Gemeenteblad van Doetinchem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2020, 168860 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2020, 168860 | Verordeningen |
Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem 2016, derde wijziging
I. Artikel 1:3 te laten vervallen
II. Het volgende onderdeel toe te voegen aan artikel 1:8, het huidige artikel 1:8 wordt lid 1.
III. Het volgende artikel toe te voegen:
Artikel 2.1a Vechten op een openbare plaats
IV. De naam van AFDELING 5 van hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID, UITERLIJK AANZIEN EN AANZIEN EN VEILIG GEBRUIK VAN OPENBARE PLAATSEN.
V. Artikel 2:10 als volgt te laten luiden:
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de openbare plaats
VI. Artikel 2:27, als volgt te laten luiden:
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt of waar rookwaren kunnen worden genuttigd.
VII. In artikel 2:28 wordt het volgende nieuw lid 5 toegevoegd. De huidige leden 5 en 6 worden vernummerd naar lid 6 en 7.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
VIII. Artikel 2:29 als volgt te laten luiden:
Loketverkoop is niet toegestaan van:
05:00 tot 06:00 uur op carnavalsmaandag, Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag (alle drie van zondagavond op maandagnacht); van 26 april op 27 april (Koningsnacht) en van 27 april op 28 april (nacht na Koningsdag); op Hemelvaartsdag (van donderdagavond op vrijdagnacht); van 24 december op 25 december, van 25 december op 26 december en van 26 december op 27 december (Eerste Kerstdag, Tweede Kerstdag en de nacht na Tweede Kerstdag); van 31 december op 1 januari (Oudjaarsavond op Nieuwjaarsnacht).
Het bepaalde in het eerste, vierde en zesde lid geldt niet voor Nieuwjaarsnacht (1 januari). Dan geldt er een sluitingstijd van 05:00 uur tot 06:00 uur en mogen er in de openbare inrichtingen tussen 03.00 uur en 06:00 uur geen nieuwe bezoekers meer worden toegelaten. Deze toelatingstijd geldt niet voor broodjeszaken, cafetaria’s en snackbars.
IX. Artikel 2:31b toe te voegen:
X. Artikel 2:47a toe te voegen:
Artikel 2:47a Verbod gebruik lachgas
Het is verboden op een openbare plaats lachgas te gebruiken als door dit gebruik:
XI. Artikel 2:50a toe te voegen:
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
XII. Artikel 2:59 komt als volgt te laten luiden:
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
XIII. Artikel 2:59a toe te voegen:
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
XIV. Artikel 2:60 als volgt te laten luiden:
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren.
XV. Artikel 2:60A (Geluid)hinder door dieren te laten vervallen.
XVI. Artikel 2:66 komt als volgt te luiden:
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
XVII. Artikel 2:67 komt als volgt te luiden:
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
XVIII. Artikel 2:68 komt als volgt te luiden:
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
XIX. Artikel 2:74a toe te voegen:
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik.
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
XX. De naam van afdeling 15 van hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:
AFDELING 15. BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN VAN DE BURGEMEESTER.
XXI. Artikel 2:79 toe te voegen:
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
XXII. Een nieuw afdeling 16 toe te voegen aan hoofdstuk 2:
Afdeling 16. TOEZICHT OP BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN EN GEBOUWEN
XXIII. Artikel 2:80 toe te voegen:
Artikel 2.80 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en/of malafide ondernemersklimaat
De burgemeester kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
XXIV. Artikel 3:13 onder C te vervangen door:
Er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 of de Wet arbeid vreemdelingen.
XXV. Aan artikel 3:13 C de volgende overgangsbepaling toe te voegen:
De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 3:13, onder C met betrekking tot de leeftijden, worden van kracht:
een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, ten aanzien van prostituees die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt en aantoonbaar werkzaam waren binnen de gemeente Doetinchem ten tijde van de ingangsdatum van deze Apv;
twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, ten aanzien van prostituees die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening de leeftijd van 19 jaar hebben bereikt en aantoonbaar werkzaam waren binnen de gemeente Doetinchem ten tijde van de ingangsdatum van deze Apv;
XXVI. Artikel 5:8 als volgt te laten luiden:
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
XXVII. Artikel 5:10 als volgt toe te voegen:
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan
XXVIII. Artikel 5:14 als volgt te laten luiden:
XXIX. Artikel 5:15 als volgt te laten luiden:
XXX. Artikel 5:33 als volgt te laten luiden:
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
XXXI. Artikel 6:1 als volgt te laten luiden:
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:
de artikelen 2:1, 2:1a, 2:3, 2:6, 2:9, 2:10, 2:12, 2:16, 2:23A, 2;25, 2:26A, 2:28, 2:28A, 2:29, 2:30, 2:31, 2:31b, 2:34a 2:34B, 2:34C, 2:34F, 2:41, 2:42, 2:43, 2:44, 2:44B, 2:45, 2:47, 2:48, 2:48A, 2:49, 2:50, 2:50a, 2:51, 2:52, 2:53, 2:53A, 2:56A, 2:57, 2:58, 2:59, 2:59a, 2:60, 2:62, 2:64A, 2:72, 2:73, 2:73A, 2:74, 2:74A, 2:76, 2:78, 2:79, 2:80, 3:3, 3:4, 3:6, 3:7, 3:8, 3:9, 3:10, 3:11, 4:2, 4:3, 4:5, 4:6, 4:8, 4:9, 4:13, 4:15, 4:18, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:18, 5:19, 5:23, 5:24, 5:24A, 5:25, 5:26, 5:27, 5:28, 5:28a, 5;29, 5:31, 5:32, 5:33, 5:34, 5:36, 5.37, 5:40.
XXXII. Artikel 6:2 als volgt te laten luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de opsporingsambtenaren van de gemeente Doetinchem en BUHA BV zoals genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de personen die op grond van artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering met een buitengewone opsporingsbevoegdheid zijn belast.
Artikelsgewijze toelichting op de derde wijziging van de Apv Doetinchem 2016
Dit artikel vervalt op basis van het advies van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). In de APV gemeente Doetinchem 2016 is bepaald dat een aanvraag om een vergunning of ontheffing buiten behandeling kan worden gelaten indien deze niet ten minste 6 weken van te voren is ingediend. Volgens jurisprudentie is het buiten behandeling laten van een te laat ingediende aanvraag echter in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat volgens de Awb aanvragen alleen kunnen worden toegewezen of worden geweigerd. Daarom is in het nieuwe artikel 1:8 nu opgenomen dat een vergunning kan worden geweigerd als deze te laat is aangevraagd om nog behoorlijk te kunnen worden behandeld.
Gelet op het vervallen van artikel 1:3 is er een nieuwe weigeringsgrond opgenomen in artikel 1:8. De vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan zes weken voor de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is. Dit komt in plaats van het niet in behandeling nemen van de aanvraag zoals dat in de APV 2016 was opgenomen.
Artikel 2.1a Vechten op een openbare plaats
Dit artikel wordt voorgesteld naar aanleiding van het voorbeeld van de gemeente Winterswijk. Regionaal is afgesproken dit artikel in het voorstel voor de gemeenteraad op te nemen omdat vechten een concrete vorm is van verstoring van openbare orde. Op deze manier kan hier effectief tegen opgetreden worden.
Het Wetboek van Strafrecht biedt weliswaar ook mogelijkheden om op te treden maar vanuit een andere invalshoek. Bovendien moet dan eerst aangifte worden gedaan en dat gebeurt niet altijd. Vooral als het gaat om vechtpartijen die als een ernstige verstoring van de openbare orde kunnen worden beschouwd, wil de politie graag de mogelijkheid hebben om op te kunnen treden en personen aan te kunnen houden.
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de openbare plaats
In de APV 2016 is het artikel gericht op alleen het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg. In de praktijk is de behoefte ontstaan om dit te verruimen naar openbare plaats.
Een openbare plaats is een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek. Dit kan bijvoorbeeld een berm zijn.
Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden, containers of fietsparkeervoorzieningen. Ook voorwerpen die met de grond zijn verbonden, zoals een haag in de berm, kunnen als voorwerpen als hier bedoeld worden aangemerkt.
Artikel 2:27 Begripsbepalingen (toezicht op openbare inrichtingen)
De exploitatievergunning voor openbare inrichtingen is in het leven geroepen om overlast en aantasting van openbare orde te voorkomen. De VNG adviseert ook “waterpijpcafé” toe te voegen aan de begripsbepalingen, omdat daardoor de zogenaamde “shisha lounge” expliciet als openbare inrichting in de zin van deze afdeling opgenomen is.
Het roken van een waterpijp, ook bekend onder de namen shisha, hookah, nargileh, ghaliyan of hubble bubble, wordt steeds populairder in Nederland. Het roken van waterpijpen is niet zonder brandgevaar en het levert ook de nodige (stank)overlast voor de omgeving op. Bij het omvallen van een waterpijp kunnen brandende kooltjes een ontstekingsbron vormen voor het interieur van de inrichting met rookontwikkeling of brand tot gevolg. ‘Shisha lounges’ en soortgelijke inrichtingen die het roken van waterpijp aanbieden, stralen daarnaast een bepaalde aantrekkingskracht uit op jongeren. In dit soort inrichtingen zou naast de waterpijpactiviteiten ook gedeald kunnen worden of illegaal gegokt. Er kan sprake zijn van vernielingen, geluids- en parkeeroverlast, bedreiging en mishandeling. Tot slot kunnen er ook banden zijn met criminele organisaties of netwerken.
Gelet op de genoemde gevaren en risico’s voor de omgeving van een dergelijke inrichting, die direct ingrijpen in de openbare orde en veiligheid, vallen dit soort inrichtingen nu altijd onder het vergunningstelsel
In aanvulling op het VNG-model wordt voorgesteld ook een afhaalcentrum hierbij op te nemen. Veel gemeenten ervaren overlast van afhaalcentra en een vergunningplicht biedt mogelijkheden om handhavend op te treden.
Tevens is een begripsbepaling voor “exploitant” en “leidinggevende” opgenomen. Dit is gedaan gelet op de voorgestelde wijziging van artikel 2:28.
Dit voorstel is opgenomen op advies van het Regionaal Coördinatiepunt Integrale Veiligheid gericht op voorkoming van ondermijning.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Er wordt een nieuw lid toegevoegd. Dit is gedaan ter voorkoming dat personen die niet in aanmerking komen voor een Drank- en Horecavergunning wel een openbare inrichting kunnen exploiteren of hier als leidinggevende werkzaam kunnen zijn. Ook dit is opgenomen op advies van het Regionaal Coördinatiepunt Integrale Veiligheid gericht op voorkoming van ondermijning.
Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Doetinchem, heeft behoefte aan een verruiming van de sluitingstijd van zondagavond op maandagnacht. Daarbij hebben enkele leden van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Doetinchem, aangegeven dat artikel 2:29, lid 5 van de APV 2016 niet uitvoerbaar is. Het gaat om het verwijderen van zitmeubilair na 04.00 uur in broodjeszaken, cafetaria’s en snackbars.
Ook de politie heeft aangegeven dat enkele leden van het artikel onduidelijk zijn en moeilijk handhaafbaar. Allen zien daarom graag een aanpassing van de APV 2016. Het voorgestelde artikel is hiervan het resultaat. Het artikel is integraal tot stand gekomen en wordt dus ook gedragen door alle partijen.
Dit artikel wordt geadviseerd door het Regionaal Coördinatiepunt Integrale Veiligheid, gericht op voorkoming van ondermijning.
Ook in openbare inrichtingen, horecabedrijven, maar ook op andere locaties zoals winkels of bedrijfspanden kan illegaal gegokt worden. Dit gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Ook kan er overlast vanuit de omgeving worden ervaren. Het kan bovendien gaan om grote sommen geld die witgewassen worden. Ook brengt illegaal gokken het risico op gokverslaving mee. Het komt voor dat mensen met gokschulden gedwongen worden om bijvoorbeeld hun woning beschikbaar te stellen voor hennepkwekerij.
Na het opnemen van dit artikel wordt het verboden om in een openbare inrichting in enigerlei vorm met of om geld te spelen, tenzij er sprake is van een klein kansspel of vergunning is verleend op grond van de Wet op de Kansspelen.
Het klein kansspel is uitgezonderd om een bingo mogelijk te maken waar om geld wordt gespeeld. Dat is in de gemeente Doetinchem soms aan de orde en levert in de praktijk geen problemen op.
Artikel 2:47a Verbod gebruik lachgas
Verbod op lachgasgebruik in de openbare ruimte is noodzakelijk ter bescherming van de openbare orde, het milieu en om overlast tegen te gaan. De afgelopen jaren heeft het gebruik van lachgas een vlucht genomen. Ook in Doetinchem.
Los van de discussie over de gevolgen van het gebruik op de gezondheid leidt het toenemende gebruik van lachgas door jongeren in de openbare ruimte nogal een tot overlast voor de omgeving. Het gaat dan om geluidsoverlast maar ook om vervuiling van de openbare ruimte. Bovendien kan het gebruik van lachgas leiden tot ongewenst en onberekenbaar gedrag.
Door het opnemen van dit artikel kan er handhavend worden opgetreden als de openbare orde wordt verstoord of het milieu wordt aangetast. Het artikel is opgenomen naar het voorbeeld van de gemeente Winterswijk. Dit is ook zo afgesproken in de regionale werkgroep APV en met de politie.
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Dit artikel wordt voorgesteld om handhavend optreden mogelijk te maken tegen het zich in de publieke ruimte manifesteren van op grond van de openbare orde verboden of ontbonden organisaties. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan motorbendes.
Deelneming aan de voortzetting van dergelijke organisaties, waaronder uiterlijk vertoon kan worden begrepen is strafbaar gesteld in artikel 140, lid 2 Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling geldt echter pas op het moment dat de uitspraak van de rechter definitief is geworden. Zolang de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie nog open staan en niet zijn afgewikkeld kan zonder het opnemen van dit APV-artikel dus niet handhavend worden opgetreden.
Dit artikel is overgenomen van de gemeente Enschede en staat in dit voorstel op advies van de politie. Ook het regionaal Coördinatiepunt Integrale Veiligheid adviseert dit gericht op voorkoming van ondermijning.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Dit artikel wordt in deze vorm geadviseerd door de VNG. Het huidige artikel in de APV 2016 had dezelfde strekking. Toch is nu gekozen voor de meest recente VNG-tekst, aangezien die een goede basis is om op te treden en ook goed aansluit op het nieuwe artikel 2:59a.
Dit artikel schept voor de burgemeester de mogelijkheid om na een (bijt)incident met een hond de eigenaar of houder te verplichten de hond te muilkorven of kort aan te lijnen. Dit gebeurt vaak in gevallen die niet voldoende ernstig zijn om strafrechtelijk op te treden (wat er doorgaans op neer komt dat de hond in beslag wordt genomen en een gedragstest ondergaat om te bekijken of de hond geresocialiseerd kan worden of moet inslapen). Sinds de intrekking van de Regeling agressieve dieren is er in landelijke wetgeving geen definitie van muilkorf meer gegeven, vandaar dat hier een definitie is opgenomen. Overtreding van de gebodsbepaling is strafbaar gesteld in artikel 6:1.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Dit artikel wordt geadviseerd door de VNG en is nieuw in de APV van Doetinchem. Het aanlijn- en/of muilkorfgebod dat de burgemeester kan opleggen voor het laten verblijven of laten lopen van een gevaarlijke hond op een openbare plaats of op het terrein van een ander (artikel 2:59), is niet in alle gevallen voldoende om bijtincidenten te voorkomen. Deze maatregel voorkomt niet dat mensen geconfronteerd worden met bijtincidenten op privéterrein. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan postbezorgers en koeriers, maar ook aan bijtincidenten die plaatsvinden binnen een huishouden. Om hier enigszins aan tegemoet te komen is artikel 2:59a opgenomen. Artikel 2:59a bepaalt dat het de eigenaar of houder van een gevaarlijke hond verboden is die hond zonder muilkorf op zijn terrein los te laten lopen.
Het verbod geldt niet als er voorzieningen zijn getroffen waardoor gevaar voor derden in de openbare en vrij toegankelijke privéruimte niet aanwezig is. De VNG heeft de volgende drie cumulatief geldende voorzieningen benoemd:
Deze bepaling is gericht op de veiligheid in de openbare ruimte en voorkomt dat gevaarlijke honden op de openbare weg komen doordat ze van het terrein ontsnappen. Het verplicht plaatsen van een waarschuwingsbord zorgt ervoor dat mensen die een terrein willen betreden gewaarschuwd worden.
Toepassing van dit artikel zal in de praktijk in combinatie met artikel 2:59 plaatsvinden.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
In de APV 2016 was al een soortgelijk artikel opgenomen. Voorgesteld wordt dit artikel in zijn geheel aan te passen op de model-bepaling van de VNG, aangezien daar ook een bepaling in staat opgenomen over het voeren van dieren.
Door in het eerste lid de zinsnede “buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer” op te nemen wordt de afbakening met de Wet milieubeheer direct vastgelegd.
Het kan voor de omgeving hinderlijk zijn als iemand dieren houdt. Er moet kunnen worden ingegrepen als overlast of schade voor de volksgezondheid dreigt. Dan moeten belangen worden afgewogen. Daarom is gekozen voor de constructie dat het college bevoegd wordt verklaard om de plaatsen aan te wijzen waar naar zijn oordeel het houden van bepaalde dieren overlast of schade voor de volksgezondheid veroorzaakt. Waar het college bij een aanwijzing bevoegd is verklaard daarbij nadere regels te geven inzake het houden van dieren, is er sprake van delegatie van verordenende bevoegdheid als bedoeld in artikel 156 van de Gemeentewet. Tevens wordt in dit verband nog gewezen op de Wet natuurbescherming, waarin onder meer regels worden gegeven ter bescherming van dieren.
In de praktijk blijkt dat het voeren van dieren in Doetinchem overlast op kan leveren en ongedierte kan aantrekken.
In het eerste lid, onder d, is ‘te voeren’ genoemd als toevoeging. Hiermee kan het voeren van bijvoorbeeld eenden, meeuwen of duiven op bepaalde plaatsen verboden worden. Om daar zo nodig handhavend tegen te kunnen optreden. Hiertoe dient het college dan wel eerst een aanwijzingsbesluit te hebben genomen.
Artikel 2:60a (Geluid)hinder door dieren
Dit artikel wordt geschrapt. Dit artikel was in afwijking van de modelverordening van de VNG opgenomen in de APV van Doetinchem. Het was bedoeld om geluidhinder door dieren aan te pakken. Gedacht kan hierbij worden aan kraaiende hanen, blaffende honden en dergelijke. Dit artikel bleek moeilijk te handhaven. Bovendien blijkt bij dergelijke overlast de sociale aanpak door buurtcoach, wijkagent en buurtbemiddeling beter te werken.
Met de komst van artikel 2:79 (woonoverlast) heeft dit artikel ook geen functie meer. Geluidhinder door dieren kan immers opgenomen worden in dit artikel.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
In 2017 is er een nieuw artikel (151d) van de Gemeentewet in werking getreden. Dit artikel maakt dat het nu ook nodig is om een artikel over woonoverlast in de APV op te nemen, anders kan hier bij de aanpak van woonoverlast geen beroep op worden gedaan.
Artikel 151d van de Gemeentewet regelt dat de raad bij verordening kan bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet ter zake van overtreding van het door de raad bij verordening gestelde voorschrift.
Uit de wet volgt dat dit instrument is bedoeld als een ultimum remedium. Artikel 151d, tweede lid, van de Gemeentewet regelt dat het instrument van de last onder bestuursdwang (voor de goede orde, dat impliceert dat de burgemeester ook een last onder dwangsom kan opleggen) alleen wordt ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken.
Bij een besluit om op grond van deze bepaling een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen zal de burgemeester dus moeten motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten waren om de woonoverlast tegen te gaan. Alleen al daarom zal er aan zo’n besluit een stevig dossier ten grondslag moeten liggen. Het meest overtuigend is het als er ook een sociale aanpak heeft plaatsgevonden en buurtbemiddeling is ingezet.
Het ultimum remedium karakter geldt in nog sterkere mate als sprake is van een huisverbod als bedoeld in het derde lid van artikel 151d. Een zo zware maatregel, die een inbreuk betekent op het grondwettelijk beschermde woonrecht, is alleen mogelijk wanneer de ernst van de situatie dat eist en er werkelijk geen andere optie meer open staat.
De burgemeester kan beleidsregels hiervoor opstellen. Dit artikel is geformuleerd conform de model bepaling van de VNG en ook conform het advies van het Regionaal Coördinatiepunt Integrale Veiligheid gericht op ondermijning.
Artikel 2:80 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en/of malafide ondernemersklimaat
Aansluitend op de exploitatievergunning voor openbare inrichtingen is dit artikel toegevoegd waarin de burgemeester de bevoegdheid wordt toegekend om ook voor gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten een exploitatievergunning verplicht te stellen. De burgemeester kan van deze bevoegdheid gebruik maken indien de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid in of rondom een gebouw onder druk staat. Hetzelfde geldt voor de effecten van het uitoefenen van een bepaalde bedrijfsmatige activiteit. Bij gebouwen gaat het dan meestal om een aantal gebouwen in een bepaald gebied waar de openbare orde en leefbaarheid zwaar onder druk staan en bij bedrijfsmatige activiteiten gaat het vooral om bepaalde bedrijfstakken c.q. branches met een criminogeen karakter en/of malafide bedrijven.
Als uit onderzoek blijkt dat sprake is van ernstige overlast of het plegen van strafbare feiten of de exploitant/beheerder van slecht levensgedrag is, kan de burgemeester de vergunning weigeren danwel intrekken. Ook kan in relatie tot de vergunningsaanvraag een BIBOB-onderzoek worden uitgevoerd
Dit artikel is opgenomen naar voorbeeld van de gemeente Tilburg alwaar inmiddels enige ervaring met deze exploitatievergunning is opgedaan. Ook Rotterdam heeft een dergelijke bepaling in de APV opgenomen.
In eerste instantie hoeven er nog geen branches te worden aangewezen en is het voldoende om dit artikel op te nemen in de APV voor het geval dat het nodig blijkt te zijn. In de regionale werkgroep APV is afgesproken om dit voorstel aan de gemeenteraden aan te bieden ter vaststelling. Ook het Regionaal Coördinatiepunt Integrale Veiligheid adviseert dit gericht op voorkoming van ondermijning.
Artikel 5:8: Parkeren van grote voertuigen
Dit artikel wordt aangepast om:
Om deze duidelijkheid te scheppen worden in het aangepaste artikel tijdstippen genoemd. Deze wijken af van de genoemde tijdstippen in de APV 2016. In de APV 2016 stond dat het verbod om te parkeren niet van toepassing is op maandag tot en met zaterdag voor zover het voertuig gebruikt wordt voor ter plaatse uit te voeren werkzaamheden. Dit bleek moeilijk handhaafbaar. Daarom staat er nu dat het verbod niet van toepassing is van maandag tot en met vrijdag van 8.00 uur tot 18:00 uur. Dat schept duidelijkheid voor iedereen en is ook conform het model van de VNG.
Verder staat in de APV 2016 dat parkeren op een bedrijvenpark en industrieterrein is toegestaan. Maar in de praktijk geldt op de bedrijventerreinen in de gemeente Doetinchem een parkeerverbod. Dat is geregeld met een verkeersbesluit. Dit leverde in de praktijk geen probleem op, want een verkeersbesluit is gebaseerd op hogere wetgeving. Dat gaat voor lagere wetgeving (APV). Maar voor de eenduidigheid en om misverstanden te voorkomen is beter de APV hier op aan te passen, zodat het parkeerverbod op bedrijfsterreinen van kracht kan blijven en dat daar alleen geparkeerd mag worden op de aangewezen en daarvoor ingerichte parkeerplaatsen.
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan
Er is in de praktijk behoefte ontstaan om ook naast de mogelijkheden die de Wegenverkeerswet biedt een parkeer- of stopverbod in te stellen voor andere weggedeelten dan de rijbaan, zoals voor bermen. Hiervoor is een aanvullende grondslag in de APV nodig.
Dit is actueel sinds de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden 23-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3927.
Artikel 2a van de Wegenverkeerwet 1994 maakt dit mogelijk. Op grond van dit artikel kunnen gemeenten bij verordening verkeersregels stellen voor zover:
Aan deze voorwaarden wordt voldaan als de gemeente een parkeerverbod wil instellen voor andere weggedeelten dan de rijbaan. Artikel 5:10 voorziet in de grondslag voor een verkeersbesluit met die strekking. Door het gebruik van de formulering “niet tot de rijbaan behorend weggedeelte” is ook de afbakening met artikel 5:11 (Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen) geregeld, nu die verbodsbepaling niet van toepassing is op de ‘weg’ (artikel 5:11, tweede lid, aanhef en onder a).
Het verbod geldt niet voor voertuigen die worden gebruikt voor wegwerkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam (tweede lid).
Het uitoefenen van de ambulante handel (het venten) moet onderscheiden worden van enerzijds de collectevergunning en anderzijds de standplaatsvergunning.
Bij venten is het van belang dat de venter in beweging is. De venter biedt zijn waren voortdurend aan vanaf een andere plaats.
Dit artikel is aangepast aan het model van de VNG, aangezien de meest recente bepaling de beste grondslag is voor het college om gebieden aan te wijzen. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 5:15.
Het is verboden te venten op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.
Het college heeft verschillende gronden voor zijn gebiedsaanwijzingen, zoals overlast (waarschijnlijk verreweg de meest voorkomende grond), of verkeersveiligheid.
Ook het venten met lachgas kan op grond van dit artikel worden aangepakt. Daarom is ervoor gekozen het artikel opnieuw vast te stellen conform het laatste model van de VNG.
Het college heeft de mogelijkheid om gebieden aan te wijzen waar venten niet is toegestaan in het belang van de openbare orde.
Artikel 5:33: Beperking verkeer in natuurgebieden
De handhaving van verkeer in natuurgebieden is gelegen in de verbodsbepaling artikel 5:33 lid 1 van de APV.
In lid 3 wordt in de APV 2016 beschreven wanneer dit verbod niet van toepassing is; Het verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden en onder andere ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten.
Dit betekent dat voor een BOA de verbodsbepaling in het kader van opsporingsbevoegdheid/handhaving ook geldt. Dit wordt nu aangepast, zodat de BOA’s ook hun taken kunnen uitvoeren.
Overigens zijn de BOA’s bij de BUHA BV ingevolge artikel 16 van de Domeinlijst I Openbare ruimte te handhaven op het RVV 1990.
Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van zijn verordeningen een straf stellen. Dit artikel is dus nodig om handhavend op te kunnen treden door middel van het opstellen van een proces-verbaal.
Dit artikel wordt aangevuld met de artikelen die nu extra worden openomen. En artikel 2:60a wordt geschrapt. Dit laatste artikel komt immers te vervallen.
Het artikel is conform het model van de VNG.
In dit artikel – en eventueel krachtens dit artikel - worden door het college dan wel door de burgemeester – de toezichthouders aangewezen.
Dit artikel wordt gewijzigd. De BUHA is inmiddels verzelfstandigd en geen afdeling meer van de gemeente. Dit stond eerst nog in de APV. Ook bestaat de afdeling wonen en bedrijven inmiddels niet meer. De naam van de afdeling wordt nu niet meer genoemd. Dit is namelijk niet noodzakelijk. Dat maakt dat er geen handhavingsproblemen zullen ontstaan als er nieuwe naamgeving zou komen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-168860.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.