Gemeenteblad van Huizen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Huizen | Gemeenteblad 2020, 172709 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Huizen | Gemeenteblad 2020, 172709 | Beleidsregels |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen houdende regels omtrent Bbz (Beleidsregels Bbz Gemeente Huizen 2020)
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de Participatiewet (hierna: PW), in het bijzonder de artikelen 17, 52, 58, 59 en 60 en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz), in het bijzonder de artikelen 12, 20, 22, 23, 24, 26, 38, 39, 41 en 43
besluiten burgemeester en wethouders van Huizen de hierna volgende beleidsregels vast te stellen.
Artikel 3. Terugvordering bijstand
In aanvulling op artikel 58 PW en artikel 12 van het Bbz geldt het volgende. Indien de verleende bijstand (geldlening) vermeerderd met het in het betreffende boekjaar behaalde netto inkomen meer is dan de jaarnorm, vordert het college de bijstand ter grootte van het verschil terug en wordt de rest van de als geldlening verstrekte bijstand omgezet in een bedrag om niet.
Artikel 4. Aflossing lening voor bedrijfskapitaal na beëindiging onderneming
Indien na niet verwijtbare beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep een deel van de lening voor bedrijfskapitaal resteert (en deze niet met toepassing van het eerste lid van artikel 43 van het Bbz onder hypothecair verband is verleend), wordt het resterende deel van de lening vanaf de beëindiging renteloos gemaakt.
Artikel 5. Terugvordering verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)
Het college vordert het bedrijfskapitaal dat is toegekend op grond van artikel 20, 24 en 26 van het Bbz of de achterstanden in betaling aflossing en rente terug, indien de termijn van uitstel van aflossing en betaling van rente, zoals genoemd in artikel 41 lid 2 van het Bbz, is verlopen, of als anderszins blijkt dat de belanghebbende is opgehouden aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
Het college zal tot terugvordering overgaan, als de belanghebbende ook na een tweede aanmaning niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Dit geldt ook voor bedrijfskapitaal dat is verstrekt op grond van artikel 26 van het Bbz, indien het vermogen meer bedraagt dan gesteld in artikel 3 van het Bbz en er geen bijstand “om niet” mogelijk is.
Als de financiële omstandigheden van de belanghebbende zodanig blijken te zijn dat deze geacht kan worden aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan worden de vanaf de vervaldatum achterstallige rente- en aflossingsbedragen terstond teruggevorderd. Indien hierbij sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming, is over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente verschuldigd.
In bijzondere gevallen wordt ten gunste van de belanghebbende afgeweken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing hiervan naar het oordeel van het college leidt tot onredelijk bezwarende gevolgen voor de belanghebbende.
Op 30 september 2019 is het gewijzigde Bbz bijstandverlening zelfstandigen 2004 (het Bbz) gepubliceerd. Het gewijzigde Bbz is per 1 januari 2020 in werking getreden. Het Bbz is gewijzigd als gevolg van de vernieuwing van de financieringssystematiek, die meer aansluit bij die van de PW, IOAW en IOAZ. Ook is overgegaan tot meer deregulering aan de gemeente (meer beleidsvrijheid).
De volgende tot 1 januari 2020 geldende verplichtingen zijn in het gewijzigde Bbz omgezet naar een bevoegdheid van het college. Het gaat om de bevoegdheid:
In hoofdlijnen gelden de Beleidsregels Bbz Gemeente (……………) 2020 als een voortzetting van het oude regime. Dit vanuit de gedachte dat de publieke middelen ten behoeve van de ondersteuning van zelfstandig ondernemers rechtmatig en verantwoord worden besteed. Andersom geldt dit ook voor de voor belanghebbende begunstigende bepalingen. Zo blijft de praktijk gehandhaafd dat in geval van een niet verwijtbare bedrijfsbeëindiging de aflossing van het resterende deel van het bedrijfskapitaal renteloos wordt. Het voorgaande laat onverlet dat, wanneer onverkorte toepassing van de regels leidt tot onbillijke gevolgen, gebruik kan worden gemaakt van de hardheidsclausule. Daarnaast kan van terugvordering worden afgezien in geval van dringende redenen. Maatwerk blijft derhalve mogelijk.
Er is voor gekozen om de periode van toekenning van bijstand op grond van het Bbz relatief kort te houden, zodat de ontwikkelingen van de onderneming goed gemonitord kunnen worden. Daardoor behoeven er tussentijds ook minder heronderzoeken plaats te vinden. Bij elke nieuwe toekenning van bijstand zal de levensvatbaarheid opnieuw worden getoetst. Bij de onderzoeken naar de levensvatbaarheid van het bedrijf kan het college gebruik maken van de diensten van een externe adviseur.
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het verschil van het totaal van het netto inkomen en de verleende algemene bijstand, voor zover dat verschil boven de jaarnorm uitkomt. Deze bevoegdheid is geregeld in artikel 12, tweede lid, onder c, van het Bbz. De werkwijze tot 1 januari 2020 wordt hiermee gecontinueerd.
Aan de aflossing van de lening voor bedrijfskapitaal is een rentepercentage gekoppeld. Echter nadat het bedrijf of zelfstandig beroep is beëindigd en voor de lening geen zekerheid in de vorm van een hypotheek is gevestigd, kan de aflossing van het resterende deel van de lening renteloos worden gemaakt. Dit is geregeld in artikel 43, tweede lid van het Bbz. Het college maakt gebruik van deze bevoegdheid. De voorwaarde die het college hieraan stelt is dat de beëindiging de belanghebbende niet te verwijten is. Eventuele achterstallige rente wordt nog wel teruggevorderd.
Nadat het resterende deel van de lening vanaf de beëindiging renteloos is gemaakt, bedraagt de aflossing gedurende een periode van vijf jaar na beëindiging vijftig procent van het inkomen boven de bijstandsnorm (artikel 43 lid 2 Bbz).
Als de zelfstandige niet aan zijn verplichtingen tot het aflossen van de lening voor bedrijfskapitaal en rente kan voldoen, nadat de maximale uitsteltermijn als bedoeld in artikel 41 lid 2 van het Bbz is verstreken, heeft het college de bevoegdheid om de gelden terug te vorderen. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 41, vierde lid van het Bbz. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik.
Deze bepaling sluit aan bij lid 1 en stond voorheen in artikel 40 van de Bbz (vervallen per 1 januari 2020). Het debiteurenbeleid van de gemeente is erop gericht dat afspraken worden nageleefd en dat er tijdig wordt ingegrepen als de situatie daar om vraagt. De belanghebbenden worden zowel mondeling als schriftelijk bevraagd als er wat aan de hand is. In geval van niet reageren op een tweede schriftelijke waarschuwing wordt aangenomen dat de belanghebbende is opgehouden aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
Als blijkt dat de financiële omstandigheden van de belanghebbende zodanig zijn dat deze geacht kan worden aan de verplichtingen van aflossing van het bedrijfskapitaal en rente te kunnen voldoen, is het college bevoegd om vanaf de vervaldatum de achterstallige rente- en aflossingsbedragen terug te vorderen (de vervaldatum is de datum na de maximale uitsteltermijn en/of van beëindiging van het bedrijf of het zelfstandige beroep). Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 41, vijfde lid van het Bbz. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik. De bestaande werkwijze wordt voortgezet. Ook over het opeisbare deel van de lening blijft het Bbz renteverplichting staan. De eventuele wettelijke rente in geval van een toerekenbare tekortkoming ziet zowel op de lening zelf als op de Bbz rente.
Met partijen wordt hier bedoeld de partners of medevennoten ten behoeve van wier onderneming het bedrijfskapitaal wordt vertrekt en personen die zich zicht garant hebben gesteld voor de bedrijfsfinanciering.
Het bepaalde onder lid 1 sub a. sluit aan bij artikel 43 lid 2 van het Bbz. Het is niet wenselijk om een vordering in verband met levensonderhoud tot in lengte van jaren te laten voortbestaan. Een kortere terugvorderingsperiode is tevens te billijken als de belanghebbende van zijn kant al hetgeen heeft gedaan om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. In geval de vordering door toedoen van de belanghebbende is ontstaan, geldt een langere aflossingsperiode (zie het gestelde onder sub d.).
Vanuit een bedrijfsmatig efficiënte debiteurenadministratie bezien is het weinig zinvol om een vordering in stand te houden die zeer laag is dan wel oninbaar blijkt. Dit laatste is bijvoorbeeld aan de hand in geval de belanghebbende met onbekende bestemming is vertrokken. Hierop zien de bepalingen onder lid 1 sub b. respectievelijk sub c. Alvorens tot kwijtschelding wordt overgegaan zal altijd nog een prognose van de verhaalsmogelijkheden worden opgemaakt. In geval van enig relevant vermogen is kwijtschelding van het restantbedrag van de vordering niet aan de orde. Daarop ziet lid 2. Dit geldt eveneens in geval van een dwanginvordering (lid 4).
In lid 3 is opgenomen dat een vordering (deels) kan worden kwijtgescholden, als ten minste de helft van de hoofdvordering en bijkomende kosten wordt betaald. Dit artikel sluit aan bij het bepaalde in artikel 58 lid 7 sub d. PW. Het betreft hier een individuele afweging van het college en hier wordt terughoudend mee omgegaan. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een vordering geheel dient te worden terugbetaald.
In lid 5 ligt het initiatief in eerste instantie bij de belanghebbende zelf. Het gaat om de uitoefening van een recht. De belanghebbende heeft de mogelijkheid een verzoek tot kwijtschelding in te dienen. Als hij aan de voorwaarden voldoet, wordt de kwijtschelding ook verleend. Lid 6 omvat een bevoegdheid, waarbij het college op basis van eigen (efficiency)overwegingen al dan niet tot (gedeeltelijk) kwijtschelding overgaat. Voor zover vereist zal er in contact worden getreden met de belanghebbende, mogelijk ook op basis van de informatievoorziening van belanghebbenden zelf.
Ook voor leningen bedrijfskapitaal geldt dat deze volledig worden terugbetaald. Voorafgaande aan de verstrekking van het bedrijfskapitaal wordt een analyse gemaakt in hoeverre de belanghebbende zijn aflossingsverplichtingen kan nakomen. Dit is onderdeel van de levensvatbaarheidstoets. Indien er twijfels zijn over de kredietwaardigheid van het bedrijf, wordt er geen dan wel een lager bedrijfskrediet verstrekt. In verband met de gewijzigde financieringssystematiek van bedrijfskredieten is dit des te gewichtiger daar de gemeente grotendeels eigenrisicodrager is. Betalingsverplichtingen dienen strikt te worden nageleefd. Als er een probleem is, wordt dit bespreekbaar gemaakt. Desalniettemin kan het toch gebeuren dat de belanghebbende niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Onder omstandigheden moet het dan mogelijk zijn om tot kwijtschelding over te gaan. Hierbij wordt voor de termijnstelling aangesloten bij het bepaalde in de artikel 58 lid 7 PW. Onder zekerheden worden verstaan recht van hypotheek en pandrecht.
Zie toelichting bij artikel 6 lid 3 van deze beleidsregels.
Zie toelichting bij artikel 6 lid 6 van deze beleidsregels.
Het Bbz is gewijzigd per 1 januari 2020. Deze beleidsregels betreffen grotendeels een voortzetting van de werkwijze tot 1 januari 2020. Vandaar de terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-172709.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.