Artikel I
A Artikel 1:1 komt als volgt te luiden:
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Aanvullend uitvoeringsplan: een uitvoeringsplan dat betrekking heeft op de verdeling van de extra gelden die beschikbaar zijn als gevolg van een verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:11 lid 1.
Adviescommissie: de adviescommissie die het college van burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen ingediend op grond van deze subsidieregeling.
Adviescommissie BrabantStad Cultuur: adviescommissie benoemd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant
ASV: Algemene Subsidieverordening Breda 2011 en de hierna volgende wijzigingen.
BrabantStad: Provincie Noord-Brabant met daarin in het bijzonder en niet beperkt tot gemeente Breda, gemeente Eindhoven, gemeente Helmond, gemeente ’s-Hertogenbosch en gemeente Tilburg.
Code Diversiteit en Inclusie: een gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren https://www.codeculturediversiteit.com
Fair Practice Code: een gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en de creatieve industrie https://www.fairpracticecode.nl
Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.
Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.
Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.
Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.
Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.
Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.
Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.
BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda zitting hebben.
Sociaalculturele accommodatie: een door het college als zodanig benoemde accommodatie.
Culturele organisatie: Een organisatie met een in de statuten verankerde professionele culturele doelstelling.
Culturele amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-beroepsmatige basis
Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).
Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.
Cultuurcoach: professionele culturele maker of (culturele) instelling die op professionele basis de verbinding tussen de cultuur- en onderwijssector legt ter bevordering van actieve cultuurparticipatie onder inwoners.
Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.
Professionele kunsten: werk dat primair gericht is op het vervaardigen, produceren van kunstproducten door kunstenaars die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd zijn in de professionele kunstpraktijk van tenminste Breda en BrabantStad.
Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.
Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.
Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid en deel is van een park of tuinaanleg behorend aan één eigenaar.
Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.
Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden, met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.
Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordelijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.
Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.
Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij onder andere de sportvrouw, -man, -ploeg en -talent van het jaar worden gekozen.
Thematafel: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan op één van de door het college aangewezen thema’s die staan benoemd in het beleidskader Kader Breda, samen doen 2021/2022.
Uitvoeringsplan: een door een thematafel opgesteld schriftelijk stuk dat een beschrijving geeft van de door de deelnemers aan de thematafel beoogde activiteiten en daarmee gemoeide bedragen die een bijdrage leveren aan de doelen en beoogde resultaten van het beleidskader Kader Breda, samen doen 2021/2022, voor de periode waar het beleidskader op ziet en met betrekking tot het voor de thematafel aangewezen thema.
Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.
Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.
Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.
Crowdfunden:“Het financieren van een project, initiatief of onderneming door middel van vele relatief lage donaties of investeringen van een (grote) groep mensen (de crowd), meestal via het internet”. Oftewel het financieren van een specifiek doel met een grote groep mensen om het doel mogelijk te maken. Meestal gebeurt dit op het internet via een crowdfunding platform.
B Hoofdstuk 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Hoofdstuk 2 Nadere regels voor het sociale domein.
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Artikel 2:1 Toepassingsbereik
- 1.
Onder ‘Beleidskader’ wordt in dit hoofdstuk verstaan: Kader Breda, samen doen 2021/2022.
- 2.
Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op een of meer van de thema’s die staan benoemd in het Beleidskader.
- 3.
Op aanvragen als bedoeld in het tweede lid is hoofdstuk 1 niet van toepassing, met uitzondering van artikel 1:1 en de overige bepalingen uit dat hoofdstuk die in dit hoofdstuk uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.
- 4.
Op aanvragen als bedoeld in het tweede lid is dit hoofdstuk niet van toepassing indien op de aanvraag specifieke nadere regels als bedoeld in hoofdstuk 3 en verder van toepassing zijn.
Artikel 2:2 soorten subsidie
- 1.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen basissubsidies en wijksubsidies.
- 2.
Basissubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de doelen en beoogde resultaten van een thema dat staat benoemd in het Beleidskader en voor zover die subsidies niet zijn aan te merken als wijksubsidies.
- 3.
Wijksubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten die de leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleren en bevorderen. Onder leefbaarheid wordt daarbij verstaan de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld met het oog op de thema’s die staan benoemd in het Beleidskader.
- 4.
Voor wat betreft de betaling en bevoorschotting van de in dit artikel bedoelde subsidies, is het bepaalde in artikel 1:8, tweede en derde lid, van toepassing.
Paragraaf 2.2 Basissubsidies
2.2.1 Aanvraag op basis van een uitvoeringsplan
Artikel 2:3 Thematafels
- 1.
Een ieder kan deelnemen aan een thematafel.
- 2.
Een thematafel wordt voorgezeten door een door het college aangewezen voorzitter. De voorzitter bevordert de naleving van de spelregels als bedoeld in het vierde lid.
- 3.
Een deelnemer die een activiteit in aanmerking wil laten komen voor opname in het uitvoeringsplan meldt die activiteit schriftelijk aan bij de thematafel uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin hij daarvoor subsidie wenst te ontvangen.
- 4.
Het college stelt met betrekking tot de thematafels spelregels vast. De spelregels hebben in ieder geval betrekking op de wijze van functioneren van de thematafel, de bevoegdheden van de voorzitter, de aanmelding als bedoeld in het derde lid, en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel.
- 5.
De spelregels worden bekend gemaakt in het gemeenteblad.
- 6.
Deelnemers aan de thematafel houden zich aan de spelregels.
Artikel 2:4 Criteria
- 1.
Het college kan een basissubsidie verstrekken voor een in het uitvoeringsplan opgenomen activiteit van een deelnemer aan de desbetreffende thematafel die deze deelnemer vermeldt in zijn aanvraag voor zover:
- a.
dat uitvoeringsplan voldoet aan de eisen zoals beschreven in hoofdstuk 4,5 en 6 van het Beleidskader; en
- b.
in het uitvoeringsplan het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, en de binnen dat plafond geoormerkte bedragen als bedoeld in artikel 2:10, derde lid, zijn geëerbiedigd.
- 2.
Het college beoordeelt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aan de hand van hoofdstuk 4, 5 en 6 van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader en beoordeelt zo nodig hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het eerste lid, alsmede tot aanvragen als bedoeld in artikel 2:6 eerste lid.
- 3.
De subsidie wordt om de 2 kalenderjaren verstrekt.
Artikel 2:5 procedure
- 1.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2:4 wordt uiterlijk ingediend op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
- 2.
Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.
- 3.
De aanvraag gaat vergezeld van het uitvoeringsplan waarop de aanvraag betrekking heeft. Artikel 3, derde lid onder a en b, ASV is niet van toepassing.
- 4.
Het college beslist binnen twee maanden na de uiterste indieningsdatum op de aanvraag. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 30 dagen verdagen.
Aanvraag los van het uitvoeringsplan
Artikel 2:6 Criteria
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:3 tot en met 2:5, kan het college een basissubsidie verstrekken op basis van een aanvraag die niet gebaseerd is op een uitvoeringsplan.
- 2.
Het college beoordeelt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aan de hand van hoofdstuk 4, 5 en 6 van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader en beoordeelt zo nodig hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het eerste lid, alsmede tot aanvragen als bedoeld in artikel 2:4 eerste lid.
- 3.
De honorering van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan ten koste gaan van honorering van andere aanvragen op grond van het eerste lid en artikel 2:4, eerste lid.
- 4.
Artikel 2:4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
- 5.
Het college verstrekt geen subsidie als bedoeld in het eerste lid aan een aanvrager die voor hetzelfde kalenderjaar en hetzelfde in het Beleidskader genoemde thema als waar de aanvraag betrekking op heeft, subsidie heeft aangevraagd als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid.
Artikel 2:7 Procedure
- 1.
Artikel 2:5, eerste, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid.
- 2.
Het college legt de aanvraag ter advisering voor aan de Adviescommissie ‘Breda Doet’.
- 3.
De commissie beoordeelt zo nodig hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid en artikel 2:4, eerste lid. In dat geval adviseert de commissie het college over de beslissing om de aanvraag al dan niet te honoreren alsmede of en in hoeverre dat ten koste dient te gaan van honorering van die andere aanvragen. De commissie neemt bij haar advies het subsidieplafond en de geoormerkte bedragen als bedoeld in artikel 2:10, eerste en derde lid in acht.
- 4.
De samenstelling en werkwijze van de adviescommissie zijn neergelegd in het ‘Reglement Adviescommissie Breda Doet’.
2.2.3 Aanvraag voor kleine initiatieven
Artikel 2:8 Criteria
- 1.
Het college kan anders dan bij wijze van jaarlijkse subsidie, basissubsidies van ten hoogste € 5.000,- verstrekken.
- 2.
Het college beoordeelt een aanvraag voor subsidie als bedoeld in het eerste lid aan de hand van paragraaf 4a van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader.
- 3.
Een aanvrager komt per kalenderjaar ten hoogste één keer in aanmerking voor subsidie als bedoeld in het eerste lid.
- 4.
Het college verleent geen subsidie als bedoeld in het eerste lid aan een aanvrager die in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft reeds subsidie heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:4, 2:6 of 2:11 dan wel daartoe een aanvraag heeft ingediend waarop het college nog niet heeft beslist.
Artikel 2:9 Procedure
- 1.
Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, kunnen het gehele jaar door worden ingediend.
- 2.
De beoordeling van aanvragen als bedoeld in het eerste lid geschiedt op volgorde van binnenkomst.
Subsidieplafonds
Artikel 2:10 Subsidieplafonds
- 1.
Het college stelt voor ieder in het Beleidskader genoemd thema een subsidieplafond vast voor subsidies als bedoeld in de artikelen 2:4, eerste lid en 2:6, eerste lid.
- 2.
Het college stelt voor ieder in het Beleidskader genoemd thema een subsidieplafond vast voor subsidies als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid.
- 3.
Bij de vaststelling van een subsidieplafond op grond van het eerste of tweede lid kan het college bepalen dat daarin opgenomen bedragen geoormerkt zijn voor specifieke activiteiten.
Artikel 2:11 Verhoging van het subsidieplafond bij tweejaarlijkse subsidies
- 1.
Als na indiening van subsidieaanvragen of nadat het college heeft besloten op ingediende subsidieaanvragen, het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, door het college wordt verhoogd, kunnen aanvullende subsidieaanvragen worden ingediend die betrekking hebben op de extra gelden.
- 2.
Artikel 2:10, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op een verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Het college bepaalt de termijn waarbinnen de aanvullende subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid moeten zijn ingediend.
- 4.
Bij verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid, kan een thematafel een aanvullend uitvoeringsplan opstellen. Artikel 2:3, derde lid, is niet van toepassing.
- 5.
Het college kan een basissubsidie verstrekken voor een in het aanvullend uitvoeringsplan opgenomen activiteit van een deelnemer aan de desbetreffende thematafel die deze deelnemer vermeldt in zijn aanvullende aanvraag voor zover:
- a.
dat aanvullend uitvoeringsplan voldoet aan de eisen zoals beschreven in paragrafen 4a en 4b van het Beleidskader; en
- b.
in het aanvullend uitvoeringsplan het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, en de binnen dat plafond geoormerkte bedragen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, zijn geëerbiedigd.
- 6.
Op een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid zijn artikel 2:4, tweede lid en artikel 2:5, tweede, derde lid en vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aanvraag vergezeld dient te gaan van het aanvullende uitvoeringsplan.
- 7.
Het college kan een basissubsidie verstrekken op basis van aanvraag die niet gebaseerd is op een aanvullend uitvoeringsplan.
- 8.
Op de aanvraag als bedoeld in het zevende lid zijn artikel 2:4, tweede lid, artikel 2:5, tweede lid en vierde lid, 2:6 tweede en derde lid en 2:7, tweede, derde lid en vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt beoordeeld hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het vijfde en zevende is van dit artikel en de honorering van de aanvraag ten koste kan gaan van de honorering van die aanvragen.
- 9.
Voor zover voor een aanvullende subsidieaanvraag vereiste gegevens reeds zijn verstrekt bij een eerdere aanvraag voor subsidie in hetzelfde kalenderjaar en onveranderd zijn gebleven, hoeven deze gegevens niet opnieuw te worden verstrekt.
Bijzondere en onvoorziene omstandigheden
Artikel 2:12 Bevoegdheden van het college
- 1.
Het college kan in bijzondere omstandigheden bepalen dat een door deelnemers van een thematafel als uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan aangemerkt document geen uitvoeringsplan is als bedoeld in artikel 1:1. Het college kan in ieder geval gebruik maken van deze bevoegdheid als artikel 2:3, zesde lid, niet is nageleefd of naar het oordeel van het college aannemelijk is dat het proces aan de thematafel niet op eerlijke wijze is verlopen.
- 2.
In gevallen waarin de Nadere regels niet voorzien beslist het college, onverminderd het bepaalde in de ASV.
C Hoofdstuk 5 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Hoofdstuk 5
Specifieke nadere regels Cultuur
Paragraaf 1
Algemene Bepalingen
Artikel 5:1
Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de Cultuurvisie 2019-2024 //In verband met Cultuur//, zoals vastgesteld door de raad op 12 september 2019 en de uitvoeringsprogramma’s 2019-2024 //in verband met Cultuur// zoals vastgesteld door het college van B&W op 17 december 2019.
Artikel 5:2
Voor wie
- 1.
Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor:
- a.
- b.
- c.
Culturele amateurkunstorganisaties;
- d.
Professioneel werkende individuele culturele makers/ initiatiefnemers.
- 2.
Subsidies worden alleen verstrekt voor zover de activiteiten overeenkomstig artikel 4:1 lid 4 sub a van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 zich richten op de gemeente Breda en aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente Breda.
- 3.
Subsidies worden aangevraagd met gebruikmaking van het daartoe vastgestelde aanvraagformulier, zie (www.breda.nl/subsidies)
Paragraaf 2
Culturele Basisstructuur
Artikel 5:3
Subsidies culturele basisstructuur Breda
- 1.
Een subsidie voor maximaal vier jaar voor de periode 2021-2024 kan worden verstrekt aan de volgende organisaties:
- a.
Een organisatie voor cultuureducatie/bibliotheken;
- b.
Een schouwburg/ filmhuis;
- c.
- d.
- e.
Bemiddelingsfunctie tussen onderwijs en culturele instellingen.
- 2.
Het college verstrekt per organisatie zoals opgenomen in het eerste lid van dit artikel ten hoogste aan één organisatie subsidie.
Artikel 5:4
Weigeringsgrond
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:3 geweigerd, indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:7, 5:12 of artikel 5:41 van deze nadere regels.
Artikel 5:5
Subsidievereisten
- 1.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
De subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda;
- b.
De subsidieaanvrager leeft de Governance Code Cultuur na;
- c.
De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:
- 1.
- 2.
Code Diversiteit en Inclusie
- d.
De subsidieaanvrager voert de activiteiten uit in de periode 2021 tot en met 2024;
- e.
De subsidieaanvraag omschrijft in ieder geval:
- 1.
Zakelijke kwaliteit blijkend uit Governance Code Cultuur, de bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting;
- 2.
Stedelijk belang blijkend uit de mate waarin de organisatie met haar activiteiten bijdraagt aan een evenwichtig cultureel aanbod in de gemeente Breda;
- 3.
De wijze waarop de subsidieaanvrager aanwezig is binnen het publieke domein;
- 4.
De wijze waarop de subsidieaanvrager invulling geeft aan cultuureducatie en/of cultuurparticipatie.
- 5.
De wijze waarop de subsidieaanvrager haar verbinding zoekt met en verantwoordelijkheid naar de (kleinere) culturele partners en makers neemt.
- 2.
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub a in aanmerking te komen, omvat de subsidieaanvraag in ieder geval een toelichting op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de kernfuncties van de organisatie die bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en verbetering van de maatschappelijke kansen van het algemene publiek binnen de gemeente Breda door:
- a.
Het op zodanige wijze ter beschikking stellen van kennis en informatie dat daarmee een zo breed mogelijk publiek bereikt wordt;
- b.
Het bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie door:
- 1.
de uitvoering van de wettelijke taken m.b.t. bibliotheken;
- 2.
de uitvoering van het programma “Tel mee met Taal”;
- 3.
het leveren van een bijdrage aan de strategische onderwijsagenda.
- c.
Het organiseren van ontmoeting en debat aansluitend op de kernfunctie.
- 3.
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub b, c en d in aanmerking te komen, omvat de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende functievereisten:
- a.
De subsidieaanvrager biedt een breed en divers aanbod aan met een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap en zeggingskracht van de organisatie/activiteiten;
- b.
De subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, passend bij de doelstellingen van de organisatie;
- c.
De subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop zij invulling geeft aan haar internationaliseringsprogramma wat een bijdrage levert aan de internationale profilering van Breda.
- 4.
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub e in aanmerking te komen, dient de subsidieaanvrager het samenbrengen van vraag en aanbod in de gemeente Breda te verzorgen op het gebied van culturele activiteiten tussen primair en voortgezet onderwijs enerzijds en culturele instellingen anderzijds.
Artikel 5:6
Subsidieplafond
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.
Paragraaf 3
Tweejarige subsidies
Artikel 5:7
Voor wie
Een subsidie voor maximaal twee jaar gedurende de periode 2021-2022 en de periode 2023-2024 kan worden aangevraagd door culturele organisaties en professionele kunsten.
Artikel 5:8
Weigeringsgrond
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:7 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:12 of artikel 5:41 van deze nadere regels.
Artikel 5:9
Subsidievereisten
- 1.
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:7 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
De subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda of werkt samen met een in de gemeente Breda gevestigde culturele organisatie;
- b.
De subsidieaanvrager leeft de Governance Code Cultuur na;
- c.
De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:
- 1.
- 2.
Code Diversiteit en Inclusie.
- d.
De subsidieaanvrager heeft een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie ingediend of gaat deze indienen bij een andere overheid/fonds, blijkende uit de begroting.
- e.
De activiteiten worden uitgevoerd in de perioden zoals genoemd in artikel 5:7.
- 2.
De subsidieaanvraag omschrijft in ieder geval:
- a.
De artistiek-inhoudelijke kwaliteit. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap en zeggingskracht van de organisatie/activiteiten;
- b.
De zakelijke kwaliteit. Dit betreft een toelichting op de wijze waarop de bedrijfsvoering, het omgevingsbewustzijn, het ondernemerschap en de haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting inzichtelijk worden gemaakt;
- c.
De publiekswerking. De mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep en de mate waarin er binding is met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor de duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep;
- d.
Het stedelijk en regionaal belang. De mate waarin activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur waaronder het publieke domein. De mate waarin de activiteiten wat betreft spreiding en inhoud in Breda een bijdrage levert aan het (boven)lokale, regionale of landelijke cultuuraanbod.
Artikel 5:10
Aanvraagtermijn
- 1.
Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:7 voor de eerste periode kunnen worden ingediend vanaf 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020.
- 2.
Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:7 voor de tweede periode kunnen worden ingediend vanaf 1 april 2022 tot en met 30 september 2022.
Artikel 5:11
Subsidieplafond en verdeelcriteria
- 1.
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.
- 2.
Indien de, voor 1 oktober direct voorafgaand aan de kalenderjaren waarop de subsidieverlening betrekking heeft, ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond genoemd in het eerste lid van dit artikel te boven gaat, maakt het college voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
- a.
de mate waarin de activiteiten een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap, te waarderen met maximaal 100 punten;
- b.
de mate waarin de activiteiten hoge zakelijke kwaliteit hebben, wat betreft omgevingsbewustzijn en ondernemerschap, te waarderen met maximaal 100 punten;
- c.
de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, te waarderen met maximaal 100 punten;
- d.
de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, wat betreft spreiding en inhoud in Breda en een bijdrage levert aan het bovenlokale, regionale of landelijke cultuuraanbod, te waarderen met maximaal 100 punten.
- 3.
Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
- 4.
Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
- 5.
Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
- 6.
De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.
- 7.
De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.
- 8.
De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt en komt het eerst in aanmerking voor subsidie.
Paragraaf 4
Eenjarige subsidies
Artikel 5:12
Voor wie
Een subsidie voor een jaar kan worden aangevraagd door culturele organisaties en professionele kunsten.
Artikel 5:13
Weigeringsgrond
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:12 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:7 of artikel 5:41 van deze nadere regels.
Artikel 5:14
Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:12 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
De activiteiten worden uitgevoerd in de gemeente Breda;
- b.
De subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda of werkt samen met een in de gemeente Breda gevestigde culturele organisatie;
- c.
Voldoende zakelijke kwaliteit. Dit betreft een toelichting op de bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting;
- d.
Voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit of een faciliterende bijdrage aan de culturele infrastructuur van Breda.
Artikel 5:15
Subsidieplafond
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze
Paragraaf 5
Basissubsidies Amateurkunst Breda
Artikel 5:16
Voor wie
Een subsidie amateurkunst Breda kan worden verstrekt aan culturele amateurkunstorganisaties of aan initiatieven op het gebied van amateurkunst. Het gaat daarbij om de volgende doelgroepen:
- 1.
Orkesten, koren en muziektheater;
- 2.
Instrumentale en vocale ensembles;
- 3.
- 4.
Beeldend en audiovisueel;
- 5.
Groepen voor overige activiteiten op het gebied van amateurkunst.
Artikel 5:17
Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:16 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
Een organisatie heeft een rechtsvorm zonder winstoogmerk (blijkende uit een inschrijving KVK);
- b.
Een organisatie is statutair gevestigd in de gemeente Breda;
- c.
Een organisatie is minimaal 2 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag actief op het gebied van amateurkunst, wat blijkt uit gegeven presentaties in de gemeente Breda;
- d.
De organisatie heeft niet-beroepsmatige kunstbeoefening tot doel hetgeen blijkt uit de statuten;
- e.
Er is sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding blijkende uit het CV van de artistiek leider;
- f.
Per categorie is een minimum aantal actieve leden vereist om voor subsidie in aanmerking te komen;
- 1.
Orkesten, koren en muziektheater: minimaal 20 actieve leden;
- 2.
Instrumentale en vocale ensembles: minimaal 10 actieve leden;
- 3.
Theater- en dansgroepen: minimaal 12 actieve leden;
- 4.
Beeldend en audiovisueel: minimaal 15 actieve leden;
- 5.
Groepen voor overige activiteiten op het gebied van amateurkunst: minimaal 12 actieve leden.
Artikel 5:18
Aanvraagtermijn
Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:16 kunnen worden ingediend overeenkomstig de aanvraagtermijn van jaarlijkse subsidies zoals deze in de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 is opgenomen.
Artikel 5:19
Hoogte van de subsidie
- 1.
De hoogte van de basissubsidie als bedoeld in artikel 5:16 bedraagt maximaal € 100,- per actief lid op 1 september voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
- 2.
De subsidie als genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt verstrekt tot een maximum van het tekort in de begroting van de subsidieaanvrager over het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar waarin de subsidieaanvraag voor het daaropvolgende jaar wordt ingediend.
Artikel 5:20
Subsidieplafond
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.
Paragraaf 6
Bijzondere projecten Amateurkunst Breda
Artikel 5:21
Voor wie
- 1.
Een projectsubsidie bijzondere projecten amateurkunst kan worden verstrekt aan rechtspersonen en natuurlijke personen die (in relatie tot de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd) een groep beoefenaars van amateurkunst vertegenwoordigen.
- 2.
De subsidie is bestemd voor unieke, vernieuwende kunstzinnige presentaties die door, voor of met amateurkunstenaars of vrijwilligers worden gerealiseerd.
Artikel 5:22
Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:21 geweigerd indien:
- a.
De activiteit primair een niet-culturele doelstelling heeft;
- b.
De activiteit gericht is op de viering van een jubileum overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 1 van deze nadere regels, tenzij het jubileum de aanleiding vormt tot het organiseren van de bijzondere activiteit;
- c.
Het de publicatie van boeken, catalogi, platen, cd’s en dergelijke betreft, die bedoeld zijn ter promotie van een of meerdere individuele kunstenaars en gezelschappen.
- d.
Indien de aanvraag op grond van de subsidievereisten in artikel 5:23 op minder dan 30 punten is gewaardeerd.
Artikel 5:23
Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:21 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan een of meer van de volgende vereisten:
- a.
De activiteit stimuleert actieve cultuurparticipatie, met name van die Bredanaars die hier nog niet of nauwelijks in participeren, waarbij het een voordeel is als er een nieuwe doelgroep wordt bereikt of betrokken wordt bij de uitvoering van de activiteit, te waarderen met maximaal 10 punten;
- b.
De activiteit streeft een duidelijk aantoonbaar, artistiek, maatschappelijk of stedelijk belang na, te waarderen met maximaal 10 punten;
- c.
De activiteit vindt op incidentele basis plaats, is er op gericht om publiek te bereiken en kent een toegankelijke presentatievorm, te waarderen met maximaal 10 punten;
- d.
De activiteit verbindt meerdere kunstdisciplines aan elkaar, te waarderen met maximaal 10 punten;
- e.
De activiteit bereikt jongeren, te waarderen met maximaal 10 punten;
- f.
De activiteit bevordert de dialoog tussen amateurkunst en professionele kunst, te waarderen met maximaal 10 punten.
- g.
De activiteit vindt plaats in de gemeente Breda;
- h.
De subsidieaanvrager/hoofdorganisator is gevestigd in de gemeente Breda.
Artikel 5:24
Aanvraagtermijn
- 1.
Aanvragen voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:21 kunnen worden ingediend voor:
- a.
1 maart voor activiteiten die tot en met augustus in datzelfde kalenderjaar plaatsvinden;
- b.
1 augustus voor activiteiten die tot en met 1 mei van het daaropvolgende kalenderjaar plaatsvinden.
- 2.
Aanvragen moeten minimaal 8 weken voor de uitvoering van de activiteit zijn ingediend.
Artikel 5:25
Subsidiehoogte
De hoogte van een subsidie als bedoeld in artikel 5:21 is het tekort in de begroting voor de betreffende activiteit én bedraagt maximaal € 5.000,-.
Artikel 5:26
Subsidieplafond
- 1.
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze;
- 2.
Per aanvraagtermijn zoals opgenomen in artikel 5:24 lid 1 is de helft van het jaarlijkse subsidieplafond zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel beschikbaar.
- 3.
Subsidieverstrekking vindt plaats op volgorde van ontvangst van volledige aanvragen totdat het voor de betreffende subsidietranche vastgestelde subsidieplafond is bereikt.
Paragraaf 7
Projectsubsidies
Artikel 5:27
Voor wat
- 1.
Een projectsubsidie kan worden verleend voor culturele activiteiten waarvan de presentatie duidelijk afgebakend is in tijd en omvang.
- 2.
Het betreft een subsidie voor activiteiten gericht op:
- a.
ontwikkeling, productie of presentatie van professionele kunsten, of;
- b.
- c.
- d.
- e.
- 3.
De projectsubsidie kan zowel voor nieuwe als terugkerende culturele activiteiten worden verleend.
Artikel 5:28
Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:27 geweigerd:
- a.
Indien de subsidieaanvrager een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:7, 5:12, 5:16, 5:21 of 5:41 van deze nadere regels.
- b.
Indien de activiteit niet binnen de gemeente Breda plaatsvindt;
- c.
Indien de subsidieaanvrager geen rechtspersoonlijkheid bezit, blijkende uit een inschrijving KVK.
- d.
Indien de behaalde score op basis van de subsidievereisten van artikel 5:29 lager is dan 20.
Artikel 5:29
Criteria
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:27 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
Het project stimuleert actieve cultuurparticipatie, met name van die Bredanaars die hier nog niet of nauwelijks in participeren, waarbij het een pré is als er een nieuwe doelgroep wordt bereikt of betrokken wordt bij de uitvoering van de activiteit, te waarderen met maximaal 10 punten;
- b.
Het project heeft voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit en streeft een duidelijk aantoonbaar, artistiek, maatschappelijk of stedelijk belang na. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap, zeggingskracht van het project. Tevens dient het een bijdrage te leveren aan een evenwichtig cultureel aanbod in de gemeente Breda, te waarderen met maximaal 10 punten
- c.
Het project levert een bijdrage aan het stimuleren van talentontwikkeling en/of deskundigheidsbevordering in de sector, te waarderen met maximaal 10 punten;
- d.
Het project heeft voldoende publiekswerking, blijkende uit de bediening van en binding met het bestaande publiek alsmede de visie op en investeringen in een duurzame opbouw van nieuw publiek, passend bij de doelstelling van het project, te waarderen met maximaal 10 punten;
- e.
Het project heeft voldoende zakelijke kwaliteit. Dit betreft bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting.
- f.
De subsidieaanvrager leeft de Governance Code Cultuur na;
- g.
De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:
- 1.
- 2.
Code Culturele Diversiteit;
- h.
De subsidieaanvrager heeft een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie ingediend of gaat deze indienen bij een andere overheid/fonds, blijkende uit de begroting.
- i.
De subsidieaanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk;
Artikel 5:30
Aanvraagtermijnen
- 1.
Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:27 kunnen het gehele jaar worden ingediend, maar moeten wel minimaal dertien weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend.
- 2.
Subsidieaanvragen voor projecten die worden uitgevoerd in het daaropvolgende kalenderjaar kunnen vanaf 1 oktober het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het project wordt uitgevoerd, worden ingediend.
Artikel 5:31
Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 5:27 is maximaal 50% van de projectbegroting én bedraagt maximaal € 20.000,-.
Artikel 5:32
Subsidieplafond
- 1.
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze
- 2.
Subsidieverstrekking vindt plaats op volgorde van ontvangst van volledige aanvragen totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.
Paragraaf 8
Makersregeling
Artikel 5:33
Voor wie
Een subsidie op grond van de makersregeling betreft een projectsubsidie en kan worden verleend aan professionele makers (individueel of een collectief van makers) met een thuisbasis in de gemeente Breda, die zich artistiek en/of zakelijk willen ontwikkelen binnen hun beroepspraktijk en hun ambities willen verwezenlijken.
Deze projectsubsidie staat open voor alle kunstdisciplines, interdisciplinaire projecten en crossovers.
Artikel 5:34
Weigeringsgrond
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:33 geweigerd indien een maker een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:27 van deze nadere regels.
Artikel 5:35
Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:33 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
De subsidieaanvrager heeft zijn thuisbasis in de gemeente Breda;
- b.
De activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd vindt plaats binnen 12 maanden nadat een beslissing op de subsidieaanvraag is genomen.
- c.
Uit de aanvraag blijkt voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager en activiteit;
- d.
Uit de aanvraag blijkt, ingeval van een individuele maker, dat de subsidie een impuls geeft aan de professionele loopbaan van de subsidieaanvrager;
- e.
Uit de aanvraag blijkt voldoende zakelijke kwaliteit wat betreft financiële haalbaarheid en ondernemerschap;
- f.
Uit de aanvraag blijkt een reflectie op de wijze waarop de activiteit bij kan dragen aan een verbetering van de positionering van de subsidieaanvrager als maker in de gemeente Breda.
Artikel 5:36
Bij aanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op het gestelde in artikel 3:2 van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 dient een aanvraag op grond van deze paragraaf tevens voorzien te zijn van een CV van de maker(s) waaruit de reeds opgedane ervaringen binnen de artistieke loopbaan blijken.
Artikel 5:37
Aanvraagtermijnen
Aanvragen voor een subsidie kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken voor aanvang van de werkzaamheden worden ingediend.
Artikel 5:38
Subsidiehoogte
- 1.
De hoogte van een subsidie als bedoeld in artikel 5:33 is het tekort in de begroting van het project en bedraagt maximaal € 5.000,- voor een individuele maker.
- 2.
Voor zover er sprake is van een collectief kan een individuele maker een aanvraag indienen voor een gezamenlijk project. Per individuele maker geldt een maximum van € 5.000,- waarbij per project een maximum geldt van € 15.000,- ongeacht het aantal individuele makers wat in het project samenwerkt.
Artikel 5:39
Subsidieplafond
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze
Paragraaf 9
Specifieke nadere regels Professionele Kunsten 2021-2024 Breda
–
Brabantstad
Artikel 5:40
Doelgroep en doel
Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen die als doel hebben: Het stimuleren van culturele activiteiten van professionele productie-, presentatie-en ontwikkelingsinstellingen met een bovenlokale impact.
Artikel 5:41
Wat
Subsidie kan worden verstrekt voor:
- a.
Activiteiten gericht op de volgende functies:
- 1.
het verzorgen van repertoire van podiumkunsten voor de jeugd tot 18 jaar;
- 2.
het presenteren van hedendaagse beeldende kunst in een internationale context;
- b.
Overige activiteiten gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten.
Artikel 5:42
Criteria
- 1.
Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet worden voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
De activiteiten worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant en Breda;
- b.
De subsidieaanvrager is gevestigd in Breda en op het gebied van professionele kunsten een:
- c.
De activiteiten zijn gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten;
- d.
De subsidieaanvrager is een instelling met
- 1.
hoge artistieke-inhoudelijke kwaliteit, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap;
- 2.
hoge zakelijke kwaliteit blijkend uit de bedrijfsvoering en haalbaarheid van de activiteiten;
- 3.
ten minste een bovenlokale functie;
- 4.
een missie en visie op haar rol in de Brabantse culturele infrastructuur;
- e.
De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:
- 1.
- 2.
- 3.
Code Culturele Diversiteit;
- f.
De activiteiten zijn gericht op publiekswerking of een specifieke doelgroep en monitoring daarvan, blijkend uit een communicatiestrategie;
- g.
De activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;
- h.
De subsidieaanvrager overlegt een activiteitenplan, waarin in ieder geval is opgenomen:
- 1.
op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;
- 2.
een sluitende en realistische begroting.
- 2.
Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 5:41 onder a, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
de subsidieaanvrager voert een beleid dat talentontwikkeling bevordert;
- b.
de subsidieaanvrager voert een beleid dat cultuureducatie bevordert;
- c.
de subsidieaanvrager heeft een subsidieaanvraag ingediend voor een van de functies genoemd in artikelen 3.24 of 3.31 van de: ’Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024’ van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, blijkend uit een kopie van de ontvangstbevestiging.
- 3.
Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 5:41 onder b, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvrager een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie heeft ingediend of gaat indienen bij een andere overheid, blijkend uit de begroting.
Artikel 5:43
Procedure
- 1.
Aanvragen voor een subsidiebijdrage op grond van deze paragraaf worden ingediend in de periode van 1 december 2019 tot 1 februari 2020.
- 2.
Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgesteld formulier.
- 3.
De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41 onder a sub 1 bedraagt maximaal € 160.000,- per jaar.
- 4.
De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41 onder a sub 2 bedraagt maximaal € 200.000,- per jaar.
- 5.
De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41 onder b bedraagt maximaal € 200.000,- per jaar.
- 6.
Het subsidieplafond voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41:
- 1.
sub a: bedraagt € 160.000,- per jaar
- 2.
sub b: bedraagt € 750.000,- per jaar
Artikel 5:44
Verdeelcriteria
- 1.
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 5:43 te boven gaan, maakt het college voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
- a.
de mate waarin de activiteiten een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap, te waarderen met maximaal 100 punten;
- b.
de mate waarin de activiteiten hoge zakelijke kwaliteit hebben, wat betreft omgevingsbewustzijn en ondernemerschap, te waarderen met maximaal 100 punten;
- c.
de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, te waarderen met maximaal 100 punten;
- d.
de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, wat betreft spreiding en inhoud in Brabant en bijdrage aan het bovenlokale, regionale of landelijke cultuuraanbod, te waarderen met maximaal 100 punten.
- 2.
Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
- 3.
Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
- 4.
Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
- 5.
De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.
- 6.
De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.
- 7.
De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.
- 8.
De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.
- 9.
Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.
Artikel 5:45
Externe adviescommissie
Het college legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 5:41 voor advies over artikel 5:42 en artikel 5:44 voor aan een door het college aan te wijzen externe adviescommissie
Artikel 5:46
Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen
- a.
De subsidieontvanger past de volgende code toe:
- 1.
Governance Code Cultuur; en hij/zij beschrijft hoe de volgende codes worden onderschreven:
- 2.
- 3.
Code Culturele Diversiteit;
- b.
De activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;
- c.
De subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de activiteiten;
- d.
Bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, bestaande uit jaarverslag en de jaarrekening;
- e.
Bij subsidies van € 125.000,- en hoger is een accountantsverklaring vereist;
- f.
De subsidieontvanger overlegt jaarlijks vóór 1 juli een voortgangsverslag over het voortgaand kalenderjaar, met ingang van 2022;
- g.
De subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan het college;
- h.
De subsidieontvanger verleent medewerking aan een gesprek over de voortgang van de activiteiten
Artikel 5:47
Prestatieverantwoording
- 1.
Bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bepalingen over verantwoording zoals opgenomen in de ASV van de gemeente Breda.
- 2.
Bij subsidies van € 125.000,- en hoger toont de subsidieontvanger bij aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan van de volgende bewijsstukken:
Paragraaf 10
Fonds Cultuur en Cultureel erfgoed 2020
Artikel 5:48
Voor wie
Een subsidie uit het fonds Cultuur en Cultureel erfgoed is bestemd voor de daadwerkelijke kosten van incidentele cultuurprojecten
Artikel 5:49
Criteria
- 1.
De projecten moeten voldoen aan één of meer van de volgende doelstellingen:
- a.
Het vergroten van de cultuurparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren;
- b.
Het vergroten van het aanbod van artistieke (top) kwaliteit;
- c.
Het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda;
- d.
Het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering in de sector;
- e.
Het verbinden van cultuur met andere sectoren;
- 2.
én daarnaast moeten de projecten voldoen aan de volgende criteria:
- a.
Tenminste 50% van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen zoals landelijke en/of provinciale fondsen;
- b.
De aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk.
Artikel 5:50
Procedure
- 1.
Aanvragen voor een project subsidiebijdrage kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal dertien weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend.
- 2.
De aanvragen worden periodiek beoordeeld door de adviescommissie Cultuur en Cultureel erfgoed.
- 3.
De maximale bijdrage voor een project subsidiebijdrage op grond van de criteria van deze paragraaf bedraagt maximaal € 20.000,- per jaar.
Paragraaf 11
Makersregeling
2020
Artikel 5:51
Definities
Deze regeling steunt professionele culturele makers of collectieven bij de ontwikkeling van hun beroepspraktijk. De makersregeling 2020 staat open voor alle kunstdisciplines, interdisciplinaire projecten en crossovers.
Artikel 5:52
Voor wie
Subsidies als bedoeld in deze paragraaf kunnen worden aangevraagd door professionele makers die vanuit een artistieke invalshoek een project realiseren in Breda in samenwerking met een culturele instelling, initiatief, vereniging en/of amateurs.
Artikel 5:53
Wat
Subsidies als bedoeld in deze paragraaf worden verstrekt om het culturele makers- en productieklimaat van Breda te stimuleren. Hiervoor dient de maker:
- a.
Zich te richten op talent, experiment, vernieuwing en actualiteit;
- b.
Zich te richten op nieuwe culturele projecten met een beperkte financiële omvang en uitvoering/presentatie in 2020.
Artikel 5:54
Criteria
Om in aanmerking te komen voor subsidie als bedoeld in deze paragraaf dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:
- a.
Tenminste 10% van de begroting is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;
- b.
De artistieke kwaliteit binnen het project is geborgd;
- c.
De zakelijke kwaliteit binnen het project is geborgd;
- d.
Het project draagt bij aan de pluriformiteit van kunst en cultuur binnen de gemeente Breda.
Artikel 5:55
Procedure
- 1.
Aanvragen kunnen het gehele jaar 2020 worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken vóór aanvang van het project worden ingediend.
- 2.
Een subsidie makersregeling 2020 bedraagt maximaal € 5.000,-.
- 3.
Het subsidieplafond 2020 voor de makersregeling 2020 bedraagt € 112.500,-.
D Hoofdstuk 16 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:
Hoofdstuk 16 Specifieke nadere regels kinderopvang en voorschoolse educatie
Artikel 16:1
Begripsbepalingen
College:
Het college van burgemeester en wethouders gemeente Breda
Doelgroepkind:
Peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar, met een VE-indicatie.
Gastouderopvang:
Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang
VE-indicatie:
Een door het consultatiebureau van de Jeugdgezondheidszorg afgegeven verklaring dat de afgesproken criteria voor deelname aan VVE van toepassing zijn, die afname van 16 uur VVE rechtvaardigt
Jeugdgezondheidszorg (JGZ):
De publieke gezondheidszorg, waarbij een landelijk preventief gezondheidszorgpakket actief wordt aangeboden aan alle jeugdigen tot 18 jaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet publieke gezondheid. De JGZ is verantwoordelijk voor het vaststellen of een kind binnen de doelgroep voor het VE- aanbod valt en de toeleiding naar een VE-locatie.
Kinderopvang:
Kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang
Kinderopvangtoeslag (KOT):
Een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;
Kindplaats
Een gesubsidieerde opvangplaats op een kinderopvang of bij gastouderopvang.
Landelijk Register Kinderopvang (LRK):
Het register bedoeld in artikel 1.47b Wet kinderopvang
Normtarief:
Het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort
Ouder(s):
De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft
Ouderbijdragetabel:
Een jaarlijks opgestelde adviestabel van de VNG, op basis van toeslagen van de Belastingsdienst, over de hoogte van de eigen bijdrage voor ouders per uur, per inkomenscategorie.
Peuterregeling:
De peuterregeling, voorheen Kostwinnersregeling, is een tegemoetkoming van gemeente Breda in de kosten voor de kinderopvang voor kinderen in de leeftijd van 2.5 tot 4 jaar, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Regeling Sociaal-Medische Indicatie (SMI):
De regeling op basis van een Sociaal-Medische Indicatie is een maatwerkregeling bedoeld om ouders tijdelijk te ontlasten die om sociaal-medische redenen niet de volledige zorg voor hun kind(eren) in de leeftijd van 0 tot 12 jaar kunnen dragen. SMI is een tijdelijke regeling (maximaal 6 maanden).
SMI-indicatie:
Een door een jeugdprofessional afgegeven verklaring gebruik van de regeling SMI rechtvaardigt voor een specifiek gezin. Er is geen voorliggende regeling die ingezet kan worden, zoals KOT, VE, de peuterregeling of opvang binnen het eigen netwerk. Onderdeel van de indicatie is een plan van aanpak waarin is beschreven wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen, waardoor de regeling SMI niet meer nodig is.
Toetsingsinkomen:
Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het inkomen dat meetelt voor het bepalen van de hoogte van toeslag, in dit geval de hoogte van de ouderbijdrage.
Voorschoolse educatie (VE):
Uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten. Het programma is gericht op kinderen die op basis van omschreven criteria meer risico hebben op een onderwijsachterstand.
Artikel 16:2
Beleid
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de “Strategische Onderwijsagenda Breda 2019/2020 – 2023/2024” en ‘Kader Breda Doet, Samen Doen 2021-2022’’
Artikel 16:3
Doel van subsidieregeling
Het doel van de subsidieregeling is het bieden van gelijke en optimale ontwikkelkansen voor alle Bredase kinderen door het subsidiëren van aanbod kinderopvang, en daar waar nodig een extra kwalitatief hoogwaardig programma van Voorschoolse Educatie (VE) voor kinderen die risico lopen op een onderwijsachterstand.
Artikel 16:4
Aanvrager
Subsidie kan enkel worden aangevraagd door een aanbieder van kinderopvang of gastouderopvang geregistreerd in het LRK en gevestigd in gemeente Breda.
Artikel 16:5
Doelgroepen
- 1.
Subsidie is beschikbaar voor de volgende doelgroepen:
- a.
Doelgroepkinderen die een VE kindplaats bezetten, en waarvan ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;
- b.
Doelgroepkinderen die een VE kindplaats bezetten, en waarvan ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;
- c.
(Doelgroep)kinderen die een reguliere kindplaats bezetten, en waarvan ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;
- d.
Kinderen die een reguliere kindplaats bezetten, en waarvan ouders aantoonbaar een SMI-indicatie hebben, en geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Artikel
16:6
Voorschoolse educatie
- 1.
Subsidie kan worden versterkt voor Voorschoolse Educatie (VE); Het uitvoeren van VE aan Bredase Doelgroepkinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar voor tenminste 3 dagdelen en tenminste 16 uren per week, op tenminste 3 verschillende dagen per week, voor maximaal 40 weken per jaar, en de aanvullende activiteiten en materialen die door het Rijk verplicht zijn gesteld ten behoeve van de kwaliteit van de VE.
- 2.
De VE-uurprijs wordt bepaald door het Normtarief en een extra subsidie voor het uitvoeren van VE minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage al bedoeld in artikel 9. Jaarlijks stelt het college de VE-uurprijs vast. De hoogte van de subsidie aan de aanbieder wordt als volgt berekend:
- a.
Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag een vergoeding over de eerste 8 uur ter hoogte van het verschil in uurprijs tussen het Normtarief en de VE-uurprijs gesubsidieerd. Voor de tweede 8 uur wordt de VE-uurprijs volledig gesubsidieerd door het college voor Doelgroepkinderen.
- b.
Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt voor de eerste 8 uur dat de VE-uurprijs wordt gesubsidieerd minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het Normtarief, zoals bedoeld in artikel 9 Voor de tweede 8 uur wordt de VE-uurprijs volledig gesubsidieerd door het college voor Doelgroepkinderen.
- 3.
Het college kan een subsidie verlenen tot maximaal 5.000,- euro voor eventuele opleidingskosten en benodigdheden om de ruimte in te richten, wanneer een aanbieder start met het aanbieden van VE of wanneer een aanbieder moet uitbreiden met een nieuwe locatie. De hoogte van de verleende subsidie is afhankelijk van het aantal VE-kindplaatsen op de betreffende locatie. Het college subsidieert enkel datgene wat nodig is om te voldoen aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
- 4.
Om voor subsidie voor een kindplaats VE in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
De aanvrager van een subsidie voor voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen van artikel 1.50.b van de Wet kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en aan de Regeling wet kinderopvang ;
- b.
De opvang vindt plaats in een LRK-geregistreerde kinderopvang, niet zijnde gastouderopvang, geregistreerd als VE-voorziening;
- c.
De subsidie voor een kindplaats VE mag alleen worden ingezet voor kinderen met een VE-indicatie, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid onder a en b van deze regeling.
Artikel 16:7
Peuterregeling
- 1.
Subsidie kan worden verstrekt voor de Peuterregeling; het aanbieden van een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang voor ouders die geen recht hebben op KOT, en die geen recht hebben op VE voor Bredase kinderen in de leeftijd van 2.5 tot 4 jaar voor maximaal 8 uur per week, voor maximaal 40 weken per jaar.
- 2.
De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het Normtarief voor maximaal 8 uur kinderopvang per week minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage als bedoeld in artikel 9.
- 3.
Om voor subsidie voor een kindplaats Peuterregeling in aanmerking te komen moet de opvang plaatsvinden in een LRK-geregistreerde kinderopvang, niet zijnde gastouderopvang.
Artikel 16:8
Sociaal-Medische Indicatie
- 1.
Subsidie kan worden verstrekt voor het aanbieden van kinderopvang aan kinderen van ouders, die om sociaal-medisch redenen een aantal uren per week ontlast dienen te worden van de zorg van hun kinderen. Artikel 5, eerste lid onder d is onverkort van toepassing.
- 2.
De subsidie kan voor maximaal 26 weken per kalenderjaar en voor maximaal 160 uur kinderopvang per maand worden verstrekt.
- 3.
Om voor subsidie voor een kindplaats in aanmerking te komen moet de opvang plaatsvinden in een LRK-geregistreerde voorziening voor kinderopvang en gastouderopvang.
Artikel 16:9
Ouderbijdrage
- 1.
De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de aanbieder bepaald op basis van het verwachte Toetsingsinkomen over het betreffende jaar. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring.
- 2.
Na bepaling van het verwachte toetsingsinkomen van het betreffende jaar stelt de aanbieder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de Ouderbijdragetabel.
- 3.
Voor het gebruik maken van de regeling VE betaalt een ouder:
- a.
Zonder recht op kinderopvangtoeslag: voor de eerste 8 uur een inkomensafhankelijke bijdrage aan de hand van de Ouderbijdragetabel, plus het verschil tussen de vraagprijs van de aanbieder en het in dat jaar geldende normtarief. De tweede 8 uur zijn gratis voor Doelgroepkinderen.
- b.
Met recht op kinderopvangtoeslag: de eerste 8 uur betalen ouders zelf conform de vraagprijs van de voorziening. De tweede 8 uur zijn gratis voor Doelgroepkinderen.
- 4.
Voor de Peuterregeling betaalt een ouder de inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan de hand van de Ouderbijdragetabel plus het verschil tussen de vraagprijs van de aanbieder en het in dat jaar geldende Normtarief
- 5.
Voor de regeling SMI betaalt een ouder de inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan de hand van de Ouderbijdragetabel plus het verschil tussen de vraagprijs van de aanbieder en het in dat jaar geldende Normtarief
Artikel 16:10
Verantwoording
- 1.
De aanbieder levert jaarlijks vóór 1 juli en met de verantwoording (zoals bedoelt hoofdstuk 7 van de Algemene subsidieverordening Breda 2017) de volgende gegevens aan:
- a.
Naam, adres, LRK-registratie van de voorziening;
- b.
De verantwoording bevat per opvanglocatie de volgende gegevens:
- i.
het aantal kindplaatsen per het type regeling (en in het geval van VE het aantal ouders met en zonder recht op KOT);
- ii.
het aantal afgenomen uren kinderopvang;
- iii.
hoogte van de besteding van de subsidie;
- 2.
Het college kan bij de aanbieder nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is de aanbieder verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:
- e.
Inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen;
- f.
Verklaringen dat ouders gedurende het subsidietijdvak geen aanspraak konden maken van een voorliggende voorziening, zoals KOT;
- g.
Plaatsingsovereenkomst kind waaruit aantal uren, soort kindplaats, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;
- h.
VE-indicaties voor plaatsingen van doelgroepkinderen
- i.
SMI-indicaties voor plaatsingen reguliere kinderen die gebruik maken van de SMI.
- 3.
De subsidie voor de VE, de Peuterregeling en de regeling SMI wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijke aantal afgenomen uren kinderopvang in het betreffende subsidietijdvak en het daarvoor geldende tarief, met aftrek van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage.
Artikel 16:11
Verplichting van de
subsidie-ontvanger
De aanbieder van kinderopvang of het gastouderopvang is verplicht met de ouder van een te plaatsen kind een plaatsingscontract te sluiten.
Artikel 16:12
Nieuwe feiten en omstandigheden
De aanbieder van kinderopvang doet op verzoek van het college en onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat deze aanleiding kunnen geven tot heroverweging van het besluit tot het verlenen van subsidie.
Artikel 16:13
Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager of de betreffende ouder afwijken van de bepalingen van deze subsidieregeling indien toepassing van de subsidieregeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.