Beleidsregels Huisvesting (inter)nationale werknemers Vlissingen 2019

 

Burgemeester en wethouders van Vlissingen en

 

De burgemeester van Vlissingen,

 

Ieder voor zover bevoegd:

 

Overwegende, het door de gemeenteraad in haar vergadering van 12 april 2019 genomen besluit waarin zij het college van burgemeester en wethouders opdraagt de, door haar vastgestelde ‘Visie op de huisvesting van internationale werknemers 2019’ uit te werken in beleidsregels;

 

Overwegende, dat de (inter)nationale werknemer in Vlissingen wordt gezien als een tijdelijke inwoner van de gemeente en ook als zodanig dient te worden ontvangen;

 

Overwegende, dat in het kader van (onder meer) een goed woon-, leef- en ondernemersklimaat het wenselijk is ruimtelijke en kwalitatieve criteria te formuleren voor het realiseren en exploiteren van huisvesting voor (inter)nationale werknemers;

 

Overwegende dat de huidige vraag naar huisvesting voor (inter)nationale werknemers in reguliere woningvoorraad tot onveilige en onwenselijke situaties leidt, dient nieuwe complexgewijze huisvesting bij te dragen aan de vermindering van deze situaties;

 

Gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

Gelet op het bepaalde in artikel 2:42 e.v. van de Algemene plaatselijke verordening (APV).

 

BESLUITEN:

 

Vast te stellen de ‘beleidsregels Huisvesting (inter)nationale werknemers 2019’

 

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Bevoegd bestuursorgaan

Voor de uitvoering van onderhavige beleidsregels ligt primair het bevoegd gezag bij het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen, met uitzondering van de toets op levensgedrag en de toets Wet BIBOB, hiervoor ligt het bevoegd gezag bij de burgemeester

 

College

Het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen

 

Complex

De bouwkundige verschijningsvorm van complexgewijze huisvesting voor (inter)nationale werknemers, bestaande uit het geheel van verblijfsruimten, voorzieningen en bijbehorende buitenruimte.

 

Complexgewijze huisvesting voor (inter)nationale werknemers

Een inrichting, niet zijnde een woning, gericht op het tijdelijk verblijven van (inter)nationale werknemers.

 

Complexgewijs verblijven

De activiteit waarbij tijdelijke huisvesting van (inter)nationale werknemers plaatsvindt in complexen.

 

Gemeenschappelijke ruimte in een complex

Gebruiksruimtes binnen een complex, maar buiten een verblijfseenheid of –ruimte, die gericht zijn op recreatie en ontspanning voor de bewoners of algemene voorzieningen bevatten als een receptie/ontvangstruimte, gezamenlijke keuken, wasmachineruimte of lockerruimte behoren tot de gemeenschappelijke ruimte van een complex. Ruimten met een expliciete verkeersfunctie (zoals gangen) worden niet meegeteld voor het oppervlak gemeenschappelijke ruimte.

Buitenruimte wordt niet meegerekend met het oppervlak gemeenschappelijke ruimte, tenzij expliciete plekken zijn ingericht voor sport en recreatie (zoals sportvelden) dan wordt het oppervlak van de betreffende plekken meegeteld bij de gemeenschappelijke ruimte.

 

(inter)Nationale werknemers

Personen die op basis van een arbeidscontract of uitzendcontract al dan niet op projectbasis werkzaamheden verrichten.

 

Kamerverhuurpand

Zie definitie Huisvestingsverordening

 

Regulier wonen

het permanent bewonen van een woonruimte en daar het hoofdverblijf hebben, zoals bedoeld in de Wet Basis Registratie Personen (BRP)

 

Verblijfseenheid

Het geheel van meerdere onzelfstandige verblijfsruimten rondom één keuken en sanitairvoorziening binnen een complex.

 

Onzelfstandige verblijfsruimte

Een verblijfsruimte, binnen een complex, zonder eigen keuken of sanitair, geschikt voor het verblijven van maximaal 1 persoon.

 

Zelfstandige verblijfsruimte

Een verblijfsruimte, binnen een complex, met eigen keuken en sanitair, geschikt voor het verblijven van maximaal 2 personen.

 

Vergelijkende toets

Verdelingssystematiek voor schaarse vergunningen waarbij aanvragen binnen een zelfde ronde van een uitvraag met elkaar worden vergeleken op inhoudelijke gronden, met als doel het selecteren van de aanvragen welke het best scoren op de gestelde beoordelingscriteria.

 

Woonbuurten

Het geheel van aansluitende straten binnen het bestaand bebouwd gebied waar hoofdzakelijk gewoond wordt. Op de kaart in bijlage 1 zijn de woonbuurten in groen aangegeven

 

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen

Artikel 2. Huisvesting

Er worden 2 huisvestingscategorieën onderscheiden, elk met 2 subcategorieën:

  • 1.

    Regulier wonen (categorie 1): bestemd voor personen die verwachten langer dan 4 maanden in Vlissingen te verblijven, onderverdeeld in:

    • a.

      zelfstandige woonruimte (woningen)

    • b.

      onzelfstandige woonruimte (kamerverhuurpanden)

 

  • 2.

    Complexgewijs verblijven (categorie 2): huisvesting in de vorm van logies bestemd voor (inter)nationale werknemers die verwachten korter dan 4 maanden in Vlissingen te verblijven, onderverdeeld in:

    • a.

      binnen woonbuurten

    • b.

      buiten woonbuurten

 

Hoofdstuk 3. Regulier wonen (categorie 1)

Artikel 3. Kwalitatieve randvoorwaarden

  • 1.

    Voor de kwalitatieve randvoorwaarden waar Regulier wonen (categorie 1) aan dient te voldoen wordt verwezen naar het vigerende Bouwbesluit en de gemeentelijke Huisvestingsverordening.

 

Artikel 4. Randvoorwaarden voor locatie en spreiding

  • 1.

    Voorliggende beleidsregels stellen geen randvoorwaarden voor de locatie en spreiding aan regulier wonen.

  • 2.

    Voor categorie 1b wordt voor randvoorwaarden met betrekking tot de locatie en spreiding verwezen naar de vigerende gemeentelijke Huisvestingsverordening.

 

Hoofdstuk 4. Complexgewijs verblijven (categorie 2)

Artikel 5. Kwalitatieve randvoorwaarden

  • 1.

    De huisvesting voor complexgewijs verblijven voldoet minimaal aan de meest actuele vereisten van het Keurmerk Normering Flexwonen.

  • 2.

    Een complex kan zowel zelfstandige als onzelfstandige verblijfsruimten bevatten;

  • 3.

    In een zelfstandige verblijfsruimte verblijven maximaal 2 personen;

  • 4.

    De minimale maat van zelfstandige verblijfsruimte bedraagt ten minste 18 m² per persoon.

  • 5.

    In een onzelfstandige verblijfsruimte verblijft maximaal 1 persoon;

  • 6.

    Maximaal 4 onzelfstandige verblijfsruimten vormen samen met de keuken en het sanitair één verblijfseenheid.

  • 7.

    Per verblijfseenheid is er 18 m² gebruiksvloeroppervlak per persoon beschikbaar, waarvan 12 m² privé. De overige 6 m² per persoon is ingevuld met gedeelde keuken, sanitair en verblijfsruimte (bijv. een woonkamer).

  • 8.

    Per complex dient minimaal 40 m² aan gemeenschappelijke ruimte aanwezig te zijn. Bij meer dan 25 personen in een complex wordt deze norm verhoogd met 1,5 m² voor elke persoon meer dan 25.

  • 9.

    In een complex is 24 uur per dag en 7 dagen in de week ter plaatse toezicht aanwezig.

  • 10.

    Per complex wordt een beheerplan opgesteld door de eigenaar en ter goedkeuring aan het college voorgelegd. Het beheerplan voldoet aan de volgende minimum vereisten:

    • a.

      De wijze waarop 24/7 beheer, toezicht en bereikbaarheid (ook voor omwonenden) wordt georganiseerd.

    • b.

      Per complex is een meertalig huisreglement aanwezig (waaronder in elk geval in het Engels), met bijbehorende sancties.

  • 11.

    De eigenaar is verplicht per complex een nachtregister bij te houden. Minimaal 1 keer per kwartaal wordt het overzicht overhandigd aan de gemeente. Tevens wordt een actueel nachtregister verstrekt op verzoek van de gemeente.

  • 12.

    Het gebruik van het complex mag er niet toe leiden dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het complex op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat en de wijk, waarin het complex is of zal zijn gelegen, de aard ervan en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het complex.

 

Artikel 6. Algemene randvoorwaarden voor locatie en spreiding van complexen (categorie 2)

  • 1.

    De afstand tussen 2 complexen dient minimaal 200 meter te bedragen gemeten vanaf de perceelgrenzen.

  • 2.

    De afstand tussen een complex en een kamerverhuurpand bedraagt minimaal 100 meter, gemeten vanaf de perceelgrenzen.

  • 3.

    Parkeergelegenheid voor de gebruikers en medewerkers van een complex dient gerealiseerd te worden op eigen terrein. De parkeernorm bedraagt 0,7 parkeerplaats per in het complex verblijvend persoon.

 

Artikel 7. Randvoorwaarden voor complexen binnen woonbuurten (categorie 2a)

  • 1.

    Een complex in een woonbuurt kan maximaal 100 personen huisvesten.

  • 2.

    Per buurt mag het totaal aan personen in een kamerverhuurpand (categorie 1b) én personen in een complex (categorie 2a) niet meer zijn dan 5% van het aantal buurtbewoners. Een kaart met de buurtindeling is opgenomen in bijlage 1.

 

Artikel 8. Randvoorwaarden voor complexen buiten woonbuurten (categorie 2b)

  • 1.

    De omvang van een complex buiten een woonbuurt is maatwerk en wordt op voorhand niet gelimiteerd. Het college bepaalt in overleg met de initiatiefnemer de omvang op basis van de locatie en het huisvestingsconcept.

  • 2.

    Complexen gesitueerd buiten woonbuurten op locaties met een bestemming Bedrijventerrein (de rode gebieden op de kaart in bijlage 1) zijn altijd van tijdelijke aard, op basis van een afwijking van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 5. Vergunningvereiste voor complexen (categorie 2)

Artikel 9. De exploitatievergunning

  • 1.

    Om een complex (categorie 2) te kunnen exploiteren dient de exploitant in elk geval te beschikken over een exploitatievergunning (op grond van artikel 2:42, eerste lid, van de APV).

  • 2.

    Vanuit het oogpunt van het geordend woon- en leefklimaat in de gemeente Vlissingen hanteert het college voor de verlening van exploitatievergunningen voor complexen voor het verblijven van (inter)nationale werknemers een zogenaamd schaars vergunningstelsel: de exploitatievergunningen worden gelimiteerd in omvang en voor een bepaalde tijd verleend.

  • 3.

    De exploitatievergunning kan enkel worden verleend indien de bestemming geschikt is voor complexgewijze huisvesting (op grond van artikel 2.42 lid 2 onder a van de APV).

  • 4.

    Een complex voor de huisvesting van (inter)nationale werknemers kan worden gerealiseerd onder de bestemming ‘Horeca – logies voor (inter)nationale werknemers’.

  • 5.

    Voor de verdeling van de schaarse exploitatievergunningen voor complexen voor het verblijven van (inter)nationale werknemers hanteert het college van burgemeester en wethouders de verdelingsmethode van de ‘vergelijkende toets’.

 

Hoofdstuk 6. Selectieprocedure van initiatieven voor de realisatie van complexen (categorie 2)

Artikel 10. Kennisgeving beschikbare schaarse exploitatievergunningen voor complexgewijze huisvesting van (inter)nationale werknemers

  • 1.

    Verdeling van exploitatievergunningen

  • De exploitatievergunningen worden in één of meerdere rondes uitgegeven, afhankelijk van de behoefte en rekening houdend met het geordend woon- en leefklimaat. Per ronde vindt de verdeling plaats via de verdelingsmethode van de ‘vergelijkende toets’.

  • Middels deze methode vindt de voorselectie plaats van de initiatieven welke in principe in aanmerking komen voor de toekenning van een vergunning binnen de vigerende ronde. Ten behoeve van de voorselectie dienen initiatiefnemers een ontwerp-vergunningsaanvraag in, welke beoordeeld wordt op de criteria in beleidsregels.

  • Na een positieve beoordeling in de voorselectie kan de formele vergunningsaanvraag plaatsvinden.

  • 2.

    Openbare kennisgeving:

  • Het college maakt per verdelingsronde, voorafgaand aan de aanvraag-fase openbaar bekend voor welke omvang schaarse exploitatievergunningen voor complexen beschikbaar komen. De openbare kennisgeving c.q. oproep tot mededinging vindt in digitale vorm in elk geval plaats door uitgifte van een elektronisch gemeenteblad, alsmede op de gemeentelijke website www.vlissingen.nl en het gemeentelijke huis-aan-huis blad.

  • 3.

    Inhoud openbare kennisgeving

  • De openbare kennisgeving zoals bedoeld onder 10.2 vermeldt in elk geval:

    • de periode gedurende welke ontwerp-aanvragen kunnen worden ingediend (aanvraagtijdvak);

    • de wijze waarop de ontwerp-aanvragen dienen binnen te komen;

    • het geldende maximaal aantal te huisvesten personen in complexen (categorie 2) (de omvang van de beschikbare vergunning(en));

    • de ruimtelijke reikwijdte van de uitvraag;

    • de methode aan de hand waarvan de beschikbare schaarse vergunning(en) zal of zullen worden verdeeld (verdelingsprocedure in de vorm van een vergelijkende toets); én

    • de (verwijzing naar de) maatstaven die daarbij worden aangelegd (beoordelings- en afwegings-criteria).

  • 4.

    Nota van inlichtingen

  • Direct na de openbare kennisgeving hebben initiatiefnemers twee weken de gelegenheid om vragen te stellen ter verduidelijking van (specifieke onderdelen van) de selectieprocedure en de daarbij toe te passen criteria. De ingekomen vragen worden van een reactie voorzien en bij wijze van ‘Nota van Inlichtingen’ voor ommekomst van de indieningstermijn via www.vlissingen.nl voor een ieder digitaal raadpleegbaar gesteld.

 

Artikel 11. Aanvraag fase

  • 1.

    Indienen ontwerp-vergunningaanvraag

  • De ontwerp-aanvragen voor een exploitatievergunning dienen tijdig, volledig en op de juiste manier, overeenkomstig de toepasselijke bij of krachtens de Awb en APV gestelde regels, te worden ingediend.

  • 2.

    Indieningsvereisten

  • Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.42 van de APV zijn verplichte onderdelen van de in te dienen ontwerp-aanvraag om exploitatievergunning in elk geval:

    • a.

      Het ontwikkelplan;

    • b.

      Het beheerplan;

    • c.

      Een motivering waaruit blijkt op welke wijze de realisatie en exploitatie van het voorgestelde complex bijdraagt aan de verbetering van de leefbaarheid in woonbuurten en de bestaande voorraad

    • d.

      Het stedenbouwkundig plan van het project;

    • e.

      Het plan van aanpak van het participatie- en communicatietraject;

    • f.

      Een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel, niet ouder dan 6 maanden gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag;

    • g.

      Een schriftelijk bewijsstuk, waaruit blijkt dat de aanvrager in elk geval na vergunningverlening gerechtigd is over het perceel of de ruimte te beschikken, voor zover het beoogde perceel geen eigendom is van de gemeente Vlissingen;

    • h.

      Een verklaring omtrent het gedrag, niet ouder dan 3 maanden, van

      • 1.

        de ondernemer

      • 2.

        de beheerder(s) van het complex;

  • 3.

    Ontvankelijkheid

    • a.

      Niet op tijd ingediende of onvolledige ontwerp-aanvragen worden niet in behandeling genomen.

    • b.

      Tijdig ingediende, maar onvolledige ontwerp-aanvragen krijgen de mogelijkheid om binnen een nader te bepalen termijn de ontwerp-aanvraag aan te vullen. Indien de ontwerp-aanvraag niet binnen de gestelde termijn is aangevuld wordt de ontwerp-aanvraag niet in behandeling genomen.

 

Artikel 12 Beoordelingsfase

  • 1.

    Beoordelingscriteria

     

  • Criteria bij de beoordeling van de exploitatie

     

    • a.

      Het ontwikkelplan

      De aanvrager levert een kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van het huisvestingsconcept. Hieruit blijkt onder meer het programma van de ontwikkeling, zowel van de verblijfseenheden als aanvullende voorzieningen, onder andere voorzien van oppervlakte en functie aanduidingen.

      Kwaliteit van huisvesting is een speerpunt in het beleid. Meer (recreatieve) voorzieningen en ruimte voor de huisvesting draagt hier aan bij. Daarnaast is betaalbaarheid voor de doelgroep van belang. Onder andere een scherpe prijs-kwaliteitverhouding verhoogt het puntenaantal bij de beoordeling.

    • b.

      Het beheerplan

      De aanvrager levert het beheerplan voor het betreffende complex. Hierin wordt beschreven op welke wijze het beheer en toezicht van het complex is georganiseerd. Het huisreglement in het Nederlands maakt onderdeel uit van het beheerplan.

      Het beheerplan wordt beoordeeld op zijn diepgang, consistentie en uitvoerbaarheid.

    • c.

      De bijdrage aan de leefbaarheid in woonbuurten en de bestaande voorraad

      De aanvrager beschrijft op welke wijze zijn initiatief bijdraagt aan het verbeteren van de leefbaarheid in woonbuurten en de bestaande voorraad. Hoe concreter en omvangrijker deze bijdrage is hoe hoger de puntenscore op dit criterium.

       

      Criteria bij de beoordeling van de ruimtelijke inpassing

       

    • d.

      Het stedenbouwkundig plan

      De aanvrager levert een locatieanalyse aan, met onder andere aandacht voor de stedenbouwkundige context van de omgeving, de bereikbaarheid voor alle verkeersmodaliteiten en de parkeeroplossing. Aanvrager verstrekt een toelichting op de stedenbouwkundige en ruimtelijk-functionele randvoorwaarden op basis van de analyse voor de inpassing van het complex en werkt dit uit in een massa/volume studie.

      De stedenbouwkundige kaders en massa/volume studio dienen als input voor het participatietraject. Om die reden wordt expliciet niet gevraagd om een uitgewerkt bouwkundig ontwerp of inrichtingsplan.

      De waardering op dit criterium wordt bepaald door de mate van doorvertaling van de locatieanalyse naar de inpassing van het complex in zijn omgeving, de stedenbouwkundige opzet en de bereikbaarheid van het complex.

    • e.

      Plan van aanpak van het participatie- en communicatietraject.

      De wijze waarop de aanvrager pogingen in het werk heeft gesteld of zal stellen om zelf te communiceren over of draagvlak te verwerven voor de vestiging van een complex in de directe omgeving, evenals de mate waarin hij bereid is daarbij rekening te houden met de ruimtelijk relevante wensen van omwonenden, winkels of bedrijven in de directe omgeving. Dit in de lijn met de manier waarop participatie in de Omgevingswet is georganiseerd.

      Daarnaast maakt een communicatieplan voor de exploitatiefase onderdeel uit van de aanvraag.

      Bij de beoordeling van het plan van aanpak spelen de mate waarin de participatie en communicatie plaatsvindt in de context van de locatie en haar omwonenden, evenals het realisme van het inhoudelijke voorstel een belangrijke rol.

  • 2.

    Beoordelingssystematiek vergelijkende toets: puntentoekenning, rangorde

    • a.

      Ontwerp-aanvragen dienen te voldoen aan het gestelde in de artikelen 5 tot en met 8 van hoofdstuk 4. Bij het niet voldoen aan deze voorwaarden is er sprake van een knock-out en wordt de ontwerp-aanvraag niet in behandeling genomen.

    • b.

      Om de ontwerp-aanvragen te kunnen vergelijken worden op de verschillende onderdelen van de exploitatie en de ruimtelijke inpassing punten toegekend.

    • c.

      Bij de beoordeling van elke afzonderlijke ontwerp-aanvraag wordt de volgende waarderingssystematiek toegepast. De ontwerp-aanvraag exploitatievergunning en de ruimtelijke inpassing ordening worden voor elk van de in artikel 12.1 verplicht gestelde onderdelen (beoordelingscriteria) gewaardeerd op een schaal van 2 tot 10 punten. Daarbij wordt de volgende onderverdeling gemaakt:

      Punten Uitleg

      10 Dominant goed - maximaal denkbare meerwaarde

      8 Goed - aanzienlijke meerwaarde

      6 Neutraal - geen meerwaarde

      4 Ruim onvoldoende

      2 Dominant niet acceptabel - slecht

    • d.

      Bij een score van 4 of lager op één van de criteria wordt de ontwerp-aanvraag uitgesloten van verdere deelname.

    • e.

      Het aantal verkregen punten op de verschillende beoordelingscriteria leidt tot een totaalscore.

    • f.

      Per ronde van verdeling stelt het bevoegd gezag een rangorde op. De ontwerp-aanvraag met het hoogste puntenaantal (hoogste totaalscore) staat daarbij op de eerste plaats, de overige ontwerp-aanvragen naar gelang het aantal punten op de plaatsen daaropvolgend. Ontwerp-aanvragen eindigen bij een gelijke puntenscore op dezelfde plaats.

  • 3.

    Externe advisering

    Het bevoegd gezag kan zich in het kader van de vergelijkende toets voor één of meerdere deelaspecten laten adviseren door één of meer deskundigen.

     

  • 4.

    Interne advisering

    • a.

      Van de eindbeoordeling wordt ambtshalve een beoordelingsrapportage opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met eventueel uitgebrachte (externe) deskundigenadviezen.

    • b.

      Het bevoegd gezag beslist op voorstel van een ambtelijk advies.

    • c.

      Het ambtelijk advies kan, mits deugdelijk gemotiveerd, afwijken van een eventueel ingewonnen(extern) deskundigenadvies.

    • d.

      Elk uitgebracht advies of ambtelijk voorstel laat de discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag onverlet.

 

Artikel 13 Besluitvormingsfase

  • 1.

    Toekenning en verlening van exploitatievergunning

    • a.

      Op basis van de voorselectie middels de ontwerp-vergunningsaanvragen worden vergunningen toegekend aan die initiatieven die het hoogst staan op de rangorde in artikel 12.2, beginnend bij de nummer 1 in de rangorde, vervolgens de nummer 2 en zo verder, totdat het vergunningplafond van de betreffende ronde bereikt is. Het vergunningplafond in een ronde kan niet worden overschreden.

    • b.

      Indien op de laatste plaats van de rangorde voor het bereiken van het vergunningplafond twee of meer ontwerp-aanvragen zijn geëindigd, wordt door middel van loting de laatst toe te kennen vergunning binnen de ronde toegekend. De loting is openbaar voor de betrokken partijen en wordt uitgevoerd door een collegelid.

    • c.

      Binnen 6 maanden, na toekenning conform art 13.1 sub a, dient aanvrager gelijktijdig een ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning en exploitatievergunning te doen om het complex te kunnen realiseren. Indien dit niet gebeurt vervalt de, op basis van de positie in de rangorde in de voorselectie, verkregen toekenning van de exploitatievergunning.

    • d.

      Een toetsing in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) maakt onderdeel uit van de vergunningsaanvraagprocedure.

    • e.

      Het toekennen van een exploitatievergunning op basis van de voorselectie is geen garantie voor verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het aanvragen van een omgevingsvergunning is voor eigen rekening en risico van de aanvrager.

    • f.

      De exploitatievergunningen worden verleend aan de in 13.1 sub a benoemde initiatieven zodra de bestemming van de beoogde locatie de ontwikkeling in overeenstemming is met het beoogde gebruik.

    • g.

      Indien de genoemde bestemming van de beoogde locatie niet binnen 2 jaar na de ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning in overeenstemming is met het beoogde gebruik vervalt de, op basis van artikel 13.1 sub a, verkregen toekenning van de exploitatievergunning.

    • h.

      Indien de in artikel 13.1 sub g benoemde termijn wordt verstreken door omstandigheden buiten toedoen van de initiatiefnemer, zoals planologische proceduretijd, blijft verkregen toekenning van de exploitatievergunning van kracht.

    • i.

      In geval van het vervallen van een exploitatievergunning conform 13.1 sub c en sub g of bij tussentijds intrekken of anderszins beëindigen van een exploitatievergunning, wordt niet de volgende aanvrager in de rangorde benaderd, maar besluit het bevoegd gezag op dat moment of er basis is voor het uitschrijven van een nieuwe verdelingsronde waarvan de aantallen uit de vrijgevallen exploitatievergunning onderdeel uit maken.

  • 2.

    Werkingsduur

  • De te verlenen exploitatievergunning heeft een maximale werkingsduur (looptijd) van vijftien jaar. Deze termijn vangt aan op de datum dat het betreffende complex in gebruik genomen wordt door de eerste (inter)nationale werknemer.

 

Hoofdstuk 7. Overige zaken

Artikel 14 Belasting op verschaffen van nachtverblijf

  • 1.

    Het bieden van huisvesting voor (inter)nationale werknemers, die niet ingeschreven staan in de BRP, valt onder artikel 2 van de gemeentelijke Verordening toeristenbelasting.

  • 2.

    De exploitant van een complex is verplicht elk jaar aangifte toeristenbelasting te doen over het aantal overnachtingen dat heeft plaatsgevonden door personen die niet in de BRP staan ingeschreven.

 

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

 

Artikel 16 Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als “beleidsregels Huisvesting (inter)nationale werknemers Vlissingen 2019”.

 

Bijlage 1 begrenzing van de woonbuurten en bedrijventerreinen

 

 

Naar boven