Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Roosendaal;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 2020;

 

Gezien het advies van de Commissie van 18 juni 2020;

 

  • -

    gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

BESLUIT

Vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

 

 

Artikel I:

 

Artikel 1:1 (artikel I, onderdeel A, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994; 

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; 

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Roosendaal; 

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders; 

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet; 

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; 

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; 

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties; 

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht; 

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994; 

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; 

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Roosendaal; 

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders; 

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet; 

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; 

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; 

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties; 

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht; 

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2 (artikel I, onderdeel B, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 2. Openbare orde

 

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1, (artikel I, onderdeel C, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden

 

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2, (artikel I, onderdeel D, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 2. Betoging

 

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 3, (artikel I, onderdeel E, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken

 

 

 

Artikel 2:6 (artikel I, onderdeel F, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:6 Beperking van verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

2. Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3. Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

2. Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3. Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4, (artikel I, onderdeel G, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Afdeling 4. Vertoningen op de weg

 

 

 

 

 

Artikel 2:9 (artikel I, onderdeel H, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:9 Straatartiest en dergelijke

1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

2. De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.

2. De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5, (artikel I, onderdeel I, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 5 . Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

 

 

Artikel 2:10 (artikel I, onderdeel J, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

3.

f. nader door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg en openbare plaats

3.

f. plaatsing laadpalen en andere infrastructuur voor elektrische motorvoertuigen op openbare plaatsen.

g. nader door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen

 

 

 

Artikel 2:11 (artikel I, onderdeel K, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening wegen Noord-Brabant 2010, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren.

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening wegen Noord-Brabant 2010, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren.

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

 

Artikel 2:12 (artikel I, onderdeel L, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Maken , veranderen van een uitweg

 

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6, (artikel I, onderdeel M, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 6. Veiligheid op de weg

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 7, (artikel I, onderdeel N, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 7 . Evenementen

 

Afdeling 3. Evenementen

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8, (artikel I, onderdeel O, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 8 . Toezicht op openbare inrichtingen

 

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

 

 

Artikel 2:24 (artikel I, onderdeel P, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

 

4. Onder evenementenkalender wordt in deze afdeling verstaan een door het college vast te stellen lijst met evenementen die van 1 april tot 31 maart van het daaropvolgende jaar in aanmerking komen voor een evenementenvergunning.

 

 

 

Artikel 2:24a (artikel I, onderdeel Q, van het wijzigingsbesluit) wordt toegevoegd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:24a Evenementenkalender

Het college is bevoegd tot het vaststellen van het evenementenkalender.

 

 

 

Artikel 2:25 (artikel I, onderdeel R, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op een evenement dat plaatsvindt in een door de burgemeester aangewezen gebied.

9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als de organisator van een evenement als bedoeld in artikel 2:25 lid 2 sub i van slecht levensgedrag is.

 

2.a. De burgemeester stelt de vergunningaanvraag buiten behandeling indien het evenement waarvoor de vergunning wordt aangevraagd niet is opgenomen op de evenementenkalender welke is vastgesteld voor het jaar waarin het evenement, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, plaats zal vinden.

 

b. Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 tweede lid, kan de burgemeester een vergunning ook geheel of gedeeltelijk weigeren, intrekken of wijzigen, indien naar zijn oordeel:

een aanvraag voor een nieuw of gewijzigd evenement minder dan veertien weken voor de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

dit noodzakelijk is voor de openbare orde en veiligheid of de bescherming van het woon-en leefklimaat in de omgeving van het evenement;

de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen niet kan worden gewaarborgd;

de zedelijkheid of gezondheid van bezoekers niet kan worden gewaarborgd;

het gelet op een gebeurtenis van nationale omvang op de dag van het evenement of daags voor het evenement met een dusdanig effect op het gemeenschapsleven niet wenselijk is dat de activiteiten worden verricht of voortgezet;

de bescherming van een krachtens de Gemeentewet ingestelde markt nodig is;

de ter handhaving van de openbare orde en veiligheid noodzakelijke politie-en betreffende hulpverleningscapaciteit een onevenredig beroep op de beschikbare bezetting doet;

tegen de organisator in de afgelopen drie jaar een bestuurlijke sanctie is genomen;

de aangevraagde tijd en locatie reeds bezet of gereserveerd is voor een andere activiteit op of aan de weg of het openbare water;

dit noodzakelijk is ter bescherming van gemeentelijke dan wel particuliere eigendommen, groenvoorzieningen of voorzieningen van openbaar nut;

de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement;

de organisator onder curatele staat;

de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

 

3. j. er geen ander evenement in de nabijheid plaatsvindt.

 

7. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op een evenement dat plaatsvindt in een door de burgemeester aangewezen gebied.

9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als de organisator van een evenement als bedoeld in artikel 2:25 lid 3 sub i van slecht levensgedrag is.

 

 

 

 

Artikel 2:27 (artikel I, onderdeel S, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:27 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

 

Artikel 2:27 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

3. Onder leidinggevende wordt verstaan:

de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt geëxploiteerd;

de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin de openbare inrichting wordt geëxploiteerd;

de natuurlijke persoon, die onmiddellijk leiding geeft aan de exploitatie van een openbare inrichting.

 

 

 

Artikel 2:28 (artikel I, onderdeel T, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien de leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn.

 

 

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien:

a. de leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn,

b. de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt;

c. of onder curatele staat.

d de drank-en horecavergunning volgens de Drank-en Horecawet geweigerd wordt.

 

 

Artikel 2:28c (artikel I, onderdeel U van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt toegevoegd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

 

 

 

Artikel 2:28c Drinkgerei van glas en glazen flessen

1. De exploitant is verplicht zodanige maatregelen te nemen dat de bezoekers van de inrichting geen drinkgerei van glas of flessen van glas buiten de inrichting brengen.

2. Het is verboden op een door het college aangewezen gebied, drinkgerei van glas of geopende flessen van glas, die kennelijk zijn bestemd voor het bewaren van drank, bij zich te hebben of met zich mee te voeren.

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8A, (artikel I, onderdeel V, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 8A . Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet

 

Afdeling 5. Regulering paracommerciele rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 9, (artikel I, onderdeel W, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 9 . Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 10, (artikel I, onderdeel X, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 10 . Toezicht op speelgelegenheden

Afdeling 10a . Winkelbedrijven

Afdeling 10b. Toezicht op bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen

 

Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden

Afdeling 7a. Winkelbedrijven

Afdeling 7b . Toezicht op bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11, (artikel I, onderdeel Y, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 11 . Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

 

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

 

 

Artikel 2:59 (artikel I, onderdeel Z, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 

1. Als het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a. vervaardigd is van stevige kunststof, van

stevig leer of van beide stoffen;

b. door middel van een stevige leren riem

zodanig rond de hals is aangebracht dat

verwijdering zonder toedoen van de mens

niet mogelijk is; en

c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan

bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de

korf een geringe opening van de bek toelaat

en dat geen scherpe delen binnen de korf

aanwezig zijn.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 

1. Als het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

a. vervaardigd is van stevige kunststof, van

stevig leer of van beide stoffen;

b. door middel van een stevige leren riem

zodanig rond de hals is aangebracht dat

verwijdering zonder toedoen van de mens

niet mogelijk is; en

c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan

bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de

korf een geringe opening van de bek toelaat

en dat geen scherpe delen binnen de korf

aanwezig zijn.

4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12, (artikel I, onderdeel AA, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 12 . Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13, (artikel I, onderdeel AB, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 13 . Vuurwerk

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 14, (artikel I, onderdeel AC, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 14 . Drugsoverlast

Afdeling 11. Drugsoverlast

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, (artikel I, onderdeel AD, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 15 . Bestuurlijke ophouding , veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging

 

Afdeling 16. Gebiedsontzegging

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

Afdeling 13. Gebiedsontzegging

 

 

 

Artikel 2:75 (artikel I, onderdeel AE, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding  

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50 en 2:73 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.

 

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding  

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50 en 2:73 groepsgewijs niet naleven.

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 4, afdeling 1, (artikel I, onderdeel AF, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting

Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

 

 

Artikel 4:3 (artikel I, onderdeel AG, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

Het is een inrichting niet toegestaan op maximaal 6 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

Het is een inrichting niet toegestaan op maximaal 6 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee uur voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

 

 

Artikel 4:6 (artikel I, onderdeel AH, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:6 Overige geluidhinder 

1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder 

1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010.

 

 

Artikel 4:9a (artikel I, onderdeel AI, van het wijzigingsbesluit) wordt ingevoegd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:9a Verbod oplaten ballonnen

Onder ‘ballon’ wordt verstaan: een licht omhulsel van welk materiaal dan ook gevuld met een gas dat lichter is dan lucht of gevuld met hete lucht afkomstig van vuur of een brandstofelement.

Het is verboden om ballonnen op te laten in de open lucht. Het is ook verboden het oplaten van ballonnen te organiseren.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op:

Ballonnen waarbij de richting en/of hoogte door menselijk ingrijpen wordt bepaald en

Ballonnen, die noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld meteorologische of andere wetenschappelijke waarnemingen.

 

 

 

Artikel 4:13 (artikel I, onderdeel AJ, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

 

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke 

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 5 (artikel I, onderdeel AK, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

 

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 1, (artikel I, onderdeel AL, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Parkeerexcessen

Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod

 

 

 

Artikel 5:10 (artikel I, onderdeel AM, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:10 Parkeren anders dan op de rijbaan

1. Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

 

2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

 

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

1. Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

 

 

 

Artikel 5:15 (artikel I, onderdeel AN, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:15 Ventverbod 

4. Het verbod is niet van toepassing op:

a. situaties waarin wordt voorzien door

artikel 5 van de Wegenverkeerswet;

b. het venten met gedrukte of geschreven

stukken waarin gedachten en gevoelens

worden geopenbaard.

 

 

Artikel 5:15 Ventverbod 

4. Het verbod is niet van toepassing op:

a. situaties waarin wordt voorzien door

artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

b. het venten met gedrukte of geschreven

stukken waarin gedachten en gevoelens

worden geopenbaard.

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 6, (artikel I, onderdeel AO, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 6. Openbaar water

Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken

 

 

 

Artikel 5:25 (artikel I, onderdeel AP, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen 

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

a. nadere regels stellen in het belang van de

openbare orde, volksgezondheid, veiligheid,

milieuhygiëne en het aanzien van

de gemeente;

b. beperkingen stellen naar soort en aantal

vaartuigen.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Verordening water Noord-Brabant.

4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

 

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen 

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

a. nadere regels stellen in het belang van de

openbare orde, volksgezondheid, veiligheid,

milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente;

b. beperkingen stellen naar soort en aantal

vaartuigen.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Verordening water Noord-Brabant.

4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente.

5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

 

 

 

Artikel 5:32 (artikel I, onderdeel AQ, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen 

1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. de bescherming van het uiterlijk aanzien

van de omgeving en ter bescherming van

andere milieuwaarden;

c. de veiligheid van de deelnemers van de

in het eerste lid bedoelde wedstrijden en

ritten of van het publiek.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

 

Artikel 5:32 Crossterreinen 

1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. de bescherming van het uiterlijk aanzien

van de omgeving en ter bescherming van

andere milieuwaarden;

c. de veiligheid van de deelnemers van de

in het eerste lid bedoelde wedstrijden en

ritten of van het publiek.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

 

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 8, (artikel I, onderdeel AR, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

Afdeling 8. Vuurverbod

 

 

Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 9, (artikel I, onderdeel AS, van het wijzigingsbesluit) wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 9. Verstrooiing van as

Afdeling 9. Asverstrooiing

 

 

Artikel 5:13 (artikel I, onderdeel AT van het wijzigingsbesluit) als volgt te wijzigen:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:

a. In besloten kring;

b. door een instelling met een CBF-keurmerk;

c. door een andere, door het college aangewezen instelling.

4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

1.Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

2.Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:

a. In besloten kring;

b. door een instelling met een CBF-keurmerk;

c. door een andere, door het college aangewezen instelling.

4. Bij een inzameling zoals bedoeld in de leden 3b en 3c gelden de volgende regels;

a. de inzameling vindt plaats tussen 08.00 en 20.30;

b. de inzameling vindt niet plaats op zon- en feestdagen;

c. de collectanten dragen zichtbaar een legitimatiebewijs met hun naam;

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

Artikel 5:15 (artikel I, onderdeel AU van het wijzigingsbesluit) als volgt te wijzigen:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:15 Ventverbod

1. Het is verboden te venten op door het college, in het belang van de openbare orde, aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

4. Het verbod is niet van toepassing op:

a. situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;

b. het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

5. In afwijking van het bepaalde in het eerste en vierde lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken verboden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.

Artikel 5:15 Ventverbod

1. Het is verboden te venten op door het college, in het belang van de openbare orde, aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.

2. Het is verboden te venten:

a. op zon- en feestdagen en

b. maandag tot en met zaterdag tussen 20:00 en 8:00 en indien zonsondergang plaatsvindt voor 20.00 tot uiterlijk een half uur na zonsondergang.

3. Het college kan ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2 gestelde verboden.

4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

5. De verboden zoals genoemd in de leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op:

a. situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

b. het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

6. In afwijking van het bepaalde in het eerste en vijfde lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken verboden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.

 

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juli 2020

De voorzitter, De griffier,

Toelichting

 

In de zomeraanpassing 2019 is een aantal artikelen in de Algemene plaatselijke verordening gewijzigd vanwege ontwikkelingen in de rechtspraak, wetswijzigingen en tips, verzoeken en opmerkingen die de VNG het afgelopen jaar heeft ontvangen van gemeenten. Het overgrote deel van de wijzigingen is tekstueel of wetstechnisch van aard. Voor zover de wijzigingen niet voor zich spreken, worden deze hieronder artikelsgewijs nader toegelicht.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I, onderdelen, I,

AE, AG, AH, AN, AJ en AJ

In deze onderdelen worden geen inhoudelijke, maar tekstuele en technische aanpassingen voorgesteld die bovendien grotendeels voor zich spreken, zodat zij geen afzonderlijke toelichting behoeven.

 

Artikel I, onderdelen B, C, D t/m J, L t/m O, V, W, X, Y, AA, AB, AC, AD, AJ, AF, AP, AO, AN, AR, AS

In deze onderdelen is de titel van sommige hoofdstukken of afdelingen gewijzigd, omdat de plaatsing van een artikel in een hoofdstuk of afdeling mede bepaalt hoe het gelezen moet worden (de zogenoemde ‘rubrica est lex’-regel). De systematiek van een Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) is van belang voor het antwoord op de vraag op welke gronden de ontheffing of vergunning mag worden geweigerd (ABRvS 24-10-2018, ECLI:NL:RVS:2018:3487).

 

Artikel I, onderdeel A

In dit onderdeel wordt in artikel 1:1 met het begrip ‘bevoegd gezag’ aangehaakt bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). De verwijzing naar artikel 2.1 van de Wabo vervalt en er wordt volstaan met een verwijzing naar de Wabo. Dit omdat ook in artikel 2.2 van de Wabo omgevingsvergunningen zijn geregeld.

 

Artikel I, onderdeel K

In dit onderdeel wordt in de verwijzing naar hogere regelgeving ‘de Wegenwet’ toegevoegd aan artikel 2:11, vierde lid. Dit naar aanleiding van de uitspraak ABRvS 22-11-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3221. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen kan het college slechts handhavend jegens rechthebbenden op de weg optreden wegens de door hen aangebrachte belemmeringen van die openbaarheid, indien daardoor het stelsel van de Wegenwet en de daarin vervatte waarborgen voor de rechthebbenden niet worden doorkruist. Uit dit stelsel volgt dat rechthebbenden op een weg hierover slechts alle verkeer, behoudens de beperkingen, bedoeld in artikel 6 van de Wegenwet, hebben te dulden, wanneer de weg openbaar is in de zin van artikel 4 van die wet. In zoverre komt derhalve betekenis toe aan de regeling van de Wegenwet. Voor zover artikel 2:11 van de APV ertoe strekt dat de rechthebbende op de weg ook openbaar verkeer moet toestaan buiten de reikwijdte van zijn duldplicht ingevolge de Wegenwet, dient die bepaling wegens strijd met de Wegenwet buiten toepassing te blijven.

 

Artikel I, onderdeel S

In dit onderdeel wordt ‘waterpijpcafé,’ toegevoegd aan artikel 2:27, eerste lid. Hierdoor zijn zogenaamde ‘shisha lounges’ altijd openbare inrichting in de zin van de afdeling 4 (Toezicht op openbare inrichtingen) (nieuw) van de APV en dus vergunningplichtig.

 

Artikel I, onderdeel P, Q, R

Op basis van de beleidsregels voor evenementen dienen alle organisatoren hun evenement vroegtijdig te melden, zodat ze op de evenementenkalender worden geplaatst. Mede gezien een aantal recente rechterlijke uitspraken is gebleken dat met een beleidsregel onvoldoende juridische status gegeven kan worden aan de evenementenkalender. In navolging van de gemeente Rotterdam stellen wij voor dit aspect in de APV op te nemen. En daarin te regelen dat de organisatoren hun evenement vroegtijdig melden. Als ze deze melding nalaten is het nu mogelijk het evenement buiten behandeling te stellen. Nieuwe evenementen die pas op een laat stadium worden aangemeld voor de evenementenkalender kunnen nog wel voor de evenementenkalender worden geplaatst. Dit biedt meer rechtszekerheid aan alle organisatoren die een aanvraag doen.

 

Met deze wijziging is een juridische grondslag in de APV gecreëerd om aanvragen om een evenementenvergunning, die niet in de evenementen kalender opgenomen zijn, buiten behandeling te kunnen stellen. De evenementenkalender krijgt een juridische status, doordat het college de kalender jaarlijks vaststelt.

 

De weigeringsgronden voor de evenementenvergunning zijn gespecificeerd. Hierdoor kan de weigering op de aanvraag om evenementenvergunning duidelijker gemotiveerd worde.

 

Artikel I, onderdeel T

De weigeringsgronden van de horecaexploitatievergunning worden aangevuld. Daardoor komen zij overeen met de weigeringsgronden van de Drank- en Horecavergunning.

 

Artikel I, onderdeel U

Glaswerk in de openbare ruimte kan voor gevaarlijke situaties zorgen. Om deze reden is gekozen dat de exploitant van een inrichting verplicht is toezicht te houden dat de bezoeker van zijn inrichting geen drinkgerei van glas of flessen van glas buiten de inrichting en terras brengt. Het college kan een bepaald gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is drinkgerei van glas of geopende flessen van glas, die kennelijk zijn bestemd voor het bewaren van drank, bij zich te hebben of met zich mee te voeren. Door middel van het door het college genomen aanwijzingsbesluit is nu de binnenstad een aangewezen gebied waar het nieuwe artikel voor geldt.

 

Artikel I, onderdeel Z

In dit onderdeel wordt de omschrijving van artikel 2:59, tweede en derde lid, aanhef, aangepast. Daarmee wordt uitdrukkelijker aangegeven dat de eigenaar of houder van de hond zich moet houden aan een opgelegd aanlijn- of muilkorfgebod in plaats van een omschrijving te geven van wat een aanlijn- resp. muilkorfgebod inhoudt.

Omdat in de feitcodes van het Openbaar Ministerie ‘kort aangelijnd’ staat, is ‘kort’ toegevoegd aan het tweede lid.

 

Artikel I, onderdeel AE

Een ballon kan bestaan uit rubber of kunststof gevuld met een gas dat lichter is dan lucht of uit papier, gevuld met hete lucht, verwarmd met een vlam (zogenaamde wensballonnen).

Ballonnen komen na het oplaten ongecontroleerd neer op het aardoppervlak en veroorzaken op de bodem en in het water schade aan het milieu. Dieren kunnen verstrikt raken in (de resten van) neergekomen ballonnen en zien deze aan voor voedsel. Ballonnen veroorzaken zo sterfte onder buiten levende dieren.

Ballonnen die opgelaten worden met hete lucht door middel van een brandertje (wensballonnen) leveren door de constructie en het open vuur ook een risico op schade en brand op.

Het is wenselijk het oplaten van ballonnen te verbieden. Het gaat daarbij zowel om gas gevulde ballonnen als om heteluchtballonnen die onder allerlei fantasienamen in de handel zijn (herdenkingsballon, geluksballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon enzovoorts).

De bemande heteluchtballon is uitgezonderd van het verbod.

 

Artikel I, onderdeel AM

In dit onderdeel wordt ‘of te laten stilstaan’ toegevoegd aan artikel 5:10, eerste lid. Voor bord E2 (stopverbod) is de juridische context namelijk hetzelfde als voor het parkeren. Ook het opschrift is aangepast.

 

Artikel I, onderdeel AL

In dit onderdeel wordt in artikel 5:25, tweede lid, onder a, en vierde lid, ‘het aanzien van de gemeente’ vervangen door ‘het uiterlijk aanzien van de gemeente’.

 

Artikel I, onderdeel AQ

In dit onderdeel wordt in artikel 5:32, derde lid, de verwijzing naar hogere regelgeving voor wat betreft de Wet milieubeheer vervangen door een verwijzing naar de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht, waarnaar motorcrossterreinen een aantal jaren geleden zijn overgeheveld. Ook wordt de Zondagswet toegevoegd. Deze stond al wel in de toelichting op het artikel genoemd.

 

 

Naar boven