Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Ridderkerk houdende regels omrent het toepassen van de Wet Bibob (Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2020 gemeente Ridderkerk)

Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk en de burgemeester van Ridderkerk ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op:

  • Het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluiten vast te stellen: de beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020 gemeente Ridderkerk.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Begripsomschrijvingen

1.1.1

De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn;

 

1.1.2

In de beleidslijn wordt verstaan onder:

  • a.

    rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Ridderkerk

  • b.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen;

  • c.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund en de onderaannemer.

  • d.

    APV: de algemene plaatselijke verordening van de gemeente Ridderkerk

  • e.

    AMvB: Algemene maatregel van bestuur;

  • f.

    f. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • g.

    RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

  • h.

    het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;

  • i.

    Bibob-toets: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan/de gemeente en/of het Bureau of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob.

  • j.

    Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 30, vijfde lid van de Wet Bibob.

  • k.

    Wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

1.2 Toepassing beleidsregel

Onderhavige beleidsregel geldt uitsluitend voor de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik van de beleidslijn

2.2 Bereik toepassing hoofdstukken 3 en 4

2.1.1

De Bibob-toets wordt in beginsel niet toegepast als de aanvraag afkomstig is van, of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie plaatsvindt met een:

  • -

    overheidsinstantie;

  • -

    semioverheidsinstantie;

  • -

    toegelaten woning(bouw)corporatie (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels en daartoe verstrekte vergunning);

  • -

    terrein beherende organisaties (zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten);

  • -

    door het college van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvrager of partij

  • -

    elders in deze beleidsregel of bijlage(n) genoemde specifieke uitgezonderde aanvrager of partij.

     

2.1.2

Het bestuursorgaan kan eveneens een Bibob-toets uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Hoofdstuk 3 Toepassing van de beleidslijn bij publiekrechtelijke beschikkingen: Nieuwe beschikkingen

3.1 Beschikkingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening

3.1.1

Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets uitvoeren bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (horecaexploitatievergunning)

  • b.

    artikel 3:4 van de APV (seksinrichting of escortbedrijf)

  • c.

    artikel 30b lid 1, onder c van de Wet op de Kansspelen en/of op grond van artikel 2.39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomaten)

  • d.

    artikel 2.72 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vuurwerk)

  • e.

    artikel 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementen) voor zover het een vechtsportgala, - wedstrijd of –demonstratie betreft (niet zijnde een evenement georganiseerd door/ aangesloten bij het NOC/NSF).

 

3.1.2

Naast de onder lid 1 sub e genoemde evenementen zal het bestuursorgaan de Bibob-toets uitvoeren bij evenementen als:

  • -

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Bureau en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

3.2 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob

3.2.1

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregel, zal het bestuursorgaan een Bibob-toets uitvoeren als:

  • -

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Bureau en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

3.3 Beschikkingen op grond van de Drank- en Horecawet

3.3.1

Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets uitvoeren bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • -

    artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecavergunning);

  • -

    para commerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid.

 

3.3.2

Het bestuursorgaan kan de Bibob toets uitvoeren bij een aanvraag voor de volgende beschikkingen op grond van de Drank- en Horecawet:

  • -

    een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet;

  • -

    een melding als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet;

  • -

    een aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval dat er sprake is van een para commerciële inrichting.

    • -

      als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • -

      als er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Bureau en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

3.4. Beschikkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bouwactiviteiten (Wabo)

3.4.1

Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal het bestuursorgaan de Bibob-toets uitvoeren indien één of meer van de volgende criteria op de aanvraag van toepassing is:

  • -

    De aanvraag heeft betrekking op een bouwsom hoger dan €500.000,-.

  • -

    De aanvraag heeft betrekking op één of meer van de volgende risicocategorieën:

    • -

      horecabedrijven;

    • -

      wellnessbranche (kapsalons, massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

    • -

      autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);

    • -

      bouwkundige splitsing van een pand/woning;

    • -

      - een andere risicocategorie die door het bestuursorgaan als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

 

3.4.2

Naast de onder 3.4.1 genoemde aanvragen zal het bestuursorgaan de Bibob-toets uitvoeren bij aanvragen als:

  • -

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Bureau en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

3.5 Beschikkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht milieuactiviteiten (Wabo)

Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets uitvoeren bij een aanvraag voor de volgende beschikkingen op grond van de Wabo:

  • -

    een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunningen Inrichtingen Wet Milieubeheer) en die behoort tot de afval- en/of vuurwerkbranche of

  • -

    een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo die betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij AMvB op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets)

  • -

    als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob

  • -

    als er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Bureau en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

3.5 Subsidies

Het bestuursorgaan kan de Bibob-toets uitvoeren bij een aanvraag op grond van de vigerende subsidieverordening Ridderkerk en de eventuele bijbehorende subsidieregelingen als

  • -

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Bureau en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

3.6 Reeds verleende beschikkingen

3.6.1

Ingeval van een reeds verleende beschikking kan het bestuursorgaan de Bibob-toets uitvoeren indien:

  • a.

    de reeds verleende beschikking betrekking heeft op een risicocategorie of risicogebied dat als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

  • b.

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • c.

    er bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

 

3.6.2

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren dan wel om de aanvullende gegevens te verstrekken, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Hoofdstuk 4 Privaatrechtelijke transacties

4.1 Toepassingsbereik bij aanbestedingen/ inkoop

4.1.1

De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Bibob-toets uitvoeren bij een aanvraag als bedoeld in het vigerende Inkoop- en Aanbestedingsbeleid Ridderkerk:

  • -

    bij een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet voor de overheidsopdrachten;

  • -

    die vallen binnen een krachtens artikel 5 Wet Bibob aangewezen sector;

  • -

    die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Ridderkerk voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen openbaar moeten worden aanbesteed;

 

4.1.2

Naast de in 4.1.1 benoemde aanvragen bij aanbestedingen/ inkoop, kan de rechtspersoon met een overheidstaak bij de overige aanbestedingen/ inkoop bij aanleiding een Bibob-toets uitvoeren als

  • -

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of van het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Bureau en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

4.2 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

4.2.1

Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

 

4.2.2

In de overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst kan worden overgegaan.

 

4.2.3

De rechtspersoon met een overheidstaak kan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij op grond van:

  • -

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    - vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip) vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de desbetreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

 

4.2.4

Indien is besloten tot uitvoering van een Bibob-toets neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit over het aangaan van een vastgoedtransactie totdat de Bibob-toets volledig is afgerond.

 

4.2.5

De rechtspersoon met een overheidstaak kan, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, een Bibob-toets starten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingsclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:

  • -

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners vanuit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

4.2.6

Omstandigheden die kunnen maken dat de rechtspersoon met een overheidstaak afziet van het uitvoeren van een Bibob-toets zijn onder meer:

  • a.

    De omstandigheid dat de vastgoedtransactie de aankoop van onroerende zaken door de gemeente betreft;

  • b.

    De omstandigheid dat de vastgoedtransactie wordt aangegaan met overheidsinstanties, semioverheidsinstanties, een op grond van artikel 70 Woningwet toegelaten woning(bouw)corporatie en/of door het college bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkenen.

4.2.7

Ingeval van een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 4.1 waarvan een of meer vastgoedtransacties deel uitmaken kan de gemeente een Bibob-toets uitvoeren indien aan één of meer van de in dit hoofdstuk (aanbestedingen en/of vastgoedtransactie) genoemde criteria is voldaan.

4.3 Toepassingsbereik bij verhuur van onroerend goed en verlenen van gebruiksrecht

4.3.1

Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2 zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verhuur van onroerend goed door de rechtspersoon met een overheidstaak danwel het verlenen van een gebruiksrecht, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets indien sprake is van verhuur in de risicocategorieën als bedoeld in artikel 3.4 lid 1 van deze beleidslijn.

 

4.3.2

Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2 kan de gemeente in huur- en verhuurovereenkomsten met betrekking tot een onroerende zaak een beëindigingsclausule opnemen als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob. De rechtspersoon met een overheidstaak zal zo nodig in plaats van instemming met een contractovername, een nieuwe huurovereenkomst sluiten met een opvolgende huurder zodat bedoelde beëindigingsclausule kan worden opgenomen.

 

4.4 Toepassingsbereik bij verkoop van vastgoed

4.4.1

Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2 zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verkoop van vastgoed door de rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

  • a.

    de hoogte van de aankoopsom/bieding ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van het vastgoedobject en/of;

  • b.

    er vragen bestaan over de financiering van de vastgoedtransactie en/of de contractspartij en/of;

  • c.

    verkoop van vastgoed dat betrekking heeft op een bedrijventerrein en/of

  • d.

    de partij die het vastgoedobject wil kopen beschikt over een snelgroeiend vastgoedportfolio en/of;

  • e.

    sprake is van verkoop van meerdere objecten en/of;

  • f.

    de partij die het vastgoedobject wil kopen recent is opgericht al dan niet met een opmerkelijke of verdachte exploitatie.

 

4.4.2

Voor alle inschrijvingen en tenders geldt dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. In aanvulling op deze bepaling zal de gemeente dit ook bij de inschrijvingen en tenders vermelden.

4.5. Toepassingsbereik bij verkoop van gronden

4.5.1

Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2, zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de uitgifte van grond door de rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets indien vragen bestaan over onder meer:

  • a.

    de hoogte van de aankoopsom/bieding ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van de grond en/of;

  • b.

    er vragen bestaan over de financiering van de vastgoedtransactie en/of de contractspartij en/of;

  • c.

    gronduitgifte dat betrekking heeft op een bedrijventerrein en/of;

  • d.

    de partij die de grond wil kopen recent is opgericht al dan niet met een opmerkelijke of verdachte exploitatie en/of;

  • e.

    sprake is van verkoop van meerdere grondstukken en/of;

  • f.

    gronduitgifte waaruit een omgevingsvergunning bouw volgt waaruit voldoende aannemelijk is dat zich één van de situaties zoals genoemd in artikel 5 lid 1 voordoet of zal gaan voordoen.

 

4.5.2

Omstandigheden die kunnen maken dat de gemeente afziet van uitvoeren van een Bibob-toets zijn de vastgoedtransacties die betrekking hebben op de uitgifte van grond:

  • a.

    aan particulieren ten behoeve van tuinuitbreidingen;

  • b.

    aan verenigingen van eigenaren voor het gebruik als groenvoorzieningen;

  • c.

    ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen voor het transport van gas, (afval-)water, elektra en datacommunicatie;

  • d.

    ten behoeve van de realisatie van kleinschalige voorzieningen, zoals transformatorhuisjes en zendmasten.

Hoofdstuk 5 Uitvoering

5.1 Onderzoek

Een toetsing aan de Wet Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Hierbij moet het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten.

Indien op grond van deze beleidslijn een Bibob-toets wordt uitgevoerd, zal betrokkene de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Deze formulieren zijn op grond van artikel 30, lid 5 bij ministeriële regeling vastgesteld. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan/rechtspersoon met een overheidstaak zijn genoemd.

 

Het onderzoek naar het zich voordoen van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit twee fases:

 

Fase 1: het eigen onderzoek

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • -

    open en gesloten bronnenonderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens etc.).

 

Fase 2: een adviesaanvraag bij het Bureau

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, gegadigde of wederpartij en/of daarmee in verband te brengen derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob.

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak de tip geeft of heeft gegeven om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen,

  • e.

    Het Bureau het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak desgevraagd bericht als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob.

5.2 Niet (volledig) invullen van Bibob-vragenformulieren dan wel het niet verstrekken van aanvullende gegevens

Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling stellen ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier of het niet verstrekken van aanvullende gegevens mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad het Bibob-vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen (artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht).

Ook ingeval van een (voorgenomen) privaatrechtelijke transactie kan het bestuursorgaan onderhandelingen afbreken ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier dan wel het niet verstrekken van aanvullende gegevens mits de (beoogde) contractpartij de gelegenheid heeft gehad het Bibob-vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen.

Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 30, derde lid van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan/rechtspersoon met een overheidstaak ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier dan wel het niet verstrekken van aanvullende gegevens, na mogelijkheid van herstel, een verleende beschikking intrekken, dan wel een privaatrechtelijke overeenkomst opschorten of ontbinden en/of een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie beëindigen (artikel 4 Wet Bibob).

 

5.3 Informatieplicht

5.3.1

Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak informeert betrokkenen schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet Bibob. Een afschrift van deze brief wordt toegevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

 

5.3.2

In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, een aanbesteding niet te gunnen dan wel de overeenkomst te ontbinden of geen vastgoedtransactie aan te gaan dan wel deze te beëindigen, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

5.4 Adviestermijn bij een beschikking

5.4.1

Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de Wet Bibob.

 

5.4.2.

Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet Bibob, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid van de wet.

 

5.4.3

Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

 

5.4.4

De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de Wet Bibob kan leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

5.5 Gevolgen van een Bibob-toets

5.5.1

Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan overgaan tot een negatief besluit op de aanvraag van een beschikking of de intrekking van een beschikking, dan wel het niet aangaan van een vastgoedtransactie of het beëindigen van een overeenkomst indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

 

5.5.2

Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen. Het voorgaande is ook van toepassing indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon voornemens is de beschikking in te trekken dan wel de overeenkomst te beëindigen.

 

5.5.3

Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar aan een beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. De rechtspersoon met een overheidstaak kan bij een mindere mate van gevaar extra voorwaarden opnemen in de overeenkomst die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

 

5.5.4

Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies conform artikel 29 van de Wet Bibob gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

6.1 Intrekking

De beleidsregels Wet Bibob gemeente Ridderkerk 2007 worden ingetrokken met ingang van het moment waarop deze beleidsregel in werking treedt.

6.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na bekendmaking.

6.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2020 gemeente Ridderkerk.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk op 21 april 2020,

de secretaris,

Dhr. H.W.J. Klaucke

de burgemeester,

Mw. A. Attema

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Ridderkerk op 21 april 2020,

de burgemeester,

Mw. A. Attema

Naar boven