Gemeenteblad van 's-Gravenhage
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2020, 196417 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2020, 196417 | Verordeningen |
Vaststellen Algemene subsidieverordening Den Haag 2020
De raad van de gemeente Den Haag,
gezien het voorstel van het college van 10 juli 2020,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,
besluit vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening Den Haag 2020.
Aanpassingen na bespreking in de Commissie Bestuur d.d. 8 juli 2020:
In artikel 11 (Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden) is de facultatieve weigeringsgrond ‘als voldoende aannemelijk is dat de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd’ opgenomen als verplichte weigeringsgrond in een nieuw ingevoegd derde lid.
De leden 3 en 4 zijn vernummerd tot 4 en 5. De onderdelen c t/m j uit het oude lid 3 zijn verletterd tot b t/m i. Ook de toelichting op artikel 11 is hier technisch op aangepast.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, en subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3 Verstrekking door het college
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.
Artikel 4 Verstrekking aan rechtspersonen of natuurlijke personen
Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen. Het college kan subsidie verstrekken aan natuurlijke personen wanneer de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekking zich hiertegen niet verzetten.
Het college kan bij subsidieregeling nadere regels vaststellen met betrekking tot de activiteiten en doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, het doel van de subsidie, de wijze van berekening, de aan de subsidie te verbinden voorschriften, de wijze van verantwoorden en de vergoeding voor vermogensvorming met subsidie.
Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen
Artikel 8 De aanvraag subsidie
De aanvraag om subsidie bevat de volgende gegevens:
een begroting inclusief een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van alle bij bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
Als het college een voorgenomen subsidieverstrekking overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag aanmeldt bij de Europese Commissie, wordt de beslistermijn opgeschort met ingang van de dag waarop het voornemen is aangemeld tot de dag waarop de Europese Commissie de beslissing omtrent het steunkarakter van de aanvraag aan het college heeft bekendgemaakt.
Hoofdstuk 3 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Artikel 11 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling
Artikel 12 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 13 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger
Naast de verplichtingen uit het vorige lid, kan het college bij subsidieregeling ook andere verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze voorschriften betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
Als het college in de verleningsbeschikking de subsidie heeft verdeeld over verschillende kostensoorten, mag de subsidieontvanger subsidie niet overhevelen van de ene kostensoort naar de andere kostensoort, tenzij de subsidieregeling dit mogelijk maakt of het college hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend.
Als het college besluit voorschot te verstrekken op een subsidie, vermeldt de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten.
Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening
Artikel 17 Wijze van verantwoorden
Indien de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling de jaarstukken moet indienen en voor de subsidieontvanger door het rijk bij wettelijk voorschrift een sectorspecifieke verantwoordingsdatum voor het aanleveren van de jaarstukken is vastgesteld, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk op de door het rijk vastgestelde datum.
Artikel 19 Kenbaarheid wijze van verantwoorden
De verleningsbeschikking vermeldt de wijze van verantwoording van de te ontvangen subsidie.
Artikel 20 Termijn vaststelling subsidies
Als het college de aanvraag tot subsidievaststelling niet of niet compleet heeft ontvangen voor het in artikel 17, eerste tot en met derde lid, bedoelde tijdstip, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvrager de aanvraag niet indient binnen de nieuwe termijn, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 22 Wijze van opstellen aanvragen
De aanvrager stelt de aanvraag en de bijbehorende bijlagen zoveel mogelijk zo op dat deze geschikt zijn voor openbaarmaking en toegankelijk zijn voor het algemeen publiek.
Artikel 23 Administratie van de subsidieontvanger
Als de subsidieontvanger de subsidie financieel moet verantwoorden, bevat de administratie van alle relevante uitgaven en inkomsten bewijsstukken waaruit de aard en de omvang van de geleverde prestaties duidelijk blijkt.
De subsidieontvanger dient de bewijsstukken van de uitgaven en inkomsten niet in bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, tenzij in de subsidieregeling of bij de verleningsbeschikking anders is bepaald.
Het college kan een review laten uitvoeren op de door de accountant van subsidieontvanger verrichte werkzaamheden inzake het assurance-rapport of de controleverklaring.
Artikel 25 Vergoeding vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding gaat het college uit van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt. Bij verlies of beschadiging van eigendommen gaat het college uit van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, wordt de waarde bepaald door één of drie onafhankelijke deskundigen.
Als de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd.
In bijzondere gevallen kan het college een of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 7, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat het in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan afwijken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
De Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 wordt gewijzigd als volgt.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op:
Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening Den Haag 2020.
In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen.
Op basis van het eerste lid van dit artikel is de ASV 2020 niet van toepassing op subsidie waarvoor een specifieke subsidieverordening geldt, zoals bijvoorbeeld de Verordening gelijkstelling onderwijs Den Haag 2019. Gelet op artikel 30 valt hieronder ook de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, zoals deze luidt per de datum van inwerkintreding van deze verordening, 1 september 2020.
De term verstrekken houdt in dat het college bevoegd is te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.
Dit artikel bevat het uitgangspunt dat subsidies worden verstrekt aan rechtspersonen.
Wanneer de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidie er niet aan in de weg staat, of er zelfs mee gediend is, kan ook subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen. Zoals bijvoorbeeld bij subsidies voor duurzaamheidsmaatregelen aan de eigen woning of bij subsidies in de sloop van diesel-vervoersmiddelen.
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om subsidieregels vast te stellen en daarin de algemene regels van de ASV 2020 meer specifiek uit te werken voor de betreffende subsidie.
Zo kan het college meer specifiek benoemen voor welke activiteiten subsidie kan worden aangevraagd, voor welke maatschappelijke doelen en door welke doelgroep.
In andere artikelen van de ASV 2020 worden andere specifieke bevoegdheden gedelegeerd, zoals de bevoegdheid om af te wijken van de termijnen, om bepaalde verplichtingen aan de subsidie te verbinden of om de wijze van verdelen van het subsidieplafond te bepalen.
Uiterlijk in 2022 zijn voor alle subsidies subsidieregelingen opgesteld (kadernota subsidiebeleid). Vanaf dat moment worden geen subsidies meer verstrekt op basis van enkel de ASV 2020.
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op dat steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er wordt afgeweken van de ASV 2020, of dat deze wordt aangevuld. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en –beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
De wijze van verdeling van de subsidiegelden kan bijvoorbeeld inhouden dat de aanvragen worden afgehandeld in volgorde van binnenkomst tot het plafond is bereikt (wie het eerst komt, het eerst maalt), of dat alle aanvragen op inhoud worden beoordeeld en de subsidie wordt toegekend aan de als best beoordeelde aanvragen tot het plafond is bereikt. Door de verplichting om de wijze van verdelen op te nemen in de subsidieregeling, is voor een ieder duidelijk waar rekening mee moet worden gehouden bij het aanvragen van subsidie.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden ingediend. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’.
Zo kan een aanvraag ook digitaal worden ingediend, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. De aanvraagformulieren worden zoveel mogelijk digitaal beschikbaar gesteld op www.denhaag.nl.
De aanvraagtermijnen zijn gesteld om een goede beoordeling van de aanvragen mogelijk te maken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per boekjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten om af te wijken van deze aanvraagtermijnen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat subsidie in tranches kan worden aangevraagd.
Dit artikel geeft de termijnen waarbinnen het college moet beslissen op aanvragen om subsidie. Ook hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies per boekjaar en andersoortige subsidies (eerste en tweede lid). Bij subsidieregeling kan het college andere beslistermijnen vaststellen (derde lid). Zo kan bijvoorbeeld een langere beslistermijn nodig zijn wanneer de aanvragen moeten worden beoordeeld door een adviescommissie.
Bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt de beslistermijn opgeschort totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag en vervolgens teruggevorderd moet worden.
In het vierde lid van dit artikel is een aantal facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kán in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.
Deze weigeringsgronden kunnen niet zonder meer in elke situatie worden toegepast. Uit jurisprudentie (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:1774) blijkt dat een weigering op dergelijke gronden (niet onredelijk mag zijn en) voldoende verband moet houden met de gesubsidieerde activiteiten en het doel van de te verlenen subsidie.
Het vijfde lid bepaalt dat dezelfde gronden ook aanleiding kunnen zijn voor het college om een verleende subsidie in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.
Naast de gronden die zijn genoemd in dit artikel kan een subsidie geweigerd (en ingetrokken) worden in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob). Deze bevoegdheid volgt rechtstreeks uit artikel 6 van de Wet Bibob en is daarom niet opgenomen in de ASV 2020.
In het eerste tot en met derde lid van dit artikel zijn informatie- en toestemmingsverplichtingen opgenomen voor de subsidieontvanger. Het gaat daarbij om omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het verlenen of vaststellen van de subsidie of zelfs kunnen leiden tot het wijzigen of intrekken van de subsidie.
Het kan dan bijvoorbeeld gaan om omstandigheden die (mogelijk) zullen leiden tot het niet, niet geheel, of niet conform de verleningsbeschikking uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten. Dat hoeft niet altijd te leiden tot nadelige gevolgen voor de subsidieontvanger, maar kan bijvoorbeeld ook leiden tot het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten.
Het eerste tot en met derde lid van dit artikel geeft het college de bevoegdheid om de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen die passen binnen het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kan het college opleggen in een subsidieregeling of verleningsbeschikking.
Het vierde en vijfde lid ziet op verplichtingen die zien op een ander doel dan het betreffende subsidiedoel. Dergelijke verplichtingen kunnen alleen worden opgelegd als een wettelijke regeling dat mogelijk maakt.
Het vierde lid geeft de wettelijke grondslag voor verplichtingen die zien op social return, duurzaamheid, inclusie, diversiteit en de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten voor mensen met een beperking. Verplichtingen met een ander algemeen doel kan het college alleen aan een subsidie verbinden wanneer dat mogelijk wordt gemaakt in een subsidieregeling.
Wanneer bij een verleningsbeschikking de subsidie is verdeeld over verschillende kostensoorten, heeft dat tot gevolg dat de subsidieontvanger die subsidie niet zomaar kan inzetten op een andere kostensoort dan waarvoor zij is verleend. Overhevelen is alleen mogelijk wanneer de subsidieregeling dit mogelijk maakt of wanneer het college hier uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.
Dit artikel bepaalt dat de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de eventuele voorschotten vermeldt, zodat direct duidelijk is of en hoe wordt bevoorschot. Wanneer niet wordt bevoorschot, wordt de subsidie na de vaststelling in één bedrag uitbetaald.
Ook wanneer de subsidie direct wordt vastgesteld, wordt in één bedrag uitbetaald.
Dit artikel is aanvullend op de verrekening die de Awb mogelijk maakt in artikel 4:57, derde lid.
De basis van de verantwoording is het inhoudelijk verslag. Daaruit blijkt of de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd conform de verleningsbeschikking.
Aanvullend daarop kan het college ook een financiële verantwoording eisen. Een financieel verslag is bijvoorbeeld nodig bij subsidies die worden verleend in de feitelijk gemaakte kosten of in een gerealiseerd tekort.
In een subsidieregeling en verleningsbeschikking kan worden afgeweken van de eisen die de ASV stelt aan een inhoudelijk of financieel verslag (vijfde lid). Bij een subsidieregeling in het aanschaffen en plaatsen van zonnepanelen door met name particulieren heeft het bijvoorbeeld geen toegevoegde waarde om de subsidieontvangers te laten verantwoorden in hoeverre de beoogde doelstellingen zijn gerealiseerd. Zo is maatwerk mogelijk.
Bij verleende subsidies van meer dan € 100.000 is in de regel bij de aanvraag tot vaststelling aanvullend een controle vereist door een onafhankelijke registeraccountant of van een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Gelet op de hoogte van de subsidie is deze extra waarborg normaal gesproken wenselijk.
Met een assurance-rapport over het inhoudelijk verslag kan worden gecontroleerd of en in hoeverre de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten zoals vermeld in het inhoudelijk verslag ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd conform de verleningsbeschikking.
Wanneer een financieel verslag onderdeel uitmaakt van de verantwoording, wordt daarover een controleverklaring inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat. In dat geval is normaal gesproken geen assurance-rapport nodig.
Wanneer een assurance-rapport of een controleverklaring redelijkerwijs geen toegevoegde waarde heeft kan het college hiervan afzien.
Met deze bepaling is geborgd dat het voor subsidieontvangers altijd duidelijk is op welke wijze de subsidie moet worden verantwoord.
In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college de subsidie moet vaststellen nadat de aanvraag tot vaststelling is ontvangen. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze termijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. Daarom is een mogelijkheid tot verdaging opgenomen.
Bij het lager vaststellen van een subsidie wordt een eventueel overschot in beginsel teruggevorderd. Een overschot ontstaat wanneer het voorschot aan subsidie hoger is dan het uiteindelijk vastgestelde subsidiebedrag. De subsidieontvanger kan het college vragen om het overschot toe te mogen voegen aan de egalisatiereserve of een bestemmingsreserve. Een toestemming moet altijd passen in het doel van de subsidie.
Dit artikel ziet op alle aanvragen die op basis van deze verordening worden ingediend. Oftewel, niet alleen op aanvragen om subsidie, maar ook op aanvragen tot vaststelling van de subsidie bijvoorbeeld, of aanvragen tot wijziging van de subsidie.
Dit artikel stelt eisen aan de administratie van de subsidieontvanger om controle en toezicht op de besteding en verantwoording van subsidies mogelijk te maken.
Niet bij elke verantwoording wordt overal een bewijsstuk van gevraagd, maar steekproefsgewijs of wanneer daar een andere aanleiding voor is, moet extra controle of toezicht wel mogelijk zijn. Wanneer de administratie niet op orde is, is dat niet goed mogelijk.
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een review uit te laten voeren op de door de accountant van subsidieontvanger verrichte werkzaamheden.
Subsidie kan bijdragen aan vermogensvorming bij subsidieontvanger, bijvoorbeeld omdat met de subsidie goederen worden aangeschaft die ook na het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit waarde hebben voor de subsidieontvanger. De Awb geeft in een aantal gevallen de mogelijkheid om te bepalen dat subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan de gemeente. Dat kan alleen bij wettelijke regeling. Dit artikel in de ASV 2020 geeft hiervoor de wettelijke grondslag en legt ook vast hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Met deze bepaling kan het college op een transparante wijze grip krijgen en houden op de (maximale) subsidiabele tarieven, zoals uur-, activiteiten- of huisvestingstarieven.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht komen aan toezichthouders bevoegdheden toe met betrekking tot het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, waaronder verplichtingen die aan een subsidie zijn verbonden. Het uitoefenen van toezicht kan een inperking meebrengen van de rechten van de subsidieontvanger. Daarom is een wettelijke grondslag nodig voor aanwijzing.
Het toepassen van de hardheidsclausule moet altijd binnen de doelstellingen van de subsidie passen, oftewel mag geen strijd opleveren met of afbreuk doen aan die doelstellingen.
Onderdeel A van dit artikel regelt dat de ASV 2014 alleen nog maar van toepassing is op aanvragen die vóór 1 september 2020 zijn ingediend en op aanvragen op basis van subsidieregelingen die vóór 1 september 2020 door het college zijn vastgesteld.
Op deze manier blijven de subsidieregelingen die vóór 1 september 2020 zijn vastgesteld ongewijzigd in stand, inclusief de bijbehorende verantwoordingssystematiek van en verwijzingen naar de ASV 2014. Zodra deze subsidieregelingen zijn herzien of vervallen, kan de ASV 2014 worden ingetrokken.
Onderdeel B zorgt ervoor dat geen nieuwe subsidieregelingen kunnen worden vastgesteld op basis van de ASV 2014.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-196417.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.