Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert

De raad van de gemeente Weert,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 mei 2020;

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

 

gezien het advies van de Raadscommissie Middelen en Bestuur;

 

 

 

besluit:

 

 

I.

Vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert:

Artikel 1  

De hierna vermelde artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert worden zo gewijzigd (ofwel als nieuw artikel opgenomen ofwel als vervallen verklaard), dat deze als volgt komen te luiden.

Artikel 2  

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • c.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • d.

    bromfiets : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;

  • f.

    gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • g.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • h.

    motorvoertuig : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • i.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • j.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • k.

    parkeren : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • l.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • m.

    voertuig : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • n.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet.

Artikel 3  

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 4  

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden en verstoren openbare orde

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden of de openbare orde te verstoren.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats

    • a.

      aanwezig is bij een voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis, die aanleiding geeft tot toeloop van publiek, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

  • is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 van deze verordening belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5.

    Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

  • 6.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5  

Artikel 2:10 Voorwerpen op openbare plaatsen in strijd met de publieke functie ervan

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college een openbare plaats te gebruiken voor het plaatsen of aanbrengen van een voorwerp/voorwerpen op of boven een openbare plaats.

  • 2.

    Het verbod geldt niet indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het plaatsen/aanbrengen van het voorwerp/de voorwerpen is minimaal twee weken van te voren gemeld met een door het college vastgesteld meldingsformulier;

    • b.

      het voorwerp wordt geplaatst/aangebracht in een 30 km/u-zone;

    • c.

      het voorwerp is niet langer dan vijf dagen aanwezig;

    • d.

      het voorwerp neemt geen grotere oppervlakte in beslag dan 16 m2;

    • e.

      het voorwerp komt niet te staan: op de singels in de binnenstad van Weert of binnen die singels, op de Stationsstraat, de Maaspoort of de Driesveldlaan;

    • f.

      het voorwerp komt niet op een plaats te staan waar betaaldparkeren of vergunningparkeren geldt; én

    • g.

      het voorwerp komt te staan op een plaats direct voor of naast het eigen perceel van de melder.

  • 3.

    Het verbod geldt niet, indien de te plaatsen/aan te brengen voorwerpen sandwichborden of driehoeksborden zijn en indien daarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het plaatsen/aanbrengen van de borden is minimaal twee weken voor het plaatsen/aanbrengen gemeld met een door het college vastgesteld meldingsformulier;

    • b.

      er worden niet meer dan 20 sandwichborden/driehoeksborden geplaatst/aangebracht;

    • c.

      het betreft geen handelsreclame;

    • d.

      het betreft een lokale organisatie en lokale activiteit;

    • e.

      de borden zijn niet langer dan twee weken aanwezig en moeten uiterlijk de dag na afloop van de activiteit verwijderd zijn.

  • 4.

    Het verbod geldt niet voor verkiezingsborden van politieke partijen tijdens verkiezingscampagnes. Deze mogen tot en met de verkiezingen maximaal drie weken aanwezig zijn.

  • 5.

    Het verbod geldt niet voor borden voor theatervoorstellingen, circussen en concerten. Deze mogen tot en met de dag van de voorstelling maximaal twee weken aanwezig zijn.

  • 6.

    Het college kan met inachtneming van het bepaalde in lid 2, 3, 4 en 5, nadere regels vaststellen voor het plaatsen en aanbrengen van voorwerpen, sandwichborden/driehoeksborden en verkiezingsborden.

  • 7.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2. eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 8.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de in het eerste lid genoemde vergunning onder meer ook worden geweigerd én de melding is in elk geval niet akkoord en het plaatsen/aanbrengen van de voorwerpen daarmee verboden:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats;

    • b.

      indien het beoogde gebruik gevaar oplevert voor het doelmatig en veilig gebruik van de openbare plaats;

    • c.

      indien het beoogde gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

    • d.

      indien het beoogde gebruik de verkeersveiligheid in gevaar brengt.

  • 9.

    Het verbod geldt niet:

    • a.

      voor evenementen als bedoeld in artikel 2:24 van deze verordening;

    • b.

      voor terrassen bij openbare inrichtingen als bedoeld in artikel 2:27 van deze verordening;

    • c.

      voor uitstallingen als bedoeld in artikel 2:10a van deze verordening;

    • d.

      voor standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17 en verder van deze verordening.

  • 10.

    Voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de Omgevingsverordening Limburg 2014.

  • 11.

    Op de vergunning genoemd in lid 1 is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 6  

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 van deze verordening kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien:

    • a.

      daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, tenzij die extra uitweg strikt noodzakelijk is, hetgeen bij de aanvraag om omgevingsvergunning aangegeven moet worden; of

    • e.

      de waterhuishouding daardoor wordt aangetast.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Omgevingsverordening Limburg 2014.

Artikel 7  

Artikel 2:24 Definitie evenement

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan, elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening;

    • g.

      de door de gemeente georganiseerde stads- en dorpskermissen.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtfestiviteit op één dag (klein evenement).

Artikel 8  

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het is een evenement in de open lucht;

    • b.

      het aantal bezoekers is niet meer dan 150 gelijktijdig;

    • c.

      het evenement duurt maximaal tot 24.00 uur;

    • d.

      het ten gehore brengen van muziek duurt op vrijdag en zaterdag tot maximaal 24.00 uur en op maandag tot en met donderdag en op zondag tot maximaal 23.00 uur;

    • e.

      het evenement wordt niet gehouden op de rijbaan (niet zijnde een woonerf), fiets- of bromfietspad of parkeergelegenheid of vormt niet anderszins een belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten, hetgeen ook betekent dat er op het trottoir een doorgang van 1.20 meter open moet blijven en op promenades en woonerven een doorgang van minstens 4.50 meter;

    • f.

      er worden slechts objecten geplaatst met een oppervlakte van minder dan 50 m² per object en niet meer dan vier objecten per straat;

    • g.

      er is een organisator;

    • h.

      de organisator stelt de burgemeester tenminste vier weken voorafgaand aan het evenement in kennis met een door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier; en

    • i.

      er wordt voldaan aan de standaardvoorschriften van Politie.

  • 3.

    Bij de indiening van een aanvraag om een vergunning voor een evenement, zoals bedoeld in lid 1, en bij de indiening van een meldingsformulier, zoals genoemd in lid 2, aanhef, onder h, bij een evenement met meer dan 150 personen tegelijk aanwezig, worden de gegevens, vermeld in artikel 2.3. Indieningsvereisten gebruiksmelding van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd via een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 Weigeringsgronden kan de vergunning, zoals bedoeld in lid 1, worden geweigerd wegens strijdigheid met het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 5.

    De burgemeester kan naar aanleiding van een melding, zoals bedoeld in lid 2, aanhef, onder h, nadere voorwaarden verbinden aan het te houden evenement in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het milieu en de brandveiligheid.

  • 6.

    De burgemeester kan naar aanleiding van een melding, zoals bedoeld in lid 2, aanhef, onder h, besluiten een evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het milieu en de brandveiligheid in gevaar komt.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 8.

    De burgemeester kan nadere regels stellen betreffende het organiseren van vergunningsplichtige en/of meldingsplichtige evenementen.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, lid 1, en in afwijking van het bepaalde in artikel 1:8, lid 2, kan een vergunning voor een evenement worden geweigerd als de aanvraag om vergunning minder dan acht weken voor het evenement is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

  • 10.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, lid 1, wordt een vergunning voor een evenement geweigerd indien bij het evenement wilde dieren worden gebruikt. Hierbij wordt onder wilde dieren verstaan: andere dieren dan die behoren tot de diersoorten genoemd in bijlage IV van het Besluit houders van dieren, met uitzondering van door de mens gekweekte vogels behalve roofvogels.

 

  • Bijlage IV. als bedoeld in artikel 4.14 van het Besluit houders van dieren

 

  • Aangewezen soorten van zoogdieren waarmee deelname aan en vervoer ten behoeve van een circus of een ander optreden is toegestaan.

  •  

    Soorten 

    Equus asinus

    (Ezel)

    Equus caballus

    (Paard)

    Canis lupus familiaris

    (Hond)

    Felis catus

    (Kat)

    Bos taurus

    (Rund)

    Ovis aries

    (Schaap)

    Capra hircus

    (Geit)

    Sus scrofa

    (Varken)

    Lama glama (Guanaco familiaris)

    (Lama)

    Vicugna pacos

    (Alpaca)

    Camelus bactrianus

    (Kameel)

    Camelus dromedarius

    (Dromedaris)

    Oryctolagus cuniculus

    (Konijn)

    Rattus norvegicus

    (Bruine rat)

    Mus musculus

    (Tamme muis/huismuis)

    Cavia porcellus

    (Cavia)

    Mesocricetus auratus

    (Goudhamster)

    Meriones unguiculatus

    (Gerbil)

     

Artikel 9  

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.

  • 3.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 4.

    Het verbod van lid 3 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

  • 5.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt, in afwijking van artikel 2:24, onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak en een herdenkingsplechtigheid.

Artikel 10  

Artikel 2:27 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • 1.

        een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis, coffeeshop, waar softdrugs plegen te worden verkocht;

      • 2.

        elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid.

    • b.

      terras:

      • een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

  • 2.

    Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel 11  

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      zorginstelling;

    • c.

      museum; of

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor de exploitatie van een openbare inrichting.

  • 6.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning en de vrijstelling.

Artikel 12  

Artikel 2:28a Overgangsregeling

  • 1.

    De exploitant van een openbare inrichting, zoals bedoeld in deze afdeling, is verplicht om vóór 1 januari 2021 een aanvraag om een exploitatievergunning in te dienen.

  • 2.

    Totdat er een besluit is genomen op de aanvraag wordt de exploitant geacht niet te handelen in strijd met de geldende exploitatievergunningplicht.

Artikel 13  

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1.

    Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met zondag, dagelijks tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

  • 2.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd. Deze ontheffing wordt uitsluitend verleend voor alle dagen van 02.00 uur tot 04.00, met uitzondering van het terras, waarvoor de eindtijd van 02.00 uur blijft gelden.

  • 3.

    Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 4.

    a. In afwijking van de algemene sluitingstijd, zoals bepaald in het eerste lid, en de sluitingstijd bij verleende ontheffing, zoals bepaald in het tweede lid, kunnen in de exploitatievergunning, zoals vermeld in artikel 2:28, afwijkende, vroegere sluitingstijden worden bepaald, waarbij voor het terras en voor het overige gedeelte van de openbare inrichting elk afzonderlijke sluitingstijden kunnen worden bepaald.

    b. De burgemeester kan voor incidentele, bijzondere gelegenheden op aanvraag ontheffing van de in de exploitatievergunning opgenomen sluitingstijden verlenen.

  • 5.

    Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op paracommerciële instellingen in de zin van artikel 4 van de Drank- en Horecawet, waarvan de sluitingstijd is geregeld in de artikelen 3 en 5 van de Drank- en Horecaverordening Paracommercie Weert 2011.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op seksinrichtingen in de zin van artikel 2:27, waarvan de sluitingstijd geregeld in artikel 3:6.

  • 8.

    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

  • 9.

    De in het eerste en tweede lid genoemde sluitingstijden gelden niet in de nacht van 31 december op 1 januari.

  • 10.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 14  

Artikel 2:30a Afwijking sluitingstijd; verruiming sluitingstijd

  • 1.

    Om na te gaan of ruimere openingstijden voor een openbare inrichting in de praktijk mogelijk zijn en niet leiden tot negatieve gevolgen voor de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of dat daardoor de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, is de burgemeester bevoegd om op aanvraag een besluit te nemen om bij wijze van proef voor een nader te bepalen openbare inrichting of beperkt aantal openbare inrichtingen een latere sluitingstijd dan 04.00 uur vast te stellen.

  • 2.

    Op het moment dat die latere sluitingstijd leidt tot een situatie waarbij de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, dan besluit de burgemeester de verruiming van de sluitingstijd in te trekken.

Artikel 15  

Artikel 2:33 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden in een openbare inrichting de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden voor een exploitant om een bijeenkomst van een organisatie, die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde, te laten houden in een openbare inrichting.

Artikel 16  

Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden

 

Artikel 17  

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • b.

      met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4.

    Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5.

    Het is verboden de aanplakborden, bedoeld in het vierde lid, te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7.

    De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 18  

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 19  

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Artikel 20  

Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen (o.a. rooftassen)

  • 1.

    Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstallen te vergemakkelijken.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 21  

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats:

    • a.

      te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties, waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 3.

    Wordt geoordeeld dat het verbod wordt overtreden dan is de overtreder verplicht op een daartoe strekkend bevel of vordering van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 van deze verordening belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen over tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.

Artikel 22  

Artikel 2:48 Verboden gebruik van alcoholhoudende drank en softdrugs

  • 1.

    Het is voor personen, die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      een terras dat behoort bij een openbare inrichting, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en

    • b.

      een andere plaats dan een openbare inrichting als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

  • 3.

    Het is verboden op een openbare plaats softdrugs te gebruiken, toe te dienen dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.

  • 4.

    Onder softdrugs worden verstaan: de middelen, genoemd in lijst II behorende bij de Opiumwet.

Artikel 23  

Artikel 2:48b Verboden gebruik lachgas

Het is verboden in het openbaar gebied lachgas te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Artikel 24  

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

  • 3.

    Wordt geoordeeld dat de verboden worden overtreden dan is de overtreder verplicht op een daartoe strekkend bevel of vordering van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 van deze verordening belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen over tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.

Artikel 25  

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

  • 1.

    Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

  • 2.

    Wordt geoordeeld dat het verbod wordt overtreden dan is de overtreder verplicht op een daartoe strekkend bevel of vordering van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 van deze verordening belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen over tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.

Artikel 26  

Artikel 2:50b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 27  

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

    • a.

      anders dan kort aangelijnd nadat de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

    • b.

      anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57d, aanhef, onder b, geldt bij het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

  • 3.

    In het eerste lid wordt verstaan onder:

    • a.

      muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;

    • b.

      kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1.50 meter.

Artikel 28  

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester heeft medegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht.

  • 2.

    Het verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Artikel 29  

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 30  

Artikel 2:66 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 31  

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 32  

Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1.

    Het is verboden om consumentenvuurwerk in de vorm van knalvuurwerk en/of vuurpijlen te gebruiken.

  • 2.

    Het is verboden om consumentenvuurwerk, anders dan genoemd in lid 1, te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast/hinder aangewezen plaats.

  • 3.

    Het is verboden consumentenvuurwerk, anders dan genoemd in lid 1, op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast/hinder kan veroorzaken.

  • 4.

    De in het eerste, tweede en derde lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 33  

Artikel 2:77 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd, in het belang van de openbare orde, aan degene, die een of meer van de wettelijke bepalingen overtreedt, die genoemd zijn in lid 7 van dit artikel, een verbod op te leggen om zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid geldt gedurende het in het besluit van de burgemeester genoemde termijn, nadat dit besluit aan de overtreder bekend is gemaakt. De duur van de gebiedsontzegging is afhankelijk van de zwaarte van de overtreding. De overtredingen zijn onderverdeeld in drie categorieën, zie lid 7.

  • 3.

    De burgemeester is bevoegd, in het belang van de openbare orde, aan degene die hij eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid heeft opgelegd en ten aanzien van wie binnen één jaar na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij opnieuw een of meer van de in het laatste lid genoemde artikelen overtreedt, een verbod op te leggen om zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen voor een tijdvak van maximaal 12 weken. Dit geldt voor alle categorieën genoemd in lid 7.

  • 4.

    De burgemeester houdt bij zijn beslissing rekening met eventuele zwaarwegende belangen, die betrokkene kan hebben bij aanwezigheid in het gebied, zoals het aldaar wonen, werken of het bezoeken van een hulpverleningsinstantie.

  • 5.

    Het is verboden om zich in strijd met een op grond van dit artikel opgelegde gebiedsontzegging in een desbetreffend door het college aangewezen gebied of de daarin voor publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen te bevinden.

  • 6.

    Voor bijzondere of meerdaagse evenementen kan het college ten behoeve van gebiedsontzeggingen op grond van dit artikel een op het betreffende evenement afgestemd gebied aanwijzen, dat afwijkt van het aangewezen reguliere gebied.

  • 7.

    Categorie 1: feiten waarvoor een gebiedsverbod van 2 weken kan worden opgelegd:

  •  

    Artikel

    Feit

    2:1 APV

    Samenscholing en ongeregeldheden

    2:26 APV

    Ordeverstoring bij evenementen

    2:33 APV

    Ordeverstoring in een openbare inrichting

    2:47 APV

    Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

    2:48 APV

    Verboden gebruik van alcoholhoudende drank en softdrugs

    2:48a APV

    Verboden glas op straat

    2:48b APV

    Verboden gebruik lachgas

    2:49 APV

    Verboden gedrag bij of in gebouwen

    2:50 APV

    Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

    2:73 APV

    Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

    424 Sr.

    Straatschenderij

    426 Sr.

    Ordeverstoring bij dronkenschap

    453 Sr.

    Openbare dronkenschap

     

  •  

    Categorie 2: feiten waarvoor een gebiedsverbod van 6 weken kan worden opgelegd:

    Artikel

    Feit

    2:50a APV

    Vechten in het openbaar

    131 Sr.

    Opruiing

    138 en 139 Sr.

    (i.r.t. art. 45 t/m 47 Sr.)

    (Poging etc.) wederrechtelijk binnendringen: huis-/lokaalvredebreuk

    157 Sr.

    (i.r.t. art. 45 t/m 47 Sr.)

    (Poging etc.) brandstichting

    158 Sr.

    Brand door schuld

    170 Sr.

    Vernieling van gebouwen

    180 Sr.

    Misdrijven tegen het openbaar gezag

    184 Sr.

    Negeren van bevoegd gegeven ambtelijk bevel

    239 Sr.

    Schennis eerbaarheid

    267 Sr.

    Belediging

    285 Sr.

    Bedreiging

    310 Sr.

    Diefstal

    321 Sr.

    Verduistering

    350 Sr.

    Vernieling of beschadiging van zaken

     

  •  

  • Categorie 3: feiten waarvoor een gebiedsverbod van 12 weken kan worden opgelegd:

    Artikel

    Feit

    2:74 APV

    Drugshandel op straat

    2:77 APV

    Overtreding gebiedsontzegging

    13 WWM

    Verbodsbepaling voor wapens categorie 1

    26 WWM

    Verbod voorhanden hebben en dragen van wapens en munitie van de categorieën 2 en 3.

    27 WWM

    Verbod voorhanden hebben en dragen van wapens en munitie van de categorieën 2, 3 en 4.

    2 Opiumwet

    Handel in harddrugs

    3 Opiumwet

    Handel in softdrugs

    175 Gemw. jo. 184 Sr.

    Negeren noodbevel burgemeester

    141 Sr.

    Gezamenlijke openlijke geweldpleging

    Art. 287 Sr (i.r.t. art. 45 t/m 47 Sr.)

    (Poging etc.) Doodslag

    300 t/m 306 Sr.

    (i.r.t. art. 45 t/m 47 Sr.)

    Mishandeling

    (Poging etc.)

     

     

Artikel 34  

(van HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.)

Afdeling 1. Definities

Artikel 35  

Artikel 3:1 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • d.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • e.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • f.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • g.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • h.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • i.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    • 1.

      de exploitant;

    • 2.

      de beheerder;

    • 3.

      de prostituee;

    • 4.

      het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    • 5.

      toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    • 6.

      andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is;

  • j.

    toelatingsgebieden: begrensde gebieden waarin prostitutiebedrijven, met inbegrip van erotische massagesalons en parenclubs, zich slechts mogen vestigen. Hiertoe behoren de bebouwde gedeelten aan weerskanten van de volgende in- en uitvalswegen binnen de gemeente Weert:

    • -

      de Roermondseweg;

    • -

      de Eindhovenseweg;

    • -

      de Maaseikerweg;

    • -

      de Bocholterweg,

  • voor zover de in artikel 3:13, lid 2 genoemde belangen zich niet tegen vestiging verzetten en de gebieden gemarkeerd zijn op de plankaarten, behorende bij de beleidsnota “Prostitutie in de gemeente Weert” van 30 november 2000;

  • k.

    straatprostitutie: het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

  • l.

    raamprostitutie: een seksinrichting voorzien van één of meer vitrines waarin een prostituee poseert om klanten te werven.

Artikel 36  

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • b.

    gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • c.

    gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • d.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • f.

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • g.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Artikel 37  

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in bepaalde gedeelten van de gemeente.

  • 3.

    Het college maakt de aanwijzing voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. Als de precieze datum van een collectieve festiviteit nog niet bekend is, wordt de festiviteit zonder datum bekend gemaakt.

  • 4.

    Het college kan, wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, festiviteiten terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 5.

    Het college kan, ter voorkoming of beperking van geluidhinder, voorwaarden verbinden aan de festiviteiten.

Artikel 38  

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a van het Activiteitenbesluit milieubeheer tot 02.00 uur (op vrijdag, zaterdag en zondag) en tot 01.00 uur (op de overige dagen van de week) niet van toepassing zijn en bij welke festiviteiten ramen en deuren gesloten dienen te blijven, behoudens tijdens het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Er is een (digitaal) standaardformulier voor het doen van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid. Het college stelt dit formulier vast.

  • 3.

    De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 4.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 5.

    Het ongebruikt laten van een dag voor een collectieve festiviteit betekent niet dat het aantal dagen voor incidentele festiviteiten evenredig toeneemt. Uitwisselen tussen dagen voor collectieve festiviteiten en dagen voor incidentele festiviteiten is niet toegestaan.

  • 6.

    Het college kan, ter voorkoming of beperking van geluidhinder, voorwaarden verbinden aan de festiviteiten.

Artikel 39  

Artikel 4:4 Onversterkte muziek

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

    • d.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

    • e.

      Tabel:

      23.00 – 07.00 uur

      LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen

      40 dB(A)

      LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

      25 dB(A)

      LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

      60 dB(A)

      LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

      45 dB(A)

       

  • 2.

    Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.

  • 3.

    Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

Artikel 40  

Artikel 4:5 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Activiteitenbesluit milieubeheer (recreatie)toestellen, (bouw)machines of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:4 van deze verordening kunnen aan een ontheffing als bedoeld in het vorige lid voorschriften worden verbonden betreffende:

    • a.

      het maximale geluidsniveau;

    • b.

      de situering van geluidsbronnen;

    • c.

      de frequentie en tijden van gebruik.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Omgevingsverordening Limburg 2014.

  • 5.

    Op de ontheffing genoemd in lid 2 is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 41  

Artikel 4:9a Verbod oplaten of achterlaten ballonnen

  • 1.

    Het is verboden een of meer ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen op te laten stijgen of een of meer ballonnen, zonder hete lucht, helium of een ander gas, in het milieu achter te laten;

  • 2.

    Onder een ballon wordt in elk geval verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, (Thaise) wensballon, papierballon, geluksballon of elk ander daarmee vergelijkbaar voorwerp.

Artikel 42  

Artikel 4:10 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. Bomen geplant vanuit herplant- of instandhoudingsplicht zijn uitgezonderd van deze begripsomschrijving;

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

  • c.

    hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • d.

    bomensingel: lijnvormige element als begrenzing langs wegen of cultuurgronden, rond erven en of gebouwen;

  • e.

    houtwal: lijnvormige element als begrenzing langs wegen of tussen cultuurgronden, landbouwgronden, weilanden en percelen;

  • f.

    dunnen: gedeeltelijk verwijderen van houtopstand ter bevordering van de duurzame instandhouding van de houtopstand, welke niet valt onder vellen; wordt de kroonsluiting teruggebracht tot minder dan 60%, dan is er sprake van kap vellen (uitgezonderd beschermingsgebieden als bedoeld in het plaatselijk bomenregister);

  • g.

    kandelaberen: het snoeien van de kroon van een boom, waarbij de takken worden weggesnoeid en waardoor de boom het uiterlijk van een kandelaar of kandelaber krijgt, met dien verstande dat het in stand houden van de door kandelaberen ontstane kroonvorm onder het begrip knotten valt;

  • h.

    knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • i.

    bebouwde kom: in afwijking van het bepaalde in artikel 1:1, aanhef en onder a, de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

  • j.

    boomwaarde: waarde van de boom berekend aan de hand van het Rekenmodel boomwaarde volgens de erkende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB);

  • k.

    plaatselijk bomenregister: bomenregister als bedoeld in artikel 4:12, lid 2, van deze verordening;

  • l.

    vellen: in deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip vanverplanten, kandelaberen alsmede het verrichten van handelingen zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 43  

Artikel 4:11a Meldingsplicht

  • 1.

    Degene, die beschikkingsbevoegd is ten aanzien van een houtopstand of diens gemachtigde, en die voornemens is om een houtopstand te vellen of te doen vellen, moet dat voornemen schriftelijk melden aan het college met een door het college vastgesteld meldingsformulier.

  • 2.

    Uiterlijk twee weken na ontvangst van de melding wordt aan de melder meegedeeld of wel of geen omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van de houtopstand nodig is.

Artikel 44  

Artikel 4:11d Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 4:11b, weigeren dan wel (onder voorschriften) verlenen in het belang van onder meer:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:4 kunnen tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften behoren, aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 kan de burgemeester toestemming geven tot direct vellen indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 45  

Artikel 4:17 Definitie

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 46  

Artikel 4:18c Kamperen op eigen terrein

  • 1.

    Het plaatsen van één kampeermiddel op eigen terrein is gedurende het gehele jaar toegestaan, dit onder de voorwaarde dat het kampeermiddel niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Bovendien dient dit kampeermiddel binnen 20 meter uit de bebouwing behorende tot een burgerwoning of op het agrarische bouwblok gesitueerd te worden.

  • 2.

    Gedurende een korte periode van maximaal twee weken is het toegestaan om één kampeermiddel op eigen terrein te hebben zichtbaar vanaf de openbare weg, voor het verrichten van werkzaamheden en “vakantie gereed” maken van het kampeermiddel.

  • 3.

    Dit kampeermiddel mag gedurende maximaal twee weken per jaar voor recreatief nachtverblijf worden gebruikt.

Artikel 47  

Artikel 5:1 Definities

 

(vervallen: zie artikel 1:1)

Artikel 48  

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig, dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6.00 meter of een hoogte van meer dan 2.40 meter, een oplegger dan wel een aanhangwagen, ongeacht hun lengte, op de weg te parkeren.

  • 2.

    Het is verboden een voertuig, dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6.00 meter of een hoogte van meer dan 2.40 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid bedoelde verbod is niet van toepassing op het parkeren op maandag tot en met zaterdag van 07.00 tot 19.00 uur gedurende ten hoogste één uur, met uitzondering van de op die dagen vallende erkende feestdagen.

  • 4.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans, kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 5.

    Het college kan van de in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 6.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 49  

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

  • 1.

    Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

Artikel 50  

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring;

    • b.

      door een organisatie of instelling die beschikt over een CBF-erkenning, welke inzameling of werving tevoren is gemeld en in overeenstemming is met het (landelijk) collecte- en wervingsrooster zoals dat wordt gehanteerd door de gemeente Weert.

    • c.

      door een instelling die is ingedeeld in het door het college voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt; of

    • d.

      door een andere, door het college aangewezen instelling.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 51  

Artikel 5:17 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: een plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, teneinde vanuit een verplaatsbare verkoopinrichting goederen en/of diensten te koop aan te bieden of te leveren.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      plaatsen op jaarmarkten of markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      plaatsen op evenementen als bedoeld in artikel 2:24 van deze verordening;

    • c.

      plaatsen op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22 van deze verordening of;

    • d.

      een uitstalling, waaronder wordt verstaan: de direct voor en ten behoeve van een zakenpand op of boven de weg uitgestalde voorwerpen.

  • 3.

    In deze afdeling wordt verstaan onder inschrijver: degene die op de bij of krachtens deze verordening voorgeschreven wijze kenbaar heeft gemaakt een standplaats in te nemen en daarvoor tevens een bedrag heeft geboden.

Artikel 52  

Artikel 5:22 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden.

  • 2.

    Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    • a.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 53  

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op ruimten, die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3.

    Het verbod is ook niet van toepassing op een snuffelmarkt, waar tweedehands goederen worden aangeboden, mits:

    • a.

      het aantal bezoekers gelijktijdig niet meer dan 250 bedraagt;

    • b.

      de snuffelmarkt geen commercieel doel heeft en er geen handelaren direct nog indirect aan deelnemen;

    • c.

      de organisator de burgemeester tenminste 20 werkdagen voorafgaand aan de snuffelmarkt daarvan in kennis heeft gesteld met een door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier;

    • d.

      er binnen 10 dagen na het indienen van het meldingsformulier geen mededeling is gevolgd, dat het meldingsformulier wordt beschouwd als een vergunningaanvraag.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 5.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 54  

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2.

    Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Omgevingsverordening Limburg 2014.

  • 4.

    Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 5.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

Artikel 55  

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

 

(vervallen: in verband met artikel 5:25 nieuw)

Artikel 56  

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

 

(vervallen: i.v.m. artikel 5:25 nieuw)

Artikel 57  

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of hinder;

    • b.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Artikel 58  

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 1.

    Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets of met een fiets of een paard.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen van overlast of hinder;

    • b.

      in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van het publiek.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

    • a.

      ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen hulpverleningsdiensten,

    • b.

      die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • c.

      die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • d.

      van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen, die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • e.

      voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 4.

    Het verbod geldt voorts niet:

    • a.

      op wegen, die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;

    • b.

      binnen de bij of krachtens de Omgevingsverordening Limburg 2014 aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen, die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 6.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 59  

Artikel 5:35 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

 

II.

Te bepalen dat deze verordening in werking treedt op 1 september 2020.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 juli 2020.

De griffier,

M.H.R.M. Wolfs-Corten

De voorzitter,

C.C. Leppink - Schuitema

Naar boven