Wijzigingsvoorstel Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2016

De raad van de gemeente Zuidplas;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2019;

Gelet op de artikelen 2.1.4, 2.1.5 en 2.3.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Besluit vast te stellen, de volgende regeling:

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2016

Artikel I Wijzigingen Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2016

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 van de gemeente Zuidplas wordt als volgt gewijzigd.

 

  • A.

    Aan artikel 3 wordt een lid onder nummer 2 toegevoegd, waardoor de overige nummering in dit artikel opschuift, en luidt als volgt:

  • “Het college stelt de identiteit van de aanvrager vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht”.

 

  • B.

    Artikel 8 en 8a, waarin de regels voor de eigen bijdrage in de kosten voor algemene- en maatwerkvoorzieningen en pgb’s staan beschreven worden aangepast naar nieuwe regelgeving. De artikelen luiden als volgt:

Artikel 8. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet, of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      rolstoelen;

    • b.

      woningaanpassing(en) ten behoeve van een minderjarige cliënt.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet wordt voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer per rit een tarief per zone (inclusief opstapzone) gehanteerd. De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer voor Wmo-pashouders bedraagt € 1.70 voor de eerste zone. Voor iedere extra zone bedraagt de eigen bijdrage € 0.75. De genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2019.

  • 5.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 6.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 7.

    Voor de duur van de eigen bijdrage geldt dat wanneer een voorziening in eigendom verstrekt wordt de termijn conform de afschrijvingsperiode geldt. Gaat het om een huur, of leasevoorziening dan loopt de eigen bijdrage door zo lang als de voorziening wordt gebruikt.

Artikel 8a. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van:

    • a.

      Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, van deur naar deur voor OV-reizigers;

    • b.

      Huishoudelijke hulp toelage.

  • 2.

    De kostprijs van een algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet wordt voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, van deur naar deur voor OV-reizigers, per rit een tarief per zone (inclusief opstapzone) gehanteerd. De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer voor Wmo-pashouders bedraagt € 5,80 voor de eerste zone. Voor iedere extra zone bedraagt de eigen bijdrage € 2,90. De genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2019.

  • 4.

    Cliënten met een Wmo indicatie en mantelzorgers krijgen de mogelijkheid om zelf aanvullende uren hulp bij het huishouden in te kopen. Hiervoor geldt;

    • a.

      alleen voor de 1e 26 uur per kalenderjaar wordt door de aanbieder een uurtarief van € 4,80 rechtstreeks in rekening gebracht bij de cliënt. Het genoemde bedrag is uitgedrukt in het prijspeil van 2019;

    • b.

      het college vult voor maximaal de 1e 26 uur per kalenderjaar het uurtarief aan tot het overeengekomen uurtarief ZIN en betaald dit rechtstreeks aan de aanbieder;

    • c.

      voor cliënten geldt dat de aanvullende uren, indien mogelijk, worden ingekocht bij de aanbieder die de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden levert;

    • d.

      Voor mantelzorgers geldt dat:

      • i.

        de mantelzorger is mantelzorger van een cliënt die een hulpvraag heeft aangemeld bij

        de gemeente Zuidplas op grond van de Wmo of Jeugdwet;

      • ii.

        de cliënt die een hulpvraag heeft aangemeld bij de gemeente Zuidplas op grond van de Wmo of Jeugdwet is thuiswonend.

 

 

Toelichting op de Tweede wijziging Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2016

Toelichting op artikel I

 

A

Een extra lid is toegevoegd aan artikel 3. Het toevoegen van dit lid heeft als doel het voldoen aan de identificatieplicht voor een Wmo-indicatie. In artikel 2.3.4 van de Wmo 2015 is het volgende opgenomen:

  • 1.

    bij het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;

  • 2.

    de cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

De documenten die geaccepteerd mogen worden ten behoeve van de identificatie van de persoon zijn beschreven in de ‘Wet op de identificatieplicht’ in artikel 1.

 

B

Artikel 8. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s

Het college heft een eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgb’s. Per 1 januari 2020 voert het kabinet enkele wijzigingen door in het landelijke eigen bijdrage beleid. Deze wijzigingen zijn weergegeven in artikel 8. De hoogte van het abonnementstarief is maximaal € 19,00 per maand en wordt door het CAK vastgesteld en geïnd. Tevens ziet het CAK toe op het niet overschrijden van de kostprijs.

 

Vaststellen kostprijs

De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.4a, zesde lid, van de wet) en een algemene voorziening (artikel 2.1.4, zesde lid, van de wet). De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder. In het aangepaste artikel 8, zevende lid, is opgenomen dat de kostprijs van een voorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing ook bepaald wordt door de wijze van verstrekken van de voorziening te weten bruikleen, huur of eigendom.

De eigen bijdrage van € 19,00 per maand mag de kostprijs van de voorziening niet te boven gaan. Wanneer een hulpmiddel of woningaanpassing in eigendom wordt verstrekt, kan er een moment komen dat de kostprijs is betaald. Het CAK ziet toe op het niet overschrijden van de kostprijs. Het college mag voor die voorziening dan geen eigen bijdrage meer heffen. Wanneer de voorziening in bruikleen of huur is verstrekt, kan de eigen bijdrage worden geheven zolang de cliënt van de voorziening gebruik maakt.

 

Artikel 8a. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Voor een algemene voorziening waarbij geen sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie heft het college een eigen bijdrage, tot maximaal de kostprijs. De kostprijs van een algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder. In het aangepaste artikel 8a, is opgenomen wat de hoogte van de eigen bijdrage van een algemene voorziening is.

Naar boven