Gemeenteblad van Neder-Betuwe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2020, 202536 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2020, 202536 | Verordeningen |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe houdende nadere regels omtrent jeugdhulp (Nadere regels jeugdhulp gemeente Neder-Betuwe 2020)
De gemeenteraad van Neder-Betuwe heeft op 4 april 2019 de Verordening Jeugdhulp gemeente Neder-Betuwe 2019 vastgesteld. De Verordening en deze nadere regels geven de kaders voor de uitvoering van de Jeugdwet voor de gemeente Neder-Betuwe.
De Jeugdwet legt de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente. Het uitgangspunt in de wet is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van een jeugdige allereerst bij de ouder(s)/verzorger(s) en de jeugdige zelf ligt.
De Jeugdwet heeft een aantal transformatiedoelen:
Het beleid, de uitvoering en de participatie op het gebied van jeugd is onderdeel van de brede transformatie van het Sociaal Domein in Neder-Betuwe. Centraal staat: meer inzet op de preventie, meer ondersteuning op maat en dichterbij inwoners georganiseerd. Daarmee dragen we bij aan vroege signalering en versterken van het zelfoplossend vermogen van kinderen, jongeren en volwassenen. En we zetten in op ondersteuning van de eigen leefomgeving.
De doelstelling “kinderen en jongeren in Neder-Betuwe groeien veilig en gezond op en kunnen zich optimaal ontwikkelen” is uitgangspunt voor de uitvoeringspraktijk van het jeugdbeleid. Kinderen en jongeren groeien in het algemeen op met steun en sturing van hun ouders, school en hun directe omgeving. Wanneer inwoners in gemeente Neder-Betuwe vragen over opvoeden, opgroeien of ontwikkeling hebben, vinden zij vaak oplossingen binnen hun netwerk. Daarnaast kunnen zij een beroep doen op algemene voorzieningen, onderwijs, opvang of jeugdhulp.
Wanneer er ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening, draagt het Kernpunt zorg voor een zorgvuldige toeleiding naar een passende individuele voorziening. Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) is hét beroepsregister voor jeugdprofessionals in Nederland. De jeugdconsulenten in Neder-Betuwe zijn SKJ-geregistreerd en werken volgens de richtlijnen.
De inhoudsopgave van de Verordening is de basis voor de indeling van deze nadere regels. Per hoofdstuk wordt aangegeven waar de relatie met de Verordening van toepassing is.
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
ZIN: zorg in natura. Bij zorg in natura contracteert de gemeente de zorgaanbieders voor bepaalde diensten. Meer informatie is terug te vinden op de website van Regio Rivierenland: www.rivierenlandkanmeer.nl
Zorgovereenkomst: overeenkomst waarin afspraken tussen hulpverlener en budgethouder worden vastgelegd volgens het model van de Sociale Verzekeringsbank. Meer informatie is terug te vinden op de website van de Sociale Verzekeringsbank: www.svb.nl
De begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.
Dit hoofdstuk heeft betrekking op de verdere uitwerkingen van hoofdstuk 2 ‘Melding, onderzoek en aanvraag’ van de Verordening.
Indien een jeugdige recht heeft op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of onderwijs, dan zijn deze wetten voorliggend op de Jeugdwet en zal het college van de gemeente Neder-Betuwe voor deze zorg geen voorziening treffen op grond van de Jeugdwet. Zie verder hoofdstuk 4 ‘Voorliggende voorzieningen’.
Een hulpvraag van een jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) komt binnen bij het Kernpunt. De jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) die een hulpvraag hebben op het gebied van de Jeugdwet kunnen een schriftelijke of telefonische melding doen bij het Kernpunt van de gemeente. Deze melding is nog niet meteen een aanvraag. Op basis van een eerste uitvraag wordt de problematiek geïnventariseerd en wordt bepaald welke zorg, hulp en ondersteuning het meest passend is. Mogelijk worden de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) verwezen naar een andere instantie wanneer de vraag daar thuishoort.
De beslissing welke zorg een jeugdige of zijn ouder(s) precies nodig hebben, komt tot stand in overleg met die jeugdige en zijn ouder(s). In een gesprek tussen de jeugdige, zijn ouder(s) en de medewerker van het Kernpunt wordt gekeken wat de jeugdige en zijn ouder(s) eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen om het probleem op te lossen. Als dat niet het geval is, wordt eerst onderzocht of een algemene of voorliggende voorziening passend is. Als dat niet het geval is wordt onderzocht of een (aanvullende) individuele voorziening passend zou kunnen zijn.
1.3 Toegang na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts:
De Jeugdwet regelt dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. In de praktijk zullen de huisarts, medisch specialist of jeugdarts vaak niet bepalen welke specifieke vorm van hulp nodig is, maar zij verwijzen hiervoor naar de zorgaanbieder. Het is de aanbieder die vervolgens beoordeelt welke voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang) en voor hoe lang (de duur).
De gemeente hanteert hierbij het uitgangspunt dat de huisarts, medisch specialist of jeugdarts dient te verwijzen naar het aanbod van één van de gecontracteerde aanbieders binnen de regio Rivierenland. De zorgaanbieder dient zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van zijn contract en met de regels die daarover zijn neergelegd in de Verordening en deze nadere regels.
Ten behoeve van een sluitende aanpak zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop wordt samengewerkt tussen de huisartsen en het Kernpunt van de gemeente. De gemeente vergoedt geen jeugdhulp als een huisarts verwijst naar een niet-gecontracteerde aanbieder voor zorg in natura wanneer de gemeente soortgelijke passende jeugdhulp kan bieden door de inzet van een aanbieder die wél is gecontracteerd.
1.4 Toegang via de gecertificeerde instellingen, rechter, justitiële jeugdinrichting (JJI) of het Openbaar Ministerie (OM)
Jeugdhulp kan worden ingezet op initiatief van een Gecertificeerde Instelling. Gecertificeerde Instellingen voeren kinderbeschermingsmaatregelen (waaronder voogdij en ondertoezichtstelling) en jeugdreclassering uit (artikel 3.2 Jeugdwet). In het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering kan de Gecertificeerde Instelling bepalen dat jeugdhulp nodig is (artikel 3.5, eerste lid Jeugdwet). Bij jeugdreclassering is het niet alleen de gecertificeerde instelling die deze bevoegdheid heeft, maar kunnen ook andere instanties besluiten dat jeugdhulp nodig is. Deze andere instanties zijn de rechter, de officier van justitie, de directeur en/of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting (JJI).
1.6 Het indienen van een aanvraag
Een aanvraag in de zin van artikel 7, lid 1, van de Verordening kan worden gedaan na afronding van het onderzoek (zoals beschreven in hoofdstuk 7 ‘De beoordeling van het verzoek om jeugdhulp’). Als de aanvrager tijdens het gesprek (zie paragraaf 1.2.4.) aangeeft dat hij een aanvraag wil indienen, ondertekent en overhandigt hij het aanvraagformulier en de toestemmingsverklaring. Aanvrager kan deze documenten ook per post naar het college sturen.
Als er geen afspraak voor een gesprek gepland is en betrokkene wil toch een aanvraag indienen, dan kan de aanvraag worden ingediend door middel van een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Een dergelijke aanvraag dient in elk geval te bevatten: de naam en het adres van de aanvrager, het BSN nummer van de jeugdige en dient ondertekend te zijn.
2.1 Jeugdhulp na 18e levensjaar
De Jeugdwet geeft in artikel 1.1 onder de definitie ‘jeugdige’ aan dat jeugdhulp soms ook mogelijk is tot de leeftijd van 23 jaar (verlengde jeugdhulp). Dit kan voorkomen als:
2.2 Procedure jeugdhulp na 18e levensjaar
De zorgaanbieder die de ondersteuning voor het 18e jaar levert stelt vroegtijdig (minimaal 12 maanden voor de 18e verjaardag) een (toekomst)plan op waarin de doorloop van ondersteuning na het 18e levensjaar centraal staat. Het opstellen van het (toekomst)plan gebeurt samen met de jeugdige en/of ouder(s)/verzorger(s) en samen met een eventuele aanbieder die na het 18e levensjaar wordt ingezet. Op het moment dat een jeugdige 16,5 jaar of ouder is, beschrijft de jeugdhulpaanbieder in het plan hoe en wie de volgende zaken heeft geregeld voor de jeugdige als deze de leeftijd van 18 jaar bereikt:
In het plan wordt bekeken of ondersteuning die na het 18e levensjaar wordt ingezet gefinancierd kan worden uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg. Als de zorgbehoefte van een 18-jarige jeugdige niet onder een van deze wetten valt, dan kan de verlengde jeugdhulp worden ingezet (zie §2.1).
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Dit hoofdstuk heeft betrekking op de verdere uitwerkingen van hoofdstuk 1 ‘Algemene bepalingen’ en artikel 2 van de Verordening.
Wanneer blijkt dat jeugdigen en/of hun ouder(s) niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kunnen komen, wordt beoordeeld of er zogenaamde ’algemene voorzieningen’ zijn die de problemen, die jeugdigen en zijn ouder(s)/verzorger(s) ervaren, (gedeeltelijk) kunnen oplossen. In dit onderdeel wordt uiteengezet welke diensten er onder algemene voorzieningen vallen.
3.2 Algemene voorzieningen: vrij toegankelijk voor iedere jeugdige en/of ouder(s)
In de gemeente Neder-Betuwe zijn er een aantal collectieve voorzieningen. Dit zijn diensten of activiteiten die bedoeld zijn voor jeugdigen met specifieke kenmerken. De gemeente Neder-Betuwe stelt richtlijnen op wie voor deze voorzieningen in aanmerking komt. De toegang verloopt bij elke collectieve voorziening op een andere manier, maar er is geen sprake van een gemeentelijke beschikking. Voor informatie over de collectieve voorzieningen kan men terecht bij het Kernpunt. Voorbeelden van collectieve voorzieningen in de gemeente Neder-Betuwe zijn:
De medewerkers van het sociaal team kunnen lichte ondersteuning verlenen (basishulp). Dit is kortdurende structurele begeleiding (gedurende 6 maanden). Met gerichte inzet kunnen zij wellicht in een korte periode zoveel betekenen dat daarmee de inzet van een individuele voorziening voorkomen of beperkt kan worden. Per situatie wordt bekeken wat wenselijk en mogelijk is. Daarnaast kan het sociaal team ingezet worden als casus regisseur (10 gesprekken in een jaar).
3.3 Geen individuele voorziening als een algemene voorziening passend en toereikend is
In elke individuele situatie moet worden beoordeeld of een algemene voorziening passend en toereikend is voor de gestelde hulpvraag. Als dit zo is, komen jeugdigen en zijn ouder(s)/verzorger(s) niet in aanmerking voor een individuele voorziening. Dit geldt indien de algemene voorziening:
financieel gedragen kan worden door het gezin. Het college beoordeelt of het gezin in redelijkheid de algemene voorziening kan betalen. Het is vervolgens aan de ouder(s)/verzorger(s) om dit te weerleggen. De ouder(s)/verzorger(s) moeten aannemelijk maken dat de algemene voorziening financieel niet gedragen kan worden. Mogelijk komen ouder(s)/verzorger(s) in aanmerking voor bijzondere bijstand of een Minima regeling.
Hoofdstuk 4 Voorliggende voorzieningen
Indien een jeugdige recht heeft op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) of de Onderwijswetten, zijn deze wetten voorliggend op de Jeugdwet en zal het college van de gemeente Neder-Betuwe voor deze zorg geen voorziening treffen op grond van de Jeugdwet. Hieronder wordt dit toegelicht.
Hulpmiddelen en rolstoelen voor jeugdigen vallen onder de Wmo 2015. Hetzelfde geldt voor woningaanpassingen voor jeugdigen onder de 18 jaar die thuis wonen. Aangezien de gemeente zelf verantwoordelijk is voor zowel de uitvoering van de Jeugdwet als de Wmo 2015 zorgen we ervoor dat jeugdigen die zowel vóór als ná hun 18e verjaardag hulp nodig hebben, geen last hebben van de overgang naar een ander wettelijk kader. Zie hoofdstuk 2 voor de overgang naar 18+.
Voorliggend op de Jeugdwet is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wlz, Zvw of Beginselenwet JJI. Jeugdigen die gebruik kunnen maken van voorzieningen in het kader van deze genoemde wetten, maken geen aanspraak op jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet. Ouder(s)/verzorger(s) en jeugdigen die een aanvraag voor jeugdhulp doen, worden verwezen naar de instantie waar een aanvraag voor een voorziening op basis van de voornoemde wetten kan worden behandeld.
De begeleiding van kinderen met leerproblemen is de verantwoordelijkheid van school. Hulp die nodig is om onderwijsdoelen te behalen of die er op gericht is om aan het onderwijs deel te kunnen nemen, valt dus niet onder de Jeugdwet, maar moet door het onderwijs geboden worden. Denk bijvoorbeeld aan:
Op hoofdlijnen maken we het volgende onderscheid: extra ondersteuning die als eerste is gericht op het volgen van onderwijs of het leerproces, is de verantwoordelijkheid van de school. Is extra ondersteuning ook op andere gebieden nodig, dan kan de gemeente verantwoordelijk zijn.
In het ‘Handboek Ondersteuningsteams gemeente Neder-Betuwe’ staat de werkwijze tussen primair onderwijs en het Kernpunt beschreven rondom de signalen en aanpak van leerlingen met een (complexe) ondersteuningsvraag op meerdere levensgebieden.
Kinderopvang en buitenschoolse opvang
Kinderopvang is een verantwoordelijkheid van ouder(s)/verzorger(s), werkgever en overheid. Het leren omgaan met een kind dat een beperking heeft, door leidsters van de kinderopvang, is een verantwoordelijkheid van ouder(s)/verzorger(s). Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouder(s)/verzorger(s) kan worden verwacht, kan begeleiding worden ingezet vanuit de Jeugdwet.
4.2 Geen individuele voorziening als een voorliggende voorziening passend en toereikend is
Er moet in elke individuele situatie worden beoordeeld of de voorliggende voorziening toereikend en passend is. Als dat niet het geval is wordt alsnog een (aanvullende) individuele jeugdhulpvoorziening geboden. Als jeugdigen en/of hun ouder(s) geen gebruik wensen te maken van een beschikbare voorliggende voorziening leidt dat niet automatisch tot het inzetten van een individuele voorziening.
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen
5.1 In de Jeugdwet genoemde doelgroepen
In de Jeugdwet worden de volgende groepen genoemd als in aanmerking komend voor individuele voorzieningen:
5.3 Beschikbare individuele voorzieningen
De volgende individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Verordening zijn beschikbaar:
5.5 Aanvullende criteria vaktherapie (0nderdeel van Ambulante Jeugdhulp, behandeling)
Vaktherapeuten kunnen in een eigen praktijk of binnen een instelling werkzaam zijn. Vaktherapie kan bij complexe of meervoudige problematiek als onderdeel van een multidisciplinaire behandeling worden aangeboden aan individuele jeugdigen, groepen en/of gezinnen. In een situatie waarin vaktherapie geen onderdeel vormt van een behandeling, komt behandeling door een vaktherapeut slechts voor vergoeding in aanmerking indien een beroep op de aanvullende verzekering voor de jeugdige niet mogelijk is. Daar waar de verzekering de mogelijkheid biedt de jeugdige te verzekeren voor vaktherapie wordt van het gezin verwacht dit voor de jeugdige te regelen.
Hoofdstuk 6 Gebruikelijke hulp
6.1 Visie op gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die ouder(s) en/of andere huisgenoten vanuit eigen kracht elkaar onderling kunnen bieden. Ouder(s)/verzorger(s) moeten de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorgen, opvoeden en toezicht op hen houden. Ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Het betreft hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf. Voorbeelden van gebruikelijke hulp zijn onder andere:
In kortdurende situaties moeten alle vormen van zorg en ondersteuning door de gebruikelijke verzorger worden geboden. In langdurige situaties beschouwt het college de zorg waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door ouders aan hun kind moet worden geboden als gebruikelijke zorg.
6.2 Richtlijn bij (dreigende) overbelasting ouder(s)/verzorger(s)
In de meeste gevallen is het inzetten van jeugdhulp voor het gedeelte van de zorg die de gebruikelijke hulp overstijgt (boven gebruikelijke hulp/zorg), voldoende om deze overbelasting te voorkomen. Maar soms blijkt dit niet voldoende te zijn. In dat geval wordt van ouders minder of in het geheel geen gebruikelijke hulp verwacht. Totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven kan een individuele voorziening worden ingezet.
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand aan het kind biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk.
6.3 Beoordeling van overbelasting
Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke verzorger zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van ernst van de problemen of beperkingen van het kind (draaglast verhoging).
Wanneer het college van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid vanwege de gezondheid van de ouder/verzorger komen, dient dit altijd beoordeeld te worden door of onder verantwoordelijkheid van een arts. In dat geval wint de medewerker van het Kernpunt medisch advies in bij een onafhankelijke arts.
Van ouders/verzorgers en huisgenoten wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. De omvang en inhoud van de ondersteuning bij de jeugdige is afhankelijk van de sociale relatie. Hoe intiemer de relatie, hoe meer hulp verwacht mag worden. Dit is veelal het geval bij 1e of 2e-graads bloedverwanten van de jeugdige. Wanneer de hulpvraag groter is dan de gebruikelijke hulp, kan hulp en ondersteuning worden ingezet. Dit is echter pas het geval als de benodigde bovengebruikelijke hulp de eigen draagkracht overstijgt en er geen mogelijkheden zijn in het sociale netwerk of algemene/voorliggende voorzieningen.
Voor de hulp die ouder(s)/verzorger(s) verlenen, hoeft de gemeente niet altijd jeugdhulp in te zetten. Uit de parlementaire geschiedenis van de Jeugdwet blijkt dat een voorziening niet nodig is als de jeugdige en zijn ouder(s) zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden. Dit wordt eigen kracht genoemd. Dit geldt ook als met de eigen kracht bovengebruikelijke hulp geleverd moet worden. De financiële situatie van een gezin kan ook onderdeel zijn van het onderzoek naar de eigen kracht. Dit blijkt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 juli 2019.
6.4 Onderzoek naar eigen kracht van ouders/verzorgers
Bij het onderzoek naar de vraag of jeugdhulp nodig is, moet de medewerker van het Kernpunt onder meer onderzoeken in hoeverre de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) het probleem op ‘eigen kracht’ kunnen oplossen. ‘Eigen kracht’ kan verschillende zaken inhouden, zoals:
Ouders moeten gemotiveerd aangeven waarom en waardoor ze vast lopen aan de hand van voorbeelden. Bovengebruikelijke hulp kan in beginsel van ouder(s)/verzorger(s) worden verwacht (zie §6.1).
De medewerker van het Kernpunt zal in het onderzoek naar de vraag of ouders voldoende “eigen kracht” hebben om het probleem zelf op te lossen, de onderstaande vragen beoordelen:
Wanneer vraag 1 en 2 met ‘ja’ beantwoord worden en vraag 3 en 4 met ‘nee’, dan hoeft de gemeente geen jeugdhulp (al dan niet in de vorm van een PGB) in te zetten.
De volgende punten zijn van belang bij het onderzoek naar de factoren van de eigen kracht bij ouders:
Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie CRVB 17-07-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2362) volgt dat in ieder geval (indirect) de financiële draagkracht van ouders een rol speelt bij de vraag of voldoende sprake is van eigen kracht van ouders. De mogelijkheid om over een inkomen te beschikken is immers van belang bij de vraag of sprake is van voldoende probleemoplossend vermogen.
Financiële draagkracht vervoer
Gelet op de hiervoor genoemde CRvB-uitspraak zal in principe van ouders mogen worden verwacht dat ze hun kind zelf vervoeren als ze dat kunnen en hiervoor ook beschikbaar zijn. Maar kunnen ze dat niet in verband met de financiële situatie, dan zal waarschijnlijk sprake zijn van onvoldoende eigen kracht. Overigens mag in zo’n geval wel van ouders worden verwacht dat ze inzicht geven in hun financiële situatie, zodat het college ook kan toetsen of inderdaad sprake is van eigen kracht.
Het college zoekt bij het beoordelen van de vraag of er financiële problemen ontstaan aansluiting bij de normen vanuit het NIBUD. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de expertise van de consulenten bijzondere bijstand en/of schuldhulpverlening. Zij kunnen bijvoorbeeld een financieel advies geven waarin aan de hand van de rekentool van het NIBUD, het persoonlijk budgetadvies, berekeningen over het gezinsinkomen worden uitgewerkt. Bij de berekeningen wordt rekening gehouden met de kinderbijslag, mogelijke toeslagen en het kindgebonden budget.
Hoofdstuk 7 De beoordeling van het verzoek om jeugdhulp
In de Verordening is in artikel 5 vastgelegd hoe onderzoek wordt gedaan. Hieronder wordt dit onderzoek verder uitgewerkt.
7.1 Beoordeling verzoek om jeugdhulp
Het college onderzoekt het verzoek om jeugdhulp volgens het stappenplan dat volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 mei 2017 (CRvB 01-05-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477).
Het college stelt vast of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (artikel 2.3 Jeugdwet). En als daar sprake van is, moet het college concreet maken om welke problemen en/of stoornissen het gaat. Het college zorgt dat de medewerker die het onderzoek uitvoert voldoende deskundig is. Indien nodig wordt gebruik gemaakt van externe deskundigheid.
Bij het bepalen welke jeugdhulp nodig is moet verder rekening gehouden worden met de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en de ouders en wat de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van hen is (artikel 2.3 lid 4 Jeugdwet).
Hoofdstuk 8 persoonsgebonden budget
8.1 Persoonsgebonden budget (PGB)
Een PGB kan een geschikt instrument zijn voor de jeugdige en of zijn ouder(s) wanneer zij eigen regie willen én kunnen nemen.
Het PGB bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
Het college verstrekt een PGB als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) zijn naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van de belangen. Of ze zijn met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde of gecertificeerde instelling in staat de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Ad a. Bekwaamheid van de aanvrager
Om na te gaan of de aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een PGB wordt de bekwaamheid beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:
Van overwegende bezwaren is sprake als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een PGB. De situaties waarbij het risico groot is dat het PGB niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is. In deze situaties kan een PGB worden geweigerd. Andersom kan het zo zijn dat een budgethouder zélf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een PGB verstrekt kan worden. Om een PGB af te wijzen op overwegende bezwaren, moet voldoende feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
Wij verwijzen naar bijlage 2 voor de factsheet van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarin tien punten zijn opgenomen over de PGB-vaardigheden.
Ad b: Motivering dat zorg in natura niet passend is
Uit de argumentatie moet blijken dat de jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) zich voldoende hebben georiënteerd op de mogelijkheden voor zorg in natura. Dit dient opgenomen te worden in het PGB-plan.
De jeugdhulp is veilig, doeltreffend en cliëntgericht. Professionele jeugdhulpaanbieders die uit een persoonsgebonden budget worden betaald, moeten daarnaast voldoen aan de eisen die bij Jeugdwet aan de aanbieders van jeugdhulp in natura worden gesteld. De verdere uitwerking van de kwaliteitsvereisten voor formele en informele hulp voor inzet van PGB zijn uitgewerkt in § 8.6.2.
De aanvrager stelt een PGB-plan op. In dit PGB-plan is opgenomen:
Ouder(s)/verzorger(s) en de jeugdige stellen het PGB-plan op. In het PGB-plan van de jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) kunnen zij de wens uitspreken om hun sociale netwerk in te willen zetten. Net als de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de “gebruikelijke hulp” overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan zorg in natura.
Als een PGB wordt aangevraagd is voor gemeente van belang dat slechts een PGB wordt verstrekt als is gewaarborgd dat de in te kopen hulp veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt. Ook bij het beoordelen van de kwaliteit van de ondersteuning uit het sociale netwerk wordt door de jeugdconsulent bekeken of deze in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het PGB wordt verstrekt.
8.5 PGB in geval van een verwijzingsbesluit van een arts of gecertificeerde instelling
Bij de inzet van jeugdhulp door een arts of gecertificeerde instelling kan gekozen worden voor inzet in de vorm van een PGB. Wanneer jeugdigen en zijn ouder(s)/verzorger(s) voor een PGB willen kiezen, moeten zij een aanvraag indienen bij de gemeente. Het college beoordeelt het verzoek om PGB.
Een PGB mag worden geweigerd als het PGB beheerd gaat worden door degene die de hulp ook zelf gaat bieden. We willen voorkomen dat personen (uit het sociaal netwerk) enerzijds hulp verlenen en anderzijds zijn eigen handelen moeten controleren. Het is van belang dat personen de beheerstaken met voldoende afstand en kritisch kunnen uitvoeren.
8.6.2 Onderscheid formele en informele hulp
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of
personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of
Van informele hulp is sprake, indien
8.6.2.2 PGB voorwaarden informele hulp:
Als het college dit nodig acht in het kader van de veiligheid van de hulpverlening, kan hij bepalen dat de PGB-hulpverlener beschikt over een VOG (Verklaring Omtrent Gedrag) die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop deze PGB-hulpverlener is gestart met het bieden van de hulpverlening.
De jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) aan wie een persoonsgebonden budget wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, persoonlijke verzorging of kortdurend verblijf/logeren. Een PGB inzetten voor behandeling door het sociaal netwerk is niet mogelijk.
De jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de jeugdhulp die zij betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe op xx-xx- 2020.
De secretaris,
Gerrit Stam
De burgemeester,
Jan Kottelenberg
Bijlage 1 Richtlijnen gebruikelijk zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd
NB. Deze zorg voor kinderen van 3 tot 5 jaar is geen gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudige complexe handicaps waaronder een verstandelijke handicap en een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief (bijv. van een kind van 0 tot 3 jaar).
Formulier voor het aanvragen van een persoonlijk PGB-plan:
(iemand anders mag u helpen om dit formulier in te vullen)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-202536.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.