Gemeenteblad van Breda
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2020, 164370 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2020, 164370 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de individuele inkomenstoeslag (Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020)
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 28 mei 2020 de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020 heeft vastgesteld.
De verordening wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.
Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.
De raad van de gemeente Breda;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 februari 2020, nr. 2020-3084
gelet op artikel 36 van de Participatiewet;
besluit de volgende verordening vast te stellen:
Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020
Een aanvraag voor individuele inkomenstoeslag kan per 12 maanden worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.
Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben, geen uitzicht op inkomensverbetering hebben, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet, en ten tijde van de aanvraag in de gemeente Breda woonachtig zijn.
Als laag inkomen in de zin van artikel 36, eerste lid, van de Wet wordt aangemerkt een aaneengesloten ononderbroken netto maandinkomen dat gedurende de referteperiode niet meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaande ouders of 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden.
Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of 13, eerste lid, van de Wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Artikel 6. Geen recht op individuele inkomenstoeslag vanwege uitzicht op inkomensverbetering
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze verordening hebben personen die uitzicht hebben op inkomensverbetering, omdat zij op de peildatum of in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben genoten geen recht op een individuele inkomenstoeslag.
Toelichting Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020
Op 1 januari 2015 heeft de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag vervangen. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor.
Vast te leggen regels in verordening
De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de bijstandsnorm voor gehuwden/samenwonenden/alleenstaande ouders en 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:
De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd/samenwonenden) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 en 33 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.
De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.
Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 4 onder ‘Langdurig’.
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.
De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld. In ieder geval behoren tot de doelgroep de personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. Bij het beoordelen hoe lang de afstand tot de arbeidsmarkt is, is gekeken naar de krachten en bekwaamheden van de betreffende personen en de inspanningen die zij hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen. De toeslag is in principe bedoeld voor mensen die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering; geen perspectief om hun inkomen door arbeid te verhogen.
Bij personen met een ander inkomen dan bijstand, wordt individueel (maatwerk) beoordeeld of er al dan niet zicht is op inkomensverbetering. Verder moet aan de overige voorwaarden als gesteld in deze verordening worden voldaan.
Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van de verordening.
Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaande ouders en 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden. In afwijking hiervan worden inkomsten uit arbeid buiten beschouwing gelaten voor zover deze lager zijn dan € 1.500,- netto in het jaar voorafgaand aan de aanvraag.
Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden. Als inkomensgrens geldt 110% van de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders en gehuwden/samenwonenden en 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden.
Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.
Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Artikel 6. Geen recht op individuele inkomenstoeslag vanwege uitzicht op inkomensverbetering
De beoordeling van het criterium “geen uitzicht op inkomensverbetering” zal door het college aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval moeten plaatsvinden. Bij deze individuele beoordeling moet het college in ieder geval de onder artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet genoemde omstandigheden betrekken. Dit betreffen de krachten en bekwaamheden van de persoon en de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
Artikel 7. Geen recht op individuele inkomenstoeslag vanwege schending verplichtingen Personen die in het jaar voorafgaand aan het verzoek een maatregel of boete opgelegd hebben gekregen vanwege schending activering- en arbeidsverplichtingen en/of inlichtingenverplichtingen hebben geen recht op de individuele inkomenstoeslag in het betreffende jaar.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-164370.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.