Gemeenteblad van Hardenberg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hardenberg | Gemeenteblad 2020, 230842 | Verordeningen |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hardenberg | Gemeenteblad 2020, 230842 | Verordeningen |
Tijdelijke subsidieregeling inzet hbo’er in de VE Hardenberg 2021
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hardenberg;
gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Hardenberg 2018;
“Tijdelijke subsidieregeling inzet hbo’er in de VE Hardenberg 2021”:
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Hoofdstuk II de subsidieverlening
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen vanaf 1 november 2020 een incidentele subsidie verstrekken voor (een deel van) het kalenderjaar 2021 aan een aanvrager van een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van een Hbo’er in de VE.
Artikel 3 Bijzondere bepalingen en verplichtingen
De subsidie kan worden aangevraagd tot uiterlijk 1 oktober 2021 op de daarvoor door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulieren.
De aanvraag als bedoeld in lid 1 van dit artikel vermeldt:
een afschrift van het pedagogisch beleidsplan waarin de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van voorschoolse educatie betreft de totstandkoming en implementatie van beleidsvoornemens met betrekking tot voorschoolse educatie of coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie is beschreven.
Hoofdstuk IV slot- en overgangsbepalingen
Artikel 9 Algemene subsidieverordening gemeente Hardenberg 2018
Voor zover in deze subsidieregeling niet anders is geregeld, gelden de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Hardenberg 2018
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hardenberg,
secretaris, burgemeester,
I.A.A. Oostmeijer-Oosting, drs. J.W. Wiggers
Vanaf 1 januari 2022 wordt het wettelijk verplicht om een Hbo’er in de voorschoolse educatie in te zetten. Deze verplichting is opgenomen in het Besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker (Staatsblad 2019, 315) https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2019-315.html
Doel van deze verplichting is de kwaliteit en effectiviteit van de voorschoolse educatie verder te verbeteren.
Gemeente Hardenberg onderkent het belang van deze verplichting en wil houders van een voorziening voor kinderdagopvang waar voorschoolse educatie wordt aangeboden in de gelegenheid stellen vooruitlopend op deze wettelijk verplichting vanaf 1 januari 2021 deze Hbo’er in te zetten ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse educatie.
Wij sluiten daarbij aan bij de regelgeving van het bovengenoemde besluit zodat de houders zich in 2021 al kunnen voorbereiden op de inwerkingtreding van het besluit per 1 januari 2022.
Wij doen dit in de vorm van een tijdelijke regeling met de intentie in 2021 besluiten te nemen voor over een structurele vorm van subsidiering van de Hbo’er in de VE vanaf 2022.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De functie van hbo’er in de VE moet worden onderscheiden van de functie van pedagogisch beleidsmedewerker op grond van de wet Innovatie en kwaliteit kinderopvang die met ingang van 1 januari 2019 verplicht is in de kinderopvang maar kan bij voldoen aan de functie-eisen wel in een persoon verenigd worden.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van de Hbo’er in de VE. Het nieuwe artikel 2a van het bovengenoemde besluit Staatsblad 2019, 315 geeft regels over de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker. In artikel 1 van de Wet kinderopvang is bepaald wat daaronder moet worden verstaan: «de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum, bezoldigd is en belast is met de totstandkoming en implementatie van pedagogische beleidsvoornemens of het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden». In artikel 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en artikel 7 Regeling Wet kinderopvang is geregeld welke opleidingseisen voor deze pedagogisch beleidsmedewerker gelden.
Op grond van artikel 8 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, dat is gebaseerd op artikel 1.50, tweede lid, van de Wet kinderopvang, moet een pedagogisch beleidsmedewerker voor een bepaald aantal uren worden ingezet om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Op basis van onderhavig besluit komt daar een verplichte inzet bij ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van voorschoolse educatie. Deze verplichting geldt derhalve aanvullend op en separaat van de verplichte inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van de kinderopvang.
De verbetering van de voorschoolse educatie kan plaatsvinden door middel van coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie en/of beleidsvorming en -implementatie door een pedagogisch beleidsmedewerker.
Coaching kan plaatsvinden door middel van het geven van feedback op basis van observaties die de pedagogisch beleidsmedewerker doet, zonder dat hij zelf voorschoolse educatie verzorgt. De pedagogisch beleidsmedewerker kan echter ook gelijktijdig als coach en als beroepskracht voorschoolse educatie worden ingezet. De pedagogisch beleidsmedewerker combineert dan beide functies en fungeert in dat geval als meewerkend coach: hij geeft het goede voorbeeld bij het verzorgen van voorschoolse educatie en kan tijdens het werk coaching bieden aan een andere beroepskracht voorschoolse educatie. In dat geval is hij ook werkzaam als beroepskracht voorschoolse educatie en telt hij dus mee voor de beroepskracht-kind-ratio, die is neergelegd in artikel 3 van het Besluit. De uren die de pedagogisch medewerker als meewerkend coach besteedt, tellen mee voor het behalen van de urennorm van artikel 2a, eerste lid. Als de pedagogisch beleidsmedewerker op deze manier wordt ingezet, dient deze wel tevens te voldoen aan de eisen die voor beroepskrachten voorschoolse educatie gelden. Met name moet dan worden gedacht aan de opleidingseisen, zoals die zijn opgenomen in artikel 4 van het besluit Staatsblad 2019, 315.
De verplichte minimale omvang van de inzet wordt per kindercentrum op jaarbasis bepaald. Het aantal doelgroeppeuters tussen de twee en vier jaar waaraan op 1 januari (de peildatum) voorschoolse educatie wordt aangeboden wordt vermenigvuldigd met tien uur. De uitkomst daarvan is het aantal uur dat de pedagogisch beleidsmedewerker in dat jaar effectief moet worden ingezet. Ten behoeve van het toezicht op deze norm legt de houder per kindercentrum vast aan hoeveel van deze doelgroeppeuters op de peildatum voorschoolse educatie wordt aangeboden. De toezichthouders kunnen deze gegevens op grond van artikel 5:17 Awb opvragen. Hiermee wordt aangesloten bij de systematiek van bijlage 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, waarin de inzet van pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van de kinderopvang is geregeld.
Het staat de houder in beginsel vrij om te bepalen hoe de pedagogisch beleidsmedewerker wordt ingezet, mits daarbij in het oog wordt gehouden dat de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker bedoeld moet zijn voor de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse educatie op het kindercentrum (zie artikel 2a, eerste lid). De houder kan binnen die kaders bijvoorbeeld besluiten om een pedagogisch beleidsmedewerker wel in te zetten ten behoeve van de ene ve-groep en niet ten behoeve van een andere, indien daarmee de meeste kwaliteitsverhoging te verwachten is. De houder moet dergelijke keuzes in het pedagogisch beleidsplan verantwoorden op grond van artikel 4a, eerste lid, onderdeel h.
Artikel 3 Bijzondere bepalingen en verplichtingen
De subsidie voor 2021 kan voor aanvang van het subsidiejaar 2021 worden aangevraagd, vanaf 1 november 2020. Maar het is ook mogelijk om lopende het jaar 2021 subsidie voor de Hbo’er in de VE aan te vragen. De uiterste datum voor het indienen van een aanvraag voor 2021 is 1 oktober 2021. Als een aanvrager er niet voor kiest voor 1 oktober 2021 een subsidie voor 2021 aan te vragen kan op grond van de dan geldende regeling een subsidie worden aangevraagd voor 2022.
Artikel 4 Reikwijdte van de subsidieregeling
De regeling richt zich op houders in de gemeente die VE aanbieden aan peuters van 2 tot 4 jaar. Dit in afwijking van het besluit Staatsblad 2019, 315 dat zich richt op peuters van 2,5 tot 4 jaar.
Artikel 5 Grondslag voor de subsidieberekening
De subsidie 2021 is bepaald op een bedrag per peuter met een VE-indicatie van € 540,-.
Dit bedrag is gebaseerd op een bedrag van € 45,- bruto per uur voor een hbo ingeschaalde medewerker x 10 uur effectieve inzet + een toeslag voor 2 indirecte uren, dus voor totaal 12 uur per peuter.
De te verlenen subsidie is gebaseerd op een bedrag per peuter a € 540,- x het aantal peuters van 2 tot 4 jaar met een VE-indicatie op 1 januari 2021 binnen de voorzieningen voor kinderdagopvang van de aanvrager.
Wanneer een aanvrager ervoor kiest na 01-01-2021 de subsidie aan te vragen wordt de verlenen subsidie per peuter verlaagd naar rato van de periode die verstreken is tussen 1 januari 2021 en de datum van indienen van de subsidieaanvraag. Bijvoorbeeld wanneer een aanvraag per 1 april 2021 wordt ingediend bedraagt de verlaging op de te verlenen subsidie per VE-peuter 90/365 x € 540 = € 133,- waardoor het bedrag per VE-peuter dan nog € 407,- bedraagt. Dit houdt ook in dat het aantal in 2021 te zetten uren per VE-peuter ook navenant verlaagd wordt.
Bij het indienen van de subsidieaanvraag 2021 tussen 1 november en 1 januari 2021 doet de aanvrager een opgave van het aantal verwachtte peuters met een VE-indicatie per 1 januari 2021.
Bij het indienen van de subsidieaanvraag 2021 tussen 1 januari en 1 oktober 2021 doet de aanvrager opgave van het aantal peuters met een VE-indicatie dat per 01-01-2021 staat ingeschreven bij de aanvrager.
Artikel 7 De subsidieverlening
In principe wordt op de te verlenen subsidie een voorschot van 100% van het verleende bedrag verstrekt. De aanvrager kan er voor kiezen te vragen een lager voorschot te verstrekken.
Artikel 8 Rapportageverplichtingen en subsidievaststelling
De aanvrager van de subsidie legt de benodigde gegevens vast voor vaststelling van de subsidie zoals genoemd in lid 1 a t/m c.
Verder voegt de aanvrager bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie naast de boven-genoemde gegevens een beknopt inhoudelijk verslag bij van de verrichte werkzaamheden van de hbo’er om de kwaliteit en effectiviteit van de voorschoolse educatie verder te verbeteren.
Bij de vaststelling van de subsidie kan de subsidie 2021 onder andere lager worden vastgesteld wanneer het werkelijke aantal peuters op 01-01-2021 lager blijkt te zijn dan in de subsidieaanvraag is aangegeven waarbij de hoogte van de vermindering wordt bepaald naar rato van het lagere aantal peuters waarvoor subsidie is verleend.
Ook wanneer de aanvrager minder dan het verleende aantal uren per peuter met een VE-indicatie inzet kan de subsidie lager worden vastgesteld waarbij de hoogte van de vermindering wordt bepaald naar rato van de minder ingezette uren.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-230842.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.