Gemeenteblad van Midden-Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2020, 168086 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2020, 168086 | Beleidsregels |
Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen Midden-Groningen
Hoofdstuk 3: terugvordering en invordering
Artikel 3: gebruik maken van de bevoegdheid tot terugvordering en invordering
Het college maakt gebruik van de wettelijke bevoegdheid om de bijstand en het bedrijfskapitaal terug te vorderen. Het gaat om de bevoegdheid als bedoeld in: a: artikel 58, tweede lid van de wet; b: artikel 59 van de wet; c: artikel 60 van de wet; d: artikel 60a van de wet; e: artikel 12, tweede lid onderdeel c Bbz 2004; f: artikel 39, eerste lid onderdeel a onder3 Bbz 2004; g: artikel 39, tweede lid Bbz 2004; h: artikel 41, tweede, vierde en vijfde lid Bbz 2004; i: artikel 43, tweede lid Bbz 2004. 2. Het college maakt gebruik van de wettelijke bevoegdheid om de bijstand te verhalen op grond van artikel 61 van de wet.
Artikel 4: verwijtbare bedrijfsbeëindiging
1. Als er sprake is van een verwijtbare bedrijfsbeëindiging, is de lening terstond en in het geheel opeisbaar inclusief de verschuldigde rente. 2. Er is in ieder geval sprake van een verwijtbare bedrijfsbeëindiging in geval: a: sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid; b: de privé bestedingen niet in de lijn zijn met de inkomsten; c: sprake is van ernstige fout(en) of ernstige nalatigheid/nalatigheden van de zelfstandige waardoor zijn bedrijf beëindigd moest worden. 3. Van een verwijtbare bedrijfsbeëindiging als bedoeld in het tweed lid is geen sprake als het college van oordeel is dat er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
Artikel 5: niet verwijtbare bedrijfsbeëindiging
Als de bedrijfsbeëindiging naar het oordeel van het college niet verwijtbaar is, wordt de rentedragende geldlening vanaf de bedrijfsbeëindiging renteloos gemaakt.
Artikel 6: terugvordering verstrekt bedrijfskapitaal
1. Het college vordert het bedrijfskapitaal terug als belanghebbende na een aanmaning niet tijdig of volledig aan zijn rente- en aflossingsverplichting voldoet. 2. De geldlening voor bedrijfskapitaal of het eventueel restant van de geldlening is, voor zover het eerste lid van toepassing is, inclusief de tot dan toe verschuldigde renten, terstond en in zijn geheel verschuldigd. Bij niet tijdige of niet (volledige) nakoming wordt na aanmaning ingevorderd door middel van een dwangbevel en kan het college op kosten van belanghebbende een deurwaarder inschakelen voor de invordering van het verschuldigde. 3. De terug- en invordering vindt plaats op alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de hoofdsom en de rente.
Artikel 7: terugvordering verstrekte geldlening algemene bijstand
Een terugvordering van de op grond van artikel 10 Bbz 2004 verstrekte geldlening moet (na een eventuele gedeeltelijke omzetting in bijstand om niet op grond van artikel 12 Bbz 2004) in zijn geheel binnen 6 weken na het betalingsverzoek worden voldaan. Bij niet tijdige of niet (volledige) nakoming wordt na een aanmaning ingevorderd door middel van een dwangbevel en kan het college op kosten van belanghebbende een deurwaarder inschakelen voor de invordering van het verschuldigde.
Het college ziet af van (verdere) terugvordering, indien het nog terug te vorderen bedrag (na eventuele verrekening) minder bedraagt dan € 100 én verrekening met de uitkering niet (meer) mogelijk is. Indien het college meerdere vorderingen heeft op de belanghebbende, dan geldt het kruimelbedrag voor het (rest)saldo van alle vorderingen tezamen.
Artikel 9: (ambtshalve) buiten invordering stellen van geldlening voor bijstand levensonderhoud
1. Het college besluit (ambtshalve) tot buiten invordering stellen (van het resterend deel) van een geldlening voor levensonderhoud, indien de belanghebbende: a: gedurende 60 maanden zijn aflossingsverplichting voor de teruggevorderde bijstand (verstrekt op grond van artikel 10 Bbz 2004) onafgebroken en naar draagkracht is nagekomen, bij onderbreking van het terugbetalingsgedrag wordt de periode met de duur van deze onderbreking verlengd. Als sprake is van een lagere aflossing dan 50% van het meerdere inkomen boven de bijstandsnorm vermeerderd met de beslagruimte in de bijstandsnorm, wordt de geldlening eerst buiten invordering gesteld indien het bedrag overeenkomt met 60 maanden maal 50% van het maandinkomen boven de bijstandsnorm vermeerderd met de beslagruimte in de bijstandsnorm is afgelost. b: gedurende 60 maanden niet aflost op een niet-verwijtbare vordering en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog gaat verrichten; 2. Indien sprake is van vermogen en/of zekerheden waarmee de vordering geheel of gedeeltelijk kan worden voldaan, wordt de geldlening voor dat deel niet buiten invordering gesteld. 3. Het eerste lid geldt niet in geval er beslagmogelijkheden zijn of zekerheden noch door het college binnen 24 maanden verwacht kunnen worden. 4. Het eerste lid geldt evenmin voor vorderingen ontstaan door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen. 5. Voorts geldt het eerste lid niet in geval het vermogen van de zelfstandige, bij de toekenning van de bijstand of nadien, de vermogensgrens van artikel 3 Bbz 2004 overschrijdt. Het bepaalde in artikel 32 Bbz 2004 geldt, voor zover van toepassing, ook voor de terug- en invordering.
Artikel 10: ambtshalve buiten invordering stellen van geldlening voor bedrijfskapitaal
Het college besluit ambtshalve tot buiten invordering stellen van een geldlening voor bedrijfskapitaal indien het college gedurende 10 jaar zonder succes poogde de vordering te innen en er geen sprake is van beslagobjecten of zekerheden, noch binnen 24 maanden te verwachten zijn.
Artikel 11: levensvatbaarheidsonderzoeken
1. Het college verricht de onderzoeken naar levensvatbaarheid in beginsel zelf, tenzij het college van oordeel is dat hiertoe expertise ingekocht moet worden. 2. Het college verleent de bijstand als bedoeld in artikel 23, eerste lid Bbz 2004 in maximaal 2 termijnen van maximaal zes maanden en voor zover nodig daarna in termijnen van maximaal 12 maanden. Bij ieder aangevraagde termijn beoordeelt het college opnieuw de levensvatbaarheid van het bedrijf. Dit laat onverlet dat ook tussentijds de uitkering beëindigd wordt indien het college van oordeel is dat er na afloop van de maximaal mogelijke bijstand geen sprake zal zijn van een levensvatbaar bedrijf of beroep. 3. Voor zover op grond van artikel 18 Bbz 2004 een verlenging benodigd is, wordt de bijstand toegekend voor een periode van ten hoogste 12 maanden totdat de maximale wettelijke termijn is bereikt. Het college beoordeelt telkens na afloop van een periode van maximaal 12 maanden of de verwachting gerechtvaardigd is dat na afloop van de maximale uitkeringsduur sprake zal zijn van een levensvatbaar bedrijf of beroep. Dit laat onverlet dat ook tussentijds de uitkering beëindigd wordt indien het college van oordeel is dat er na afloop van de maximaal mogelijke bijstand geen sprake zal zijn van een levensvatbaar bedrijf of beroep.
Artikel 12: rechtmatigheidsonderzoeken algemene bijstand Bbz 2004
Voor alle groepen van zelfstandigen genoemd in artikel 2, eerste lid Bbz 2004, met een vermogen onder de van toepassing zijnde vermogensgrenzen van artikel 3 Bbz 2004, wordt de hoogte van de algemene bijstand definitief vastgesteld na afloop van een boekjaar (artikel 12 Bbz). Deze definitieve vaststelling vindt plaats uiterlijk binnen 12 maanden na afsluiting van het boekjaar waarin algemene bijstand voor levensonderhoud is verleend, mits de benodigde gegevens tijdig bij het college zijn ingeleverd.
Artikel 14: beëindigingsonderzoeken
Indien een zelfstandige zijn bedrijf beëindigd vindt binnen 6 maanden na deze beëindiging een beëindigingsonderzoek plaats. Als sprake is van een openstaande (rentedragende) geldlening beoordeelt het college of het bedrijf al dan niet verwijtbaar is beëindigd.
Artikel 15: onderzoeken debiteuren
Minimaal eens per kalenderjaar vindt er debiteurenonderzoek plaats waarin in ieder geval de volgende punten onderzocht worden:
Artikel 16: signalen Inlichtingenbureau
De meldingen van het Inlichtingenbureau worden onderzocht en waar nodig past het college het recht op de uitkering ingevolgde de Bbz 2004 aan en/of beëindigd deze uitkering en/of vordert deze terug. Daarnaast beoordeelt het college of er een boete opgelegd moet worden.
Bij het verstrekken van een geldlening voor bedrijfskapitaal ingevolge het Bbz 2004 verbindt het college hieraan op grond van artikel 39, derde lid Bbz 2004 de verplichting, dat door belanghebbende, voorafgaande aan de betaling van de geldlening, meerdere zekerheid wordt geboden voor de nakoming van de aflossings- en renteverplichtingen, voor zover en in zoverre hiervan naar het oordeel van het college sprake is.
Artikel 18: bedrijfsbeëindiging
1. Als belanghebbende het bedrijf of zelfstandig beroep niet verwijtbaar heeft moeten beëindigen wordt vanaf de datum van beëindiging (het restant van) de geldlening voor bedrijfskapitaal renteloos. 2. Indien het bedrijf of zelfstandig beroep is beëindigd én de geldlening voor bedrijfskapitaal op grond van het eerste lid renteloos is gemaakt, wordt het restant van de geldlening en verschuldigde rente kwijtgescholden, indien belanghebbende gedurende 60 achtereenvolgende maanden na beëindiging van het bedrijf of beroep een bedrag voldoet dat overeenkomt met 50% van het netto (gezins)inkomen boven de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm vermeerderd met de beslagruimte in de bijstandsnorm. 3. Indien op grond van bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk uitstel van betaling wordt verleend worden de maanden waarin afgelost moet worden, als bedoeld in het tweede lid, verlengd totdat het vanwege geheel of gedeeltelijke uitstel gederfde ontvangsten alsnog zijn voldaan. 4. Indien belanghebbende niet voldoet aan het bepaalde in de voorafgaande leden vindt geen kwijtschelding van de resterende geldlening noch van de renten plaats.
Artikel 19: begeleiding (pré) starters
De begeleiding van (pré) starters vindt in beginsel door het college zelf plaats, tenzij het college van oordeel is dat hiertoe expertise ingekocht moet worden.
Artikel 20: beoordelen aanvragen Het college onderzoekt bij een aanvraag de juistheid en volledigheid van de aangeleverde gegevens
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-168086.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.