Nadere regels tot wijziging van de Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018

 

Het college van burgemeester en wethouders van Rheden;

 

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang en de Wet op het primair onderwijs, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, het Besluit tot het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en artikel 2 tweede lid van de Algemene subsidieverordening Rheden;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen: de Nadere regels tot wijziging van de Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018

 

Artikel I Wijziging nadere regels

 

De Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Het opschrift komt als volgt te luiden:

 

Intitulé

 

Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018;

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

 

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo), titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, het Besluit tot het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en artikel 2 tweede lid van de Algemene subsidieverordening Rheden;

 

B

 

Artikel 1, onder b, komt te luiden:

 

Peuteropvang regulier: een aanbod voorschoolse opvang voor peuters van 2 tot 4 jaar van minimaal 1 en maximaal 2 dagdelen tot maximaal 8 uur per week gedurende maximaal 40 weken.

 

C

 

Artikel 1, onder h, komt te luiden:

 

Ouderbijdrage of eigen bijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die door de ouders betaald wordt aan de aanbieder. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de (VVE-)aanbieder bepaald aan de hand van het meest recente verzamelinkomen met een Inkomensverklaring.

 

D

 

Artikel 1, onder n, komt te luiden:

 

Doelgroeppeuter: een peuter met een door het consultatiebureau afgegeven VVE-indicatie. Een peuter ontvangt deze van het consultatiebureau wanneer de peuter op twee opeenvolgende consulten niet voldoet aan de minimum spreeknorm, er een risico bestaat op een taalachterstand en/of communicatieproblemen, en/of de peuter opgroeit in een taalarme omgeving. Hiervoor wordt het Van Wiechenschema gebruikt.

 

E

 

Artikel 1, onder p, komt te luiden:

 

Dagdeel: een dagdeel betreft 4 uur.

 

F

 

In artikel 1 wordt een nieuw onderdeel q ingevoegd, luidende:

 

Peuterformulier: een door de (VVE-)aanbieder te gebruiken formulier waarin aanbieders het aantal afgenomen uren, het aantal weken, het gehanteerde uurtarief (maximale uurtarieven van peuteropvang en VVE zijn vastgesteld) en de hoogte van de ouderbijdrage per maand invullen. Dit formulier wordt gebruikt voor de verantwoording en afrekening van de subsidie.

 

G

 

Artikel 3, eerste lid, onder b, komt te luiden:

 

VVE aanbod voor een doelgroeppeuter.

 

H

 

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

 

De (VVE-)aanbieder vraagt jaarlijks uiterlijk 1 december van het voorgaande kalenderjaar waarop de subsidie aanvraag betrekking heeft subsidie aan:

  • a.

    op basis van een schatting van het aantal peuters dat het komende jaar deel gaat nemen aan peuteropvang of VVE aanbod van de aanbieder;

  • b.

    die door de gemeente (als voorschot) wordt verleend aan de (VVE-)aanbieder (artikel 6, lid 1);

  • c.

    waarbij de ouder(s) voor peuteropvang/VVE een ouderbijdrage aan de aanbieder betalen.

 

I

 

Artikel 3, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5.

    De hoogte van de door de (VVE-)aanbieder te ontvangen subsidie wordt gebaseerd op:

    • a.

      het aantal uren dat peuteropvang/VVE afgenomen wordt;

    • b.

      het uurtarief peuteropvang, het uurtarief VVE of het uurtarief van de (VVE-)aanbieder, wanneer dit lager is dan het maximaal gestelde uurtarief;

    • c.

      de hoogte van de ouderbijdrage.

 

J

 

Artikel 3a, eerste lid, onder b, komt te luiden:

 

de deelname aan de peuteropvang betreft minimaal 1 en maximaal 2 dagdelen per week/8 uur gedurende maximaal 40 weken per jaar;

 

K

 

Artikel 3a, derde lid, komt te luiden:

 

Wanneer ouder(s) meer dan 8 uur subsidieerbare peuteropvang afnemen, betalen zij deze extra uren zelf.

 

L

 

Artikel 3b, eerste lid, onder a, komt te luiden:

 

de deelname aan VVE betreft 16 uur per week verdeeld over 4 dagdelen van 4 uur en maximaal 40 weken per jaar, uitgevoerd door gekwalificeerde pedagogisch medewerkers, met behulp van een erkend VVE programma;

 

M

 

Artikel 3b, tweede lid, komt te luiden:

  • a.

    Ouders betalen over de eerste 8 uur een eigen bijdrage. De tweede 8 uur betaalt de gemeente alle kosten.

  • b.

    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag ontvangen vanuit het Rijk maximaal het landelijk uurtarief. Voor VVE vergoedt de gemeente het verschil tussen dit tarief en het uurtarief VVE vergoedt aan de aanbieder.

 

N

 

In artikel 3b, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

 

Wanneer ouder(s) meer dan 16 uur subsidieerbare peuteropvang afnemen, betalen zij deze extra uren zelf.

 

O

 

Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

 

In de eerste week na 1 januari en na 1 juli overlegt de (VVE-)aanbieder aan de hand van het peuterformulier een berekening van de te ontvangen subsidie per peuter op LRK niveau. Hieruit blijkt het aantal afgenomen uren per week, het aantal weken, het gehanteerde uurtarief (maximale uurtarieven van peuteropvang en VVE zijn vastgesteld) en de hoogte van de ouderbijdrage.

 

P

 

Artikel 5, derde lid, komt te luiden:

 

De (VVE-)aanbieder is verantwoordelijk voor de volledigheid en juistheid van het ingevulde peuterformulier.

 

Q

 

Artikel 5, vierde lid, komt te luiden:

 

Wanneer de gegevens in de overeenkomst met ouders voor peuteropvang/VVE wijzigen of gewijzigd zijn, wordt op initiatief van de (VVE-)aanbieder zo spoedig mogelijk een nieuwe overeenkomst opgesteld en ondertekend.

 

R

 

Artikel 5, vijfde lid, komt te vervallen.

 

S

 

Artikel 6 komt te luiden:

 

Artikel 6 Bevoorschotting en betaling van de subsidie na verlening

De (VVE-)aanbieder vraagt per halfjaar een betaling of voorschot aan:

  • 1.

    elke eerste week na een halfjaar (januari/juni, juli/december) vraagt de (VVE-)aanbieder een betaling aan door het peuterformulier te overleggen over het afgelopen halfjaar, met daarin de werkelijke afname per peuter;

  • 2.

    uiterlijk een maand voor de start van een nieuw halfjaar (januari/juni, juli/december) is er de mogelijkheid voor de (VVE-)aanbieder een voorschot aan te vragen. Hiervoor gebruikt zij het peuterformulier, ingevuld met een schatting van de afname.

 

V

 

Artikel 7 komt te luiden:

 

Artikel 7 Subsidievaststelling

  • 1.

    De (VVE-)aanbieder dient uiterlijk een maand na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie in waarin de (VVE-)aanbieder het college verzoekt om de als voorschot verleende subsidie vast te stellen. Dit betekent dat de aanvraag tot vaststelling uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar moet worden ingediend bij het college.

  • 2.

    De gemeente stelt de subsidie jaarlijks vast, in het eerste kwartaal van elk volgend jaar, aan de hand van alle door de (VVE-)aanbieder bij de aanvraag tot vaststelling als bedoeld in het eerste lid overgelegde formulieren, documenten en gegevens:

    • a.

      inhoudelijk jaarverslag per aanbieder;

    • b.

      borgingsdocument per locatie (alleen voor VVE aanbieders);

    • c.

      peuterformulier over het hele kalenderjaar;

    • d.

      eventueel accountantsverklaring bij een jaarlijkse subsidie hoger dan € 50.000,00.

  • 3.

    Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplaatsen (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren peutervoorziening en voorschoolse educatie), het werkelijk gehanteerde uurtarief en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen.

  • 4.

    Jaarlijks wordt door de gemeente in oktober duidelijkheid verschaft over de gehanteerde tarieven van het daaropvolgende kalenderjaar.

 

Artikel II Inwerkingtreding

 

Deze nadere regels treden op 1 augustus 2020 in werking.

 

De Steeg, 9 juli 2019

 

Burgemeester en wethouders voornoemd,

 

burgemeester.

 

secretaris.

 

Naar boven