Gemeenteblad van Vlaardingen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlaardingen | Gemeenteblad 2020, 19104 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlaardingen | Gemeenteblad 2020, 19104 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2017)
Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen
Artikel 2 Bijdrage in de kosten voor algemene voorzieningen Wmo
Een cliënt die ten gevolge van langdurige beperkingen structureel afhankelijk is van de was- en strijkservice, kan voor deze algemene voorziening in aanmerking komen voor een gereduceerd tarief, welke is gebaseerd op de NIBUD-kostprijs voor het thuis wassen, drogen en strijken. Het tarief bedraagt voor:
Een algemene voorziening voor maximaal 2 uur huishoudelijke ondersteuning per week is voor de volgende groepen personen die woonachtig zijn binnen MVS beschikbaar voor € 5,00 per uur:
een cliënt, die een indicatie heeft voor de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden of maatwerkondersteuning bij het voeren van een huishouden en deze algemene voorziening voor huishoudelijke ondersteuning gebruikt voor extra huishoudelijke klussen die niet tot behoren tot de maatwerkvoorziening/maatwerkondersteuning.
Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorzieningen
Artikel 3 Het voeren van een huishouden, maaltijdverzorging, kindverzorging, sociaal en persoonlijk functioneren en persoonlijke verzorging
Voor het voeren van een huishouden, de maaltijdverzorging, de kindverzorging, het sociaal en persoonlijke functioneren en de persoonlijke verzorging wordt een ondersteuningsbudget per 4 weken vastgesteld op basis van ondersteuningsscores voor het behalen van een resultaat.
De omvang van dagbesteding wordt uitgedrukt in dagdelen per week. Indien vervoer van en naar de dagbesteding noodzakelijk is, wordt de omvang uitgedrukt in dagen per week.
Artikel 5 Omvang logeren en beschermd wonen
De omvang van logeren in een instelling ter ontlasting van de mantelzorg en de omvang van beschermd wonen wordt uitgedrukt in etmalen per week.
Een cliënt die vanwege beperkingen moet verhuizen vanuit en naar een zelfstandige woonruimte, omdat een gewenste woningaanpassing niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is, kan in aanmerking komen voor een verhuisvoucher voor een verhuizing door een erkend verhuisbedrijf en een klusvoucher voor een bouwmarkt (primaat verhuizen).
Artikel 7 Bezoekbaar maken van de woning
Voor een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling, kan één woonruimte binnen de MVS-gemeenten van iemand uit het sociale netwerk van de cliënt bezoekbaar gemaakt worden tot een maximum bedrag van € 5.000,00, waarbij slechts de bereikbaarheid van de woonkamer en het toilet aangepast kan worden.
Een sportvoorziening wordt eenmaal in de 3 jaar verstrekt, waarbij de kosten maximaal € 3.747,00 zijn en de cliënt zelf verantwoordelijk is voor onderhoud en reparatie.
Artikel 12 Tegemoetkoming meerkosten
De hoogte van de tegemoetkoming in verband met aannemelijke meerkosten ten gevolge van beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen bedraagt € 200,00 per kalenderjaar, wanneer de cliënt een langdurige indicatie heeft voor een Wmo-maatwerkvoorziening of een Wlz-indicatie voor verblijf.
De hoogte van de tegemoetkoming in verband met aannemelijke meerkosten ten gevolge van beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen bedraagt € 200,00 per kalenderjaar, wanneer de cliënt het volledige eigen risico op grond van de zorgverzekeringswet heeft betaald in het kalenderjaar.
De hoogte van de tegemoetkoming in verband met aannemelijke meerkosten ten gevolge van beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen bedraagt € 400,00 per kalenderjaar, wanneer de cliënt een langdurige indicatie heeft voor een Wmo-maatwerkvoorziening of een Wlz-indicatie voor verblijf en bovendien het volledige eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet heeft betaald in het kalenderjaar.
Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 13A Omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden (indicaties van voor 1 januari 2016)
De hoogte van het pgb voor hulp bij het huishouden bij indicaties die nog zijn gesteld voor 1 januari 2016 is vastgesteld op:
Artikel 13B Omvang van het persoonsgebonden budget voor het voeren van een huishouden, maaltijdverzorging en kindverzorging ((her)indicaties van na 1 januari 2016)
Artikel 14A Omvang van het persoonsgebonden budget individuele begeleiding (inclusief begeleiding bij persoonlijke verzorging) (indicaties van voor 1 januari 2016)
De hoogte van het pgb voor individuele begeleiding bij indicaties die nog zijn gesteld voor 1 januari 2016 is vastgesteld op:
Artikel 14B Omvang van het persoonsgebonden budget voor sociaal en persoonlijk functioneren en persoonlijke verzorging ((her)indicaties van na 1 januari 2016)
Artikel 15 Omvang van het persoonsgebonden budget dagbesteding
De hoogte van het pgb voor dagbesteding bij een zorgaanbieder met AGB-code is vastgesteld op:
Artikel 16 Omvang van het persoonsgebonden budget logeren
De hoogte van het pgb voor logeren in een instelling van een zorgaanbieder met AGB-code is vastgesteld op € 178,50 per etmaal.
Artikel 18 Persoonsgebonden budget opvang
De maatwerkvoorziening opvang wordt niet verstrekt in de vorm van een pgb.
Artikel 19 Vaststelling persoonsgebonden budget woonvoorziening
Het pgb bij een indicatie voor een woonvoorziening, niet zijnde een verhuis-/klusvoucher, bedraagt 100% van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte inclusief een eventueel door het college te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten, indien van toepassing.
Artikel 20 Vaststelling persoonsgebonden budget vervoersvoorziening
Het pgb bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, niet zijnde een individuele vervoersvoorziening, bedraagt 100% van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte inclusief een eventueel door het college te ontvangen korting en inclusief een bedrag voor instandhoudingskosten, indien van toepassing.
Hoofdstuk 5. Bijdragen in de kosten voor maatwerkvoorzieningen
Artikel 22 Bijdragen voor maatwerkvoorzieningen
Voor de maximale bijdrage in de kosten bij het verstrekken van de in het eerste lid genoemde maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van beschermd wonen en opvang, wordt verwezen naar artikel 3.8 lid 1 van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij onder toepassing van artikel 3.8 lid 2 sub b van dit uitvoeringsbesluit de inkomensbedragen als volgt worden verhoogd:
De bedragen die gelden voor de maximale bijdrage in de kosten bij het verstrekken van de maatwerkvoorziening beschermd wonen, zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, artikel 3.11 en artikel 3.12, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De berekening van de bijdrage in de kosten voor opvang vindt plaats conform de beschrijving in de “Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang 2014”. De bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de dan geldende bijstandsnorm, de Nibudnorm voor persoonlijke uitgaven en de richtlijnen voor de zorgverzekering.
Artikel 23A Maximale bijdrage hulp bij het huishouden (indicaties van voor 1 januari 2016)
Bij het verstrekken van hulp bij het huishouden bij indicaties die nog zijn gesteld voor 1 januari 2016 wordt per uur de volgende maximale bijdrage in de kosten in rekening gebracht:
Artikel 24A Maximale bijdrage individuele begeleiding (indicaties van voor 1 januari 2016)
Bij het verstrekken van individuele begeleiding bij indicaties die nog zijn gesteld voor 1 januari 2016 wordt per uur een maximale bijdrage in de kosten van € 14,20 in rekening gebracht.
Artikel 24B Maximale bijdrage sociaal en persoonlijk functioneren (indicaties van na 1 januari 2016)
Artikel 25 Maximale bijdrage dagbesteding
Bij het verstrekken van dagbesteding in een groep wordt per dagdeel een maximale bijdrage in de kosten van € 14,20 in rekening gebracht.
Artikel 26 Maximale bijdrage logeren
Bij het logeren in een instelling ter ontlasting van de mantelzorg wordt per etmaal een maximale bijdrage in de kosten van € 31,00 in rekening gebracht.
Artikel 27 Maximale bijdrage sportvoorziening
Bij het verstrekken van een sportvoorziening wordt per periode van 4 weken een maximale bijdrage in rekening gebracht van de kostprijs van de voorziening gedeeld door 39 (afschrijving over 3 jaar).
Artikel 28 Maximale bijdrage overige maatwerkvoorzieningen
Bij het verstrekken van een overige maatwerkvoorzieningen wordt per periode van 4 weken een maximale bijdrage in rekening gebracht van de kostprijs van de voorziening gedeeld door 91 (afschrijving over 7 jaar), vermeerderd met de instandhoudingskosten per 4 weken indien van toepassing.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis op ………..
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen op ………..
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam op ………..
Toelichting besluit Maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2017
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is op 1 januari 2015 van kracht geworden. Met deze wet hebben gemeenten meer verantwoordelijkheden gekregen voor het organiseren van passende ondersteuning aan huis voor mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. Het doel van de wet is het mogelijk maken voor mensen om langer thuis te kunnen blijven wonen en te participeren.
Samen met de cliënt worden de ondersteuningsbehoefte en mogelijke oplossingen zorgvuldig besproken. De eigen mogelijkheden en behoeftes van de cliënt zijn hierbij het uitgangspunt. Indien de cliënt het zelf of binnen de sociale omgeving niet kan oplossen en algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen geen oplossing kunnen bieden, kan een maatwerkvoorziening aan de orde zijn.
Vanwege de Wmo 2015 is een Verordening opgesteld. In deze ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2015’ is neergelegd onder welke voorwaarden personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem aanspraak kunnen maken op maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo.
In dit Besluit zijn de bedragen en nadere regels opgenomen die van toepassing zijn. Het beleid is neergelegd in de ‘Beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2017’ (Beleidsregels).
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In dit Besluit wordt verstaan onder:
Inkomen: Met inkomen wordt het verzamelinkomen bedoelt. Verzamelinkomen is het gezamenlijke bedrag van: het inkomen uit werk en woning; het inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen. De vereisten voor het verzamelinkomen zijn bepaald in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voor de berekening wordt het verzamelinkomen van de leefeenheid van het jaar voorafgaand aan het afgelopen kalenderjaar.
AGB-code: Binnen de gezondheidszorg zijn vele individuen en kleine en grote organisaties actief. In de elektronische communicatie tussen alle partijen is het van belang elke partij goed te identificeren. Daarvoor worden er namenbestanden bij gehouden en codenummers uitgegeven aan partijen in de zorg. Daarnaast wordt ook allerlei andere informatie van betrokkenen vastgelegd die relevant is voor de afhandeling van bijvoorbeeld declaraties;
Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen
Artikel 2 Bijdrage in de kosten voor algemene voorzieningen Wmo
De Wmo biedt ruimte om voor algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, een bijdrage in de kosten te vragen tot maximaal de kostprijs van de voorziening. In artikel 11 van de Verordening is opgenomen dat voor nader te specificeren groepen een korting op de bijdrage voor een algemene voorziening mogelijk is. Dit is nader uitgewerkt in dit artikel van het besluit.
Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Lid 1. De regio MVS heeft sinds 1 april 2015 een was- en strijkservice. De was- en strijkservice is een algemene voorziening en deze is voorliggend op ondersteuning bij het voeren van een huishouden voor de wastaken. Voor cliënten met een langdurige beperking die structureel zijn aangewezen op de was- en strijkservice en die een laag inkomen hebben, kan de bijdrage in de kosten van deze algemene voorziening, die is vastgesteld op de kostprijs, te hoog zijn. Om deze cliënten tegemoet te komen, komen zij in aanmerking voor een gereduceerd tarief, welke op basis van de NIBUD-kostprijs voor het thuis wassen, drogen en strijken is vastgesteld. Het tarief dat betaald moet worden hangt af van het aantal personen binnen een huishouden. Er zit aan de was- en strijkservice een limiet van 5 kilo wasgoed per persoon per week. De volgende bedragen en aantallen zijn op basis van het NIBUD aangehouden;
Lid 2. Om in aanmerking te komen voor het gereduceerde tarief voor de was- en strijkservice moet de cliënt een inkomen hebben onder de inkomensgrens, als genoemd in dit lid. Er is onderscheidt gemaakt tussen ongehuwden, alleenstaande ouders en gehuwden, tot en na de pensioenleeftijd. De bedragen zijn gebaseerd op 150% van de bijstandsnorm.
Lid 3. De regio MVS heeft van het ministerie van VWS een huishoudelijke hulp toelage (HHT) ontvangen om nadelige werkgelegenheidseffecten door de bezuiniging op het budget voor ondersteuning bij het voeren van een huishouden te verzachten. De zorgaanbieders die deze ondersteuning in de regio MVS leveren, bieden algemene huishoudelijke ondersteuning aan voor € 22,50 per uur. Vanwege de hoogte wordt hier geen gebruik van gemaakt. Voor specifieke groepen wordt vanuit de HHT € 17,50 vergoed, zodat dit kalenderjaar (2017) een tarief van € 5,00 per uur van toepassing is.
Het gaat specifiek om de volgende groepen personen:
een cliënt die een indicatie heeft voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden of maatwerkondersteuning bij het voeren van een huishouden, wordt de mogelijkheid geboden om aanvullend op de indicatie voor maximaal 2 uur per week gebruik te maken van algemene huishoudelijke ondersteuning ten behoeve van extra huishoudelijke werkzaamheden (grote schoonmaak, ramenlapservice, keukenkast- of radiator schoonmaakservice).
Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorzieningen
Voor zover iemand niet op eigen kracht of met hulp van zijn sociale netwerk zelfredzaam kan zijn of maatschappelijk kan participeren, en gebruikmaken van een algemene of algemeen gebruikelijke voorziening dit probleem ook niet of onvoldoende oplost, zal op aanvraag voor een cliënt zorgvuldig bezien moeten worden hoe de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de cliënt kan worden behouden/bevorderd, of hoe er wordt voorzien in de behoefte aan beschermd wonen of opvang. Een maatwerkvoorziening wordt op basis van persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de afgestemde diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen, op de cliënt afgestemd.
Artikel 3 Het voeren van een huishouden, maaltijdverzorging, kindverzorging, sociaal en persoonlijk functioneren en persoonlijke verzorging
Ondersteuning bij het voeren van een huishouden, de maaltijdverzorging, de kindverzorging, het sociaal en persoonlijk functioneren en persoonlijke verzorging zijn maatwerkvoorzieningen. Per periode van 4 weken wordt een ondersteuningsbudget vastgesteld voor het behalen van een resultaat. Bij de ingang van een indicatie halverwege een periode en bij het aflopen/beëindigen van een indicatie halverwege een periode geldt een budget per week.
Het ondersteuningsbudget wordt bepaald op basis van de behoefte en frequentie van de ondersteuning (ondersteuningsscore). Nadere uitwerking van de ondersteuningsscores is te vinden in de Beleidsregels.
De aanbieder en de cliënt maken gezamenlijk afspraken over de ondersteuning. Indien de cliënt en de aanbieder er gezamenlijk niet uitkomen, oordeelt de kwaliteitsmedewerker van ROGplus, waarbij er sprake kan zijn van mediation.
Bij vakanties van de cliënt of afwezigheid anderszins wordt uitgegaan van de verantwoordelijkheid van de aanbieder om tijdens deze periode waarin niet geleverd is, deze weken niet te declareren, tenzij het gaat om een korte afwezigheid en er voor en/of na deze periode meer geleverd is.
Dagbesteding is een maatwerkvoorziening. Dagbesteding wordt geïndiceerd per dagdeel. Met een dagdeel wordt een aaneengesloten periode van maximaal 4 uren bedoeld.
Het vervoer van en naar de dagbesteding wordt geïndiceerd per dag.
Artikel 5 Omvang logeren en beschermd wonen
Logeren in een instelling is een maatwerkvoorziening bedoeld om de mantelzorger te ontlasten. Deze maatwerkvoorziening wordt geïndiceerd in etmalen per week.
Beschermd wonen is het wonen in een accommodatie van een instelling met toezicht en begeleiding. Dit is bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Het is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen. Deze maatwerkvoorziening wordt geïndiceerd in etmalen per week.
Voor verhuizen zijn er verschillende maatwerkvoorzieningen voor verschillende soorten verhuizingen. In lid 1 is er sprake van een cliënt die vrijwillig vanwege beperkingen wenst te verhuizen vanuit en naar een zelfstandige woonruimte. Wanneer deze verhuizing niet voorspelbaar was kan men in aanmerking worden gebracht voor een verhuisvoucher, waarmee de verhuizing kan worden uitgevoerd door een erkend verhuisbedrijf.
In lid 2 is er sprake van een cliënt welke vanwege een beperking moet verhuizen vanuit en naar een zelfstandige woonruimte, omdat een gewenste en noodzakelijke woningaanpassing niet mogelijk is of omdat dit niet de goedkoopst adequate oplossing. Wanneer deze verhuizing niet voorspelbaar was, kan de cliënt in aanmerking komen voor een verhuisvoucher voor een verhuizing door een erkend verhuisbedrijf en kan hij in aanmerking komen voor een klusvoucher voor een bouwmarkt.
In lid 3 wordt een kader gesteld voor het in lid 2 genoemde primaat verhuizen. Er is een drempelbedrag waarboven wordt beoordeeld of verhuizen mogelijk is en wat de goedkoopst adequate oplossing is. Wanneer verhuizen naar een (meer) geschikte woning goedkoper is en er geen zwaarwegende redenen zijn die zich verzetten tegen een verhuizing, geniet dit de voorkeur en zal er tegemoet gekomen worden met een verhuisvoucher dan wel een klusvoucher.
Artikel 7 Bezoekbaar maken van de woning
Een doel van de Wmo is dat een cliënt ondanks de beperking in staat is andere mensen te ontmoeten en sociale contacten te leggen en te houden. Een voorziening die in dit kader noodzakelijk kan zijn is het bezoekbaar maken van de woning van iemand uit het sociale netwerk van de cliënt. Een voorwaarde is dat de cliënt woonachtig is in een Wlz-instelling. Dan kan de woning van bijvoorbeeld de ouders bezoekbaar worden gemaakt. De cliënt kan dan regelmatig en zonder problemen op bezoek bij zijn ouders. Voorwaarde hieraan is dat de aan te passen woning binnen de MVS-gemeenten moet liggen. Een bedrag tot € 5000,- wordt vergoed en alleen de bereikbaarheid van de woonkamer en het toilet kunnen worden aangepast.
Artikel 8 Collectieve vervoersvoorzieningen
Artikel 8 gaat over collectieve vervoersvoorzieningen (Aanvullend Openbaar Vervoer). Het Aanvullend Openbaar Vervoer is in de MVS-gemeenten heet “de Regiotaxi Waterweg”.
In lid 1 worden de vormen van de collectieve vervoersvoorziening uiteengezet. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het gebruik mogen maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer en het gebruik mogen maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer samen met een persoon die de noodzakelijk geachte begeleiding van de belanghebbende op zich neemt.
In lid 2 wordt aangegeven dat wanneer een cliënt in aanmerking komt voor een collectieve vervoersvoorziening, deze een WMO-pas ontvangt. Tegen betaling van het in artikel 9 vastgestelde tarief voor de Regiotaxi, kan de cliënt ritten maken.
In lid 3 wordt aangegeven dat iedere inwoner van MVS gebruik kan maken van de Regiotaxi Waterweg. Het Aanvullend Openbaar Vervoersysteem is een zogenoemd “open” systeem. Dit wil zeggen dat ook mensen die geen beperkingen ondervinden een pas kunnen kopen voor de Regiotaxi Waterweg, dit is de niet-WMO-pas. De tarieven voor personen die met een niet-WMO-pas reizen, zijn wel hoger dan de tarieven die gelden voor personen met een WMO-pas.
In lid 4 t/m 6 wordt tenslotte bepaald tegen welke kosten een persoon mag mee reizen met het Aanvullend Openbaar Vervoer.
Artikel 9 Tarief collectief vervoer
Dit artikel bepaalt de tarieven voor het collectief vervoer van de Regiotaxi Waterweg. Binnen MVS is het tarief gebaseerd op de kostprijs van regulier openbaar vervoer.
Artikel 10 Individuele vervoersvoorzieningen
Wanneer de cliënt geen gebruik kan maken van het collectief vervoer, kan er tot een vastgesteld bedrag gebruik worden gemaakt van een taxi of bij volledige rolstoelafhankelijkheid een rolstoeltaxi.
Een cliënt kan voor een sportvoorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen recreatieve sportbeoefening zonder sportvoorziening onmogelijk maken. Indien met een verstrekte ADL-rolstoel recreatief sporten mogelijk is, wordt geen sportvoorziening verstrekt. Eens in de drie jaar kan er een sportvoorziening worden verstrekt tot een vastgesteld maximaal bedrag. Het onderhoud en de reparaties aan de sportvoorziening zijn voor de verantwoordelijkheid van de cliënt.
Artikel 12 Tegemoetkoming meerkosten
De gemeente heeft ervoor gekozen om personen met een beperking een tegemoetkoming in de meerkosten te verstrekken wanneer zij meerkosten hebben die in verband staan met hun beperking. De tegemoetkoming dient ter bevordering van deelname in het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren in de maatschappij. De gemeente bepaalt in dit artikel in welke situaties de tegemoetkoming wordt verstrekt.
In lid 1 t/m lid 3 van dit artikel worden voorwaarden gesteld waaraan een cliënt moet voldoen om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de meerkosten. Van een langdurige indicatie is sprake indien de indicatie in het kalenderjaar minimaal 6 maanden geldig is.
Daarnaast wordt de hoogte van de tegemoetkoming bepaald in deze leden.
In lid 4 wordt de inkomensgrens bepaald waarboven een cliënt niet meer in aanmerking komt voor verstrekking van de tegemoetkoming in de meerkosten. Deze inkomensgrens is gebaseerd op de 130% van de bijstandsnorm.
Er wordt hierin net als bij het bepalen van de bijstandsnorm, onderscheid gemaakt tussen ongehuwden/alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwde personen.
Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget (pgb)
In de artikelen 13 t/m 21 zijn de persoonsgebonden budgetten voor de maatwerkvoorzieningen opgenomen.
Artikel 13A Omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden (indicaties van voor 1 januari 2016)
Bij het bepalen van het bedrag voor het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden voor indicaties die nog zijn gesteld in uren (Indicaties van voor 1 januari 2016) wordt onderscheid gemaakt tussen hulp die geleverd wordt door een zorgaanbieder met AGB-code en hulp die geboden wordt door iemand uit het sociale netwerk of particuliere hulp. Het persoonsgebonden budget voor een hulp uit het sociale netwerk of een particuliere hulp is gebaseerd op het wettelijk minimumloon.
Bij hulp die geleverd wordt door een zorgaanbieder (AGB-code/KvK) wordt bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën hulp bij het huishouden. Voor categorie 1 (HH1) wordt een ander pgb-bedrag gehanteerd dan voor een categorie 2 (HH2). Hiervoor is gekozen omdat aan de persoon die de hulp moet verrichten bij een hogere categorie ook meer eisen moeten worden gesteld, net zoals bij de verstrekking van hulp bij het huishouden in natura. Voor een toelichting van de verschillende categorieën wordt verwezen naar de Beleidsregels. De hoogte van het persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden van een zorgaanbieder (AGB-code/KvK) is bepaald aan de hand van de tarieven bij zorg in natura.
Het persoonsgebonden budget verloopt middels trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de cliënt moet voldoen aan de voorwaarden van de SVB ten aanzien van de zorgovereenkomst en de indiening van de specificatie van de gewerkte uren. De SVB hanteert strikte voorwaarden. Een te laat ingediende specificatie van de gewerkte uren wordt niet uitbetaald. Hierop wordt in beginsel geen uitzondering gemaakt.
Artikel 13B Omvang van het persoonsgebonden budget voor het voeren van een huishouden, maaltijdverzorging en kindverzorging ((her)indicaties van na 1 januari 2016)
Bij het bepalen van het bedrag van het persoonsgebonden budget voor het voeren van een huishouden, maaltijdverzorging en kindverzorging bij de indicaties, herindicaties en verlengingen die zijn gesteld na 1 januari 2016 geldt een vastgesteld pgb-tarief per punt van de ondersteuningsscore. Er wordt onderscheid gemaakt tussen hulp die geleverd wordt door een zorgaanbieder met AGB-code en hulp die geboden wordt door iemand uit het sociale netwerk of particuliere hulp. Het persoonsgebonden budget voor een hulp uit het sociale netwerk of een particuliere hulp is gebaseerd op het wettelijk minimumloon.
Bij hulp die geleverd wordt door een zorgaanbieder (AGB-code/KvK) geldt bij een indicatie zonder dat de regie moet worden overgenomen of dat er taken aangeleerd moeten worden een lager pgb-tarief per punt dan bij een indicatie waar wel de regie moet worden overgenomen of taken moeten worden aangeleerd. Hiervoor is gekozen omdat aan de persoon die de hulp moet verrichten bij het voeren van regie of het aanleren van taken ook meer eisen moeten worden gesteld, net zoals bij de verstrekking van ondersteuning bij het voeren van een huishouden in natura. De hoogte van het persoonsgebonden budget waarbij de hulp wordt geleverd door een zorgaanbieder (AGB-code/KvK) is bepaald aan de hand van de tarieven die van toepassing zijn bij zorg in natura.
Het persoonsgebonden budget verloopt middels trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de cliënt moet voldoen aan de voorwaarden van de SVB ten aanzien van de zorgovereenkomst en de indiening van de specificatie van de geleverde ondersteuning. De SVB hanteert strikte voorwaarden. Een te laat ingediende specificatie van de geleverde ondersteuning wordt niet uitbetaald. Hierop wordt in beginsel geen uitzondering gemaakt.
Artikel 14A Omvang van het persoonsgebonden budget individuele begeleiding (inclusief begeleiding bij persoonlijke verzorging)
(indicaties van voor 1 januari 2016)
Bij het bepalen van het bedrag voor het persoonsgebonden budget voor individuele begeleiding bij indicaties die nog zijn gesteld voor 1 januari 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen hulp die geleverd wordt door een zorgaanbieder met AGB-code, hulp die geboden wordt door iemand uit het sociale netwerk of een particuliere, ongeschoolde hulp en een particuliere voor de betreffende dienstverlening geschoolde hulp, waaronder de geschoolde zzp-er. Het persoonsgebonden budget voor een hulp uit het sociale netwerk of een particuliere, ongeschoolde hulp is gebaseerd op trede 1 van functieschaal FWG40 (GGZ). Het persoonsgebonden budget voor een particuliere voor de betreffende dienstverlening geschoolde hulp, waaronder de geschoolde zzp-er is gebaseerd op dezelfde functieschaal, maar dan de trede waar personeel van zorgaanbieders gemiddeld zijn ingeschaald (trede 10).
Bij hulp die geleverd wordt door een zorgaanbieder (AGB-code) wordt bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën individuele begeleiding. Voor categorie standaard wordt een ander pgb-bedrag gehanteerd dan voor categorie speciaal. Hiervoor is gekozen omdat aan de persoon die de hulp moet verrichten bij een hogere categorie ook meer eisen moeten worden gesteld, net zoals bij de verstrekking van de begeleiding in natura. Voor een toelichting van de verschillende categorieën wordt verwezen naar de Beleidsregels. De hoogte van het persoonsgebonden budget bij individuele begeleiding van een zorgaanbieder (AGB-code) is bepaald aan de hand van de tarieven bij zorg in natura.
Het persoonsgebonden budget verloopt middels trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de cliënt moet voldoen aan de voorwaarden van de SVB ten aanzien van de zorgovereenkomst en de indiening van de specificatie van de gewerkte uren. De SVB hanteert strikte voorwaarden. Een te laat ingediende specificatie van de gewerkte uren wordt niet uitbetaald. Hierop wordt in beginsel geen uitzondering gemaakt.
Artikel 14B Omvang van het persoonsgebonden budget voor sociaal en persoonlijk functioneren en persoonlijke verzorging ((her)indicaties van na 1 januari 2016)
Bij het bepalen van het bedrag voor het persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij het sociaal en persoonlijk functioneren en bij de persoonlijke verzorging bij de indicaties, herindicaties en verlengingen die zijn gesteld na 1 januari 2016 geldt een vastgesteld pgb-tarief per punt van de ondersteuningsscore. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning die geleverd wordt door een zorgaanbieder met AGB-code, ondersteuning die geboden wordt door iemand uit het sociale netwerk of een particuliere, ongeschoolde hulp en een particuliere voor de betreffende dienstverlening geschoolde hulp, waaronder de geschoolde zzp-er. Het persoonsgebonden budget voor een hulp uit het sociale netwerk of een particuliere, ongeschoolde hulp is gebaseerd op trede 1 van functieschaal FWG40 (GGZ). Het persoonsgebonden budget voor een particuliere voor de betreffende dienstverlening geschoolde hulp, waaronder de geschoolde zzp-er is gebaseerd op dezelfde functieschaal, maar dan de trede waar personeel van zorgaanbieders gemiddeld zijn ingeschaald (trede 10).
Bij ondersteuning die geleverd wordt door een zorgaanbieder (AGB-code) wordt bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget onderscheid gemaakt tussen de twee categorieën individuele begeleiding. Voor categorie standaard wordt een ander pgb-bedrag per punt gehanteerd dan voor categorie speciaal. Hiervoor is gekozen omdat aan de persoon die de hulp moet verrichten bij een hogere categorie ook meer eisen moeten worden gesteld, net zoals bij de verstrekking van de ondersteuning in natura. Voor een toelichting van de twee categorieën wordt verwezen naar de Beleidsregels. De hoogte van het persoonsgebonden budget bij ondersteuning in het sociaal en persoonlijk functioneren en bij de persoonlijke verzorging, die wordt geleverd door een zorgaanbieder (AGB-code), is bepaald aan de hand van de tarieven die van toepassing zijn bij zorg in natura.
Het persoonsgebonden budget verloopt middels trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de cliënt moet voldoen aan de voorwaarden van de SVB ten aanzien van de zorgovereenkomst en de indiening van de specificatie van de geleverde ondersteuning. De SVB hanteert strikte voorwaarden. Een te laat ingediende specificatie van de geleverde ondersteuning wordt niet uitbetaald. Hierop wordt in beginsel geen uitzondering gemaakt.
Artikel 15 Omvang van het persoonsgebonden budget dagbesteding
Bij dagbesteding kan een persoonsgebonden budget uitsluitend besteed worden bij een geregistreerde zorgaanbieder met AGB-code.
Bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën dagbesteding. Voor categorie licht wordt een ander pgb-bedrag gehanteerd dan voor categorie midden en voor de categorie zwaar. Hiervoor is gekozen omdat aan de dagbesteding bij een hogere categorie ook meer eisen worden gesteld, net zoals bij de verstrekking van de dagbesteding in natura. Voor een toelichting van de verschillende categorieën wordt verwezen naar de Beleidsregels. De hoogte van het persoonsgebonden budget bij dagbesteding is bepaald aan de hand van de tarieven die van toepassing zijn bij zorg in natura. Ook de hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoer van en naar de dagbesteding is gebaseerd op de tarieven die van toepassing zijn bij zorg in natura.
Het persoonsgebonden budget verloopt middels trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de cliënt moet voldoen aan de voorwaarden van de SVB ten aanzien van de zorgovereenkomst en de indiening van de specificatie van de ingekochte dagdelen. De SVB hanteert strikte voorwaarden. Een te laat ingediende specificatie van de ingekochte dagdelen wordt niet uitbetaald. Hierop wordt in beginsel geen uitzondering gemaakt.
Artikel 16 Omvang van het persoonsgebonden budget logeren
Bij logeren kan een persoonsgebonden budget uitsluitend besteed worden bij een geregistreerde zorgaanbieder met AGB-code. Logeren kent slechts één pgb-tarief, die is bepaald aan de hand van het tarief dat van toepassing is bij zorg in natura.
Het persoonsgebonden budget verloopt middels trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de cliënt moet voldoen aan de voorwaarden van de SVB ten aanzien van de zorgovereenkomst en de indiening van de specificatie van de ingekochte etmalen. De SVB hanteert strikte voorwaarden. Een te laat ingediende specificatie van de ingekochte etmalen wordt niet uitbetaald. Hierop wordt in beginsel geen uitzondering gemaakt.
Artikel 17 Omvang van het persoonsgebonden budget beschermd wonen
Bij de omvang van het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen wordt onderscheid gemaakt tussen het verblijf in een woonvorm of verzilvering in de thuissituatie. In het eerste lid staan de tarieven per etmaal voor het persoonsgebonden budget bij verblijf in een woonvorm. De tarieven zijn vastgesteld op basis van de tarieven die gelden bij zorg in natura. Voor ZZP 1C en ZZP 2C is geen pgb-tarief opgenomen, aangezien deze pakketten niet meer geïndiceerd worden (extramuralisering).
In het tweede lid zijn de pgb-tarieven opgenomen voor verblijf in de thuissituatie. Deze tarieven zijn gebaseerd op de tarieven van het Volledig Pakket Thuis (VPT) bij beschermd wonen in natura. Met een persoonsgebonden budget voor beschermd wonen in de thuissituatie kan alleen ondersteuning ingekocht worden bij een geregistreerde zorgaanbieder met AGB-code.
Het persoonsgebonden budget verloopt middels trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de cliënt moet voldoen aan de voorwaarden van de SVB ten aanzien van de zorgovereenkomst en de indiening van de specificatie van de ingekochte ondersteuning. De SVB hanteert strikte voorwaarden. Een te laat ingediende specificatie van de geleverde ondersteuning wordt niet uitbetaald. Hierop wordt in beginsel geen uitzondering gemaakt.
Artikel 18 Persoonsgebonden budget opvang
Voor de maatwerkvoorziening opvang is een persoonsgebonden budget niet mogelijk. In de eerste plaats is er bij opvang veelal sprake van een crisissituatie waarbij directe opvang noodzakelijk is. Deze situatie leent zich niet voor regelzaken die behoren bij een persoonsgebonden budget, zoals het opstellen van een pgb-plan. Daarnaast zijn er uit oogpunt van doelmatigheid bezwaren tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget, omdat er voldoende plekken beschikbaar moeten zijn, waarvoor kosten gemaakt moeten worden.
Artikel 19 Vaststelling persoonsgebonden budget woonvoorziening
Lid 1. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor verhuisvoucher is gelijk aan de tegenwaarde van deze voucher.
Lid 2. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor verhuis- en een klusvoucher is gelijk aan de tegenwaarde van deze vouchers.
Lid 3. Een persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen wordt per toekenning berekend. Uitgangspunt hierbij is de kostprijs van de voorziening als deze in natura zou worden verstrekt. De hoogte van een persoonsgebonden budget is gelijk aan de offerte van de goedkoopst compenserende voorziening die in natura verstrekt zou worden. Hierbij kan sprake zijn van kortingen, omdat de uitvoeringsorganisatie via een contract met vaste leveranciers een grote hoeveelheid voorzieningen afneemt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Het is immers niet de bedoeling dat een persoonsgebonden budget meer geld gaat kosten dan verstrekking in natura.
De cliënt kan het persoonsgebonden budget gebruiken voor de door hem gewenste voorziening. Wel geldt daarbij de voorwaarde dat de met een persoonsgebonden budget aan te schaffen voorziening geschikt en passend moet zijn. Bovendien is het niet toegestaan om tweedehands voorzieningen aan te schaffen, aangezien de levensduur hiervan minder zal zijn. Verder moet de voorziening minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk.
In de beschikking vermeldt de uitvoeringsorganisatie wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is. Om volstrekt duidelijk te zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Hierdoor wordt voorkomen dat door onduidelijkheid omtrent de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden, een verkeerde voorziening wordt aangeschaft.
Betaling van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen vindt plaats op basis van de factuur en rechtstreeks aan de aannemer of leverancier.
Vervanging, of de verstrekking van een nieuw persoonsgebonden budget, vindt uitsluitend plaats na afloop van de gehanteerde afschrijvingsduur en nadat uit een technische keuring blijkt dat vervanging noodzakelijk is.
Artikel 20 Vaststelling persoonsgebonden budget vervoersvoorziening
Lid 1. Voor een collectieve vervoersvoorziening is een persoonsgebonden budget niet mogelijk, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering hierop noodzakelijk maken.
Lid 2/3. Het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een individuele vervoervoorziening is gelijk aan het maximaal te kunnen reizen bedrag bij deze vervoersvoorziening in natura.
Uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt achteraf plaats. De cliënt moet aantonen dat hij vervoerskosten per (rolstoel)taxi heeft gemaakt in Nederland.
Lid 4. Een persoonsgebonden budget bij vervoervoorzieningen, niet zijnde een individuele vervoersvoorziening ((rolstoel)taxi), wordt per toekenning berekend. Uitgangspunt hierbij is de kostprijs van de voorziening als deze in natura zou worden verstrekt. De hoogte van een persoonsgebonden budget is gelijk aan de offerte van de goedkoopst compenserende voorziening die in natura verstrekt zou worden. Hierbij kan sprake zijn van kortingen, omdat de uitvoeringsorganisatie via een contract met vaste leveranciers een grote hoeveelheid voorzieningen afneemt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Het is immers niet de bedoeling dat een persoonsgebonden budget meer geld gaat kosten dan verstrekking in natura.
De cliënt kan het persoonsgebonden budget gebruiken voor de door hem gewenste voorziening. Wel geldt daarbij de voorwaarde dat de met een persoonsgebonden budget aan te schaffen voorziening geschikt en passend moet zijn. Bovendien is het niet toegestaan om tweedehands voorzieningen aan te schaffen, aangezien de levensduur hiervan minder zal zijn. Verder moet de voorziening minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk.
In de beschikking vermeldt de uitvoeringsorganisatie wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is. Om volstrekt duidelijk te zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Hierdoor wordt voorkomen dat door onduidelijkheid omtrent de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden, een verkeerde voorziening wordt aangeschaft.
Betaling van het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, niet zijnde een individuele vervoersvoorziening ((rolstoel)taxi), vindt plaats op basis van de factuur en rechtstreeks aan de aannemer of leverancier.
Vervanging, of de verstrekking van een nieuw persoonsgebonden budget, vindt uitsluitend plaats na afloop van de gehanteerde afschrijvingsduur en nadat uit een technische keuring blijkt dat vervanging noodzakelijk is.
Artikel 21 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget rolstoel- en sportvoorziening
Lid 1. Een persoonsgebonden budget bij rolvoorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, wordt per toekenning berekend. Uitgangspunt hierbij is de kostprijs van de voorziening als deze in natura zou worden verstrekt. De hoogte van een persoonsgebonden budget is gelijk aan de offerte van de goedkoopst compenserende voorziening die in natura verstrekt zou worden. Hierbij kan sprake zijn van kortingen, omdat de uitvoeringsorganisatie via een contract met vaste leveranciers een grote hoeveelheid voorzieningen afneemt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Het is immers niet de bedoeling dat een persoonsgebonden budget meer geld gaat kosten dan verstrekking in natura.
De cliënt kan het persoonsgebonden budget gebruiken voor de door hem gewenste voorziening. Wel geldt daarbij de voorwaarde dat de met een persoonsgebonden budget aan te schaffen voorziening geschikt en passend moet zijn. Bovendien is het niet toegestaan om tweedehands voorzieningen aan te schaffen, aangezien de levensduur hiervan minder zal zijn. Verder moet de voorziening minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk.
In de beschikking vermeldt de uitvoeringsorganisatie wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is. Om volstrekt duidelijk te zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Hierdoor wordt voorkomen dat door onduidelijkheid omtrent de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden, een verkeerde voorziening wordt aangeschaft.
Lid 2. Het persoonsgebonden budget bij een sportvoorziening is gelijk aan het maximale bedrag dat wordt gehanteerd bij een sportvoorziening in natura.
Betaling van het persoonsgebonden budget voor rolvoorzieningen en sportvoorzieningen vindt plaats op basis van de factuur en rechtstreeks aan de aannemer of leverancier.
Vervanging, of de verstrekking van een nieuw persoonsgebonden budget, vindt uitsluitend plaats na afloop van de gehanteerde afschrijvingsduur en nadat uit een technische keuring blijkt dat vervanging noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5. Bijdragen in de kosten voor maatwerkvoorzieningen
Cliënten moeten voor hun maatwerkvoorziening(en) een bijdrage in de kosten betalen.
Artikel 22 Bijdragen voor maatwerkvoorzieningen
In artikel 2.1.4 van de Wmo wordt bepaald dat er voor zowel algemene als maatwerkvoorzieningen een bijdrage van de cliënt kan worden gevraagd. De verschuldigde maximale bijdrage van een maatwerkvoorziening wordt door de gemeente vastgesteld. Het CAK stelt de inkomensafhankelijke bijdrage vast en int deze voor de gemeente, met uitzondering van de bijdrage voor opvang.
Voor rolstoelen, collectief vervoer en toegankelijkheidsaanpassingen bij gemeenschappelijke deuren geldt geen bijdrage in de kosten binnen de gemeenten MVS. Ook bij (her)indicaties van na 1 januari 2016 voor kindverzorging, maaltijdverzorging, persoonlijke verzorging en voor de laagste ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren (waakvlam) is geen bijdrage in de kosten verschuldigd.
Voor de bedragen per bijdrageperiode en de percentages ten behoeve van de maximale bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van beschermd wonen en opvang, wordt aangesloten bij het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, artikel 3.8 lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voor de inkomensbedragen is gebruik gemaakt van artikel 3.8 lid 2 sub b van eerdergenoemd uitvoeringsbesluit. De inkomensbedragen zijn verhoogd. In het tweede lid van dit artikel zijn de bedragen opgenomen.
Ook voor beschermd wonen wordt voor de maximale bijdrage in de kosten aangesloten bij het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Het betreft artikel 3.11 en artikel 3.12 van dit besluit die de bijdrage regelt voor deze maatwerkvoorziening.
Voor de bijdrage in de kosten voor opvang, niet zijnde dak- en thuislozenopvang, wordt in het vierde lid verwezen naar de “Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang 2014”. Voor dak- en thuislozenopvang geldt geen bijdrage in de zin van artikel 2.1.4 van de wet.
Artikel 23A Maximale bijdrage hulp bij het huishouden (indicaties van voor 1 januari 2016)
Per uur hulp bij het huishouden kan maximaal de in dit artikel genoemde bijdrage in de kosten gevraagd worden.
Artikel 23B Maximale bijdrage bij het voeren van een huishouden (indicaties van na 1 januari 2016)
Lid 1 heeft betrekking op zorg in natura. In dit lid wordt de maximale bijdrage in de kosten per ondersteuningsbehoefte bij het voeren van een huishouden genoemd. De hoogte van de maximale bijdrage is gelijk aan de kostprijs van de ondergrens van de ondersteuningsbehoefte.
Lid 2 heeft betrekking op het persoonsgebonden budget, waarbij de maximale bijdrage gelijk is aan de hoogte van het (gebruikte) pgb-budget. Ook hier geldt dus dat de hoogte van de maximale bijdrage gelijk is aan de kostprijs.
Omdat kindverzorging en maaltijdverzorging veelal aanvullend worden toegekend op de maatwerkvoorziening het voeren van een huishouden, wordt hiervoor geen aparte bijdrage in de kosten gevraagd.
Artikel 24A Maximale bijdrage individuele begeleiding (indicaties van voor 1 januari 2016)
Per uur individuele begeleiding kan maximaal de in dit artikel genoemde bijdrage in de kosten gevraagd worden.
Artikel 24B Maximale bijdrage sociaal en persoonlijk functioneren (indicaties van na 1 januari 2016)
Lid 1 heeft betrekking op zorg in natura. In dit lid wordt de maximale bijdrage in de kosten per week genoemd. De hoogte van de maximale bijdrage is lager dan de kostprijs van de ondersteuning.
Lid 2 heeft betrekking op het persoonsgebonden budget, waarbij de maximale bijdrage gelijk is aan de hoogte van het (gebruikte) pgb-budget, tot een maximum die gelijk is aan de maximale bijdrage die is vastgesteld in het eerste lid.
Omdat persoonlijke verzorging veelal aanvullend wordt toegekend op de maatwerkvoorziening sociaal en persoonlijk functioneren, wordt hiervoor geen aparte bijdrage in de kosten gevraagd.
Ook voor de laagste ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren (waakvlam) is geen bijdrage in de kosten verschuldigd. Deze vorm van ondersteuning wordt veelal preventief ingezet.
Artikel 25 Maximale bijdrage dagbesteding
Per dagdeel dagbesteding kan maximaal de in dit artikel genoemde bijdrage in de kosten gevraagd worden.
Artikel 26 Maximale bijdrage logeren
Per etmaal logeren kan maximaal de in dit artikel genoemde bijdrage in de kosten gevraagd worden.
Artikel 27 Maximale bijdrage sportvoorziening.
Bij het bepalen van de bijdrage in de kosten van een sportvoorziening wordt uitgegaan van een afschrijving van de sportvoorziening over drie jaar. Per periode van 4 weken wordt een maximale bijdrage in rekening gebracht van de kostprijs (maximaal € 3.747,00) van de voorziening gedeeld door 39 perioden (= 3 jaar).
Artikel 28 Maximale bijdrage overige maatwerkvoorzieningen
Bij het bepalen van de bijdrage in de kosten van overige maatwerkvoorzieningen, welke niet worden genoemd in de artikelen 23 t/m 27 en met uitzondering van beschermd wonen, opvang, rolstoelen en collectief vervoer, wordt uitgegaan van een afschrijving over zeven jaar. Per periode van 4 weken wordt een maximale bijdrage in rekening gebracht van de kostprijs van de voorziening gedeeld door 91 perioden (= 7 jaar), vermeerderd met de instandhoudingskosten per 4 weken indien van toepassing.
Artikel 29 Evaluatie en indexering
Op grond van dit artikel wordt het besluit jaarlijks geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld omdat het voorzieningenniveau te hoog of te laag blijkt te zijn of omdat genoemde bedragen geïndexeerd moeten worden, kan de evaluatie leiden tot aanpassing van het Besluit.
Deze bepaling spreekt voor zich.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-19104.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.