Vaststellen Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

 

De raad van de gemeente Den Haag,

 

gezien het voorstel van het college van 10 juli 2020,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

 

besluit vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening Den Haag 2020.

 

Aanpassingen na bespreking in de Commissie Bestuur d.d. 8 juli 2020:

 

  • -

    In artikel 11 (Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden) is de facultatieve weigeringsgrond ‘als voldoende aannemelijk is dat de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd’ opgenomen als verplichte weigeringsgrond in een nieuw ingevoegd derde lid.

    De leden 3 en 4 zijn vernummerd tot 4 en 5. De onderdelen c t/m j uit het oude lid 3 zijn verletterd tot b t/m i. Ook de toelichting op artikel 11 is hier technisch op aangepast.

  • -

    De toelichting op artikel 5 is aangepast (aandachtspunt Rekenkamer Den Haag).

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

- accountant:

onafhankelijke registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

- college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- de-minimissteun:

steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

- Europees steunkader:

een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

- subsidieregeling:

krachtens deze verordening door het college vastgestelde algemeen verbindende voorschriften;

- Verdrag:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

- verstrekking:

verlening, dan wel ingeval de subsidie direct wordt vastgesteld, vaststelling.

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, en subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag is vereist als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

 

Artikel 3 Verstrekking door het college

Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

 

Artikel 4 Verstrekking aan rechtspersonen of natuurlijke personen

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen. Het college kan subsidie verstrekken aan natuurlijke personen wanneer de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekking zich hiertegen niet verzetten.

 

Artikel 5 Subsidieregelingen

Het college kan bij subsidieregeling nadere regels vaststellen met betrekking tot de activiteiten en doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, het doel van de subsidie, de wijze van berekening, de aan de subsidie te verbinden voorschriften, de wijze van verantwoorden en de vergoeding voor vermogensvorming met subsidie.

 

Artikel 6 Staatssteunregels

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Het college verwijst in subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, naar het toepasselijk steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst het college in de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijk steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het toepasselijk steunkader.

 

Artikel 7 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betreffende subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

     

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Het college wijst bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4.

    Subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd verleent het college onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 8 De aanvraag subsidie

  • 1.

    De aanvrager dient de aanvraag voor een subsidie schriftelijk in bij het college. Als het college hiervoor een aanvraagformulier heeft vastgesteld, gebruikt de aanvrager dat formulier.

  • 2.

    De aanvraag om subsidie bevat de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      zo concreet mogelijk de doelen en de resultaten die met de te subsidiëren activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan die doelen bijdragen;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • d.

      een begroting inclusief een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van alle bij bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • e.

      als de aanvrager een onderneming is tevens een verklaring over ontvangen de-minimissteun (de-minimisverklaring); en

    • f.

      het bankrekeningnummer waarnaar de subsidie kan worden overgemaakt.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer een subsidie aanvraagt die per boekjaar wordt verstrekt, voegt aan de aanvraag tevens toe: een kopie van de meest actuele statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan het college van de voorgaande leden afwijken.

 

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Aanvragen om subsidie die het college per boekjaar verstrekt, worden ingediend uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 12 weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen.

 

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid, binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen.

  • 4.

    Als het college een voorgenomen subsidieverstrekking overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag aanmeldt bij de Europese Commissie, wordt de beslistermijn opgeschort met ingang van de dag waarop het voornemen is aangemeld tot de dag waarop de Europese Commissie de beslissing omtrent het steunkarakter van de aanvraag aan het college heeft bekendgemaakt.

 

Hoofdstuk 3 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Artikel 11 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als tegen de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd is met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      de aanvrager een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden weigert het college de subsidie in ieder geval als voldoende aannemelijk is dat de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 4.

    Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de aanvrager doelstellingen beoogt, activiteiten zal ontplooien of boodschappen uitdraagt die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      als de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende middelen – uit eigen middelen of uit middelen van derden – kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • d.

      als subsidieverlening anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • e.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

    • f.

      als de aanvrager of een persoon wiens gedraging aan hem kan worden toegerekend handelt in strijd met de krachtens wettelijk voorschrift geregelde verplichting om aanwijzingen van een toezichthouder in acht te nemen of in strijd met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • i.

      als de subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen.

  • 5.

    Onverminderd artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college een eenmaal verleende subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de onder het eerste tot en met derde lid bedoelde gevallen.

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 12 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen worden verricht, of dat hij niet of niet geheel zal voldoen aan de geldende verplichtingen.

  • 2.

    De ontvanger van een subsidie per boekjaar informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de verleningsbeschikking verbonden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet zal kunnen nakomen; en

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) of het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De ontvanger van een subsidie per boekjaar heeft toestemming nodig van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    De subsidieontvanger van een subsidie per boekjaar stelt het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar, tenzij de subsidieregeling of verleningsbeschikking anders bepaalt.

  • 5.

    De subsidieontvanger werkt mee aan onderzoek door of in opdracht van het college voor de evaluatie van de subsidieverstrekking, subsidieregeling of de ontwikkeling van het beleid, onder meer door het verschaffen van informatie en stukken.

 

Artikel 13 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichten om tussentijds rekening en verantwoording af te leggen over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven.

  • 3.

    Het college kan aan de subsidieontvanger ook andere subsidieverplichtingen opleggen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verplichtingen strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen ter bevordering van:

    • a.

      social return bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      duurzaamheid bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      inclusie;

    • d.

      diversiteit;

    • e.

      de toegankelijkheid van de gesubsidieerde activiteiten voor mensen met een beperking.

  • 5.

    Naast de verplichtingen uit het vorige lid, kan het college bij subsidieregeling ook andere verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze voorschriften betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

 

Artikel 14 Kostensoorten

Als het college in de verleningsbeschikking de subsidie heeft verdeeld over verschillende kostensoorten, mag de subsidieontvanger subsidie niet overhevelen van de ene kostensoort naar de andere kostensoort, tenzij de subsidieregeling dit mogelijk maakt of het college hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend.

 

Artikel 15 Bevoorschotting

Als het college besluit voorschot te verstrekken op een subsidie, vermeldt de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten.

 

Artikel 16 Verrekening

Het college kan subsidies die op grond van deze verordening zijn verstrekt, verrekenen met:

  • a.

    andere op grond van deze verordening aan subsidieontvanger verleende of vastgestelde subsidies die het college terugvordert; en

  • b.

    overige jegens het college in te lossen bestuursrechtelijke geldschulden van de subsidieontvanger.

 

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening

Artikel 17 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk op 30 april van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waar de subsidieverlening op ziet.

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling de jaarstukken moet indienen en voor de subsidieontvanger door het rijk bij wettelijk voorschrift een sectorspecifieke verantwoordingsdatum voor het aanleveren van de jaarstukken is vastgesteld, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk op de door het rijk vastgestelde datum.

  • 3.

    Bij subsidieregeling en in bijzondere gevallen bij de verleningsbeschikking kan het college een andere termijn stellen. Deze termijn eindigt niet eerder dan 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag met:

    • a.

      een beknopte beschrijving van de gesubsidieerde activiteiten, waaruit blijkt in hoeverre:

      • 1°.

        de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht;

      • aan de verplichtingen is voldaan; en

      • de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd; en

    • b.

      een toelichting op de gerealiseerde verschillen ten opzichte van de verleningsbeschikking.

  • 5.

    Indien de subsidieregeling of verleningsbeschikking dit voorschrijft bevat de aanvraag tot vaststelling tevens een financieel verslag. Het financieel verslag is op dezelfde wijze ingericht als de bij de aanvraag om subsidie overgelegde begroting en bevat:

    • a.

      een gespecificeerd overzicht van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven; en

    • c.

      een toelichting op de gerealiseerde verschillen ten opzichte van de verleningsbeschikking.

  • 6.

    Bij subsidieregeling en in bijzondere gevallen per subsidiebesluit kan het college afwijken van het vierde en vijfde lid.

 

Artikel 18 Aanvullende verantwoording subsidies van meer dan € 100.000

  • 1.

    In aanvulling op artikel 17, bevat de aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie van meer dan € 100.000 het volgend accountantsproduct:

    • a.

      indien de subsidie alleen met een inhoudelijk verslag wordt verantwoord: een assurance-rapport over het inhoudelijk verslag; of

    • b.

      indien een financieel verslag onderdeel uitmaakt van de verantwoording: een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

  • 2.

    Indien het assurance-rapport of de controleverklaring niet goedkeurend is kan het college aanvullende informatie opvragen bij de subsidieontvanger.

  • 3.

    Bij subsidieregeling en in bijzondere gevallen bij de verleningsbeschikking kan het college afwijken van het eerste lid.

  • 4.

    Het college kan een model voor het assurance-rapport en de controleverklaring vaststellen.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de reikwijdte en intensiteit van de controle die aan het assurance-rapport of de controleverklaring ten grondslag ligt.

     

Artikel 19 Kenbaarheid wijze van verantwoorden

De verleningsbeschikking vermeldt de wijze van verantwoording van de te ontvangen subsidie.

 

Artikel 20 Termijn vaststelling subsidies

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast binnen 20 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling. Het college kan deze termijn eenmaal met maximaal 8 weken verlengen.

  • 2.

    Als het college de aanvraag tot subsidievaststelling niet of niet compleet heeft ontvangen voor het in artikel 17, eerste tot en met derde lid, bedoelde tijdstip, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvrager de aanvraag niet indient binnen de nieuwe termijn, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

 

Artikel 21 Vorming reserve of voorziening

  • 1.

    Als het college een subsidie vaststelt voor een lager bedrag dan het bedrag van de verlening, vordert het college het overschot terug.

  • 2.

    Bij een per boekjaar verstrekte subsidie kan het college in afwijking van het eerste lid, op aanvraag van de subsidieontvanger, bij het besluit tot vaststelling bepalen dat de subsidieontvanger het overschot geheel of gedeeltelijk aan een reserve of voorziening mag toevoegen.

  • 3.

    Bij subsidieregeling en bij een besluit als bedoeld in het tweede lid kan het college nadere eisen stellen aan het toevoegen van subsidie aan een reserve of voorziening.

 

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 22 Wijze van opstellen aanvragen

De aanvrager stelt de aanvraag en de bijbehorende bijlagen zoveel mogelijk zo op dat deze geschikt zijn voor openbaarmaking en toegankelijk zijn voor het algemeen publiek.

 

Artikel 23 Administratie van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de administratie op overzichtelijke wijze wordt gevoerd. Uit de administratie moet het college op elk moment de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen kunnen nagegaan.

  • 2.

    Als de subsidieontvanger de subsidie financieel moet verantwoorden, bevat de administratie van alle relevante uitgaven en inkomsten bewijsstukken waaruit de aard en de omvang van de geleverde prestaties duidelijk blijkt.

    De subsidieontvanger dient de bewijsstukken van de uitgaven en inkomsten niet in bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, tenzij in de subsidieregeling of bij de verleningsbeschikking anders is bepaald.

  • 3.

    Rechtspersonen zijn verplicht alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie, in aansluiting op artikel 10 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zeven jaar te bewaren.

  • 4.

    De subsidieontvanger die geen rechtspersoon is als bedoeld in het vorige lid, is verplicht alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie 5 jaar te bewaren, tenzij de subsidieregeling of verleningsbeschikking anders bepaalt.

  • 5.

    Gedurende de termijn als bedoeld in het derde en vierde lid, kan het college alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie opvragen.

 

Artikel 24 Review accountant

Het college kan een review laten uitvoeren op de door de accountant van subsidieontvanger verrichte werkzaamheden inzake het assurance-rapport of de controleverklaring.

 

Artikel 25 Vergoeding vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarde verschuldigd.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding gaat het college uit van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt. Bij verlies of beschadiging van eigendommen gaat het college uit van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, wordt de waarde bepaald door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 4.

    Als de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd.

 

Artikel 26 Standaardberekeningswijzen van tarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Het college kan een standaard berekeningswijze en een maximum van de tarieven voorschrijven voor het bepalen van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van tarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijk steunkader.

 

Artikel 27 Toezicht op naleving

  • 1.

    Het college kan ambtenaren of derden-deskundigen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening vastgestelde voorschriften.

  • 2.

    Een ieder is verplicht om de door de in het eerste lid bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

 

Artikel 28 Hardheidsclausule

  • 1.

    In bijzondere gevallen kan het college een of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 7, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

  • 2.

    In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat het in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan afwijken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2020.

 

Artikel 30 Wijziging Algemene subsidieverordening Den Haag 2014

 

De Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 wordt gewijzigd als volgt.

 

A. Artikel 2 komt te luiden:

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op:

  • a.

    de verstrekking van subsidies die op basis van deze verordening zijn aangevraagd vóór 1 september 2020;

  • b.

    subsidieverstrekking op basis van subsidieregelingen die het college vóór 1 september 2020 heeft vastgesteld op basis van deze verordening, en

  • c.

    overige aanvragen om subsidie waarop is beslist vóór 1 september 2020 en waarop deze verordening van toepassing is verklaard.

 

B. Artikel 5 vervalt.

 

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening Den Haag 2020.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen.

 

Artikel 2

Op basis van het eerste lid van dit artikel is de ASV 2020 niet van toepassing op subsidie waarvoor een specifieke subsidieverordening geldt, zoals bijvoorbeeld de Verordening gelijkstelling onderwijs Den Haag 2019. Gelet op artikel 30 valt hieronder ook de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, zoals deze luidt per de datum van inwerkintreding van deze verordening, 1 september 2020.

 

Artikel 3

De term verstrekken houdt in dat het college bevoegd is te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

 

Artikel 4

Dit artikel bevat het uitgangspunt dat subsidies worden verstrekt aan rechtspersonen.

Wanneer de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidie er niet aan in de weg staat, of er zelfs mee gediend is, kan ook subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen. Zoals bijvoorbeeld bij subsidies voor duurzaamheidsmaatregelen aan de eigen woning of bij subsidies in de sloop van diesel-vervoersmiddelen.

 

Artikel 5

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om subsidieregels vast te stellen en daarin de algemene regels van de ASV 2020 meer specifiek uit te werken voor de betreffende subsidie.

Zo kan het college meer specifiek benoemen voor welke activiteiten subsidie kan worden aangevraagd, voor welke maatschappelijke doelen en door welke doelgroep.

In andere artikelen van de ASV 2020 worden andere specifieke bevoegdheden gedelegeerd, zoals de bevoegdheid om af te wijken van de termijnen, om bepaalde verplichtingen aan de subsidie te verbinden of om de wijze van verdelen van het subsidieplafond te bepalen.

Uiterlijk in 2022 zijn voor alle subsidies subsidieregelingen opgesteld (kadernota subsidiebeleid). Vanaf dat moment worden geen subsidies meer verstrekt op basis van enkel de ASV 2020.

 

Artikel 6

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op dat steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er wordt afgeweken van de ASV 2020, of dat deze wordt aangevuld. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

 

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en –beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

 

Artikel 7

De wijze van verdeling van de subsidiegelden kan bijvoorbeeld inhouden dat de aanvragen worden afgehandeld in volgorde van binnenkomst tot het plafond is bereikt (wie het eerst komt, het eerst maalt), of dat alle aanvragen op inhoud worden beoordeeld en de subsidie wordt toegekend aan de als best beoordeelde aanvragen tot het plafond is bereikt. Door de verplichting om de wijze van verdelen op te nemen in de subsidieregeling, is voor een ieder duidelijk waar rekening mee moet worden gehouden bij het aanvragen van subsidie.

 

Artikel 8

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden ingediend. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’.

Zo kan een aanvraag ook digitaal worden ingediend, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. De aanvraagformulieren worden zoveel mogelijk digitaal beschikbaar gesteld op www.denhaag.nl.

 

Artikel 9

De aanvraagtermijnen zijn gesteld om een goede beoordeling van de aanvragen mogelijk te maken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per boekjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten om af te wijken van deze aanvraagtermijnen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat subsidie in tranches kan worden aangevraagd.

 

Artikel 10

Dit artikel geeft de termijnen waarbinnen het college moet beslissen op aanvragen om subsidie. Ook hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies per boekjaar en andersoortige subsidies (eerste en tweede lid). Bij subsidieregeling kan het college andere beslistermijnen vaststellen (derde lid). Zo kan bijvoorbeeld een langere beslistermijn nodig zijn wanneer de aanvragen moeten worden beoordeeld door een adviescommissie.

 

Bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt de beslistermijn opgeschort totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag en vervolgens teruggevorderd moet worden.

 

Artikel 11

In het vierde lid van dit artikel is een aantal facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kán in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Deze weigeringsgronden kunnen niet zonder meer in elke situatie worden toegepast. Uit jurisprudentie (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:1774) blijkt dat een weigering op dergelijke gronden (niet onredelijk mag zijn en) voldoende verband moet houden met de gesubsidieerde activiteiten en het doel van de te verlenen subsidie.

 

Het vijfde lid bepaalt dat dezelfde gronden ook aanleiding kunnen zijn voor het college om een verleende subsidie in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

Naast de gronden die zijn genoemd in dit artikel kan een subsidie geweigerd (en ingetrokken) worden in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob). Deze bevoegdheid volgt rechtstreeks uit artikel 6 van de Wet Bibob en is daarom niet opgenomen in de ASV 2020.

 

Artikel 12

In het eerste tot en met derde lid van dit artikel zijn informatie- en toestemmingsverplichtingen opgenomen voor de subsidieontvanger. Het gaat daarbij om omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het verlenen of vaststellen van de subsidie of zelfs kunnen leiden tot het wijzigen of intrekken van de subsidie.

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om omstandigheden die (mogelijk) zullen leiden tot het niet, niet geheel, of niet conform de verleningsbeschikking uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten. Dat hoeft niet altijd te leiden tot nadelige gevolgen voor de subsidieontvanger, maar kan bijvoorbeeld ook leiden tot het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten.

 

Artikel 13

Het eerste tot en met derde lid van dit artikel geeft het college de bevoegdheid om de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen die passen binnen het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kan het college opleggen in een subsidieregeling of verleningsbeschikking.

Het vierde en vijfde lid ziet op verplichtingen die zien op een ander doel dan het betreffende subsidiedoel. Dergelijke verplichtingen kunnen alleen worden opgelegd als een wettelijke regeling dat mogelijk maakt.

Het vierde lid geeft de wettelijke grondslag voor verplichtingen die zien op social return, duurzaamheid, inclusie, diversiteit en de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten voor mensen met een beperking. Verplichtingen met een ander algemeen doel kan het college alleen aan een subsidie verbinden wanneer dat mogelijk wordt gemaakt in een subsidieregeling.

 

Artikel 14

Wanneer bij een verleningsbeschikking de subsidie is verdeeld over verschillende kostensoorten, heeft dat tot gevolg dat de subsidieontvanger die subsidie niet zomaar kan inzetten op een andere kostensoort dan waarvoor zij is verleend. Overhevelen is alleen mogelijk wanneer de subsidieregeling dit mogelijk maakt of wanneer het college hier uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.

 

Artikel 15

Dit artikel bepaalt dat de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de eventuele voorschotten vermeldt, zodat direct duidelijk is of en hoe wordt bevoorschot. Wanneer niet wordt bevoorschot, wordt de subsidie na de vaststelling in één bedrag uitbetaald.

Ook wanneer de subsidie direct wordt vastgesteld, wordt in één bedrag uitbetaald.

 

Artikel 16

Dit artikel is aanvullend op de verrekening die de Awb mogelijk maakt in artikel 4:57, derde lid.

 

Artikel 17

De basis van de verantwoording is het inhoudelijk verslag. Daaruit blijkt of de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd conform de verleningsbeschikking.

Aanvullend daarop kan het college ook een financiële verantwoording eisen. Een financieel verslag is bijvoorbeeld nodig bij subsidies die worden verleend in de feitelijk gemaakte kosten of in een gerealiseerd tekort.

 

In een subsidieregeling en verleningsbeschikking kan worden afgeweken van de eisen die de ASV stelt aan een inhoudelijk of financieel verslag (vijfde lid). Bij een subsidieregeling in het aanschaffen en plaatsen van zonnepanelen door met name particulieren heeft het bijvoorbeeld geen toegevoegde waarde om de subsidieontvangers te laten verantwoorden in hoeverre de beoogde doelstellingen zijn gerealiseerd. Zo is maatwerk mogelijk.

 

Artikel 18

Bij verleende subsidies van meer dan € 100.000 is in de regel bij de aanvraag tot vaststelling aanvullend een controle vereist door een onafhankelijke registeraccountant of van een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Gelet op de hoogte van de subsidie is deze extra waarborg normaal gesproken wenselijk.

Met een assurance-rapport over het inhoudelijk verslag kan worden gecontroleerd of en in hoeverre de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten zoals vermeld in het inhoudelijk verslag ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd conform de verleningsbeschikking.

Wanneer een financieel verslag onderdeel uitmaakt van de verantwoording, wordt daarover een controleverklaring inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat. In dat geval is normaal gesproken geen assurance-rapport nodig.

Wanneer een assurance-rapport of een controleverklaring redelijkerwijs geen toegevoegde waarde heeft kan het college hiervan afzien.

 

Artikel 19

Met deze bepaling is geborgd dat het voor subsidieontvangers altijd duidelijk is op welke wijze de subsidie moet worden verantwoord.

 

Artikel 20

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college de subsidie moet vaststellen nadat de aanvraag tot vaststelling is ontvangen. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze termijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. Daarom is een mogelijkheid tot verdaging opgenomen.

 

Artikel 21

Bij het lager vaststellen van een subsidie wordt een eventueel overschot in beginsel teruggevorderd. Een overschot ontstaat wanneer het voorschot aan subsidie hoger is dan het uiteindelijk vastgestelde subsidiebedrag. De subsidieontvanger kan het college vragen om het overschot toe te mogen voegen aan de egalisatiereserve of een bestemmingsreserve. Een toestemming moet altijd passen in het doel van de subsidie.

 

Artikel 22

Dit artikel ziet op alle aanvragen die op basis van deze verordening worden ingediend. Oftewel, niet alleen op aanvragen om subsidie, maar ook op aanvragen tot vaststelling van de subsidie bijvoorbeeld, of aanvragen tot wijziging van de subsidie.

 

Artikel 23

Dit artikel stelt eisen aan de administratie van de subsidieontvanger om controle en toezicht op de besteding en verantwoording van subsidies mogelijk te maken.

Niet bij elke verantwoording wordt overal een bewijsstuk van gevraagd, maar steekproefsgewijs of wanneer daar een andere aanleiding voor is, moet extra controle of toezicht wel mogelijk zijn. Wanneer de administratie niet op orde is, is dat niet goed mogelijk.

 

Artikel 24

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een review uit te laten voeren op de door de accountant van subsidieontvanger verrichte werkzaamheden.

 

Artikel 25

Subsidie kan bijdragen aan vermogensvorming bij subsidieontvanger, bijvoorbeeld omdat met de subsidie goederen worden aangeschaft die ook na het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit waarde hebben voor de subsidieontvanger. De Awb geeft in een aantal gevallen de mogelijkheid om te bepalen dat subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan de gemeente. Dat kan alleen bij wettelijke regeling. Dit artikel in de ASV 2020 geeft hiervoor de wettelijke grondslag en legt ook vast hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

 

Artikel 26

Met deze bepaling kan het college op een transparante wijze grip krijgen en houden op de (maximale) subsidiabele tarieven, zoals uur-, activiteiten- of huisvestingstarieven.

 

Artikel 27

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht komen aan toezichthouders bevoegdheden toe met betrekking tot het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, waaronder verplichtingen die aan een subsidie zijn verbonden. Het uitoefenen van toezicht kan een inperking meebrengen van de rechten van de subsidieontvanger. Daarom is een wettelijke grondslag nodig voor aanwijzing.

 

Artikel 28

Het toepassen van de hardheidsclausule moet altijd binnen de doelstellingen van de subsidie passen, oftewel mag geen strijd opleveren met of afbreuk doen aan die doelstellingen.

 

Artikel 30

Onderdeel A van dit artikel regelt dat de ASV 2014 alleen nog maar van toepassing is op aanvragen die vóór 1 september 2020 zijn ingediend en op aanvragen op basis van subsidieregelingen die vóór 1 september 2020 door het college zijn vastgesteld.

Op deze manier blijven de subsidieregelingen die vóór 1 september 2020 zijn vastgesteld ongewijzigd in stand, inclusief de bijbehorende verantwoordingssystematiek van en verwijzingen naar de ASV 2014. Zodra deze subsidieregelingen zijn herzien of vervallen, kan de ASV 2014 worden ingetrokken.

 

Onderdeel B zorgt ervoor dat geen nieuwe subsidieregelingen kunnen worden vastgesteld op basis van de ASV 2014.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 14 juli 2020.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen.

Naar boven