Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Barendrecht houdende regels omtrent afvalstoffen (Afvalstoffenverordening Barendrecht 2020)

De raad van de gemeente Barendrecht;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders op 17 maart 2020;

 

gezien het advies van Commissie Ruimte op 19 mei 2020;

 

BESLUIT:

  • 1.

    De Afvalstoffenverordening Barendrecht 2020 vast te stellen.

 

  • 2.

    De Afvalstoffenverordening Barendrecht 2008 in te trekken.

 

Aldus besloten in de vergadering van de gemeenteraad Barendrecht van 2 juni 2020.

 

 

De griffier,

mw. mr. G. Figge

 

De voorzitter,

drs. J. van Belzen

 

 

Afvalstoffenverordening Barendrecht 2020

 

§ 1. Algemeen

 

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder perceel: perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

Artikel 2. Doelstelling

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.

 

§ 2. Huishoudelijke afvalstoffen

 

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

  • 1.

    Het college wijst de inzameldienst aan die is belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2.

    Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissing) is niet van toepassing.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de voorbereiding van de aanwijzing en over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

  • 1.

    Het is anderen dan de inzameldienst verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:

    • a.

      daartoe is aangewezen door het college;

    • b.

      bij nadere regels van het college van het verbod is vrijgesteld; of

    • c.

      verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Op de aanwijzing van een inzamelaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, is artikel 3, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Aanwijzing van het afvalaanbiedstation

Het college draagt zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grof huishoudelijk afval achter te laten.

Artikel 6. Algemene verboden

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:

  • a.

    ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b.

    over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of

  • c.

    achter te laten op een andere plaats dan het afvalaanbiedstation, bedoeld in artikel 5.

Artikel 7. Afvalscheiding

  • 1.

    Het college stelt regels over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk door de inzameldienst worden ingezameld, over de frequentie van de inzameling van elk van deze bestanddelen, en over de locaties van deze inzameling bij of nabij elk perceel.

  • 2.

    In ieder geval de volgende bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen worden afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      huishoudelijk restafval;

    • b.

      groente-, fruit en tuinafval;

    • c.

      oud papier en karton;

    • d.

      textiel;

    • e.

      glas;

    • f.

      elektrische en elektronische apparatuur;

    • g.

      grof huishoudelijk afval;

    • h.

      grof tuinafval;

    • i.

      medisch afval.

  • 3.

    In het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer kan het college de aanwijzing van afzonderlijk in te zamelen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in het tweede lid, of fracties daarvan, achterwege laten.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

  • 1.

    Het is verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 7, anders dan afzonderlijk:

    • a.

      ter inzameling aan te bieden; of

    • b.

      achter te laten bij het afvalaanbiedstation, bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door het college daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1.

    Het is de gebruiker van een perceel verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of de betreffende aanbiedlocatie.

  • 2.

    Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening is bedoeld.

  • 3.

    Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

  • 4.

    Het college kan regels stellen betreffende het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel, het afvalscheidingsstation en van de gemeentewege verstrekte afvalpas.

  • 5.

    Het college kan regels stellen betreffende de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 6.

    Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 7.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op een andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

     

§ 3. Bedrijfsafvalstoffen

 

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Het college kan bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 3, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens de thans geldende Verordening Reinigingsheffing verschuldigde heffing is voldaan.

Artikel 12. Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 11 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5, achter te laten.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

  • 1.

    Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door het college te stellen regels over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen van inzameling van de krachtens artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbieden of overdragen van bedrijfsafvalstoffen. Deze regels kunnen mede worden vastgesteld voor anderen dan de inzameldienst. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, inhouden.

     

§ 4. Zwerfafval en overige

 

Artikel 14. Dumpingverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van het college, buiten een inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;

    • b.

      het composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;

    • c.

      het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • d.

      handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit.

 

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen van beperkte omvang en gewicht die zijn ontstaan buiten een perceel, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.

  • 2.

    Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.

  • 3.

    Het is verboden zwerfafval te veroorzaken door ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, te stoten, te schoppen, omver te werpen of door deze anderszins te behandelen.

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

  • 1.

    Degene die een inrichting dan wel een daarmee vergelijkbare voorziening drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.

  • 2.

    Degene die de in het eerste lid bedoelde inrichting dan wel daarmee vergelijkbare voorziening drijft verwijdert, binnen een straal van ten minste 50 meter, zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, afval of andere materialen die kennelijk uit die inrichting dan wel voorziening afkomstig zijn of daarvoor bestemd zijn.

  • 3.

    De vorige leden gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

  • 1.

    Het is verboden een weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.

  • 2.

    Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, dan wel diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag, of zoveel eerder als nodig om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren, voor het reinigen van de weg.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Het is verboden afvalstoffen, al dan niet in de openbare ruimte, op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.

Artikel 20. Ongeadresseerd reclamedrukwerk

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk of samples die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:

      • i.

        een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden of activiteiten in de buurt die voor de bewoners of gebruikers van een woning, bedrijf of woonschip in die buurt van belang zijn;

      • ii.

        drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties;

    • b.

      huis-aan-huisblad: een ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied en waarvan tenminste 10% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame.

  • 2.

    Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag uitsluitend bezorgd worden of laten worden bij een woning, bedrijf of woonschip als de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 3.

    Een huis-aan-huisblad mag worden bezorgd bij een woning, bedrijf of woonschip, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

     

§ 5. Handhaving en toezicht

 

Artikel 21. Strafbare feiten

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 4, artikel 6 of van artikel 8 tot en met artikel 10 en artikel 12 tot en met artikel 20, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 22. Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen personen.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 23. Herleiden van overtredingen

Indien de overtreder van een in deze verordening opgenomen gebod of verbod onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dat gebod of verbod.

 

§ 6. Slotbepalingen

 

Artikel 24. Overgangsrecht

Besluiten, genomen bij of krachtens de in artikel 26 lid 1 genoemde Afvalstoffenverordening Barendrecht 2008, blijven van kracht totdat zij worden ingetrokken, dan wel totdat, indien sprake is van een vooraf vastgestelde geldigheidsduur, die termijn is verstreken.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Barendrecht 2020.

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking. De Afvalstoffenverordening Barendrecht 2008 wordt per die datum ingetrokken.

  • 2.

    Artikel 20 van deze verordening, alsmede het ten aanzien daarvan in artikel 21 bepaalde, treedt in werking zodra rechtens toegestaan.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Barendrecht in de openbare vergadering van 2 juni 2020.

De griffier,

mw. mr. G.E. Figge

De voorzitter,

drs. J. van Belzen

TOELICHTING BIJ DE AFVALSTOFFENVERORDENING BARENDRECHT 2020

ALGEMEEN DEEL

 

1. Inleiding

Deze verordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer.

 

Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval dan ook van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en het creëren van meer optimale reststromen. Afvalscheiding en inzameling zijn daarbij van wezenlijk belang. Het antwoord op de vraag welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden verandert met de stand van de techniek. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld geautomatiseerde scheiding van kunststoffen mogelijk.

 

Gemeenten werken mee in het Programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) om te komen tot een vermindering van de hoeveelheid restafval per persoon per jaar, en om een verbetering te bereiken van de kwaliteit van afvalscheiding en inzameling. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit gebied.

 

2. Hoofdlijnen van de verordening

Het scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoren, winkels, dienstverleners) waar die afvalstoffen ontstaan, of waar die afvalstromen in de openbare ruimte terechtkomen. De verordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte.

 

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling daarvan door de inzameldienst die daartoe krachtens deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars. Te denken valt daarbij aan scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

 

Bedrijfsafvalstoffen

Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door kantoren, winkels en diensten (hierna: KWD) binnen de gemeente van belang. De inzameling van dergelijk bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld in de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat ten aanzien van bedrijfsafvalstoffen enkele aanvullende regels die van belang zijn indien de inzameling door de inzameldienst aan de orde is, of die de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte betreffen.

 

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen en / of reclame- en promotiecampagnes. Deze verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.

 

Grondslag

De verordening geeft uitvoering aan de in artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm opgenomen verplichting. In dit artikel wordt de gemeenteraad opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de in de APV opgenomen regels inzake de openbare ruimte, maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening.

 

3. Wettelijke begrippen

Deze verordening maakt slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Er worden geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Die begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening.

Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn: afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen.

 

Uitvoeringsbesluit van burgemeester en wethouders

Met betrekking tot de volgende onderwerpen delegeert de verordening de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels aan het college:

 

  • het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3, derde lid en artikel 10);

  • de voorbereiding van de aanwijzing van de inzameldienst (artikel 3, derde lid);

  • het verlenen van een vrijstelling voor categorieën personen en organisaties als inzamelaars (artikel 4, eerste lid);

  • afzonderlijke bestanddelen van afvalstoffen (geclausuleerd), frequentie en locatie van inzameling (artikel 7, eerste lid);

  • het gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 8, tweede lid), zoals het nader omschrijven van de bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, of fracties waarvan vermenging is toegestaan (met inbegrip van de mogelijkheid tot het verlenen van vrijstelling);

  • het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 10); en

  • de inzameling van bedrijfsafvalstoffen (artikelen 11 en 13).

Daarnaast kan sprake zijn nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhouden, maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kunnen worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Het betreft dan:

 

  • de aanwijzing van de inzameldienst (artikel 3);

  • de dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 9); en

  • de aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 22).

ARTIKELSGEWIJS

 

Artikel 1. Begrippen

Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”.

Wat onder een perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Enkel indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak, dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan, is geen sprake van een perceel. Of sprake is van een perceel dient in beginsel telkens aan de hand van feiten en

 

spraakgebruik te worden bepaald. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kan ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie ook: Gerechtshof Den Haag, 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

 

Artikel 2. Doelstelling

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Dit volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zal derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is als volgt gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.

 

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

In het eerste lid geeft de gemeenteraad aan het college de opdracht om een onderdeel van de gemeentelijke dienst of een onderneming aan te wijzen, die met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm bij de gemeenteraad en burgemeesters en wethouders. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.

 

In het derde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

 

Redenen van algemeen belang met betrekking tot milieu en gezondheid, die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid, dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen in het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.

Nadere regels over de inzameling kunnen, indien noodzakelijk, door het college op grond van het derde lid worden gesteld.

 

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen, namelijk:

  • 1.

    aangewezen inzamelaars. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen;

  • 2.

    door het college op grond van nadere regels vrijgestelde personen of organisaties. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar; en

  • 3.

    producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen zijn opgenomen tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden.

De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.

 

Artikel 5. Aanwijzing van het afvalaanbiedstation

In dit artikel wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste één plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (derhalve: in voldoende mate) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Het gemeentebestuur is hiertoe verplicht doordat artikel 7 van deze verordening het – in afwijking van artikel 10.21 van de Wm – mogelijk maakt om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten. Deze locatie – zijnde een locatie waar huishoudelijke afvalstoffen in een inzamelmiddel, zoals een vuilniszak, een minicontainer of een afvalemmer naar toe worden gebracht – onderscheidt zich derhalve van een inzamelvoorziening, zoals een boven- of een ondergrondse container, waarin collectief huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten met het oog op de inzameling daarvan.

 

Artikel 6. Algemene verboden

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen niet anders mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 3, 4 en 5 zijn aangewezen. Dit tot de gebruikers van percelen waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan gerichte verbod is de keerzijde van het in die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte verbod.

 

Artikel 7. Afvalscheiding

Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn: bij elk perceel, nabij elk perceel of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.

 

Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd. GFT-afval moet volgens dit artikel verplicht afzonderlijk wordt ingezameld. De gemeenteraad kan volgens artikel 10.21, derde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Deze vrijheid is ingeperkt door artikel 3 van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dat verplicht gemeenten ertoe om afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens gescheiden in te zamelen.

 

Bij de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot afvalstoffen dient het gemeentebestuur bovendien rekening te houden met het Landelijk afvalbeheersplan (hierna: het LAP). In het LAP zijn bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen benoemd, die de consument dient te scheiden. In het Landelijke afvalbeheerplan 3 (hierna: LAP3) worden de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval genoemd die gescheiden kunnen worden ingezameld.

  • -

    GFT-afval;

  • -

    papier en karton;

  • -

    glas;

  • -

    textiel;

  • -

    kunststof verpakkingsmateriaal;

  • -

    elektrische of elektronische apparatuur; en

  • -

    klein chemisch afval.

Het derde lid van artikel 7 biedt de mogelijkheid tot maatwerk, bijvoorbeeld in verband met nascheiding. De lijst is in zoverre facultatief, dat daarin variatie kan worden aangebracht, of dat deze kan worden aangevuld.

 

Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de gemeenteraad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de afvalstoffenverordening afwijken:

  • a.

    van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel);

  • b.

    van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat);

  • c.

    van de inzameling in het gehele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld);

  • d.

    van de afzonderlijke inzameling van GFT-afval (bepaald mag worden dat bestanddelen van GFT-afval afzonderlijk worden ingezameld); en

  • e.

    van het uitgangspunt dat GFT-afval met andere daarbij aangewezen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk van het overige huishoudelijke afval worden ingezameld.

Het bepalen van de frequentie en locatie van inzameling wordt in beginsel overgelaten aan het college. De raad bepaalt wel welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Dit is onder meer van belang omdat artikel 8 aan burgers het verbod oplegt om die bestanddelen ongescheiden ter inzameling aan te bieden.

 

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden. Artikel 8 biedt het college de mogelijkheid nadere regels te stellen omtrent concrete omschrijvingen van de bestanddelen, met als doel discussies te slechten en om in het kader van de handhaving houvast te bieden (welles/nietes-lijst). Ook kan van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik worden gemaakt om te regelen dat bepaalde hoeveelheden (fracties) van bestanddelen mogen voorkomen bij de inzameling van andere bestanddelen. Zo hoeft dan niet verboden te zijn dat er incidenteel een papiertje tussen het GFT-afval terechtkomt.

 

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

De tijdstippen voor de inzameling worden door het college bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking.

 

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen

Er bestaat een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden. Voorbeelden hiervan zijn een minicontainer, een afvalemmer en een plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens. Voorbeelden hiervan zijn een verzamelcontainer en een wijkcontainer. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen.

 

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

De inzameldienst kan ook bedrijfsafvalstoffen (of bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen inzamelplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een afzonderlijke activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector of om bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).

 

Artikel 12. Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst.

 

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het college kan, net als voor huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen is te vinden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.” Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking, of om inzamelritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels gelden voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

 

Artikel 14. Dumpingverbod

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover daarop geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen plaatsvinden dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm biedt de mogelijkheid tot het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.

 

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

 

Eerste lid

Dit lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen beschikbaar zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van deze omschrijving. Dit dient namelijk in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.

 

Derde lid

Het begrip zwerfafval zelf behoeft geen verdere toelichting. Uit de redactie van dit artikellid blijkt dat van zwerfafval ook sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, etc. De redactie brengt ook met zich mee dat het doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt, bijvoorbeeld door morgensterren, niet onder het verbod valt.

 

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

Dit artikel sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar is meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval. Daarom wijkt het op een aantal punten van dat artikel af. Het dient ter aanvulling op het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

Het gaat in dit artikel over laden en lossen. Artikel 17 biedt tevens de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang opruiming af te dwingen.

 

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Kern van dit artikel is de opslag van huishoudelijke afvalstoffen. Onder opslag valt niet het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Er is geen behoefte aan een mogelijkheid tot ontheffing, omdat voor gebieden waar bijvoorbeeld vanwege de inrichting daarvan geen mogelijkheid is voor het houden van minicontainers, een vrijstelling kan worden verleend. De term waarneembaar heeft in de eerste plaats betrekking op zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.

 

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijke afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of (onder strikte voorwaarden) aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd. Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

 

Artikel 20. Ongeadresseerd reclamedrukwerk:

Dit artikel heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk te voorkomen. Daarmee geeft de gemeente op het onderdeel afvalpreventie uitvoering aan de bestuurlijke opdracht die voortvloeit uit het Beleidsplan Afval en Grondstoffen 2019-2023. Deze verordening stelt hiervoor de kaders. De processen rondom het invoeren van de uitvoering van het beleid ten aanzien van ongeadresseerd drukwerk zijn momenteel in voorbereiding. Artikel 20, alsmede het ten aanzien daarvan in artikel 21 (Strafbare feiten) bepaalde, treedt in werking per 1 januari 2021. Daarmee creëert de gemeente een redelijke overgangstermijn voor alle betrokkenen. Inwoners van Barendrecht hebben met de komst van de nieuwe Ja/Ja-sticker de volgende mogelijkheden om hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar te maken:

 

Overzicht stickers

Ongeadresseerd reclamedrukwerk gewenst

Ongeadresseerde huis-aan- huisbladen gewenst

Ja/Ja-sticker

Ja

Ja

Geen sticker of Nee/Ja-sticker

Nee

Ja

Nee/Nee-sticker

Nee

Nee

Tabel 1: Overzicht wanneer bezorging gewenst is en dus mag geschieden.

 

In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en drukwerk van vrijwilligers- en overige niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen en huis-aan-huisbladen.

 

Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder naam en / of adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen derhalve ook alle aanduidingen zonder toevoeging van een naam maar met toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van Binnenhof 1”. Tevens vallen onder deze definitie alle overige aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw”.

 

Drukwerk van vrijwilligers- en niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen, valt niet onder de definitie ‘ongeadresseerd drukwerk’. De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat de huis- aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke functie hebben voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt. Daarbij heeft de verspreiding van deze bladen een lage frequentie.

 

In de definitie voor een ‘huis-aan-huisblad’ is een norm gehanteerd van 10% aan inhoudelijk buurtgericht nieuws. Hiermee sluit de afvalstoffenverordening aan op de norm die landelijk door de Stichting Reclamecode gehanteerd wordt.

 

In het tweede lid is bepaald dat de gemeente bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk uitsluitend toestaat als de ontvanger onmiskenbaar met een Ja/Ja-sticker duidelijk heeft gemaakt dat hij het ongeadresseerde reclamedrukwerk wil ontvangen. Daarbij gaat het niet alleen om de bezorging maar ook om het laten bezorgen. De adverteerders en verspreiders dienen zich ook aan dit opt-in systeem te houden.

In het derde lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden, tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen.

 

Artikel 21. Strafbare feiten

Het eerste lid bevat de strafmaat voor overtreding van artikel 4, 6, 8 t/m 10 en 12 t/m 20.

 

Artikel 22. Toezichthouders

Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Naar boven