Gemeenteblad van Barneveld
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barneveld | Gemeenteblad 2020, 162754 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barneveld | Gemeenteblad 2020, 162754 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders, alsmede van de burgemeester, van de gemeente Barneveld, tot vaststelling van nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten ter uitvoering van verschillende bevoegdheden uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld (Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld, respectievelijk de burgemeester van de gemeente Barneveld, elk voor zover het zijn bevoegdheden betreft;
gelet op de artikelen 2:9, 2:10, 2:25, 2:40a, 2:42; 2:48, 2:57, 2:58, 2:65, 2:67, 2:73a, 2:78, 2:79, 3:23, 5:3, 5:8, 5:12, 5:13, 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Barneveld, artikel 2, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Burgemeester en wethouders voornoemd,
H.F.B. van Steden
Secretaris
dr. J.W.A. van Dijk,
Burgemeester
De burgemeester voornoemd,
dr. J.W.A. van Dijk,
Besluit van de burgemeester tot aanwijzing van beperkingen waaronder straatartiesten, straatfotografen, tekenaars, filmoperateurs of gidsen op openbare plaatsen ten behoeve van publiek mogen optreden
Met dit besluit wordt invulling gegeven aan de bevoegdheden van de burgemeester als bedoeld in artikel 2:9 van de Verordening om beperkingen te stellen aan de plaats en de tijd waar straatartiesten en dergelijke op openbare plaatsen mogen optreden. Dit besluit is mede opgesteld ter invulling van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 2:9, derde lid van de Verordening om ontheffing van het verbod in het eerste lid te verlenen.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Besluit aangewezen beperkingen optredens straatartiesten en dergelijke.
Nadere regels van burgemeester en wethouders betreffende het verbod om bepaalde objecten op de weg te plaatsen, alsmede beleidsregels betreffende hun bevoegdheid om van dat verbod ontheffing te verlenen
Deze nadere regels geven ingevolge artikel 2:10, derde lid van de Verordening een uitwerking van het verbod om de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie van de weg, voor zover het betreft het plaatsen van aankondigingsborden, uitstallingen, reclameborden, en terrassen. Deze regels zijn voorts opgesteld in relatie tot de bevoegdheid, bedoeld in artikel 2:10, vierde lid van de Verordening om in dergelijke gevallen ontheffing van het verbod in het eerste lid te verlenen.
De nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat aankondigingsborden, uitstallingen, reclameborden en terrassen:
Artikel 1 Aankondigingsborden, waaronder (digitale) welkomstportalen
Artikel 2 Plaatsen van uitstallingen en reclameborden
Terrasschermen worden uitsluitend dwars op de gevel geplaatst. Terrasschermen met een hoogte van maximaal 0,80 meter hoog zijn echter ook op andere plaatsen toegestaan als zij dienen om de veiligheid van een terras te vergroten. De schermen en afzettingen kunnen worden verwijderd en worden dus niet aard- en nagelvast bevestigd.
Er worden geen vlonders als vloer van terrassen worden aangebracht, tenzij deze in verband met ongelijkheid of schuinheid van het wegdek strikt noodzakelijk zijn. De gemeente wordt bij terrassen op gemeentelijk terrein vooraf van het voornemen tot aanleg op de hoogte gesteld dan wel om toestemming/vergunning gevraagd.
Artikel 4 Gevelzitplaatsen (zijnde specifieke vorm van terras)
Het plaatsen van gevelzitplaatsen is uitsluitend toegestaan gedurende de openingstijden van een winkel, die gelegen is in het gebied tussen de Bouwheerstraat, Amersfoortsestraat, Gasthuisstraat en Burgemeester Kuntzelaan. De gevelzitplaatsen worden dagelijks bij sluiting van de winkel van het openbare gebied verwijderd.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Nadere regels en beleidsregels objecten op de weg.
Besluit van de burgemeester tot aanwijzing van categorieën van evenementen die niet vergunnings-, maar meldingsplichtig zijn, alsmede tot vaststelling van beleidsregels ten aanzien van zijn bevoegdheid om te besluiten op een aanvraag voor een vergunning voor belastende evenementen
Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de bevoegdheid tot aanwijzing van categorieën van evenementen, bedoeld in artikel 2:25, derde lid van de Verordening, waarvoor in plaats van een vergunningsplicht een verplichting tot het doen van een voorafgaande melding geldt. Tevens wordt hiermee invulling gegeven aan zijn bevoegdheid betreffende de evenementenvergunning, bedoeld in artikel 2:25, eerste lid van de Verordening.
Artikel 1 Aanwijzing meldingsplichtige kleinschalige evenementen
Als meldingsplichtige evenementen als bedoeld in artikel 2:25, derde lid van de Verordening worden kleinschalige evenementen aangewezen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
de organisator meldt uiterlijk vier weken voorafgaand aan het evenement de locatie en het tijdstip aan de burgemeester. Als een kleinschalig evenement geen doorgang kan vinden of aanpassing behoeft, wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de melder. Binnen veertien dagen volgt een schriftelijke kennisgeving aan de organisator die een verbod van het kleinschalige evenement of de acceptatie inhoudt, indien nodig vergezeld van de voorwaarden waaronder het evenement kan plaatsvinden.
Artikel 2 Aanwijzing meldingsplichtige evenementen die plaatsvinden in bepaalde Wm-inrichtingen
De houder van de inrichting binnen de grenzen waarvan een evenement, bedoeld in het tweede lid, gehouden wordt, doet uiterlijk op 1 november voorafgaande aan het jaar waarop het betreffende evenement plaats zal vinden daarvan melding bij de burgemeester. Als het evenement nog niet voor de genoemde datum bekend was, vindt de bedoelde melding onverwijld en uiterlijk 12 weken voor de evenementendatum plaats.
Als een evenement na toetsing geen doorgang kan vinden of aanpassingen behoeft, wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de melder. Binnen acht weken volgt een schriftelijke kennisgeving aan de melder die een acceptatie, indien nodig vergezeld van de voorwaarden waaronder het evenement kan plaatsvinden, of een verbod daarvan inhoudt.
Artikel 3 Aanwijzing (vecht)sportevenementen
Vechtsportwedstrijden en -gala’s anders dan wedstrijden en gala’s in reguliere verdedigingssport, alsmede voetbalwedstrijden tussen betaalde voetbalclubs op terreinen van amateursportclubs, worden aangewezen als evenementen als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f van de Verordening.
Artikel 4 Beleidsregel belastende elementen
In beginsel wordt voor de volgende evenementen geen evenementenvergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid van de Verordening verleend:
Toelichting beleidsregel (artikelen 3 en 4)
Met deze beleidsregel komt tot uitdrukking dat de burgemeester in beginsel geen evenementenvergunningen (meer) zal verlenen voor evenementen van bijzondere aard, die met elkaar gemeen hebben dat zij als belastend zijn aan te merken. Het betreft vier categorieën.
snelheidswedstrijden met gemotoriseerde voertuigen op de openbare weg, zoals autorally’s.
Dergelijke evenementen veroorzaken veel onveilige situaties door onvoorspelbaar verkeersgedrag. Tevens kan de verkeersveiligheid voor omwonenden en eigenaren van omliggende percelen en hun bezoekers onvoldoende gegarandeerd worden. De afsluiting van openbare wegen die in het kader van dergelijke wedstrijden plaatsvindt maakt het voorts veelal moeilijk om omleidingen aan te geven. Tevens beperkt de wedstrijd en de wegafsluitingen een langere tijd de bereikbaarheid van de woningen van omwonenden aanzienlijk. Daarnaast zijn er negatieve gevolgen voor het milieu, zoals geluidsoverlast. Aan het voorkomen van dergelijke negatieve gevolgen dient meer gewicht toegekend te worden dan aan het belang van de organisator en de deelnemers om de wedstrijden op openbare wegen te houden. Met nadruk wordt opgemerkt dat wedstrijden met motorvoertuigen op of aan de openbare weg, waarbij de snelheid niet doorslaggevend is (bijvoorbeeld een kaartleesactiviteit of een oldtimertocht) wel voor een evenementenvergunning in aanmerking kunnen (blijven) komen. Doordat deze evenementen niet gepaard gaan met wegafsluitingen en hoge snelheden is de overlast hiervan immers aanzienlijk minder groot dan bij de bedoelde snelheidswedstrijden.
evenementen met gemotoriseerde voertuigen en gevaar zettend element.
Voor de vraag of er sprake is van een gevaar zettend element is onder meer relevant of en de wijze waarop een object of een situatie een onaanvaardbaar nadelig effect kan veroorzaken. Voorbeelden van dergelijke evenementen zijn monstertruckevenementen en autovoetbal. Dergelijke evenementen zijn risicovol en het is onmogelijk om de veiligheid voldoende te waarborgen, mede omdat vaak veiligheidsregels ontbreken die toegespitst zijn op dergelijke evenementen. Onder voorwaarden kan voor tractorpulling, motorcross en mega-pull evenementen wel een vergunning worden verleend.
vechtsportwedstrijden, en dergelijke.
Bij dergelijke (vecht)evenementen blijkt in veel gevallen de menselijke waardigheid in het geding te zijn. Zij zijn daardoor in strijd met de zedelijkheid. Verder gelden nauwelijks regels, wat bijvoorbeeld een potentieel gevaar is voor de openbare orde. Ook blijken dergelijke evenementen ongewenste neveneffecten te hebben, zoals vechtpartijen buiten de ring. Met nadruk wordt opgemerkt dat (een wedstrijd in) reguliere verdedigingssport niet onder deze categorie valt. In artikel 3 van dit besluit zijn vechtsportwedstrijden en -gala’s aangewezen als evenementen, waarvoor in beginsel een evenementenvergunning nodig is. Deze aanwijzing is nodig omdat ingevolge artikel 2:24, eerste lid van de Verordening geldt dat sportwedstrijden pas als evenementen worden aangemerkt als deze ingevolge artikel 2:24, tweede lid, onder f van de Verordening als zodanig zijn aangewezen.
Een wedstrijd tussen twee betaalde voetbalclubs trekt in de regel meer supporters dan een wedstrijd tussen amateurvoetbalclubs. Terreinen van amateurvoetbalclubs zijn echter qua inrichting niet berekend op dergelijke hoeveelheden supporters. Dit maakt het uit het oogpunt van openbare orde en veiligheid niet wenselijk dat dergelijke wedstrijden op terreinen van amateurclubs plaatsvinden. In artikel 3 van dit besluit zijn deze voetbalwedstrijden aangewezen als evenementen, waarvoor in beginsel een evenementenvergunning nodig is. Deze aanwijzing is nodig omdat ingevolge artikel 2:24, eerste lid van de Verordening geldt dat sportwedstrijden pas als evenementen worden aangemerkt als deze ingevolge artikel 2:24, tweede lid, onder f van de Verordening als zodanig zijn aangewezen. Oefenwedstrijden zijn onder strenge voorwaarden wel mogelijk en worden per situatie door de burgemeester beoordeeld.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit en beleidsregels evenementen.
Besluit van de burgemeester tot vaststelling van beleidsregels betreffende zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen van de sluitingstijd voor openbare inrichtingen
Op grond van artikel 2:29, derde lid van de Verordening is de burgemeester bevoegd ontheffing te verlenen van de sluitingstijd. In deze beleidsregels wordt aangegeven hoe van deze bevoegdheid gebruik gemaakt wordt.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels ontheffing sluitingstijd.
Besluit van de burgemeester tot vaststelling van beleidsregels betreffende de bevoegdheid om voor publiek openstaande gebouwen te sluiten
In het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, is de burgemeester volgens artikel 2:40a van de Verordening bevoegd de gehele of gedeeltelijke sluiting te bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw - niet zijnde een horeca-inrichting of seksinrichting - of een bij dat gebouw behorend erf. In de hierna volgende beleidsregels wordt uiteengezet in welke gevallen de burgemeester van deze bevoegdheid gebruik zal maken.
2. Doel sluitingsbevoegdheid artikel 2:40a
Het doel van deze sluitingsbevoegdheid is het herstel van de openbare orde, de veiligheid of zedelijkheid door het weren en terugdringen van criminaliteit in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen, alsmede het beëindigen van aanhoudende en ontoelaatbare overlast die niet met andere middelen afdoende kan worden bestreden.
3. Relatie met andere bevoegdheden tot sluiting
In situaties van een ordeverstoring, die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, biedt de Gemeentewet (artikel 174) in eerste instantie uitkomst. Sluiting op grond daarvan kan echter slechts voor een beperkte periode en bij (een dreiging van) ernstige verstoring van de openbare orde. Als langere sluiting is gewenst of wanneer sluiting op grond van de Gemeentewet niet mogelijk is, biedt artikel 2:40a van de Verordening hiertoe de bevoegdheid.
Sluiting op deze grond is niet mogelijk voor zover dat reeds mogelijk is op een andere grond genoemd in de Verordening of artikel 13b van de Opiumwet. Seksinrichtingen kunnen worden gesloten op grond van hoofdstuk 3 van de Verordening. Horecagelegenheden kunnen worden gesloten op grond van hoofdstuk 2, afdeling 4 van de Verordening. Als sprake is van drugs(handel) kunnen gebouwen worden gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet.
4. Criminaliteit die openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid aantast
De volgende criminele activiteiten zullen in ieder geval worden aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid en/of zedelijkheid, wanneer zij in of vanuit een voor publiek toegankelijk gebouw plaatsvinden:
Doel van de sluiting is, naast het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde, om de loop naar een pand voor criminele activiteiten (en het faciliteren daarvan) eruit te halen. De naamsbekendheid van een pand voor dergelijke activiteiten moet worden doorbroken. De activiteiten kunnen dan ook niet door een rechtsopvolger worden voortgezet. Door middel van een sluiting kan dit worden bereikt. De sluiting heeft namelijk een zaaksgebonden werking.
Op grond van artikel 2:40a van de Verordening kunnen gebouwen ook worden gesloten indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan gevallen van zware overlast. Daarvan is sprake bij aanhoudende en ontoelaatbare overlast. Dergelijke overlast heeft tot gevolg dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het betreffende pand te zwaar onder druk staat.
Ontoelaatbare overlast moet los gezien worden van de effecten die redelijkerwijs van een voor publiek openstaand gebouw(en) mogen worden verwacht, zoals het geluid van het op normale wijze komen en gaan van bezoekers, al dan niet gebruik makend van (gemotoriseerde) vervoermiddelen. Met de aanwezigheid van bepaalde bedrijven is immers in planologisch opzicht al rekening gehouden. Op dit punt kunnen vaak maatregelen worden opgenomen via het stellen van een maatwerkvoorschrift voor het bedrijf op grond van de milieuregelgeving dan wel de horecaregelgeving. Ontoelaatbare overlast is in veel gevallen afkomstig van komende en vertrekkende bezoekers. Voorbeelden van factoren bij ontoelaatbare overlast zijn o.a. het hard dichtslaan van portieren, geschreeuw, toeteren, wegscheurende gemotoriseerde voertuigen, geruzie, licht handgemeen, het bij herhaling ledigen van maag- of blaasinhoud in de omgeving van het gebouw of bedrijf. Daarnaast kan er sprake zijn van intimidatie van (buurt)bewoners. Wanneer dergelijke overlast vanuit een woning plaatsvindt, is dit gereguleerd in artikel 2:79 van de Verordening en de daaraan gekoppelde beleidsregels.
Bij het bepalen van de duur van de sluiting wordt onderscheid gemaakt tussen de sluiting als gevolg van criminele activiteiten en die als gevolg van overlast. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.
De burgemeester kan een gebouw voor een bepaalde duur of gedeeltelijk sluiten. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de gang van zaken rond een sluiting van een horecabedrijf. Bij het intrekken van een horecavergunning, wat feitelijke sluiting van de horecazaak tot gevolg heeft, kan worden bepaald dat een nieuwe vergunning kan worden geweigerd. In het Drank- en Horecanalevingsbeleid gemeente Barneveld is deze termijn niet beperkt. Afhankelijk van de criminele activiteiten is het proportioneel om voor zes maanden tot één jaar te sluiten.
Bij de duur van een sluiting van een voor publiek openstaand gebouw wordt onderscheid gemaakt tussen een ondernemer/eigenaar die adequaat optreedt en degenen die dit niet doen. Dit betekent dat als de ondernemer/eigenaar geen verwijt treft in principe een sluiting van zes maanden zal worden opgelegd. Indien er wel sprake is van een verwijt (de activiteiten zijn getolereerd, gefaciliteerd, aan deelgenomen etc.) is er sprake van verzwarende omstandigheden. In die gevallen volgt een sluiting voor de duur van (maximaal) één jaar. Ook in het geval van excessen kan tot een langere sluitingstermijn worden besloten. Dit zal altijd gemotiveerd moeten worden.
Aangezien bij overlast vaak subjectieve ‘gevoelens’ meespelen zal hierbij een stappenplan worden gevolgd om alle partijen de voortgang in de aanpak van de overlast te kunnen laten zien. Het is dus niet zo dat bij overlast onmiddellijke sluiting volgt. Naar aanleiding van de bekende overlast zal in het algemeen eerst een gesprek en een (schriftelijke) waarschuwing volgen (stap 1). Als dit geen effect heeft, zal een sluitingstijd worden opgelegd (stap 2). Mochten al deze maatregelen geen effect sorteren, dan zal uiteindelijk een volledige sluiting voor bepaalde of onbepaalde duur worden geëffectueerd (stap 3).
Als er sprake is van verzwarende omstandigheden (bijv. verwijtbaarheid van de eigenaar/ondernemer) of excessen dan kunnen stappen uit het stappenplan worden overgeslagen (bijv. direct overgaan tot opleggen van sluitingstijden zonder voorafgaande waarschuwing) of kan een zwaardere maatregel worden genomen (bijv. verdubbeling van de sluitingstermijn).
De burgemeester kan op verzoek van belanghebbenden enkel een sluiting voor onbepaalde duur intrekken. Uit feiten en omstandigheden moet dan blijken dat er geen sprake is van (dreiging van) herhaling van de gedragingen die tot de sluiting hebben geleid. In zeer bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij wijziging van de bestemming van het pand) kan de burgemeester ambtshalve een tijdelijke sluiting opheffen.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels sluiting van voor publiek openstaande gebouwen.
Besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van aanplakborden voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen alsmede tot vaststelling van nadere regels over dit onderwerp
Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 2:42, vijfde lid, van de Verordening om aanplakborden aan te wijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen. Daarbij wordt op basis van hun bevoegdheid om nadere regels te stellen, bedoeld in artikel 2:42, zevende lid van de Verordening, een onderscheid gemaakt tussen aanplakborden ten behoeve van verkiezingen en referenda en algemene aanplakborden. In beide gevallen is gebruik voor handelsreclame ingevolge artikel 2:45, zesde lid, van de Verordening niet toegestaan.
Artikel 1 Algemene aanplakborden
Burgemeester en wethouders wijzen op grond van artikel 2:42, vijfde en zevende lid van de Verordening de volgende locaties aan voor algemene aanplakborden voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, niet zijnde handelsreclame:
Artikel 2 Aanplakborden verkiezingen
Burgemeester en wethouders wijzen op grond van artikel 2:42, vijfde en zevende lid van de Verordening de volgende locaties aan voor aanplakborden die in de periode voorafgaand aan verkiezingen en referenda mogen worden gebruikt voor het aanbrengen van uitingen van partijen, niet zijnde handelsreclame, die zich hebben ingeschreven voor de verkiezingen of meedoen aan het referendum:
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit en nadere regels aanplakborden.
Besluit van burgemeester en wethouders tot het aanwijzen van gebieden waar het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben
Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de bevoegdheid, bedoeld in artikel 2:48 van de Verordening, om gebieden aan te wijzen waar het voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, verboden is om op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Op grond van artikel 2:48 van de Verordening zijn de volgende gebieden aangewezen:
het gebied gelegen tussen de Groen van Prinstererlaan, de Thorbeckelaan, de Burgemeester Kuntzelaan, de Van Dompselaerstraat, de Van Schothorstraat, de Churchillstraat, de Bouwheerstraat, de Plantagelaan (tot de Rozenstraat), de Rozenstraat en de Schoutenstraat, inclusief stationsgebied Barneveld-Centrum;
Dit gebied wordt onderverdeeld in drie zones (zie de hieronder weergegeven kaart) waar het volgende geldt:
zone 1 (geel): de terrassen van de openbare inrichtingen op het terrein van het recreatiegebied. Het verbod, bedoeld in artikel 2:48 van de Verordening, om alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke bij zich te hebben is volgens het tweede lid van deze bepaling niet van toepassing op dergelijke terrassen. Dergelijke gebieden mogen ingevolge artikel 2:29 van de Verordening voor bezoekers open zijn tussen 06:00 en 24:00 uur;
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit verbod nuttigen en voorhanden hebben aangebroken verpakking alcoholhoudende drank.
Besluit van burgemeester en wethouders tot het vaststellen van nadere regels betreffende de vrijstelling van het verbod om honden los te laten lopen, van de verplichting om hondenuitwerpselen te verwijderen en van de verplichting om een opruimmiddel bij zich te hebben, alsmede tot aanwijzing van gebieden waar geen verbod om een hond los te laten lopen geldt
Op grond van artikel 2:57, vierde lid en artikel 2:58, derde lid, van de Verordening zijn ingezetenen van de gemeente Barneveld, die eigenaar zijn van een hond en die vanwege ziekte of gebrek beperkingen ondervinden waardoor zij hun hond – niet zijnde een geleidehond – niet aangelijnd kunnen houden en/of niet in staat zijn uitwerpselen van die hond op te ruimen, vrijgesteld van het verbod bedoeld in artikel 2:57, eerste lid van de Verordening en/of het verbod, bedoeld in artikel 2:58, eerste en tweede lid van de Verordening. Onder eigenaar wordt tevens de houder verstaan. Ter invulling van deze vrijstelling kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 2:57, vijfde lid en artikel 2:58, vijfde lid van de Verordening nadere regels stellen. Deze luiden als volgt.
Een vrijstelling van het verbod de hond los te laten lopen, genoemd in artikel 2:57, eerste lid, van de Verordening kan alleen van toepassing zijn als de eigenaar van de hond beperkingen ondervindt in zijn functioneren als gevolg van ziekte of gebrek, waardoor de hond gevaar kan opleveren voor de eigenaar als hij is aangelijnd.
Artikel 2 Verplichtingen op te ruimen en opruimmiddel bij zich te hebben
De vrijstelling van de opruimverplichting en van de verplichting om een opruimmiddel bij zich te hebben, genoemd in artikel 2:58, eerste en tweede lid van de Verordening kan van toepassing zijn als de eigenaar van de hond als gevolg van ziekte of gebrek beperkingen ondervindt in zijn hand en/of coördinatiefunctie, waardoor hij niet in staat is uitwerpselen op te ruimen.
Een eigenaar van een hond kan zich alleen met succes op de vrijstelling bedoeld in artikel 2:57, vierde lid en/of artikel 2:58, derde lid van de Verordening beroepen als hij beschikt over een voor dat doel uitgegeven pas en hij deze op eerste verzoek aan de politie of aan de gemeentelijke toezichthouder toont.
Een pas is op aanvraag verkrijgbaar bij de gemeente Barneveld. De aanvraag bevat in ieder geval een verifieerbare onderbouwing dat er bij de betreffende eigenaar sprake is van beperkingen als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid en/of beperkingen als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid.
Om te kunnen beoordelen of er bij de betreffende eigenaar van de hond sprake is van beperkingen die verstrekking van de pas rechtvaardigen kan, als burgemeester en wethouders dat wenselijk achten, medisch advies worden ingewonnen worden bij een daartoe door de gemeente gecontracteerde onafhankelijke instantie.
De pas heeft een geldingsduur van maximaal vijf jaar, is persoonsgebonden en vervalt wanneer de hond niet langer door de pashouder wordt verzorgd.
Burgemeester en wethouders wijzen op grond van artikel 2:57, derde lid van de Verordening, de volgende hondenlosloopgebieden aan:
het gedeelte van Landgoed Schaffelaar van Geldersch Landschap en Kasteelen, dat als zodanig is aangewezen op de ‘hondenlosloopkaart De Schaffelaar’ die via www.glk.nl te raadplegen is;
het gedeelte van Wilbrinkbos van Geldersch Landschap en Kasteelen, dat als zodanig is aangewezen op de ‘hondenlosloopkaart Wilbrinkbos’ die via www.glk.nl te raadplegen is; en
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Nadere regels vrijstelling losloopverbod honden en opruimplicht uitwerpselen, alsmede besluit tot aanwijzing losloopgebieden.
Toelichting op de nadere regels
De verplichting om uitwerpselen van honden op te ruimen en het verbod om honden los te laten lopen worden streng gehandhaafd. Hondenpoep op straat en loslopende honden zijn immers een voortdurende bron van ergernis voor velen. Er zijn echter mensen die fysiek niet in staat zijn om de uitwerpselen op te rapen of die door fysieke beperkingen snel omver getrokken kunnen worden wanneer de hond aan de riem zou trekken. Met de vrijstelling, bedoeld in artikel 2:57, vierde lid en artikel 2:58, derde lid van de Verordening wordt in deze behoefte voorzien. Onderhavige nadere regels geven een nadere invulling hiervan. Het betreft uitzonderingssituaties, waarin dat de hondeneigenaar voldoende kan aantonen dat zijn of haar fysieke beperkingen maken dat het feitelijk onmogelijk is om aan het bedoelde verbod en/of gebod te voldoen. Tevens dient de betreffende eigenaar te beschikken over een voor dat doel door de gemeente Barneveld te verstrekken pas, die hij desgevraagd aan de controleur moet tonen. Deze pas wordt verstrekt als aanvrager voldoende aangetoond heeft dat zijn beperkingen een uitzondering op het losloopverbod en/of de opruimplicht rechtvaardigen.
Met betrekking tot het losloopverbod moet er sprake zijn van een evenwichtsprobleem bij de hondeneigenaar, waardoor de kans op vallen groot is wanneer hij of zij uit evenwicht wordt gebracht. Het kan ook zijn dat een eigenaar niet in staat is een riem of rollijn vast te houden. Het mag nadrukkelijk niet gaan om een hond die erg trekt aan de riem en die niet luistert naar commando’s. De eigenaar komt voorts alleen voor een pas in aanmerking, wanneer hij of zij in een normale situatie gezag heeft over de hond. De hond moet binnen een afstand van vijf meter van de eigenaar verblijven. De eigenaar moet de hond direct bij zich kunnen roepen. Wanneer de eigenaar dit gezag over de hond niet heeft, wat blijkt uit een op grond van artikel 2:59 van de Verordening opgelegd aanlijnings- en/of muilkorfgebod, wordt er in ieder geval geen pas verstrekt. De loslopende hond mag immers geen gevaar of overlast veroorzaken voor andere gebruikers van het openbaar gebied.
De vrijstelling van de opruimverplichting is alleen van toepassing als de betreffende hondeneigenaar beschikt over een voor dat doel uitgegeven pas van de gemeente en deze desgevraagd aan de controleur toont. Die pas wordt verstrekt als hij of zij in de pasaanvraag voldoende aantoont dat hij door fysieke beperkingen niet in staat is om de uitwerpselen zelf op te ruimen. Hierbij gaat het om beperkingen aan de handen, als gevolg waarvan hij of zij niets kan oppakken. Voorts kan het gaan om het niet kunnen bukken en weer omhoog komen. In dit kader is van belang dat de eigenaar ook geen gebruik kan maken van een schepje of grijpertje met een steel.
Ook indien de vrijstelling van de verplichting om de uitwerpselen van een hond op te ruimen en van de verplichting om een opruimmiddel bij zich te dragen geldt, is het van belang de overlast die daardoor ontstaat zo veel mogelijk te beperken. Het van toepassing zijn van deze vrijstelling mag er bijvoorbeeld niet toe leiden dat de uitwerpselen midden op de stoep zullen blijven liggen of op een veld waar kinderen spelen. Om die reden is in artikel 2, lid 3 bepaald dat de overlast zo veel mogelijk moet worden beperkt. De eigenaar moet de hond ertoe bewegen de behoefte zo veel mogelijk in de goot te doen of tussen struiken waar geen wandelaars komen. Wanneer de eigenaar zich hier niet aan houdt of de hond niet in die mate onder gezag heeft dat hij of zij kan bepalen waar de uitwerpselen terecht komen, kan de pas op de gronden die genoemd zijn in artikel 1:6 van de Verordening worden ingetrokken.
Besluit van burgemeester en wethouders tot het aanwijzen van gebieden waar een verbod geldt om op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken
Op grond van artikel 2:65 van de Verordening geldt een verbod om in door burgemeester en wethouders aan te wijzen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw om geld of andere zaken te bedelen. Met dit besluit vindt deze aanwijzing plaats.
De volgende locaties worden aangewezen als gebieden waar het verbod, bedoeld in artikel 2:65 van de Verordening van toepassing is:
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit bedelarij.
Besluit van de burgemeester tot het aanwijzen van het Digitaal Opkopers Register als in- en verkoopregister voor gebruikte en ongeregelde goederen
Artikel 1 Aanwijzing, waarmerking
De burgemeester wijst het Digitaal Opkopers Register aan als doorlopend en gewaarmerkt register voor de in- en verkoop van gebruikte of ongeregelde goederen zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en in artikel 2:67, eerste lid, van de Verordening.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit Digitaal Opkopers Register.
Toelichting op het aanwijzingsbesluit
Volgens het Integraal Gemeentelijk Veiligheidsplan Barneveld is het tegengaan van heling één van de speerpunten van de aanpak van woninginbraak en diefstallen. Om heling van goederen tegen te gaan moeten handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen gecontroleerd kunnen worden. Artikel 2:67 van de Verordening en artikel 2, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat dergelijke handelaren verplicht zijn in een doorlopend, door of namens de burgemeester gewaarmerkt register (respectievelijk een verkoop- en inkoopregister) aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die zij respectievelijk verkopen of op een andere wijze overdragen en die zij verworven of voorhanden hebben.
De politie heeft een digitale versie van deze registers ontworpen, zijnde het Digitaal Opkopers Register (DOR), waarmee een zo efficiënt en effectief mogelijk gebruik van het in- en verkoopregister door de politie kan plaatsvinden. Het DOR kan worden gekoppeld aan een landelijk systeem waarin gestolen goederen worden geregistreerd, zodat bij registratie van een gestolen goed door een handelaar het systeem hiervan een melding maakt, waardoor gestolen goederen snel kunnen worden getraceerd en heling op een effectieve wijze kan worden tegengegaan. Het is daarom wenselijk het DOR middels aanwijzing te waarmerken als een dergelijk verkoop- en inkoopregister.
Besluit van burgemeester en wethouders tot het vaststellen van beleidsregels voor het toepassen van de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing van het verbod om carbid te schieten
In artikel 2:73a, eerste lid, van de Verordening is het verbod opgenomen om op of aan de openbare weg of op een openbare plaats carbid te schieten. In deze beleidsregels geven burgemeester en wethouders aan hoe zij gebruik maken van hun bevoegdheid, bedoeld in het derde lid van de genoemde bepaling, om van dit verbod ontheffing te verlenen.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend onder de volgende voorwaarden ontheffing van het verbod om carbid te schieten, bedoeld in artikel 2:73a, eerste lid van de Verordening:
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels ontheffing carbidschieten.
Besluit van de burgemeester tot het vaststellen van beleidsregels voor het toepassen van zijn bevoegdheid om een persoon een gebiedsontzegging op te leggen
In artikel 2:78 van de Verordening is bepaald dat de burgemeester onder bepaalde omstandigheden bevoegd is om een persoon een gebiedsverbod op te leggen. In de hierna volgende beleidsregels wordt uiteengezet op welke wijze de burgemeester van deze bevoegdheid gebruik zal maken.
Ook in de gemeente Barneveld vindt overlast plaats door personen die de openbare orde verstoren en/of zich schuldig maken aan strafbare feiten. Het gedrag van deze personen bestaat onder meer uit samenscholing, hinderlijk drankgebruik, geweldpleging, schreeuwen, openlijk gebruik van drugs, handel in drugs, onvoorspelbare agressiviteit en het anderszins lastig vallen van personen. Door dit gedrag ervaren burgers overlast wat bij hen reële en concrete gevoelens van onveiligheid teweeg brengt.
De gebiedsontzegging is een maatregel om de openbare orde in het aangewezen gebied te handhaven, de criminaliteit en overlast terug te dringen en burgers hun gevoel van veiligheid terug te geven. Voor het opleggen van een gebiedsopzegging moet voldaan zijn aan het situatievereiste: er moet sprake zijn van omstandigheden die tot het ingrijpen ter handhaving van de openbare orde kunnen noodzaken. Het kan ook gaan om een dreigende verstoring van de openbare orde. Daarnaast moet voldaan zijn aan het doelcriterium: de maatregel moet gericht zijn op het beëindigen of voorkomen van (verdere) ordeverstoringen of overlast of het beperken van de gevolgen daarvan en dat de maatregel moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit (er is geen minder zwaar middel voorhanden) en proportionaliteit (de gebiedsontzegging staat in verhouding tot de te bestrijden problematiek c.q. het te bereiken doel). Ook de duur van de maatregel moet dus direct gekoppeld zijn aan de situatie dat er gevaar dreigt voor de openbare orde.
De gebiedsontzegging moet worden gezien als een ultimum remedium. Een gebiedsontzegging heeft geen gevolg voor de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om de gepleegde strafbare feiten te gaan vervolgen.
Een persoon wordt een gebiedsontzegging opgelegd die geldt voor het door de burgemeester aan te wijzen gebied.
Artikel 2 Feiten die in aanmerking komen
In de lijst die bij deze beleidsregels hoort zijn de feiten opgenomen die, in geval zij plaatsvinden op een openbare plaats, kunnen leiden tot een gebiedsontzegging.
Artikel 4 Opleggen en duur gebiedsontzegging
Een besluit tot het opleggen van een gebiedsontzegging voor maximaal 48 uur als bedoeld in artikel 2:78, eerste lid van de Verordening kan niet eerder worden genomen dan na de tweede geconstateerde overtreding van één van de in artikel 2 bedoelde feiten, blijkend uit de omstandigheden dat de overtreder voor de tweede maal een proces-verbaal of dagvaarding is aangezegd of uitgereikt heeft gekregen.
Een besluit tot het opleggen van een gebiedsontzegging van maximaal acht weken als bedoeld in artikel 2:78, tweede lid van de Verordening kan niet eerder worden genomen dan na de derde geconstateerde overtreding van één van de in de artikel 2 bedoelde feiten, blijkend uit de omstandigheden dat de overtreder voor de derde maal een proces-verbaal of dagvaarding is aangezegd of uitgereikt heeft gekregen. De strafbare feiten of de openbare orde verstorende handelingen moeten zich hebben voorgedaan binnen twaalf maanden na het in het eerste lid genoemde besluit.
Artikel 5 Besluit opleggen gebiedsontzegging
Artikel 6 Persoon woonachtig of werkzaam in het aangewezen gebied
Indien de persoon aan wie het besluit tot gebiedsontzegging wordt opgelegd, woont of werkt in het gebied waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat aangewezen gebied zodanig aangepast dat die persoon een aanlooproute heeft van en naar zijn/haar woning of werklocatie of naar de middelen van openbaar vervoer, niet zijnde een taxi.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels gebiedsontzegging.
Lijst, behorende bij beleidsregels inzake gebiedsontzegging (BIJLAGE L)
Misdrijven Wetboek van Strafrecht (Sr):
Overtredingen Wetboek van Strafrecht (Sr):
Besluit van de burgemeester tot het vaststellen van beleidsregels voor het toepassen van zijn handhavingsbevoegdheden bij woonoverlast
In artikel 2:79a van de Verordening is een zorgplicht opgenomen om in of vanuit een woning of een daarbij behorend erf geen ernstige en herhaaldelijke woonoverlast voor omwonenden te (laten) veroorzaken. Met de hierna volgende beleidsregels wordt uiteengezet hoe de burgemeester invulling geeft aan zijn bevoegdheid om deze zorgplicht, al dan niet door toepassing van zijn aanwijzingsbevoegdheid, te handhaven.
Op 1 juli 2017 is artikel 151d van de Gemeentewet (Gw) in werking getreden. Dit artikel staat bekend als de ”Wet aanpak woonoverlast”. Op basis van dit artikel kan de gemeenteraad bij verordening aan de burgemeester de bevoegdheid toekennen om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast aan een overlastgever een gedragsaanwijzing op te leggen. Deze bevoegdheid is in artikel 2:79 van de Verordening aan de burgemeester toegekend. Met toepassing van deze bevoegdheid kan hij effectief en maatwerkgericht optreden tegen mensen die woonoverlast in de gemeente Barneveld veroorzaken. In deze beleidsregels legt de burgemeester vast op welke wijze hij dit effectief en maatgericht optreden in de gemeente vormgeeft. De beleidsregels geven aan welke sanctiemiddelen worden ingezet en wat de voorwaarden hiervoor zijn. Deze gedragsaanwijzing kan in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom worden opgelegd.
Interpretatie van begrippen uit de genoemde bepaling van de Verordening, tenzij anders vermeld
“Woning of een bij die woning behorend erf”
Met dit begrip wordt bedoeld de woning en de rest van het (tuin)perceel. In een gebouw met meerdere wooneenheden of gezamenlijke voorzieningen vallen ook deze gezamenlijke ruimtes onder deze omschrijving. Gelet op het bepaalde in artikel 151d, eerste lid Gw vallen ook gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf, zoals bijvoorbeeld gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning, onder de reikwijdte van dit begrip.
Hieronder wordt verstaan degene die de woning feitelijk bewoont. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning of het erf te hebben en hoeft niet de rechtmatige gebruiker van de woning te zijn. Ook een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder dit begrip.
Hiermee worden gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd bedoeld. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook door diens huisdier. Het gaat om de woning die, of het erf dat, de overlastgever gebruikt.
“Ernstige en herhaaldelijke hinder”
Ter invulling van dit begrip kan een vergelijking worden gemaakt met artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waar onder ‘hinder’ gedragingen worden verstaan zoals het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht.
Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d Gw kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 BW, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d Gw. In het derde lid van de bedoelde bepaling uit de verordening worden enkele niet-limitatief bedoelde vormen van “ernstige en herhaaldelijke hinder” opgesomd. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft. De burgemeester geeft daarom geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.
“Last onder bestuursdwang of onder dwangsom”
De burgemeester is alleen dan bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, indien de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. De last kan daarbij de vorm aannemen van een “aanwijzing” (gedragsaanwijzing).
“Aanwijzing” c.q. “gedragsaanwijzing”
Voor het bestrijden van ernstige woonoverlast is de burgemeester bevoegd tot het geven van een specifieke (gedrags)aanwijzing. De gedragsaanwijzing neemt in juridische zin de vorm aan van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. In deze last staat dat de overlastgever bepaalde handelingen moet doen of juist moet nalaten zodat de overlast ophoudt.
“Tijdelijk huisverbod” (artikel 151d, derde lid Gw)
De burgemeester zal per geval maatgericht te werk gaan. Mocht deze gerichte aanpak niet werken, dan kan desgewenst alsnog worden overgegaan tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod. De bewoner wordt tijdelijk de toegang tot de woning ontzegd voor een periode van 10 dagen, welke periode kan worden verlengd tot maximaal 4 weken. Binnen het brede palet van het bij wijze van bestuursrechtelijke herstelsanctie geven van een gedragsaanwijzing is het uitvaardigen van een tijdelijk huisverbod een ‘ultimum remedium’.
Het moet in het vermogen van betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te staken. Ook moet het in diens vermogen liggen om aan de eventueel opgelegde last te kunnen voldoen. Dit vloeit voortuit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Soms wordt de overlast veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Het is mogelijk dat zij, door hun psychische gesteldheid, niet bij machte zijn de overlast gevende gedragingen te staken. Een gedragsmaatregel op grond van deze wet is dan mogelijk niet voldoende of geen passende maatregel ter beëindiging van de overlast.
“Andere geschikte wijze” (artikel 151d, tweede lid Gw)
De burgemeester gaat pas over tot het opleggen van een specifieke gedragsaanwijzing als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Daarmee wordt gedoeld op de inzet van minder ingrijpende middelen. Denk bijvoorbeeld aan het inschakelen van buurtbemiddeling of het proberen de woonoverlast op een andere, minder ingrijpende manier tegen te gaan.
De burgemeester kiest ervoor om de onderstaande sanctiemiddelen in te zetten na het constateren van overtredingen van artikel 2:79 van de Verordening. Voor de stapnummers wordt verwezen naar de corresponderende nummers in het stappenplan in de volgende paragraaf.
Deze sanctiemiddelen worden voorafgegaan door onderzoek en bemiddeling als genoemd in stap 1 van het stappenplan en door een schriftelijke waarschuwing als bedoeld in stap 2 van het stappenplan. De stappen die genoemd zijn in het stappenplan worden pas gezet wanneer er redelijkerwijs geen minder ingrijpende maatregel is om de woonoverlast tegen te gaan.
Onderstaande tabel bevat de weergave van de te volgen procedure. Van iedere constatering van een overtreding wordt vanaf stap 2 een op schrift gestelde rapportage opgemaakt door een daartoe aangewezen (gemeentelijk) toezichthouder, politieambtenaar of ter zake kundige. Hiermee wordt gelijkgesteld een verklaring van een getuige van woonoverlast, mits deze verklaring verifieerbaar is.
Deze beleidsregels geven de algemene handelwijze aan bij toepassing van artikel 2:79 van de Verordening. Wanneer van een bepaalde stap die volgens het stappenplan gezet dient te worden redelijkerwijs onvoldoende effect kan worden verwacht, kan de burgemeester ervoor kiezen om één stap of meerdere stappen over te slaan, mits hij dit onderbouwt. Dit kan onder andere, indien de situatie onverwachts zodanig uit de hand dreigt te lopen dat snel optreden of zwaarder optreden nodig is. Zulke afwijkingen zullen in het besluit gemotiveerd worden. Voorts handelt de burgemeester overeenkomstig het beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels aanpak woonoverlast.
Besluit van burgemeester en wethouders tot het vaststellen van nadere regels vergunningen voor prostitutie
In artikel 3:23 van de Verordening is de bevoegdheid opgenomen om nadere regels te stellen over de bevoegdheden, die in de afdeling betreffende seksinrichtingen en dergelijke uit de verordening zijn toegekend. Deze luiden als volgt:
Bij het beslissen op aanvragen voor vergunningen als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van de Verordening worden, onverminderd de voorschriften die daarin opgenomen zijn, de volgende nadere regels in acht genomen:
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Nadere regels vergunningen prostitutie.
Besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van (een) weg(en), waar het verbod geldt om een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen
Op grond van artikel 5:3 van de Verordening geldt een verbod om voertuigen op de weg te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen, mits deze weg daartoe aangewezen is. Met dit besluit vindt deze aanwijzing plaats.
Het weggedeelte van de Molenweg in Voorthuizen, dat gelegen is tussen de Harremaatweg en de Brugveenseweg, wordt aangewezen als locatie waar het verbod, bedoeld in artikel 5:3 van de Verordening van toepassing is.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit verbod parkeren om voertuig te verhandelen.
Besluit van burgemeester en wethouders tot het vaststellen van beleidsregels voor het toepassen van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het verbod grote voertuigen te parkeren, voor zover het betreft de wegen binnen het bedrijventerrein De Briellaerd en de voorzieningenstrook De Burgt
Artikel 5:8 van de Verordening verbiedt in beginsel het parkeren van een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,6 meter te parkeren op wegen die binnen de bebouwde kom gelegen zijn. Ingevolge het derde lid van de genoemde bepaling kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van dit verbod. In deze beleidsregels wordt beschreven hoe zij, ten aanzien van de wegen binnen het bedrijventerrein De Briellaerd en de voorzieningenstrook De Burgt, van deze bevoegdheid gebruik willen maken.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend onder de volgende voorwaarden ontheffing voor het parkeren van grote voertuigen op bedrijventerrein “De Briellaerd” en voorzieningenstrook “De Burgt”:
De houder/chauffeur van het voertuig heeft zijn vaste woonplaats in woonwijk De Burgt of woonwijk Rootselaar-Oost van de gemeente Barneveld, waarbij deze woonwijken begrensd worden door de Plantagelaan, de Churchillstraat, de Rooseveltstraat, de Woudseweg, de Nederwoudseweg, de Burgemeester Aschofflaan en de Scherpenzeelseweg.
De houder/chauffeur parkeert zijn voertuig op dusdanige wijze dat dit geen overlast/hinder veroorzaakt voor de omgeving. Bij klachten hierover voert de houder/chauffeur hierover overleg met Ondernemingsvereniging De Briellaerd. Mocht dit overleg niet het gewenste resultaat opleveren dan kan de gemeente besluiten de ontheffing niet te verlengen.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels parkeren grote voertuigen bedrijventerrein De Briellaerd en de voorzieningenstrook De Burgt.
Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot aanwijzing van gebieden waar (brom)fietsen niet buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen mogen staan
Artikel 1 Aanwijzing voor de gehele week en 24 uur per dag
De volgende gebieden zijn alle dagen van de week 24 uur per dag als plaatsen als bedoeld in artikel 5:12 van de Verordening aangewezen:
Artikel 2 Aanwijzing voor gedeelten van bepaalde dagen van de week
Het zogeheten Horecaplein en nabije omgeving in Barneveld, dat omlijnd is op kaart D, is van vrijdag 20:00 uur tot zaterdag 08:00 uur, alsmede van zaterdag 20:00 uur tot zondag 08:00 uur, aangewezen als plaats als bedoeld in artikel 5:12 van de Verordening. Het bedoelde gebied wordt aan de zuidkant begrensd door de Schoutenstraat, aan de westkant door de Groen van Prinstererlaan, aan de noordkant door een denkbeeldige lijn die de parkeerplaats aan de Nieuwe Markt verdeelt in een noordelijke en een zuidelijke helft, en aan de oostkant door een denkbeeldige lijn die de bedoelde zuidelijke helft van de genoemde parkeerplaats scheidt van de ten oosten daarvan aanwezige bebouwing.
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Besluit tot aanwijzing van het verbod om (brom)fietsen te plaatsen.
KAARTEN, behorende bij BIJLAGE Q
A: Aangewezen gebied rondom station Barneveld-Centrum
B: Aangewezen gebied rondom station Barneveld-Noord
C: Aangewezen gebied rondom station Barneveld-Noord
D: Aangewezen gebied op en rondom het Horecaplein in Barneveld, verbod geldend van vrijdag 20:00 uur tot zaterdag 08:00 uur en van zaterdag 20:00 uur tot zondag 08:00 uur.
Besluit van burgemeester en wethouders tot vaststelling van beleidsregels voor het beslissen op aanvragen voor vergunningen om geld of goederen in te zamelen dan wel om leden of donateurs te werven
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 5:13 van de Verordening een vergunning verlenen voor het inzamelen van geld of goederen dan wel voor het werven van leden of donateurs. Met de volgende beleidsregels wordt tot uiteengezet hoe burgemeester en wethouders deze bevoegdheid willen invullen.
Een vergunning als bedoeld in artikel 5:13 van de Verordening:
kan verleend worden aan een organisatie voor een goed doel die door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) ook als zodanig erkend is. Op grond van het derde lid van de genoemde bepaling hebben dergelijke organisaties deze vergunning niet nodig als hun betreffende collecte of werving al op het collecte- en wervingsrooster van het betreffende kalenderjaar is ingedeeld. De bedoelde vergunning kan alleen aan hen verleend worden als hun aanvraag betrekking heeft op een week die volgens het bedoelde rooster vrij is;
kan alleen voor huis aan huis verkoop van artikelen verleend worden als de aanvrager een vereniging, stichting of school is en de opbrengst van de artikelen bestemd voor het ideële doel dat in de aanvraag genoemd is. Voorbeelden van de bedoelde artikelen zijn kaarten, mestkorrels, etenswaren en dergelijke;
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels collecte- en wervingsvergunning.
Besluit van burgemeester en wethouders tot vaststelling van beleidsregels betreffende hun bevoegdheid om een vergunning te verlenen om een standplaats in te nemen of te hebben
Op grond van artikel 5:18 van de Verordening is het verboden zonder vergunning een standplaats in te nemen of te hebben. Met de volgende beleidsregels leggen burgemeester en wethouders vast hoe zij omgaan met aanvragen voor een dergelijke vergunning.
Voor het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 5:18 van de Verordening dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
Dit onderdeel van de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld wordt aangehaald als: Beleidsregels standplaatsvergunning.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-162754.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.