Gemeenteblad van Velsen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Velsen | Gemeenteblad 2020, 203603 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Velsen | Gemeenteblad 2020, 203603 | Beleidsregels |
Standplaatsenbeleid Velsen 2020
1.2. Definitie standplaats en standplaatshouder 5
1.5. Werkingsduur standplaatsenbeleid en evaluatie 7
3.1. Vergunningen voor bepaalde tijd 11
3.2. Locatietoets bij (vrijkomen) standplaats 11
3.4. Dagelijkse verwijderplicht 13
3.5. Maximum aantal verkoopdagen 13
3.6. Aanvullend branche-aanbod 14
4. Proces mededinging en vergunningverlening 16
4.1. Vergunningaanvraag jaarrond of seizoensstandplaats 16
4.2. Standplaatsen waarop geen mededinging van toepassing is 18
Bijlage 1. Voorschriften en regels 19
Persoonlijk karakter van de standplaats 20
Overschrijven van de vergunning 20
Relatie weekmarkten en evenementen 21
Bijlage 2. Regelgeving en Wettelijk kader 23
Verordening op de heffing en invordering standplaatsgelden 23
Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 23
Relatie Venten en standplaatsen 24
Landelijke (en Europese) regelgeving 24
Wet samenhangende besluiten Awb 25
Wet op de ruimtelijke ordening 26
Standplaatsen zijn plekken in de openbare ruimte waar ondernemers voor een dagdeel, dag of meerdere dagen per week hun waar kunnen verkopen vanuit een wagen of een kraam. Op grond van artikel 5:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening Velsen (APV) heeft een ondernemer in Velsen een vergunning nodig van het college om een standplaats in te nemen. In deze vergunning staat beschreven onder welke voorwaarden toestemming kan worden verleend om gebruik te maken van openbare ruimte en openbaar toegankelijke plekken op particuliere grond. Het college kan een standplaatsaanvraag vergunnen of weigeren. Dit beleidsstuk is opgesteld om inzichtelijk te maken hoe het college vergunningsaanvragen beoordeelt, en welke voorwaarden hieraan gesteld worden. Het standplaatsenbeleid 2020 is een actualisatie van de kadernota standplaatsen 2011 en de beleidsregels ambulante handel 2008.
Ten aanzien van het huidige standplaatsenbeleid werden door zowel standplaatshouders als andere belanghebbenden een aantal knelpunten ervaren. Naar aanleiding van deze signalen heeft de gemeenteraad een motie ingediend met het verzoek het standplaatsenbeleid te evalueren.
In 2019 heeft het college het standplaatsenbeleid geëvalueerd. Er is gesproken met een brede groep aan belanghebbenden, waaronder: standplaatshouders, winkeliersverenigingen en de branchevereniging CVAH. Ook intern is geëvalueerd welke problemen worden ervaren bij vergunningverlening en handhaving. Onderstaand een kort overzicht van de belangrijkste knelpunten:
Een beleid op vrij ondernemerschap heeft niet geleid tot een toename van standplaatsen in Velsen. Uit de praktijk blijkt dat niet alle plekken even interessant zijn om een standplaats te beginnen. Ook is het niet altijd mogelijk om standplaatsen te faciliteren op de voor hen interessante plekken. In het huidige beleid is het voor belanghebbenden niet altijd duidelijk op welke plekken en onder welke voorwaarden standplaatsen mogelijk zijn.
In het verleden zijn een aantal standplaatsen uitgegroeid tot illegale bouwwerken die niet eenvoudig meer van de standplaats te verwijderen waren. In 2011 is hier een eind aan gemaakt door een aantal kiosken te legaliseren, en mobiele standplaatsen te vergunnen onder de strikte voorwaarden van een standplaats. In tegenstelling tot een kiosk, mag een standplaats slechts op gezette tijden worden ingenomen, en dient de wagen en/of kraam mobiel te zijn en dagelijks verwijderd te worden. Sommige ondernemers ondervinden moeite met het verwijderen van de wagen en/of kraam en zij hebben aan het college gevraagd om vrijstelling van de verwijderplicht.
Het college hanteert sinds 2011 een vergunningstermijn van 5 jaar, met eenmalige optie tot verlening met nog 5 jaar. Een aantal ondernemers zal de komende jaren geconfronteerd worden met een aflopende standplaatsvergunning. Deze standplaatshouders vrezen voor verlies van de vergunde standplaats, en zij wijzen op de investeringen die zij hebben moeten doen in materiaal, kraam en klantenkring. Een aantal ondernemers heeft om deze reden geïnformeerd naar de mogelijkheid een kiosk te beginnen, of bepleiten een standplaatsvergunning voor onbepaalde termijn.
Uitsluiting meedingen naar vergunning
Momenteel geldt dat een standplaatshouder met een aflopende vergunning alleen in aanmerking kan komen voor verlenging wanneer er geen andere gegadigden zijn voor de verkoopplek. Met deze maatregel beoogde het college de doorstroom op standplaatsen te bevorderen. Standplaatshouders
ervaren op hun verkoopplek een zeker bestaansrecht te hebben opgebouwd en zij zijn van mening dat zij op zijn minst moeten kunnen meedingen naar de nog te verlenen standplaatsvergunning.
Wanneer er meerdere gegadigden zijn voor een vrijkomende verkoopplek, vindt er binnen het huidige beleid een loting plaats. Dit geeft alle gegadigden een gelijke kans op de standplaats. De branchevereniging CVAH, pleit voor een systeem van selectie op basis van kwaliteitscriteria. Op deze wijze hebben standplaatshouders meer invloed op hun eigen toekomstperspectief, en zullen ze eerder geneigd zijn te investeren in een duurzame kraam.
Het college heeft de afgelopen jaren regelmatig klachten ontvangen van winkeliers die oneerlijke concurrentie ervaren door de aanwezigheid van standplaatsen die dezelfde branche voeren. Deze concurrentielast wordt sterker ervaren wanneer het standplaatsen betreffen die overwegend vanaf een vaste verkoopplek verkopen en meerdere dagen per week aanwezig zijn.
Toezicht en handhaving van de standplaatsvergunning heeft in het handhavingsbeleid geen hoge prioriteit. Toezicht en handhaving worden uitgevoerd volgens het principe van informatie-gestuurd handhaven. Dit betekent dat gereageerd wordt op signalen en meldingen. Uit de evaluatie blijkt dat het proces van signalering, rapportage en sanctionering onvoldoende op elkaar zijn afgestemd, en om deze reden niet altijd naar behoren worden uitgevoerd.
Definitie standplaats en standplaatshouder
Dit beleid beperkt zich tot standplaatsen, zoals bedoeld in artikel 5:15 van de APV. Onder standplaatsen wordt verstaan: “ Het vanaf een vaste plaats, op een openbare en in de openlucht gelegen locatie, vanaf waar goederen dan wel diensten te koop worden aangeboden, worden verkocht of worden afgeleverd, al dan niet gebruikmaken van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel”.
Het aanbieden van goederen uit een kiosk valt niet onder het begrip standplaats, en hierop is andere regelgeving van toepassing. Voor een kiosk is o.a. een omgevingsvergunning nodig, omdat er geen sprake is van een mobiele, maar van een permanent situatie.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat – evenals in het huidige beleid – standplaatsen bij evenementen, particuliere markten en warenmarkten buiten dit beleid vallen.
In dit standplaatsenbeleid wordt een onderscheid gemaakt in diverse typen standplaatsen:
1. Jaarrond standplaats: een locatie met vergunningsmogelijkheid voor alle dagen van de week (max 5 dagen innemen standplaats), gedurende het hele jaar.
2. Seizoensstandplaats: een standplaats voor het aanbieden van goederen en diensten waarvoor een vergunning is verleend voor de verkoop van seizoensgebonden artikelen zoals oliebollen en ijs. De verkoopperiode van oliebollen is vastgelegd voor de verkoopperiode van medio oktober tot en met 31 december.
3. Incidentele standplaats: dit is een standplaats die niet jaarlijks terugkeert of er voor een korte periode staat. De incidentele standplaatsen bestaan uit de volgende drie categorieën:
a. Kerstboomstandplaatsen: de verkoopperiode van deze branche is vastgelegd van 6 december tot en met 24 december.
b. Promotiestandplaats: dit zijn standplaatsen ter promotie van een product of activiteit voor commerciële doeleinden. Promotiestandplaatsen kunnen maximaal voor twee aaneengesloten dagen worden vergund.
c. Ideële standplaats: dit zijn standplaatsen met een ideëel karakter op het gebied van sociaal-cultureel en/of maatschappelijke activiteiten of activiteiten op gebied van volksgezondheid allen met een niet commercieel karakter.
Het doel van het standplaatsenbeleid is om voldoende ruimte te bieden aan standplaatsen in Velsen, zonder dat dit negatieve effecten veroorzaakt op de directe omgeving. De wenselijkheid van standplaatsen wordt beoordeeld op de bijdrage die zij leveren aan een verblijfsgebied. Een toename van de standplaatsen is daarmee geen beleidsdoelstelling op zich.
Versterken lokale economie en voorzieningenniveau
Standplaatsen kunnen een bijdrage leveren aan het versterken van de lokale economie en het voorzieningenniveau voor de Velsense consument. Standplaatsen zorgen voor werkgelegenheid, trekken bezoekers en kunnen de aantrekkelijkheid van een verblijfsgebied vergroten. Deze vorm van ambulante handel vormt op veel plekken in de stad een aanvulling op het winkelbestand. Om winkelleegstand tegen te gaan is goede afstemming nodig met overige aanwezige voorzieningen, zoals winkels. De behoefte aan standplaatsen, dient met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand, te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod.
Bijdrage aan woon- en leefklimaat
Standplaatsen kunnen bijdragen aan aantrekkelijk en levendig straatbeeld. Een standplaats heeft een belangrijke sociale functie: het zorgt voor levendigheid en gezelligheid op straat en is een ontmoetingsplek voor bewoners. Veel kramen in Velsen beschikken over een grote en vaste klantenkring. Standplaatsen kunnen daarentegen ook zorgen voor overlast (zoals geur, geluid en ruimtebeslag). Bij het verlenen van vergunningen wordt daarom ook veel aandacht besteed aan bescherming van het uiterlijk aanzien en een goede ruimtelijke en (verkeers-) veilige inpassing in de omgeving.
1.5. Werkingsduur standplaatsenbeleid en evaluatie
Dit beleid treedt in werking daags na publicatie en wordt aangehaald als ‘Standplaatsenbeleid 2020’. Vanaf de datum van inwerkingtreding is de beleidsregel ambulante handel 2008 ingetrokken. Op standplaatsvergunningen die voor de inwerkingtreding van dit beleid zijn verleend, blijft het standplaatsenbeleid 2011 en de beleidsregels ambulante handel 2008 van toepassing.
Bij dit beleid zijn een groot aantal uiteenlopende belangen betrokken. Om die belangen goed te kunnen wegen is een visie op standplaatsen nodig. Deze visie luidt als volgt: het college zet zich in op het behoud en waar mogelijk duurzaam versterken van kwalitatief goede standplaatsen en houdt zoveel mogelijk rekening met de sociale functie van standplaatsen en de bijdrage die standplaatsen leveren aan de levendigheid van Velsen.
Het college wil een goed ondernemersklimaat bieden aan standplaatsondernemers en hen voldoende ruimte bieden om goed te kunnen ondernemen. Het ruimte bieden aan standplaatsen staat soms echter op gespannen voet met andere (ruimtelijke) belangen. Volgende afwegingen vormen de uitgangspunten voor het standplaatsenbeleid.
Fysieke ruimte in Velsen is schaars. Dit geldt in het bijzonder voor locaties die voor ondernemers commercieel interessant zijn voor het exploiteren van een standplaats. Denk hierbij aan locaties in de buurt van een supermarkt of in drukke winkelgebieden. De toenemende parkeerdruk, verkeersdrukte en de intensivering van voetgangersstromen staan een goede ruimtelijke inpassing van standplaatsen in de openbare steeds meer in de weg. Het college heeft een uitnodigende en meedenkende houding ten aanzien van het faciliteren van standplaatsen, maar constateert tegelijkertijd dat een gewenste inpassing niet altijd mogelijk is.
Toegevoegde waarde op winkelaanbod
Standplaatsen worden in het beleid van de gemeente Velsen beschouwd als (tijdelijk en ambulante) aanvulling op het winkel- en marktaanbod en zijn gewenst als met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand, een toegevoegde waarde hebben voor de consument. Bij overlap van aanbod met een in hetzelfde centrum/gebied gevestigd winkelaanbod, is de toegevoegde waarde van een standplaats beperkter. Het college zet zich voor een goede balans van voorzieningen in Velsen.
Bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit
Goed gesitueerde standplaatsen kunnen daadwerkelijk een bijdrage leveren aan een aantrekkelijke omgeving. Omdat standplaatsen deel uitmaken van de openbare ruimte moeten de kramen zoveel mogelijk de belevingswaarde versterken. Bij voorkeur heeft eens standplaats een open uitstraling waarbij voorbijgangers niet tegen drie gesloten wanden aankijken. Daarnaast moet het ontwerp passen in de omgeving.
Het college wil standplaatshouders de ruimte bieden om te investeren in ene kwalitatieve en duurzame kraam. Daarvoor is het wenselijk dat zij voldoende perspectief hebben. Anderzijds moeten nieuwkomers, conform de wettelijke kaders, voldoende kans krijgen om te ondernemen en is het in dit kader van belang dat de markt voor standplaatsvergunningen niet (langdurig) op slot zit.
Bij het afwegen van belangen dient het college te handelen conform wet -en regelgeving en dient dit in afstemming te zijn met flankerend gemeentelijk beleid. De belangrijkste kaders die gelden bij het beoordelen van een standplaatsvergunningaanvraag staan hieronder beschreven.
Algemene Plaatselijke Verordening
In het beginsel zijn standplaatsen in Velsen gewenst, maar het college kan een standplaatsvergunning weigeren op grond van strijdigheid met het bestemmingsplan, openbare orde, (verkeers-)veiligheid, het ontbreken van mogelijkheden voor een goede ruimtelijke inpassing en aantasting van het bestaande voorzieningenniveau. Dit zijn de weigeringsgronden uit de APV. Het college kan daarnaast beleid ontwikkelen om plaatsen aan te wijzen voor standplaatsen of het aantal maximeren.
Regionale Detailhandelsvisie IJmond
In de Regionale Detailhandelsvisie IJmond zijn afspraken gemaakt over het terugdringen van het aantal winkelmeters in Velsen en het terugdringen van leegstand van winkelpanden. Deze maatregelen dragen bij aan een goede balans van het winkelaanbod en een toekomstbestendige voorzieningenstructuur voor inwoners en consumenten van Velsen. Om deze reden staat het college negatief tegen het toevoegen van kiosken met detailhandelsbestemming. Hoewel kiosken buiten het standplaatsenbeleid vallen, is dit van belang te noemen omdat sommige standplaatsondernemers graag een stap zouden willen maken naar een verkoopinrichting met een plaatsgebonden en permanent karakter.
In 2016 is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het bestaan erkend van een nationale rechtsnorm die gevolgen heeft voor de besluitvorming over schaarse vergunningen (ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927, Speelautomaten Vlaardingen). Het gelijkheidsbeginsel betekent volgens deze uitspraak voor de verdeling van schaarse vergunningen dat het gemeentebestuur aan (potentiele) gegadigden gelijke kansen moet bieden om in aanmerking te komen voor deze vergunningen. Het bieden van gelijke kansen houdt in ieder geval voor de gemeente drie concrete verplichtingen in tegenover standplaatshouders die voor een standplaats in aanmerking willen komen:
• bied ruimte om naar een beschikbare vergunning mee te dingen;
• maak vooraf kenbaar door een passende mate van openheid dat één of meer schaarse vergunningen beschikbaar zijn, in welk tijdvak aanvragen ingediend kunnen worden, hoe deze worden verdeeld over de gegadigden en welke criteria daarbij gehanteerd worden, zodat de gegadigde zijn aanvraag daarop kan afstemmen; en
• laat de duur van een vergunning niet onbepaald en maak deze niet buitensporig lang, zodat de vergunninghouder niet onevenredig wordt bevoordeeld ten opzichte van andere gegadigden. De termijn mag niet onnodig langer zijn dan de afschrijving van de investeringen. De mededinging mag niet in grotere mate worden belemmerd dan nodig. Een termijn van 5 jaar wordt als redelijk gezien.
Op 30 januari 2018 heeft het Hof van Justitie van Luxemburg (het hof) antwoord gegeven op prejudiciële vragen die door de ABRvS waren gesteld. Het Hof heeft geoordeeld dat detailhandel in goederen, voor toepassing van de Dienstenrichtlijn, een dienst vormt. De bepalingen van de Dienstenrichtlijn over vrijheid van vestiging van dienstverleners zijn ook van toepassing op een situatie waarvan alle relevante aspecten zich binnen één lidstaat afspelen, zonder een grensoverschrijdend element. De Dienstenrichtlijn kan ook van toepassing zijn op voorschriften van een bestemmingsplan. De Dienstenrichtlijn verzet zich niet tegen een brancheringsregeling in een bestemmingsplan “die activiteiten bestaande in niet-volumineuze detailhandel in geografische gebieden buiten het standscentrum van de gemeente verbieden, mits alle in artikel 15, lid 3, Dienstenrichtlijn genoemde voorwaarden vervuld zijn.
Deze voorwaarden zijn: het discriminatieverbod, de noodzakelijkheid en evenredigheid. Het is naar het oordeel van het Hof van Justitie aan de verwijzende rechterlijke instantie om te verifiëren of aan die voorwaarden is voldaan.
Het standplaatsenbeleid 2020 vervangt het Standplaatsenbeleid 2011 en beleidsregels Ambulante Handel 2008. De beleidslijn wordt deels doorgezet, en kent daarnaast een aantal beleidswijzigingen die hieronder kort worden weergegeven:
• beleid op basis van vrij ondernemerschap (i.t.t. maximumstelsel);
• mobiliteitseis en dagelijkse verwijderplicht van standplaatsen;
• verplichting tot het persoonlijk innemen van de standplaats;
• voorwaarden waaronder de standplaats mag worden overgedragen;
• vergunningsduur van 5 jaar, met tweemaal de optie tot verlenging met 5 jaar;
• vergunninghouders worden niet langer uitgesloten van het meedingen naar de vergunning;
• selectiesysteem op basis van kwaliteitscriteria (i.t.t loting)
• een vergunning voor maximaal 5 verkoopdagen (i.t.t. maximaal 6 verkoopdagen) voor jaarrondstandplaatsen
• introductie van een richtlijn voor de ruimtelijk inpassing van standplaatsen
In dit hoofdstuk beschrijven we hoe het college omgaat met haar bevoegdheid om op grond van de APV een standplaatsvergunning te weigeren. Deze beleidsregels dragen bij aan het behoud en waar mogelijk de duurzame versterking van kwalitatief goede standplaatsen, en houdt zoveel mogelijk met de sociale functie van standplaatsen en de bijdrage die standplaatsen leveren aan de levendigheid van Velsen.
3.1. Vergunningen voor bepaalde tijd
Standplaatsen zijn aan te merken als schaarse vergunningen. De nationale rechtsnormen, de Dienstenwet, Europese Dienstenrichtlijn, beleid en jurisprudentie geven aan dat schaarse vergunningen een beperkte geldigheidsduur moeten hebben. In de het licht van de discussie rondom schaarse vergunning wordt in de raad van Velsen breed gedeeld dat ondernemers voldoende mogelijkheden moeten hebben om krediet aan te trekken en investeringen in kraam en materiaal moeten kunnen terugverdienen. Het college verruimt daarom de maximale looptijd van de standplaatsvergunning. Vergunningen worden uitgegeven voor vijf jaar, met tweemaal de optie tot verlengen met nogmaals vijf jaar.
Het college denkt dat vergunningsduur ondernemers voldoende tijd geeft om geld te verdienen op de vergunde verkoopplek. Kortere vergunningen kunnen in dit opzicht een probleem opleveren, omdat er enige aanlooptijd is om reputatie en een klantenkring op te bouwen. Daarnaast kan een korte vergunningsduur het bemoeilijken om krediet te verkrijgen bij een bank. Een optie tot het verlengen van de vergunning met tweemaal 5 jaar, biedt de beginnende ondernemer extra tijd om investeringen te doen in zijn of haar standplaats. Een periode van maximaal 15 jaar biedt ondernemers voldoende zekerheid om goed te kunnen ondernemen en vormt een solide afschrijvingstermijn voor investeringen in de verkoopinrichting. Door de verruiming van de vergunningstermijn wordt de markt voor de vergunning iets langer afgesloten. Dit is een afweging die brede steun kent binnen de gemeenteraad Velsen. Na afloop van de vergunningstermijn is er ruimte voor nieuwe ondernemers om mee te dingen naar de vergunning om de standplaatsplaats te bemachtigen.
3.2. Locatietoets bij (vrijkomen) standplaats
Wanneer een ondernemer een vergunning voor een standplaats aanvraagt, wordt deze door het college getoetst. Dit geldt zowel voor een nieuwe standplaatslocatie of als een bestaande standplaatslocatie die vrijkomt. De geschiktheid van een locatie kan immers door de tijd heen veranderen. De standplaatsaanvraag wordt ruimtelijk getoetst aan het bestemmingsplan, en aan de overige weigeringsgronden van de APV, die betrekking hebben op de openbare orde en veiligheid.
De ruimtelijke aanvaardbaarheid van een standplaats is geregeld in het bestemmingsplan. Het is gebleken dat niet alle bestemmingsplannen in Velsen expliciet iets regelen ten aanzien van standplaatsen. Gezien de koppeling van de APV met het bestemmingsplan is het op dit moment voor de meeste locaties in de gemeente formeel alleen mogelijk om standplaatsen door middel van een afwijkingsprocedure mogelijk te maken. Om te voorkomen dat standplaatsvergunningen in de toekomst geweigerd moeten worden vanwege strijd met het bestemmingsplan, terwijl ze in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid, moeten de APV en bestemmingsplannen op dit punt met elkaar worden afgestemd. Bestemmingsplan Santpoort-Noord is hierbij het leidende voorbeeld. Standplaatsen zijn hier mogelijk gemaakt als aanduiding binnen de bestemming verkeer. De niet-ruimtelijke weigeringsgronden van de APV zijn hier het leidende toetsingskader bij de aanvraag van een standplaats.
Op grond van de weigeringsgronden van de APV (artikelen 5:15 en 1:7) kan een standplaatsaanvraag geweigerd worden. De volgende omgevingsaspecten zijn van belang bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag.
Verkeer en parkeren: bij de beoordeling van een aanvraag wordt getoetst of de standplaats geen negatief effect heeft op de parkeerdruk of verkeer aantrekkende werking ter plaatse. Daarnaast is het van belang dat er voldoende parkeerruimte is voor bezoekende automobilisten. Parkeren langs de weg door klanten kan in sommige situaties de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Om deze reden moet het uitzicht voor verkeersdeelnemers vrij gehouden worden. Bovendien mag de doorgang voor voetgangers en andere passanten niet belemmerd worden door een standplaats. Op grond van de APV kan een vergunning geweigerd worden als er sprake is van risico’s voor de verkeersveiligheid.
Milieu: de milieubelasting van standplaatsen zijn over het algemeen zodanig beperkt dat deze op korte afstand van andere woningen of functies kunnen worden uitgevoerd. Voor enkele kramen, zoals patat-, loempia-, of oliebollenkramen is het denkbaar dat deze geur- of geluidsoverlast (bijvoorbeeld bij een aggregaat) kunnen veroorzaken. Voor het innemen van een dergelijke standplaats kan de Wet milieubeheer dan wel het Besluit horecabedrijven van toepassing zijn.
Gezondheid: het college kan een standplaats weigeren indien verkoop plaatsvindt van ongezonde/gefrituurde producten in een straal van 250 meter rondom scholen. Hiermee wordt gezond eten onder de jeugd gestimuleerd. Buiten schooltijden kunnen snacks en fastfood wel in de nabijheid van een school worden aangeboden.
Eisen van welstand: een standplaats kan geweigerd worden indien deze niet passend is in het straatbeeld of belangrijke commerciële of stedenbouwkundige zichtlijnen belemmerd. Daarnaast wordt de standplaats ook beoordeeld op uitstraling en de staat van onderhoud.
Verzorgingsniveau: een standplaats kan worden geweigerd wanneer het plaatselijke voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Om een vergunning op deze grond te weigeren moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voorbestaan van de winkel in gevaar komt als dezelfde goederen door de standplaats aangeboden worden.
De uitkomsten van de locatietoets kunnen leiden tot het aanwijzen, opheffen of verplaatsen van de standplaats. Als de standplaats niet meer voldoet, is het uitgangspunt dat het college zich inspant om een nieuwe, passende locatie te vinden in de nabijheid van de standplaats. Ook kan het voorkomen dat tussentijds een locatie waarvoor een standplaatsvergunning is verleend, door (ruimtelijke) ontwikkelingen niet langer voldoet aan de criteria zoals hierboven beschreven. Indien mogelijk, wacht het college tot het einde van de vergunningsduur en komt de standplaats daarna te vervallen. Als dit geen optie is, wordt in overleg met de standplaatshouder gezocht naar een andere bestaande of nieuwe standplaatslocatie. Indien geen overeenstemming met de standplaatshouder kan worden bereikt over de verplaatsing, wordt binnen de bestaande mogelijkheden van dit beleid naar een andere oplossing gezocht.
Indien een vrijgekomen standplaats door het college opnieuw wordt uitgegeven, kunnen potentiele gegadigden zich voor deze verkoopplek inschrijven. In lijn met het gelijkheidsbeginsel van de Europese diensterichtlijn, moeten alle geïnteresseerden op gelijke wijze kunnen meedingen naar de vergunning. Het college ziet er daarom op toe dat bestaande standplaatshouders geen voorrang krijgen of worden uitgesloten bij de toewijzing van een standplaats en het verlenen van een vergunning. Na inwerkingtreden van dit beleid wordt de mededing georganiseerd in de vorm van selectie (zie hoofdstuk 4) en niet meer volgens loting. Hierdoor maken ondernemers met een kwalitatief en passend aanbod een grotere kans om de vergunning te verkrijgen. Het college beoogt hiermee ondernemerschap te belonen, en tegelijkertijd de kwaliteit op standplaatsen te bewaken.
3.4. Dagelijkse verwijderplicht
Voor standplaatsen geldt een mobiliteitseis. Dit betekent dat de aanwezige inrichting, zoals een tafel, kraam of verkoopwagen een mobiel karakter en verplaatsbaar is. Als een standplaats langer dan 31 dagen aangesloten op dezelfde plek staat, moet deze volgens Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden gezien als een bouwwerk. Vanwege het plaatsgebonden karakter is hiervoor een omgevingsvergunning nodig, waar een zwaardere ruimtelijke toets bij hoort. In het verleden waren in Velsen veel standplaatsen uitgegroeid tot niet verplaatsbare bouwwerken waar een dergelijke ruimtelijke afweging niet voor was gemaakt. Er is destijds besloten een strenger beleid te voeren door een aantal kiosken te legaliseren en standplaatsen enkel te vergunnen onder de strikte voorwaarde dat deze dagelijks verwijderd worden. Om te voorkomen dat een dergelijke situatie weer ontstaat, handhaaft het college het strakke onderscheid tussen een kiosk en standplaats. Het dagelijks verwijderen van de standplaats waarborgt dat de overlast van de standplaats op de directe omgeving zoveel mogelijk wordt beperkt. Indien het door fysieke obstakels onmogelijks is om de standplaats dagelijks te verplaatsen, kan dit betekenen dat de locatie niet langer geschikt is voor een standplaats, of dat de standplaats op een andere wijze dient ingevuld te worden. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor de ondernemer zelf. De standplaatshouder dient zorg te dragen voor geschikt materiaal zodat blijvend kan worden voldaan aan de vergunningsvoorwaarden.
3.5. Maximum aantal verkoopdagen
Het college ziet de meerwaarde van standplaatsen gelegen in het tijdelijke en niet-plaatsgebonden karakter van de standplaats. Door op gezette tijden aanwezig te zijn kunnen standplaatsen tijdelijk bijdragen aan een aanvullend productaanbod ter plaatse.
Het is van belang dat standplaatsen niet de rol van winkels en kiosken over te nemen door permanent dezelfde verkoopplek innemen. Dit komt niet overeen met het tijdelijke en ambulante karakter van de standplaats, en kan de winkelleegstand verder in de hand werken. Om een goede balans te behouden tussen de ambulante en reguliere detailhandel, maximeert het college het aantal verkoopdagen van jaarrond standplaatsen vanaf dezelfde verkoopplek met 5 dagen. Dit maakt een wisselend aanbod op de standplaatslocatie mogelijk, terwijl het ook blijvend ruimte biedt aan ondernemers die de voorkeur hebben langere tijd vanaf één vaste verkoopplek te verkopen. De maximum aan verkoopdagen geldt alleen voor jaarrond standplaatsen, en niet voor seizoenstandplaatsen.
3.6. Aanvullend branche-aanbod
Het college ziet de ambulante handel als een distributievorm die een geheel eigen, volwaardige positie inneemt binnen de detailhandel. Het biedt mogelijkheden voor kleinere zelfstandige ondernemers die in een winkel met een groot vloeroppervlak niet uitkomen, of een product aanbieden waarvoor onvoldoende draagvlak is om gedurende de hele week een winkel te exploiteren. De gevoerde branche bepaalt voor een belangrijk deel de voorkeur om vanaf een wisselende of een vaste verkoopplek te verkopen.
Het college ziet standplaatsen als aanvulling op het winkel- en marktaanbod in Velsen. Standplaatsen zijn daarmee wenselijker als ze met oog op de verbreding van het productaanbod een toegevoegde waarde kunnen bieden. Bij een overlap in productaanbod is de toegevoegde waarde van een standplaats beperkter. Aangezien er binnen branches verschillende productgroepen bestaan, is het belangrijk om hier in de beoordeling genuanceerd mee om te gaan.
Het college houdt in de selectiecriteria rekening met het aanvullend karakter van de standplaats, maar zal op grond hiervan alleen geen vergunning weigeren. Er gelden in Velsen dan ook geen branchebeperkingen op standplaatsen. Het college veronderstelt in het algemeen een gezonde concurrentie tussen de ambulante en reguliere detailhandel. Waar standplaatsen lagere maandlasten hebben, legt de kleinere verkoopinrichting en tijdelijke aanwezigheid ook beperkingen op aan de exploitatiemogelijkheden. Het college mengt zich niet in onderlinge concurrentieverhoudingen tussen de ambulante en reguliere detailhandel.
Het college wil ruimte bieden aan ondernemerschap op standplaatsen in Velsen. Dit betekent dat de ondernemer vrij is om zelf een standplaatslocatie aan te dragen, en het college op voorhand geen beperkingen oplegt aangaande locaties, aantallen en branches. Wel vindt er op grond van de APV een toets plaats die bepaalt of de aangedragen locatie geschikt is voor een standplaats. Een standplaatshouder kan ten alle tijden initiatief nemen om een aanvraag te doen voor een verkoopplek die nog niet in het standplaatsregister is aangetekend. Dit biedt ruime mogelijkheden om een standplaats te beginnen, of een doorstart te maken op een andere plek.
Een beleid op basis van vrij ondernemerschap biedt in de basis veel ruimte om een standplaats in Velsen te beginnen. Tegelijkertijd geldt dat het niet altijd mogelijk is om een standplaats te faciliteren. Omdat het college op voorhand geen standplaatsen aanwijst, is het voor betrokkenen niet altijd duidelijk waar standplaatsen onder welke voorwaarden gewenst zijn. Het college introduceert daarom voor de meer gewilde locaties in Velsen een ruimtelijke richtlijn (zie bijlage 3). Dit stippenplan schetst per gebied de mogelijkheden voor een standplaats en een beschrijving van de lokale context waarbinnen een standplaatsaanvraag wordt beoordeeld.
Een terras bij een standplaats is niet toegestaan. Een standplaats betreft geen openbare inrichting. Het is wel mogelijk om maximaal 2 hoge tafels/statafels neer te zetten voor het eten van producten die op de standplaats zijn gekocht, mits deze geen overlast op de omgeving veroorzaken.
Toezicht en handhaving wordt uitgevoerd volgens het principe van informatie gestuurd handhaven. Dit betekent dat wordt gereageerd op signalen en meldingen. De handhaving richt zich dan op de aanwezigheid van een vergunning en op de in de vergunning opgenomen voorschriften en op de in de APV opgenomen regelgeving over de standplaatsen. Het interne werkproces ten aanzien van handhaving en toezicht wordt opnieuw tegen het licht gehouden zodat onaanvaardbare situaties in de toekomst beter tegen te gaan. Bij constatering van overtredingen wordt eerst gewaarschuwd en vervolgens wordt bestuursrechtelijk opgetreden met aankondiging van een last onder dwangsom om de overtreder ertoe te bewegen de overtreding te beëindigen.\
4. Proces mededinging en vergunningverlening
Een ondernemer kan een vergunning aanvragen voor een bestaande standplaatslocatie, maar kan ook een vergunning voor een nieuwe locatie. In beide gevallen wordt de aanvraag getoetst aan de APV. Het college hanteert een proces van mededinging bij een vrijkomende standplaatslocatie. Nieuwe standplaatslocaties worden niet in concurrentie uitgezet, maar op volgorde van binnenkomst afgehandeld.
4.1. Vergunningaanvraag jaarrond of seizoensstandplaats
Vrijkomende standplaatsen en besluiten worden gepubliceerd op de website www.overheid.nl. Als een standplaats door het college vrijgegeven wordt, zal hiervan een advertentie geplaatst worden in de weekbladen De Jutter en De Hofgeest. Potentiele standplaatshouders kunnen zo op de hoogte worden gesteld als er standplaatsen vrijkomen en kunnen zich aanmelden. Het kan voorkomen dat er meerdere standplaatsen tegelijkertijd vrijkomen. Een ondernemer kan een aanvraag indienen voor één standplaatsvergunning en kan optioneel een tweede voorkeur doorgeven. Ook hiervoor geldt de standaardperiode.
Op het aanvraagformulier dient de aanvrager tenminste aan te geven:
• NAW-gegevens waaronder naam, e-mailadres, mobiel telefoonnummer, privéadres en namen van de medewerkers. BSN-nummer en pasfoto t.b.v. legitimatie.
• Op welke standplaatslocatie de aanvraag betrekking heeft (adres van de standplaats) en eventueel het adres van de locatie van de tweede voorkeur.
• Op welke dagen/dagdelen van het jaar de aanvraag betrekking heeft. Een aanvraag voor een seizoens-standplaats kan slechts voor de per branche vastgestelde verkoopperiode.
• Welke assortimenten de aanvrager gaat voeren en tot welke branche(s) behoort:
- Snacks (o.a. patat, hambugers, hotdogs, loempia’s, döner, poffertjes, churios)
- Vis en visproducten (gebakken vis, verse vis)
- Zuivel (kaas en andere zuivelproducten)
- Slagerijproducten, worst en andere delicatessen
- Non-food en overige producten (sieraden, ballonnen, kaarten, etc.)
- Koffie, sapjes of andere non-alcoholische dranken
• Een situatieschets waaruit blijkt dat welke afmetingen de verkoopvoorziening (wagen/kraam) heeft en de benodigde ruimte voor eventuele uitstalling, statafels, luifel/windscherm en/of reclame-uiting. Hierbij moet duidelijk worden welke ruimte wordt gebruikt als de kraam (open en gesloten voor seizoenstandplaatsen) is.
• Een beschrijving van de voorzieningen (elektra, bakvoorziening, afvalverwerking) die de ondernemer treft op de kwaliteit van de standplaats te waarborgen. Hieronder vallen ook overnachting bij seizoenstandplaatsen.
• Een toelichting op het exploitatieplan van de ondernemer met aandacht voor de selectiecriteria (ruimtelijke kwaliteitswaarde, aanvullend karakter, duurzaamheid). Met deze toelichting geeft de ondernemer aan hoe de standplaats kwaliteit toevoegt, zonder hiermee overlast op de omgeving te veroorzaken.
• Een duidelijke foto of ontwerp van de verkoopvoorziening (van alle vier de zijden).
• Indien het een standplaats op particuliere grond betreft dient een formele toestemming van de grondeigenaar meegestuurd te worden.
• Een recent uittreksel van de kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat de aanvrager in de branche ambulante handel staat ingeschreven.
Toetsing van aanvragen en selectieprocedure
Bij de beoordeling van de aanvraag wordt getoetst aan de weigeringsgronden van artikel 5:15 van de APV en de selectiecriteria.
Selectiecriteria en toekenning van punten
Selectiecriteria Punten Richtlijn voor beoordeling Aspecten
1. Ruimtelijke kwaliteit Van 0 tot en met 10 punten - De kraam steekt af in de omgeving en er is matig en standaard materiaal gebruikt (0 punten).
- Uitstalling van de kraam voegt zich goed in de omgeving en er is verzorgd en duurzaam materiaal gebruikt (maximaal 10 punten). - Eén totaalconcept voor verschijning en inpassing in de omgeving.
- Eén helder volume zonder aanbouw en installaties weggewerkt.
- Transparantie, alzijdigheid en samenhang in gevelindeling naar alle zijden.
- Terughoudende uitstraling in materiaal, kleur en reclame.
Van 0 tot en met 10 punten - Productaanbod is ruimschoots in het gebied aanwezig in straal van 300 meter.
- Productaanbod is nog niet aanwezig in het gebied binnen een straal van 300 meter. - Beoordeling van aanvullend karakter op basis van het specifieke productaanbod en de specifieke lokale context.
3. Omgevings-aspecten Van 0 tot en met 10 punten - De ondernemer is niet vernieuwend, heeft geen oog voor het milieu en voor de buurt/omgeving (0 punten).
- De ondernemer heeft een innovatieve en duurzame visie (maximaal 10 punten). - Apparatuur is energiezuinig en veroorzaakt weinig overlast.
- Verkoopinrichting is eenvoudig te verwijderen.
- Afval wordt gescheiden en op verantwoorde wijze afgevoerd.
De aanvrager voorziet zijn vergunningsaanvraag van een toelichting waar deze aspecten in beschreven staan. Als er bij de gemeente gegronde klachten of niet nagekomen verplichtingen bekend zijn, dan wordt dit meegenomen in de beoordeling. In totaal worden 0 tot 30 punten toegekend. De aanvraag dient op alle criteria minimaal 5 punten te scoren en over de criteria samen minimaal 20 punten. Bij minder dan 20 punten wordt de aanvraag als onvoldoende beoordeeld en heeft de standplaats te weinig toegevoegde waarde in relatie tot het nagestreefde standplaatsenbeleid.
Het selectieteam bestaat uit medewerkers van de team VTH en team Regie en Ontwikkeling werkzaam op gebied van stedenbouw, economische zaken , vergunningen en handhaving. De beoordeling van deze kwalitatieve criteria gebeurt zo objectief mogelijk aan de hand van bovenstaande richtlijn. Deze kwalitatieve beoordeling laat echter ook de nodige ruimte voor nuance en maatwerk. In alle gevallen wordt de puntentoekenning op de afzonderlijke criteria schriftelijk gemotiveerd.
Aanvragers voor een standplaats komen in aanmerking in volgorde van het toegekende aantal punten. Op deze wijze wordt de standplaats toegekend aan de aanvrager die de grootste meerwaarde heeft op de aangevraagde verkoopplek. Indien twee of meer meldingen een gelijke score hebben, dan wordt eerst een weging toegepast waarbij het selectiecriterium ‘ruimtelijke kwaliteit’ dubbel telt. Als de scores nog steeds hetzelfde zijn wordt geloot. De vergunning wordt verleend aan de geselecteerde aanvrager en wordt gepubliceerd. De voorschriften uit bijlage 2 vormen de leidraad voor de vergunning.
4.2. Standplaatsen waarop geen mededinging van toepassing is
Aanvragen voor een nieuwe standplaatslocatie worden in volgorde van ontvangst afgehandeld. Bij de beoordeling wordt gekeken of de aanvraag voldoet aan de APV en of deze past binnen het vastgestelde beleid. Bij de beoordeling van nieuwe standplaatsaanvragen worden dezelfde kwaliteitscriteria gebruikt als bij de selectieprocedure. Het besluit wordt conform deze criteria gemotiveerd, maar er worden bij enkelvoudige aanvragen geen punten toegekend.
Aanvragen voor vergunningen voor incidentele standplaatsen kunnen maximaal 3 maanden voorafgaand aan de datum waarop iemand de standplaats wil innemen worden ingediend. De aanvragen worden in volgorde van ontvangst afgehandeld. Degene die in het verleden een vergunning hebben gekregen voor een bepaalde locatie en/of product heeft geen voorrang op andere aanvragers. Er wordt geen wachtlijst bijgehouden.
De uitgegeven standplaatsvergunningen zijn met branche, locatie en looptijd in het standplaatsenregister aangetekend. Een overzicht van het standplaatsregister is te vinden in bijlage 3. Dit overzicht betreft een momentopname en is aan verandering onderhevig. Een actueel overzicht van het standplaatsregister is te vinden op de website van de gemeente Velsen: https://www.velsen.nl/producten/standplaatsvergunning
1. Een standplaats mag uitsluitend worden ingenomen met een verkoopwagen, kraam of ander verkoopmiddel volgende de definitie van een standplaats zoals beschreven in de APV.
2. De omvang van verkoopinrichting is maximaal 15 vierkante meter.
3. De oppervlakte voor uitstallingen op een standplaats bedraagt maximaal 10 vierkante meter. Voor de branches groenten, fruit en bloemen geldt een maximale oppervlak van 20 vierkante meter.
4. De verkoopinrichting is zodanig opgesteld dat alle toe- en uitgangswegen van woningen en bedrijven onbelemmerd te bereiken zijn.
5. Op wegen en weggedeelten is te allen tijde een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 3,5 meter aanwezig voor hulpverleningsdiensten.
6. Een standplaats kan niet ingenomen worden tijdens de uitvoering van noodzakelijk geachte aanleg-, bouw-, en/of onderhoudswerkzaamheden of een te houden evenement op de locatie van de standplaats, indien u hierover minimaal 2 weken voor aanvang van de activiteiten bent geïnformeerd.
7. Ten aanzien van de brandveiligheid is de besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen ( Bbgop) van toepassing.
8. De verkoopinrichting en het materiaal waarmee de standplaats wordt ingenomen moet in goede staat van onderhoud verkeren en steeds over een zodanig uiterlijk beschikken, dat het uiterlijk aanzien van de omgeving niet verstoort.
9. De juiste plaats van de standplaats inclusief verkoopinrichting wordt door een gemeente aangewezen ambtenaar aangegeven. Zonder toestemming van de gemeente is het niet toegestaan de verkoopinrichting op een andere locatie te plaatsen.
10. De vergunning is locatie-gebonden. Bij een uitbreiding van het aantal verkoopdagen op dezelfde standplaats, worden de verkoopdagen bijgeschreven op de bestaande vergunning, waarvan de looptijd en vervaldatum onveranderd blijven.
11. Een standplaats moet worden ingenomen op de dagen waarvoor de vergunning geldt.
12. Indien een standplaats niet kan worden ingenomen moet dit per e-mail gemeld worden via vergunningen@velsen.nl
13. Vrijkomend afval moet zo vaak als nodig, maar tenminste elke dag onmiddellijk na afloop van de verkoopactiviteiten, op verantwoorde en duurzame wijze worden opgeruimd.
14. Bij een standplaats waar etenswaren en drankjes worden verkocht, dienen voldoende afvalbakken te worden geplaatst.
15. Bij het einde van het gebruik van een standplaats moet de verkoopplek leeg en schoon worden opgeleverd in de staat waarin deze in gebruik werd genomen. Als hieraan niet wordt voldaan, zullen de noodzakelijke herstel- en/of opruimwerkzaamheden voor uw rekening door of vanwege de gemeente Velsen worden uitgevoerd.
16. Tijdens het innemen van een standplaats mag geen muziek of enig geluid ten behoeve van publiek worden gemaakt, anders dan door middel van de, niet door enig hulpmiddel versterkte, menselijk stem.
17. De standplaats dient binnen 24 uur na aanzegging, geheel ontruimd en schoon achtergelaten te worden.
18. De standplaatsvergunning kan worden ingetrokken indien de vergunning en daarin opgenomen voorschriften niet worden nageleefd.
Persoonlijk karakter van de standplaats
De vergunning is strikt persoonlijk. Hieruit volgt dat een vergunning ook uitsluitend kan worden verleend aan natuurlijke personen. Het college wil op deze wijze filialisering van de ambulante handel voorkomen, en zelfstandig ondernemerschap beschermen. Het uitgangspunt is dat per ondernemer slecht één vergunning kan worden verleend voor dezelfde verkoopperiode (dag, dagdeel, tijdstip). De vergunninghouder dient ten tijde van de bedrijfsuitoefening persoonlijk aanwezig te zijn. De vergunninghouder mag zich op de standplaats laten bijstaan. De vergunninghouder dient een schriftelijke melding te doen aan de gemeente wanneer hij of zij zich laat vervangen door een medewerker in verband met vakantie.
Indien langere periode niet aan de aanwezigheidseis kan worden voldaan, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte, is het ter beoordeling aan het college of de vergunninghouder vervangen kan worden. Bij hoge mate van uitzondering kan het college de vergunninghouder (schriftelijk) toestemming geven gedurende een bepaalde periode de bedrijfsuitvoering te laten uitoefenen door een vervanger. Bij controle dient de tijdelijke vervanger dit schriftelijke bewijs te kunnen overleggen. Wil de vergunninghouder gebruik maken van deze mogelijkheid dan moeten de vergunninghouder en de desbetreffende medewerker hiertoe een schriftelijk gemotiveerde aanvraag indienen bij het college. De vergunninghouder blijft te allen tijd verantwoordelijk en aansprakelijk voor de bedrijfsvoering en naleving van de vergunningvoorschriften en beperkingen.
Overschrijven van de vergunning
De standplaatsvergunning is niet overdraagbaar. Standplaatsvergunningen vertegenwoordigen vanwege hun schaarse karakter een economische waarde. Het college ziet erop toe dat publieke vergunningen met economische waarden niet onderhands verhandeld worden. Bij langdurige ziekte of overlijden kan het college de vergunninghouder (schriftelijk) toestemming geven om de vergunning te laten overschrijven op naam van de levenspartner, nakomeling of medewerker, die in deze volgorde met voorrang in aanmerking komen. Om voor een overschrijving van de vergunning in aanmerking te komen dient de medewerker aan te kunnen tonen gedurende een periode van tenminste twee jaar voor de vergunninghouder op de standplaats werkzaam te zijn geweest. Een verzoek tot overschrijven van de vergunning dient binnen zes weken na het overlijden of langdurige ziekmelding van de vergunninghouder ingediend.
Relatie weekmarkten en evenementen
Tijdens marktdagen is het niet toegestaan om een jaarrond of seizoensstandplaats in te nemen in en nabij het gebied waarop volgende de marktverordening de weekmarkt plaatsvindt.
Tijdens evenementen zijn standplaatsen niet toegestaan indien de standplaats vanuit het oogpunt van openbare orde en (verkeers-)veiligheid niet in, of nabij het evenement kan worden ingepast. Indien blijkt dat de standplaats niet inpasbaar is zal in samenwerking tussen gemeente en standplaatshouder gezocht worden naar een alternatieve locatie.
U bent als standplaatshouder zelf verantwoordelijk voor het organiseren van een passende elektravoorziening. De gemeente heeft op een aantal standplaatslocaties nutsvoorzieningen aangebracht. U kunt hiervan tegen betaling gebruik maken. Als er geen nutsvoorzieningen zijn aangelegd kunt u ook gebruikmaken van elektravoorzieningen van een naastgelegen bedrijf of gebruik maken van een aggregaat. Voor het gebruik van aggregaten moet worden voldaan aan de Wet milieubeheer. Wanneer u zelf een elektravoorziening wil laten aanleggen, komen de kosten voor het aan- en afsluiten van de voorziening bij u te liggen. U dient de stroomvoorziening te verwijderen wanneer u de standplaats niet langer inneemt. Het gebruik van de stroomkabel moet in overeenstemming zijn met de regels vermeld in de beleidsregels oplaadkabels elektrische voertuigen 2019.
1. De standplaatshouder is verplicht de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen, die voorkomen dat de gemeente Velsen, dan wel derden als gevolg van het gebruik van de vergunning schade, gevaar en/of hinder ondervinden.
2. De bedrijfsactiviteit valt onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). U dient zich daarom te houden aan de voorschriften uit artikel 4.107 van de Ministeriele Regeling activiteitenbesluit die voor uw bedrijfsactiviteit van toepassing is.
3. De standplaatshouders dient zich te houden aan de bepalingen, zoals genoemd in het Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen en de aanvullende Warenwetregeling hygiëne van levensmiddelen (voor informatie: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, tel. 0800-0488).
4. Deze vergunning doet geen afbreuk aan de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot ongevallen, dan wel in het algemeen, aan aansprakelijkheid ten aanzien van enig wettelijk voorschrift. Schade aan openbare voorzieningen en eigendommen van derden voorkomen uit het gebruik van deze vergunning komt voor rekening van de houder van de vergunning.
De standplaatshouder ontvangt een vergunning voor bepaalde tijd. Bij hoge mate van uitzondering kunnen er na verlening van deze vergunningen verandering van omstandigheden of inzichten optreden die het noodzakelijk maken dat de vergunning ingetrokken of gewijzigd wordt.
Deze bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 1:5 van de APV. U dient er vanuit uw ondernemersrisico dan ook rekening mee te houden, dat de door u ingenomen standplaatslocatie in de toekomst wellicht wordt gewijzigd of kan komen te vervallen. Indien er zich op dit gebied ontwikkelingen voordoen, die u direct in uw belang kunnen treffen, zullen wij u hierover tijdig informeren.
Verordening op de heffing en invordering standplaatsgelden
Onder de naam standplaatsgeld wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats zijn geregeld.
Artikel 1:5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. ter verkrijging van daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
Artikel 1:7 Weigeringsgronden op basis van de APV Velsen
1. Een vergunning of ontheffing kan in elk geval worden geweigerd in het belang van:
d. de bescherming van het milieu
2. Een vergunning of ontheffing kan voorts worden geweigerd indien:
a. de aanvraag daarvoor niet binnen de daarvoor gestelde indieningstermijn is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is; of
b. de aanvraag daarvoor minder dan vier weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 5:14 Begripsbepaling standplaatsen
1. In deze afdeling wordt verstaan onder een standplaats: een vaste plaats, op een openbare en in de openlucht gelegen locatie, vanaf waar goederen dan wel diensten te koop worden aangeboden, worden verkocht of worden afgeleverd, al dan niet gebruikmaken van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.
2. Onder een standplaats wordt niet verstaan:
a. Een vaste plaats op een markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
b. Een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:9
Artikel 5:15 Standplaatsvergunning
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
2. Het college weigert de vergunning in ieder geval indien sprake is van strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de vergunning voorts worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk voorzieningenniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Relatie Venten en standplaatsen
In de artikelen 5:12 en 5:13 van de APV zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van venten. Onder venten met goederen wordt verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in open lucht gelegen plaats of aan huis.
Bij venten is van belang dat de venter in beweging is, tenzij hij klanten bedient. De venter bereidt zijn waren voortdurend vanaf een andere plaats; het tijdelijk stilstaan in afwachting van klanten is geen venten. Het onderscheid tussen venten en het innemen van een standplaats, betreft de periode gedurende welke goederen vanaf dezelfde plaats op straat worden aangeboden aan willekeurige voorbijgangers.
In paragraaf 5 van de Afvalstoffenverordening Velsen 2009 wordt aandacht besteed aan zwerfafval. Hierin staat beschreven dat de houder of beheerder van een inrichting waar eet- en drinkwaren worden verkocht voor gebruik te plaatse, verplicht is om een afvalbak te plaatsen en om achtergebleven afval dat kennelijk van de inrichting afkomstig is dagelijks op te ruimte.
Verder staat in artikel 20 van deze verordening aangegeven dat degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, verplicht is deze of verpakking daarvan direct op te ruimte of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor publiek toegankelijke plaats door het publiek wordt weggeworpen.
Landelijke (en Europese) regelgeving
Naast de bepalingen in de APV Velsen kunnen ook een of meerdere van de volgende regelingen of wetten van toepassing zijn op standplaatsvergunningen. Deze regels stellen vanuit andere motieven eisen aan standplaatsen.
Artikel 7 van de grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich mee, dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Als dit echter gebeurt vanaf een standplaats, is voor het innemen van de standplaats wel een vergunning vereist.
De Winkeltijdenwet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet en de daaraan afgeleide Verordening winkeltijden Velsen 2010 gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats.
In artikel 18 van de Drank- en Horecawet is gesteld dat geen alcoholhoudende drank vanaf een standplaats mag worden verkocht. Ook mag geen alcoholhoudende drank tijdens de verkoop aanwezig zijn, tenzij er sprake is van een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk gerede eetwaren voor gebruik ter plaatse en elders dan ter plaatse plegen te worden verkocht. Hierbij valt onder meer te denken aan een snackbar.
Op grond van het Besluit houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht) vallen standplaatsen (over het algemeen) onder de werking van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer. Hierin zijn voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu, waaraan de vergunninghouder dient te voldoen, onder andere ten aanzien van afval(water), geluid en lucht. Het college kan aan deze bepalingen maatwerkvoorschriften verbinden. Op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer dient soms een melding te worden ingediend. Een vergunninghouder kan pas van de standplaatsvergunning gebruik maken, nadat aan bovengenoemde meldingsplicht is voldaan.
Op basis van de Handelsregisterwet 2007 dient een ondernemer ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Zonder benodigde inschrijving is het niet toegestaan om goederen dan wel diensten aan te bieden.
Wet samenhangende besluiten Awb
Gelet op de Wet samenhangende besluiten Awb heeft het bevoegde bestuursorgaan een inspanningsverplichting om burgers en bedrijven die voor een bepaalde activiteit vergunningen, subsidies e.d. aanvragen, zo goed mogelijk in te lichten over andere besluiten die aangevraagd moeten worden om de beoogde activiteit uiteindelijk te mogen verrichten. Zo worden onnodige vertragingen en mogelijke tegenstrijdige eisen voorkomen. In artikel 3:20 van de Algemene wet bestuursrecht is het volgende bepaald.
1. Het bestuursorgaan bevordert dat een aanvrager in kennis wordt gesteld van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het bestuursorgaan redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit.
2. Bij de kennisgeving wordt per besluit in ieder geval vermeld:
a. naam en adres van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit;
b. krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen
Wet op de ruimtelijke ordening
Op grond van de toetsingscriteria van de APV Velsen is strijd met het geldende bestemmingsplan een grond om de vergunning te weigeren. Dit betekent dat de bestemmingsplanbepalingen van toepassing zijn.
De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de wet eisen aan de hygiëne van producten. De Warenwet geldt ook voor handel vanuit een standplaats. Per 1 september 2004 is er een Hygiënecode Ambulante Handel Eet en Drinkwaren uitgebracht door het Hoofd Bedrijfschap Detailhandel (HBD). De NederlandseVoedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert of de regels van de Warenwet worden nageleefd. Bij overtreding van de Warenwet kan de NVWA maatregelen nemen. De NVWA kan bijvoorbeeld een waarschuwing geven of een bestuurlijke boete opleggen.
De Europese dienstenrichtlijn is van toepassing op het aanbieden van diensten. Met behulp van een standplaats kunnen ook diensten aangeboden worden, waardoor er conform de dienstenrichtlijn een vergunning afgegeven moet worden.
Op het gebied van straathandel zijn in de loop der jaren verschillende rechterlijke uitspraken gedaan. Zo is in het verleden het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare orde- belang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met de hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt dat het reguleren van concurrentieverhoudingen niet als huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Indien de gemeente op basis hiervan een vergunning wil weigeren dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen aangeboden worden. De dienstenrichtlijn staat deze weigeringsgrond voor standplaatsen die (mede) diensten verlenen niet toe, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane belemmering voor het vrij verkeer van diensten. Het blijft echter nog wel mogelijk om deze weigeringsgrond te hanteren voor het verkopen van goederen. De Dienstenrichtlijn is daarop immers niet van toepassing.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-203603.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.