Gemeenteblad van Doesburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doesburg | Gemeenteblad 2020, 182114 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doesburg | Gemeenteblad 2020, 182114 | Beleidsregels |
Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Doesburg 2020
Bij de toepassing van de bevoegdheid uit artikel 13b van de Opiumwet ten aanzien van woningen, lokalen en bijbehorende erven, legt de burgemeester de bestuurlijke sanctie op zoals weergegeven in de onderstaande handhavingsmatrix ‘Woningen, lokalen en bijbehorende erven’.
Artikel 3 Handhaving bij recidive
In geval van recidive telt voor de op te leggen maatregel de hoeveelheid aangetroffen drugs of voorwerpen of stoffen van de laatste constatering.
Artikel 4 Handhaving in combinatie met andere overtredingen en/of misdrijven
In afwijking van het in artikel 2 bepaalde, wordt een bestuurlijke maatregel opgelegd die geldt voor recidive wanneer een overtreding van de Opiumwet met feiten en/of omstandigheden gepaard gaan die wijzen op andere zware overtredingen of misdrijven. Dat wil zeggen: een bestuurlijke maatregel voor de 2e of 3e overtreding.
Artikel 5 Ontbinding huurcontract
In afwijking van artikel 2 van deze beleidsregels kan de burgemeester, bij een eerste constatering, volstaan met een bestuurlijke waarschuwing. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Bijlage 1: Uitwerking en toelichting ‘Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet gemeente Doesburg 2020’
De gemeente Doesburg staat voor een krachtige aanpak van de illegale handel in soft- en harddrugs. Handel in drugs in en vanuit woningen of lokalen of daarbij behorende erven is vanuit het oogpunt van de openbare orde en het algemeen maatschappelijk belang volstrekt ontoelaatbaar.
Op grond van artikel 13b van de Opiumwet (ook wel bekend als de Wet Damocles) kan een woning of lokaal of een daarbij behorend erf gesloten worden via (een last onder) bestuursdwang, wanneer daarin drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Per 1 januari 2019 is de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester uitgebreid. Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b., van de Opiumwet regelt dat de burgemeester ook een last onder bestuursdwang kan opleggen, als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn, die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs.
In deze beleidsregels is vastgelegd op welke manier gebruik wordt gemaakt van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester.
Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om via (een last onder) bestuursdwang een lokaal, woning of een daarbij behorend erf te sluiten. De beoordelingsruimte wanneer en hoe lang een sluiting duurt is een beleidskeuze van de burgemeester. In de Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet gemeente Doesburg 2020 wordt hier invulling aan gegeven.
De doelstelling van de beleidsregels is dat er concrete uitwerking wordt gegeven aan de beleidsruimte en -vrijheid die de burgemeester op grond artikel 13b van de Opiumwet heeft.
Het doel van artikel 13b van de Opiumwet is de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden. Beoogd wordt het definitief doorbreken van de gang naar het lokaal of de woning en de bekendheid van het lokaal of woning in kringen van handelaren en gebruikers van verdovende middelen. Verder wordt beoogd de productie van soft- en harddrugs te beëindigen.
In deze beleidsregels is een handhavingsmatrix opgenomen. Hierin staat wanneer wordt overgegaan tot sluiting voor bepaalde tijd van woningen of lokalen wegens overtreding van het bepaalde in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet.
Als uitgangspunt voor de handhaving van de aanwezigheid van drugs in woningen of lokalen of daarbij behorende erven worden de beleidsregels (in de vorm van onderstaande matrix) aangehouden. Hierbij wordt opgemerkt dat het toepassing geven aan artikel 13b van de Opiumwet als ultimum remedium wordt ingezet. Om deze reden worden woningen of lokalen of daarbij behorende erven, waarin een beperkte hoeveelheid drugs (5 t/m 30 gram softdrugs of 0,5 t/m 5 gram harddrugs) wordt aangetroffen, alleen gesloten bij recidive (binnen een termijn van twee jaar).
Handhaving in combinatie met andere overtredingen en/of misdrijven
Op het moment dat er drugs wordt aangetroffen of sprake is van een strafbare voorbereidingshandeling en sprake is van ernstige omstandigheden dan wordt de bestuurlijke maatregel opgelegd die geldt voor recidive. Dat wil zeggen: een bestuurlijke maatregel voor de 2e of 3e overtreding.
De belangrijkste ernstige omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden zijn: gewelds- of openbare orde delicten, verboden wapenbezit en betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit.
In beginsel is voor het bestuurlijk optreden niet van belang wie de overtreding heeft begaan:
de eigenaar, huurder of gebruiker van het pand. De constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Het bestuursrechtelijk optreden is pandgebonden en niet persoonsgebonden. Niet noodzakelijk is voorts dat na een waarschuwing, eerdere overtreding of bestuurlijke maatregel, de volgende overtreding door dezelfde persoon wordt begaan.
Lokalen worden, indien dit niet nader is bepaald in de last, in beginsel 24 uur na bekendmaking van de last gesloten, tenzij sprake is van spoedeisende bestuursdwang of andere zwaarwegende omstandigheden een eerdere sluiting van het pand eisen.
Woningen worden, indien dit niet nader is bepaald in de last, 72 uur na bekendmaking van de last gesloten, tenzij sprake is van spoedeisende bestuursdwang of andere zwaarwegende omstandigheden een eerdere sluiting van het pand eisen.
Panden waarbij spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast, worden 30 minuten na bekendmaking van de last gesloten, tenzij zwaarwegende omstandigheden terstond optreden eisen.
Het sluiten van een woning na het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs, is zeer ingrijpend voor eventuele bewoners. Voor bewoners van panden die worden gesloten, wordt vanuit de gemeente echter geen vervangende woonruimte gezocht. Men heeft een bepaald risico genomen door zich in te laten met de productie en/of handel in drugs en de gevolgen van die keuze mogen voor de betreffende bewoners worden gelaten.
Het toepassen van bestuursdwang brengt kosten met zich mee, die verhaald kunnen worden op de overtreder. De volgende kosten zullen in principe, indien gemaakt, in rekening worden gebracht:
Dit is een opsomming van de meest voorkomende kosten die worden gemaakt en is geen limitatieve lijst.
Door een belanghebbende kan aan de burgemeester tussentijds schriftelijk worden verzocht de sluiting op te heffen. Bij zijn beslissing op zo een verzoek neemt de burgemeester onder meer in overweging of de te realiseren doelen van de sluiting zijn behaald. Deze afweging wordt mede gemaakt op basis van een door de politie te overleggen bestuurlijke rapportage, met een advies over een eventuele opheffing. Van belang bij de besluitvorming hieromtrent is de bereidheid en de bekwaamheid van de belanghebbende om aantoonbaar en daadwerkelijk maatregelen te nemen om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.
De hoofdregel is dat alleen tot opheffing van een sluiting kan worden besloten, als sprake is van een verzoek van een belanghebbende waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat het op basis van nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk is dat er niet opnieuw overtredingen van de Opiumwet in of vanuit de desbetreffende woning of lokaal of op een daarbij behorend erf zullen worden gepleegd. Er dienen dus voldoende maatregelen te zijn getroffen om te voorkomen dat er in of vanuit het pand opnieuw overtredingen plaatsvinden van de Opiumwet.
Aan het opheffen van een sluiting wordt in de regel geen medewerking verleend, eerder dan de in onderstaande tabel genoemde periode:
Voorts gelden de volgende eisen:
indien sprake is van een lokaal: bij het verzoek moet een (ondernemings)plan worden overgelegd, waaruit blijkt welke invulling aan het gebruik van het lokaal zal worden gegeven en op welke wijze zal worden voorkomen, dat er opnieuw een overtreding(en) van de Opiumwet plaatsvindt. Het voorgenomen gebruik moet in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan.
Het besluit op een verzoek tot opheffing wordt op schrift gesteld. Dit besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep.
Indien feitelijk tot sluiting wordt overgegaan, wordt de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf voor publiek ontoegankelijk gemaakt. Na sluiting is het verboden de woning of het lokaal te betreden, een en ander op basis van artikel 2:41, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Doesburg en artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht.
De duur van de sluiting is afhankelijk van de overtreding en van de vraag of sprake is van recidive en varieert van een sluiting voor 4 weken tot een sluiting van maximaal 12 maanden.
Op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van deze beleidsregels. Er kunnen zich immers omstandigheden voordoen waarin het volgen van het beleid onredelijk is of op voorhand niet voorzienbaar was.
Zowel eigenaren, verhuurders en gebruikers hebben er belang bij dat een pand open blijft. Dit belang kan financieel zijn, er worden huurpenningen misgelopen, of het belang van het hebben van huisvesting, voortgang van bedrijfsactiviteiten, enzovoorts. Echter maakt dit gegeven handhavend optreden niet per se onredelijk. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen en daarbij behorende erven onder het regime van artikel 13b van de Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren, verhuurders en gebruikers. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid en rechtsorde zijn dermate ernstig dat herstel daarvan als algemeen belang zwaarder wordt geacht, dan het individuele belang van een eigenaar, verhuurder en gebruiker. Daarbij is van belang dat een verhuurder kan kiezen aan wie hij een pand verhuurt en de gevolgen van die keuze voor zijn risico mogen worden gelaten. Een verhuurder kan zich voorts op de hoogte stellen van het gebruik dat van het verhuurde wordt gemaakt. Het risico dat een pand krachtens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet wordt gesloten, indien aan de in deze bepalingen gestelde vereisten is voldaan, is daarbij verbonden aan het verhuren van een pand (zie ABRvS 28 mei 2014, ECLI:RVS2014:1976).
De (financiële) gevolgen van de toepassing van dit beleid kunnen zwaar zijn voor eigenaren, verhuurders en gebruikers. Voor bewoners van een pand dat wordt gesloten is een dergelijke maatregel tevens zeer ingrijpend. Echter, naast het feit dat eigenaren, verhuurders en gebruikers, indirect dan wel direct financieel voordeel hebben behaald uit de exploitatie van een hennepkwekerij en/of de handel in drugs, wordt de sluiting gerechtvaardigd door:
het geschonden algemeen belang, namelijk verstoring van de openbare orde, veiligheid en rechtsorde, verloedering van het straatbeeld, aantasting van woon-, leef- en werkklimaat, onveiligheidsgevoelens in de straat/wijk, aantasting van de geloofwaardigheid van de overheid, geen controle op verkoop met alle gevolgen en gevaren voor de volksgezondheid, vergaren van illegale inkomsten en belastingontduiking, aanzuigende werking op het ontstaan van soortgelijke activiteiten, vermindering van de waarde van onroerend goed;
Hetgeen hierboven is gesteld, wordt als uitgangspunt genomen. Per geval wordt bekeken of sprake is van bijzondere omstandigheden die tot een andere afweging nopen. Hierin speelt het zienswijzegesprek een belangrijke rol.
De persoonlijke verwijtbaarheid van een betrokken eigenaar of gebruiker van een pand waar een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, speelt geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand noopt. Artikel 6, tweede lid, van het EVRM geldt alleen voor strafrechtelijke of daarmee vergelijkbare procedures. De sluiting van een pand heeft geen verdergaande strekking dan het beëindigen van de overtreding van artikel 2, aanhef en onder b en c, artikel 3, aanhef en onder b en c, artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet, en herstel van de openbare orde, veiligheid en rechtsorde, is niet gericht op toevoeging van verdergaand leed of nadeel. Het is derhalve geen punitieve sanctie, zodat artikel 6, tweede lid, van het EVRM in beginsel niet van toepassing is.
Voor handhavingsacties waarbij een woning of een lokaal of een daarbij behorend erf gesloten wordt, is betrokkenheid van de gemeente een gegeven. Dit geldt voor de voorbereidingsfase (dossiervorming), inspanningen in de executieve fase (daadwerkelijke sluiting en verzegeling) als de beherende fase (toezicht op sluiting) zijn voor rekening van de gemeente en de politie.
Informatieverstrekking door politie
De Opiumwet biedt geen mogelijkheid om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen. Dit betekent dat de burgemeester hoofdzakelijk afhankelijk is van informatie uit opsporingsonderzoeken van de Nationale politie, Regionale Eenheid Oost-Nederland of in voorkomende gevallen van andere eenheden die deel uitmaken van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie. Deze informatie wordt aan de burgemeester verstrekt in het kader van zijn taak tot handhaving van de openbare orde en veiligheid. Er wordt informatie verstrekt in de vorm van een bestuurlijke rapportage in gevallen waarbij een handelshoeveelheid drugs en/of een handelshoeveelheid kweekmateriaal in een pand wordt aangetroffen of is gebleken dat een pand is dan wel wordt gebruikt ten behoeve van de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. De benodigde informatie zoals processen-verbaal, verklaringen van getuigen en verdachten, mutatierapporten, bewijsstukken met betrekking tot inbeslaggenomen drugs en andere zaken die relevant zijn om tot een gedegen besluit te komen, worden gevoegd bij de bestuurlijke rapportage.
Buurtbewoners van een pand dat is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden in beginsel geïnformeerd over de sluiting. Dit gebeurt veelal via een bewonersbrief. Er is niet voor gekozen om iedere sluiting breed te communiceren met de media of op de gemeentelijke website. Onderzoek wijst uit dat een beperkte lokale bekendmaking het veiligheidsgevoel vergroot, terwijl een algemene bekendmaking voor alle bewoners in de stad juist het veiligheidsgevoel verkleint.
De beleidsregels worden door de burgemeester vastgesteld en treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.
Aanvulling beleidsregels door verruiming artikel 13b van de Opiumwet per 1 januari 2019
Met de uitbreiding van artikel 13b Opiumwet wordt de burgemeester beter in staat gesteld om de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid te voorkomen en beheersen en de nadelige effecten van de productie en distributie van, handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden tegen te gaan.
Op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien in woningen of lokalen of daarbij behorende erven drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Deze last onder bestuursdwang kan het bevel van de burgemeester inhouden om de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf te sluiten. Die bevoegdheid gold tot 31 december 2018 niet als in een pand geen drugs worden aangetroffen (noch verkocht, afgeleverd of verstrekt), terwijl er wel voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur (‘drugslaboratorium (chemische inrichting)’, cocaïnewasserij), chemicaliën (apaan, zoutzuur) en versnijdingsmiddelen.
Per 1 januari 2019 regelt artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b., van de Opiumwet dat de burgemeester een last onder bestuursdwang kan opleggen, als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Net als het tot 31 december 2018 geldende artikel 13b van de Opiumwet, heeft het verruimde artikel 13b Opiumwet alleen betrekking op overtredingen van de Opiumwet. Bij de verruiming gaat het daarbij om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dat vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Zoals de feiten die de politie op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd maakten om het pand te betreden, de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en hoeveelheid van de in beslag genomen stof (bijvoorbeeld opslag van 2.000 liter zoutzuur in een woonwijk), de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (bijvoorbeeld een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw) en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden, zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.
De verruiming geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.
Bijlage 2: Procedurebeschrijving ‘Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Doesburg 2020’
1 Onderzoek en verzoek bestuurlijke maatregel
De burgemeester is in zijn informatievoorziening afhankelijk van de politie. Nadat een handelshoeveelheid drugs is geconstateerd in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf, wordt zo snel als mogelijk een bestuurlijke rapportage opgesteld met daarin het verzoek een bestuurlijke maatregel te treffen ten aanzien van het betreffende pand. In de bestuurlijke rapportage worden indien mogelijk de volgende zaken opgenomen:
Het voornemen tot sluiting kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan. Indien geen sprake is van een situatie waarbij spoedeisende bestuursdwang moet worden toegepast, maar snel en voortvarend optreden wel gewenst is (te weten sluiting binnen 72 (woning) of 24 uur (bedrijfspand) na ontdekking van een handelshoeveelheid drugs of cannabisplanten), kan het voornemen mondeling worden meegedeeld. In de overige gevallen wordt een voornemen tot sluiting op schrift gesteld.
Belanghebbenden bij een op te leggen maatregel worden uitgenodigd een zienswijze in te dienen ten aanzien van het voornemen van de burgemeester om het betreffende pand te sluiten. Belanghebbenden zijn in ieder geval de eigenaar en de gebruiker van het pand.
Voordat tot verzegeling wordt overgegaan, wordt een inspectie uitgevoerd in het te sluiten pand. Bekeken wordt of er al dan niet personen en/of dieren nog verblijven in het pand. Verder wordt een controle uitgevoerd op de nutsvoorzieningen en bekeken of ramen en (achter)deuren deugdelijk zijn afgesloten. De nutsvoorzieningen worden alleen gecontroleerd als sprake is van een spoedsluiting.
6 Vervanging sloten en verzegeling
Voordat een pand wordt verzegeld, moeten de sloten van de toegangsdeuren worden vervangen. Op deze manier is verzekerd, dat bijvoorbeeld gebruikers na de sluiting niet op normale wijze het pand kunnen betreden. De sleutels worden in bewaring genomen door de politie, namens de gemeente. Indien de eigenaar niet zelf de sloten vervangt, wordt dit door een erkend slotenmaker gedaan, alvorens tot verzegeling wordt overgegaan. De kosten die dit met zich meebrengt, worden verhaald op de overtreder. Verzegeling vindt plaats via het aanbrengen van sluitingszegels op alle toegangsdeuren. Iedere zegel is voorzien van een uniek nummer. Van deze verzegeling wordt rapport opgemaakt.
Nadat het pand is verzegeld, wordt een kennisgeving aangebracht met de tekst “Op last van de burgemeester is dit drugspand gesloten”. Op deze wijze is duidelijk kenbaar voor eenieder dat het pand is gesloten, waardoor de bekendheid van het pand als drugspand bij kopers, exploitanten en faciliteerders teniet wordt gedaan. Voor omwonenden is zo duidelijk dat tegen de productie en handel in drugs wordt opgetreden.
Naast de kennisgeving die op het pand wordt aangebracht, worden omwonenden op de dag van de sluiting, of zo spoedig mogelijk daarop, in beginsel via een bewonersbrief geïnformeerd over de sluiting van het betreffende pand.
9 Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb)
Iedere sluiting wordt ingeschreven in de openbare registers (Kadaster). Dit geldt in eerste instantie niet voor de woningen van de woningbouwcorporatie/woningcoöperatie. Eenieder kan, voordat hij een pand in gebruik neemt, op deze wijze kennis hebben van een eventuele eerdere sluiting en het risico bij ingebruikname van het pand. Voor informatie over eerdere sluitingen van een bepaald pand, kan men terecht bij de gemeente.
10 Tussentijds openen van het pand
Indien sprake is van schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden en betreding van het pand is daarbij noodzakelijk, kan verzocht worden het pand te openen. Dit gebeurt op afspraak met en onder toezicht van de gemeente en de politie.
Met regelmaat wordt gecontroleerd of de verzegeling in tact is. Indien een zegel is verbroken, wordt daarvan aangifte gedaan bij de politie en wordt de verzegeling vervangen. Het verbreken van een zegel is strafbaar gesteld in artikel 199, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag.
Indien er aanwijzingen zijn dat het pand is betreden, wordt het pand geopend voor onderzoek. Afsluiting kan, om recidive te voorkomen, dan bijvoorbeeld via een stalen deur plaatsvinden. De kosten van deze maatregel worden verhaald op de overtreder.
Direct nadat de sluitingstermijn is verlopen of een besluit tot opheffing door de burgemeester is genomen, wordt de verzegeling verwijderd en worden de sleutels overgedragen aan de eigenaar. Deze heeft zodoende weer de beschikking over het pand.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-182114.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.