Nadere regel subsidie basisvoorziening vrijwilligersondersteuning

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Utrecht;

en gelet op

Het Uitvoeringskader Wmo

De voortgangsrapportage en uitvoeringsagenda Wmo 2019-2020

De Visie versterken sociale basis (2018),

 

besluit vast te stellen de Nadere regel subsidie basisvoorziening vrijwilligersondersteuning.

Artikel 1 Begripsbepalingen (reikwijdte en definities)

In deze nadere regel wordt verstaan onder:

  • a.

    Vrijwillige inzet: inzet gebaseerd op intrinsieke motivatie die in georganiseerd of ongeorganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving waarbij een (maatschappelijk) belang wordt gediend.

  • b.

    Vrijwilligersorganisatie: een met naam en adres genoemd, formeel of informeel georganiseerd verband van verschillende mensen dat met enige regelmaat bijeenkomt en/of activiteiten organiseert in het algemeen belang, waarbij alle inkomsten worden ingezet voor de doelstelling van de organisatie, waarbij de uitvoering van het primaire proces door vrijwilligers wordt gedaan en er geen verband is tussen de verrichte werkzaamheden en de verdiensten van de vrijwilligers.

  • c.

    Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo): wet die de gemeentelijke ondersteuning regelt op het gebied van zelfredzaamheid, meedoen, beschermd wonen en opvang.

  • d.

    Sociale basis: sociale voorzieningen, bewonersinitiatieven en vrijwillige inzet die er aan bijdragen dat mensen prettig samenleven en iedereen gewoon mee kan doen. Waarbij extra aandacht is voor bewoners met een (tijdelijke) kwetsbaarheid.

Artikel 2 Beleidsdoelstelling

De gemeente streeft naar een sterke sociale basis in de stad. De sociale basis raakt aan alle aspecten van het dagelijks leven: ontmoeting, onderwijs, opvoeding, werk en inkomen, gezondheid, zorg en welzijn, wonen, sport, cultuur, natuur . In al die verschillende sectoren zijn naast professionals ook vrijwilligers actief. Vrijwillige inzet is onmisbaar om de doelen van een sterke sociale basis te bereiken: zorgen voor elkaar, betrokkenheid in de buurt (stad) en meedoen van mensen die kwetsbaar zijn.

De gemeente ziet het als haar taak om die vrijwillige inzet te stimuleren en te ondersteunen, zowel specifiek per sector (informele zorg, cultuur, sport etc.) als algemeen (het stimuleren van vrijwillige inzet als zodanig). Deze nadere regel gaat over vrijwillige inzet in het algemeen.

De overkoepelende doelstellingen daarbij zijn:

  • 1.

    Zoveel mogelijk mensen zetten zich op vrijwillige basis in voor de samenleving/de stad.

  • 2.

    De vrijwilliger blijft zich zo lang mogelijk inzetten voor de samenleving/stad (het behouden van vrijwillige inzet).

  • 3.

    De vrijwilliger voelt zich ondersteund en gewaardeerd voor zijn/haar inzet.

Ter toelichting: bij de doelstelling dat zoveel mogelijk mensen zich op vrijwillige basis inzetten voor de stad, geldt de voorwaarde dat de vrijwillig verrichte werkzaamheden aansluiten bij de intrinsieke motivatie, interesse en persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden van mensen. Ook moet de vrijwillige inzet voldoende van kwaliteit zijn in relatie tot de te verrichten werkzaamheden. Deze doelstelling houdt ook in dat voor iedereen die zich vrijwillig wil inzetten er een geschikte plek is, die aansluit bij wat iemand wil en kan. Er moet dus voldoende diversiteit zijn in het vrijwilligerswerk.

Dit betekent dat er voldoende informatie over vrijwilligerswerk beschikbaar moet zijn in de stad, dat vrijwilligers voldoende kennis en vaardigheden hebben voor dat werk, dat zij zich waar nodig gesteund voelen door de organisatie waar zij hun vrijwilligerswerk uitvoeren, en gewaardeerd worden.

Dit vereist primair dat in de specifieke sector waar een vrijwilliger werkzaam is (bijvoorbeeld sport, cultuur, welzijn) aan zijn of haar behoefte aan informatie, scholing etc. wordt tegemoetgekomen.

Aanvullend daarop wil de gemeente een algemene basisvoorziening voor vrijwillige inzet waar elke individuele (potentiele) vrijwilliger en elke organisatie in de stad gebruik van moet kunnen maken. Het bieden van overzicht over alle mogelijke vormen van vrijwillige inzet vormt de kern van deze voorziening.

Artikel 3 Eisen aan de aanvrager subsidie

De subsidie kan worden aangevraagd door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast door middel van de subsidiestaat.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Van de organisatie die de basisvoorziening vrijwilligersondersteuning vorm geeft, wordt verwacht dat deze dienstverlenend werkt voor het hele veld van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties in de stad. De activiteiten die op basis van dit uitgangspunt in aanmerking komen voor subsidie, moeten daarom in elk geval aansluiten bij de behoeften van het veld en moeten aanvullend zijn op wat vrijwilligersorganisaties zelf al doen of kunnen doen. Daaraan worden de specifieke activiteiten getoetst.

Met dit uitgangspunt voor ogen subsidieert de gemeente de volgende activiteiten van de basisvoorziening:

  • a.

    Het verzorgen van een toegankelijk overzicht van alle beschikbare vrijwilligersplekken (het beheren en onderhouden van een stedelijke vacaturebank).

  • b.

    Het adviseren van maatschappelijke organisaties op het gebied van vrijwillige inzet.

  • c.

    Het bieden van deskundigheidsbevordering aan vrijwilligers (bijvoorbeeld trainingen) die niet sectorspecifiek zijn.

  • d.

    Het bieden van kennis en informatie over actuele ontwikkelingen rond vrijwillige inzet.

  • e.

    Het bijdragen aan de werving van vrijwilligers; het stimuleren van vrijwillige inzet door iedereen, ongeacht achtergrond, seksuele geaardheid, levensovertuiging en eventuele fysieke of psychische beperkingen.

  • f.

    Het vormgeven aan waardering voor vrijwilligers voor hun inzet.

 

Voor de uitvoering van al deze onder de basisvoorziening vallende activiteiten zoekt de gemeente één organisatie, vanuit het oogpunt van efficiency en de samenhang tussen de genoemde activiteiten.

In Utrecht werken alle organisaties volgens onze leidende principes. We vragen bij het uitvoeren van de activiteiten ook deze leidende principes te hanteren.

  • Leefwereld centraal: de inwoner in het dagelijks leven staat centraal

  • Samen doen wat nodig is: maatwerk bieden aan de hand van de vraag en in aanvulling van het eigen netwerk van mensen.

  • Streven naar eenvoud: de inhoud is leidend, niet het systeem.

  • Uitgaan van mogelijkheden: aansluiten bij wat inwoners en zijn/haar omgeving zelf kunnen.

  • Zo nabij mogelijk: ondersteuning beschikbaar in de eigen buurt en in aansluiting bij de inwoners en de omgeving daar omheen.

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

Aan de subsidieaanvraag wordt een aantal eisen gesteld. De subsidieaanvraag bestaat uit:

  • a.

    Een activiteitenplan waaruit blijkt:

  • hoe uw activiteiten bijdragen aan de subsidiedoelstellingen;

  • op welke wijze u de onder a t/m f genoemde activiteiten in artikel 5 denkt vorm te geven, en hoeveel mensen en organisaties u daarmee denkt te bereiken;

  • hoe u deze activiteiten afstemt op de behoeften in de stad bij (potentiele) vrijwilligers en maatschappelijke organisaties;

  • met welke organisaties en initiatieven u samenwerkt;

  • welke (professionele en andere) inzet nodig is om de activiteiten uit te voeren;

  • hoe u de resultaten van uw activiteiten in kaart brengt, hoe u deze evalueert en hoe u inzichtelijk maakt wat het maatschappelijk effect van uw activiteiten is.

  • hoe u de leidende principes toepast.

 

  • b.

    Een sluitende begroting die aansluit bij de subsidiabele activiteiten in artikel 5. In de begroting maakt u duidelijk hoe elk van de activiteiten/onderdelen is opgebouwd. U geeft in elk geval, indien van toepassing, inzicht in:

  • huisvestingskosten;

  • activiteitenkosten;

  • algemene kosten/organisatiekosten;

  • kosten en inzet van uitvoerend personeel (onder vermelding van uurtarief en aantal fte);

  • overige personele kosten (overhead)

  • opbrengsten, onderverdeeld in subsidie gemeente en overige opbrengsten.

 

Indien van toepassing:

In uw aanvraag dient u aan te geven welke inzet u gaat realiseren voor social return. De nadere detaillering hiervan kan samen met de gemeente later worden ingevuld na het besluit tot verlening. De richtlijn voor de inzet voor social return is 5% van het aangevraagde subsidiebedrag, maar u mag dit beperken tot 2% van uw totale inkomsten als dit lager is dan de genoemde 5% van de subsidie. Indien de gemeente u op jaarbasis minder dan € 100.000 subsidie heeft verleend of als uw totale inkomsten op jaarbasis lager zijn dan € 500.000, vervalt de verplichting om een deel van de subsidie in te zetten voor social return.

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag dient betrekking te hebben op een kalenderjaar en moet voor 1 oktober daaraan voorafgaand te zijn ingediend.

Aanvragen kunnen uitsluitend digitaal middels een aanvraagformulier op www.utrecht.nl/subsidie. worden ingediend. Als u vragen heeft over het doen van de aanvraag kunt u contact opnemen met uw accounthouder of via subsidie@utrecht.nl. Alleen volledige subsidieaanvragen worden in behandeling genomen.

Artikel 8 Beoordeling subsidieaanvraag

Aanvragen die niet voldoen aan de eisen aan de aanvraag (artikel 6) worden niet in behandeling genomen.

 

De aanvragen die tijdig en volledig zijn ontvangen, worden beoordeeld op grond van de maatschappelijke waarde. We hanteren hierbij de publieke waardendriehoek:

  • legitimiteit (mag het?),

  • betrokkenheid (is er draagvlak?) en

  • rendement (wat levert het op?)

 

Om de maatschappelijke waarde te kunnen beoordelen worden de aanvragen op basis van de volgende criteria beoordeeld en met elkaar vergeleken :

 

  • Legitimiteit:

  • de mate waarin uw aanvraag bijdraagt aan de subsidiedoelen en subsidiabele activiteiten.

  • de mate waarin uw organisatie aantoonbare ervaring heeft met de uitvoering van deze activiteiten

  • de mate waarin u samenwerkt en samen leert met organisaties en initiatieven in het sociaal domein.

  • Betrokkenheid:

  • de mate waarin u uw activiteiten hebt afgestemd op de behoeften van vrijwilligers, rekening houdend met de diversiteit van vrijwilligers, en de behoeften van vrijwilligersorganisaties in de stad.

  • de mate van inclusiviteit van de activiteiten;

  • de mate waarin uw activiteiten aanvullend zijn op wat er in de stad al door vrijwilligersorganisaties zelf wordt gedaan;

  • de mate waarin uw dienstverlenende activiteiten laat beoordelen/evalueren door belanghebbenden.

  • Rendement:

  • de prijs/kwaliteit-verhouding: hoe verhouden de omvang en de aard van de activiteiten zich tot de opgevoerde kosten?

Artikel 9 Besluitvorming

Bij de besluitvorming wordt de volgende procedure gehanteerd:

  • De tijdig en volledig ontvangen aanvragen worden op basis van de in artikel 8 benoemde criteria tegelijkertijd beoordeeld en met elkaar vergeleken; op basis van deze beoordeling besluit het college van b en w binnen 13 weken over de aanvraag.

  • De beoordeling van de aanvragen gebeurt ambtelijk. Daarbij kan informatie worden opgevraagd bij vrijwilligers, (buurt)bewoners en experts.

  • De aanvraag die het beste beantwoordt aan de geformuleerde criteria wordt gehonoreerd. Dit vindt plaats door een kwalitatieve, beschrijvende toetsing.

Artikel 10 Evaluatie

Het beleid voor vrijwilligersondersteuning wordt periodiek geëvalueerd.

Jaarlijks wordt op basis van een eindrapportage en gesprekken getoetst of de inzet bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen en wat nodig is om de basisvoorziening door te ontwikkelen.

Wij maken gebruik van het Utrechts sturingsmodel om de sturing en verantwoording dynamisch en betekenisvol in te richten.

De evaluatie kan leiden tot budgettaire wijzigingen of aanpassing van het beleid en deze nadere regel.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze nadere regel treedt met ingang van datum bekendmaking in werking en wordt aangehaald als Nadere regel subsidie basisvoorziening vrijwilligersondersteuning.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht in vergadering van 16 juni 2020.

De secretaris, De burgemeester,

G.G.H.M. Haanen Mr. J.H.C. van Zanen

Naar boven