Wijziging Algemene subsidieverordening Eindhoven

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven maakt bekend dat

De raad van de gemeente Eindhoven;

gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 7 mei 2020;

gelet op de behandeling in de meningsvormende vergadering van 9 juni 2020;

gelet op de nadere toelichting van 12 juni 2020;

gelet op de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies,

gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

op 16 juni 2020 heeft besloten tot de volgende wijziging van de Algemene subsidieverordening Eindhoven

 

 

 

Artikel I

In artikel 1 wordt de term ‘begripsbepalingen’ gewijzigd door ‘definities’ en

voorts de navolgende definities toegevoegd:

A

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van

  • de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond

  • van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar

  • worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daar voor in de plaats tredende

  • Europese regelgeving;

  • De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van de Verordening (EU)

  • nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de

  • toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun

  • (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging

  • van de Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december

  • 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op

  • de-minimissteun in de Landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU)

  • nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de

  • artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en

  • aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de

  • Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen

  • 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op

  • de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang

  • verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of

  • vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese

  • Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde

  • lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene

  • groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de

  • Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie

  • van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen

  • 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard

  • (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr.

  • 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën

  • steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op

  • grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van

  • de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L

  • 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014

  • van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun

  • voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet

  • van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108

  • van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne

  • markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van

  • financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C

  • 326/47);

  • Wet: Algemene wet bestuursrecht

  •  

B

Artikel 2 lid 2 wordt als volgt gewijzigd en aan artikel 2 wordt een vierde lid

toegevoegd:

‘2. Subsidies kunnen worden verstrekt voor activiteiten die overeenkomen met

de beleidsterreinen die zijn opgenomen in de programmabegroting.’

‘4. Het college is bevoegd tot het verstrekken van begrotingssubsidies, met

inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen

en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder

het voorbehoud (als bedoeld in artikel 4:34 van de wet) dat voldoende gelden

ter beschikking worden gesteld, aan het college.’

 

C

Artikel 4 (Nieuw) wordt toegevoegd:

'Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader

  • noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling

  • afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden

  • gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het

  • desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de

  • verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen

  • alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in

  • aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen

  • ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking

  • voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.’

  •  

D

Het bestaande artikel 4 wordt vernummerd tot artikel 5 en hieraan worden de

leden 2, 3 en 4 toegevoegd:

  • ‘2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

  • a. het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is

  • vastgesteld of goedgekeurd; en

  • b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten

  • worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of

  • goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd

  • overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging

  • en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of

  • goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op

  • de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking

  • wordt daarop gewezen.’

 

E

Artikel 5 wordt vernummerd tot 6 en als volgt gewijzigd:

  • aan lid 2 sub d wordt “bestemmingsreserve(s)” toegevoegd:

  • “d. indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de

  • egalisatiereserve en bestemmingsreserve(s) op het moment van de aanvraag;”

  • -aan lid 2 wordt een sub g. toegevoegd:

  • “g. als de aanvrager een onderneming is:

  • 1°. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke

  • vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen

  • voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • 2°. een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);”

  •  

F

Artikel 6 wordt vernummerd tot artikel 7 en het derde lid wordt als volgt

gewijzigd:

  • - “Awb wordt ingediend” wordt gewijzigd in “Wet dient te worden”;

  • - “binnen” wordt gewijzigd in “tenminste”, en “voor aanvang van” wordt

  • vervangen door “voorafgaande aan”;

  •  

G

Artikel 7 wordt vernummerd tot artikel 8 en als volgt gewijzigd:

- aan lid 4 wordt na “termijnen stellen” toegevoegd “voor daarbij aan te wijzen

subsidies.”;

 

H

Artikel 8 wordt vernummerd tot artikel 9, wordt gewijzigd en komt als volgt te

luiden:

  • “ 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Wet

  • weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

  • a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde

  • lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie

  • onverenigbaar is met de interne markt, of

  • b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot

  • terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van

  • de Europese Commissie waarin de steun van Nederland

  • onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is

  • verklaard, of

  • c. het college voor dezelfde activiteiten reeds subsidie heeft

  • verstrekt, of

  • d. subsidieverstrekking niet past binnen de door de raad

  • vastgestelde beleidskaders en financiële kaders.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de

  • subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met

  • een Europees steunkader, omdat:

  • a. Subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een

  • onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in

  • het desbetreffende steunkader, of

  • b. De subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het

  • desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de

  • subsidie verder in ieder geval weigeren:

  • a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende

  • mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze

  • onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar

  • ingezetenen;

  • b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het

  • verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

  • c. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor

  • subsidie in aanmerking te komen;

  • d. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk

  • voorschrift;

  • e. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de

  • Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid,

  • van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar

  • is net de interne markt;

  • f. de aanvrager ook zonder subsidie over de benodigde gelden,

  • hetzij uit eigen middelen of uit middelen van derden kan

  • beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • g. op het niveau van bestuur en directie (zakelijke) relaties

  • bestaan met bloed- of aanverwanten dan wel eigen bedrijven,

  • eigen stichtingen dan wel andere eigen rechtspersonen die

  • naar het oordeel van het college ongewenst zijn;

  • h. de doelstellingen of activiteiten van aanvrager in strijd zijn met

  • de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare

  • orde;

  • i. de activiteiten een politieke, godsdienstige of

  • levensbeschouwelijke boodschap hebben;

  • j. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd geen of

  • onvoldoende gelden op de begroting zijn gereserveerd;

  • k. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verlenen

  • subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed (of

  • bijdragen) aan het beleidsdoel of doel waarvoor de subsidie is

  • bedoeld;

  • l. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 4. Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren of intrekken in het

  • geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet

  • bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter

  • uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie

  • of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.”

I

Artikel 9 wordt vernummerd tot artikel 10

 

J

Artikel 10 wordt vernummerd tot artikel 11

 

K

Artikel 11 wordt vernummerd tot artikel 12, en aan dit artikel wordt een tweede

lid toegevoegd, als volgt:

“2. Subsidiabele kosten zijn kosten die redelijk zijn en direct

gerelateerd zijn aan de activiteit, het betreffende programma of

project.”

L

Artikel 12 wordt vernummerd tot artikel 13;

 

M

Artikel 13 wordt vernummerd tot artikel 14, het vierde en zesde lid komen te

vervallen en lid 5 wordt vernummerd tot lid 4;

 

N

Artikel 14 wordt vernummerd tot artikel 15;

 

O

Artikel 15 wordt vernummerd tot artikel 16;

 

P

Artikel 16 wordt vernummerd tot artikel 17, en het tweede lid, onder d. en e.

wordt als volgt gewijzigd:

- “ d. een beoordelingsverklaring voor subsidies van meer dan €50.000,-- tot en

met €200.000,--. “ en

“e. een controleverklaring voor subsidies van meer dan €200.000,--.”, worden

gewijzigd in:

“d. een beoordelingsverklaring voor subsidies van meer dan €100.000,-- tot en

met € 500.000,--.

e. een controleverklaring voor subsidies van meer dan € 500.000,--.”;

 

Artikel 17 wordt vernummerd tot artikel 18 en de leden 4 en 5 worden

toegevoegd, als volgt:

“4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, genoemd in

artikel 15 en 16 is ontvangen, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk

een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt

ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

5. Het college kan in afzonderlijke subsidieregelingen andere termijnen stellen

voor daarbij aan te wijzen subsidies.”

 

R

Artikel 18 wordt vernummerd tot artikel 19. Aan het tweede lid wordt het

volgende toegevoegd:

“Het college dient in te stemmen met de bij een aanvraag aangegeven

bestemmingsreserve of voorziening.”;

 

S

Artikel 19 wordt vernummerd tot artikel 20;

 

T

Artikel 20 wordt vernummerd tot artikel 21 en als volgt gewijzigd:

“2008” wordt vervangen door “2014”;

 

U

Artikel 21 wordt vernummerd tot artikel 22. De leden 2 en 3 komen te vervallen.;

 

V

Artikel 22 wordt vernummerd tot artikel 23.;

 

W

Artikel 23 wordt vernummerd tot artikel 24.

 

 

Naar boven