2% van de parkeerplaatsen gereserveerd is als algemene gehandicaptenparkeerplaats. Indien in de praktijk blijkt dat dit aantal ontoereikend is, gezien het aantal (gehandicapten) bezoekers, kan besloten worden dat sommige (grotere) instellingen meer dan 2% van de parkeerplaatsen toegewezen krijgen als algemene gehandicaptenparkeerplaats.

Artikel 10

Zie de toelichting van artikel 8.1.b.

6. Bijlagen:

1) Overzicht procedure gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

Algemene informatie

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is een parkeerplaats waar alleen de auto van een gehandicapte met een bepaald kenteken mag parkeren. Deze gehandicaptenparkeerplaats kan worden aangelegd op de openbare weg bij de woning of het bedrijf waar de gehandicapte woont of werkt.

 

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is te herkennen aan een paal met het RVV bord E6 met daaronder het kenteken van de auto.

 

Voor het toewijzen van een dergelijke parkeerplaats is een verkeersbesluit vereist. Hiervoor volgt de Gemeente Westerwolde de reguliere voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht. Op een verkeersbesluit voor een gehandicaptenparkeerplaats wordt eerst het wettelijk verplichte advies bij de politie gevraagd. De politie hanteert hiervoor een behandeltermijn van maximaal 6 weken. Na ontvangt van het politieadvies neemt de hiervoor gemandateerde Medewerker Verkeer en Vervoer vervolgens een besluit over de aanvraag. Indien het politieadvies negatief is wordt de aanvraag afgewezen, wordt geen verkeersbesluit genomen voor de gehandicaptenparkeerplaats en wordt aanvrager daarvan in kennis gesteld. Indien het politieadvies positief is neemt de Medewerker Verkeer en Vervoer het verkeersbesluit voor de gehandicaptenparkeerplaats. Dit verkeerbesluit wordt vervolgens 6 week ter inzage gelegd.

 

Na publicatie van het verkeersbesluit kunnen belanghebbenden gedurende de termijn van 6 weken een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het College tegen het verkeersbesluit. Wordt na het verstrijken van de termijn van 6 weken geen bezwaar ingediend, wordt de gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd.

 

Wordt op het verkeersbesluit wel een bezwaar ingediend neemt het College van Burgemeester en Wethouders, met inachtneming van de ingediende bezwaarschriften, het definitieve verkeersbesluit. Hiertegen kan door belanghebbenden bezwaar worden ingediend bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente. De bezwarencommissie van de gemeente brengt vervolgens advies uit over het bezwaar aan het College. Tegen de uitspraak van het College op dit ingediende bezwaar kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Rechtbank te Groningen. De rechtbank brengt griffierecht in rekening voor behandeling van de zaak.

 

Om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te kunnen aanvragen, moeten aanvragers in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart B (bestuurder) en/of gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder + Passagier (B + P).

Naar boven