Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Dongen 2020

De raad van de gemeente Dongen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 februari 2020;

gelet op de artikel 227 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Dongen 2020:

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, logo’s, symbolen, kleuren of een reclamevoorwerp of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    Openbare weg: de weg zoals bedoeld in artikel 4 van de Wegenwet;

  • c.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken;

  • d.

    WOZ-waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ toegekende waarde of een deel daarvan dat door één organisatie, instelling of bedrijf anders dan voor woondoeleinden wordt gebruikt;

  • e.

    Vestiging: de onroerende zaak, of een deel daarvan, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ dat door één organisatie, instelling of bedrijf anders dan voor woondoeleinden wordt gebruikt;

  • f.

    Jaar: kalenderjaar.

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘reclamebelasting Dongen’ (hierna: de reclamebelasting) wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in lid 2 van dit artikel en de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1), een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

  • 2.

    Het in het eerste lid, genoemde gebied, omvat de hierna te noemen onroerende zaken:

  • a.

    in het centrumgebied A zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 (tariefgebied A);

  • b.

    in het centrumgebied B, de aanloopstraten, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 (tariefgebied B).

Artikel 3. Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging van wie dan wel ten behoeve van wie een reclameobject wordt aangetroffen.

Artikel 4. Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    openbare aankondigingen aangebracht door publiekrechtelijke rechtspersonen in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;

  • b.

    openbare aankondigingen die uitsluitend dienen ten behoeve van algemene bewegwijzering en / of ten behoeve de regulering van het verkeer over openbare land- of waterwegen;

  • c.

    openbare aankondigingen, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon worden gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende of onroerende zaken;

  • d.

    openbare aankondigingen aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een afbeelding, een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging, het centrummanagement of het wijkorgaan;

  • e.

    openbare aankondigingen waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden dan wel een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

  • f.

    openbare aankondigingen aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • g.

    openbare aankondigingen die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk gestelde lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • h.

    openbare aankondigingen die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waar een openbare aankondiging is geplaatst of waar een openbare aankondiging is aangebracht.

  • 2.

    Het bedrag is afhankelijk van de locatie, in tariefgebied A of tariefgebied B, waar de vestiging is gelegen.

  • 3.

    Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, bedraagt de heffingsmaatstaf een vast bedrag, vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de WOZ-waarde die geldt voor het belastingtijdvak.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de heffingsmaatstaf, indien de vestiging deel uitmaakt van één onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 Wet WOZ, een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de vastgestelde WOZ-waarde dat aan de vestiging is toegerekend.

  • 5.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van de delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 6.

    Indien met betrekking tot een vestiging geen WOZ-waarde is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ.

  • 7.

    Indien de WOZ-waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 6. Belastingtarieven

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt in tariefgebied A € 275,- per jaar, per vestiging.

  • 2.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt in tariefgebied B € 206,25 per jaar, per vestiging.

  • 3.

    De in de vorige leden genoemde bedragen worden verhoogd met:

  • a.

    voor zover de WOZ-waarde van de vestiging in tariefgebied A zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 meer bedraagt dan € 110.000 met 0,25 % van WOZ waarde. De verhoging wordt alleen berekend over de WOZ -waarde boven de € 110.000;

  • b.

    voor zover de WOZ-waarde van de vestiging in tariefgebied B zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 meer bedraagt dan € 110.000 met 0,1875 % van WOZ waarde. De verhoging wordt alleen berekend over de WOZ -waarde boven de € 110.000.

Artikel 7. Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag. 

Artikel 9. Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van dat jaar als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijn.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 31 augustus 2020.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening reclamebelasting Dongen 2020’

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering op 2 juli 2020,

De raad voornoemd,

De griffier,

C.M.S. Vissers MSc

De voorzitter,

drs. M.C. Starmans – Gelijns

Bijlage (1) Kaart gebied behorende bij de Verordening reclamebelasting Dongen 2020

Naar boven