Artikel I
In artikel 1 wordt de term ‘begripsbepalingen’ gewijzigd door ‘definities’ en
voorts de navolgende definities toegevoegd:
A
- •
algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van
de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond
van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar
worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daar voor in de plaats tredende
- •
De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van de Verordening (EU)
nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de
toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun
(PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging
van de Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december
2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op
de-minimissteun in de Landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU)
nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de
artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en
aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de
Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen
107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op
de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang
verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);
- •
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of
vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese
Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde
lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene
groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de
Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie
van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen
107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
(PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr.
702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën
steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op
grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L
193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014
van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun
voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet
van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne
markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);
- •
onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van
financiering, die een economische activiteit uitoefent;
- •
Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C
- •
Wet: Algemene wet bestuursrecht
B
Artikel 2 lid 2 wordt als volgt gewijzigd en aan artikel 2 wordt een vierde lid
toegevoegd:
‘2. Subsidies kunnen worden verstrekt voor activiteiten die overeenkomen met
de beleidsterreinen die zijn opgenomen in de programmabegroting.’
‘4. Het college is bevoegd tot het verstrekken van begrotingssubsidies, met
inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen
en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder
het voorbehoud (als bedoeld in artikel 4:34 van de wet) dat voldoende gelden
ter beschikking worden gesteld, aan het college.’
C
Artikel 4 (Nieuw) wordt toegevoegd:
'Artikel 4. Staatssteunregels
1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader
noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling
afwijken van deze verordening en deze aanvullen.
2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden
gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het
desbetreffende steunkader.
3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de
verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.
4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen
alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in
aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.
5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen
ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking
voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.’
D
Het bestaande artikel 4 wordt vernummerd tot artikel 5 en hieraan worden de
leden 2, 3 en 4 toegevoegd:
‘2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:
a. het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is
vastgesteld of goedgekeurd; en
b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten
worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of
3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd
overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging
en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.
4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of
goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op
de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking
E
Artikel 5 wordt vernummerd tot 6 en als volgt gewijzigd:
aan lid 2 sub d wordt “bestemmingsreserve(s)” toegevoegd:
“d. indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de
egalisatiereserve en bestemmingsreserve(s) op het moment van de aanvraag;”
-aan lid 2 wordt een sub g. toegevoegd:
“g. als de aanvrager een onderneming is:
1°. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke
vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen
voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
2°. een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);”
F
Artikel 6 wordt vernummerd tot artikel 7 en het derde lid wordt als volgt
gewijzigd:
- “Awb wordt ingediend” wordt gewijzigd in “Wet dient te worden”;
- “binnen” wordt gewijzigd in “tenminste”, en “voor aanvang van” wordt
vervangen door “voorafgaande aan”;
G
Artikel 7 wordt vernummerd tot artikel 8 en als volgt gewijzigd:
- aan lid 4 wordt na “termijnen stellen” toegevoegd “voor daarbij aan te wijzen
subsidies.”;
H
Artikel 8 wordt vernummerd tot artikel 9, wordt gewijzigd en komt als volgt te
luiden:
“ 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Wet
weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:
a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde
lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie
onverenigbaar is met de interne markt, of
b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot
terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van
de Europese Commissie waarin de steun van Nederland
onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is
c. het college voor dezelfde activiteiten reeds subsidie heeft
d. subsidieverstrekking niet past binnen de door de raad
vastgestelde beleidskaders en financiële kaders.
2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de
subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met
een Europees steunkader, omdat:
a. Subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een
onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in
het desbetreffende steunkader, of
b. De subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het
desbetreffende steunkader.
3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de
subsidie verder in ieder geval weigeren:
a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende
mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze
onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar
b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het
verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;
c. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor
subsidie in aanmerking te komen;
d. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk
e. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de
Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid,
van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar
f. de aanvrager ook zonder subsidie over de benodigde gelden,
hetzij uit eigen middelen of uit middelen van derden kan
beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;
g. op het niveau van bestuur en directie (zakelijke) relaties
bestaan met bloed- of aanverwanten dan wel eigen bedrijven,
eigen stichtingen dan wel andere eigen rechtspersonen die
naar het oordeel van het college ongewenst zijn;
h. de doelstellingen of activiteiten van aanvrager in strijd zijn met
de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare
i. de activiteiten een politieke, godsdienstige of
levensbeschouwelijke boodschap hebben;
j. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd geen of
onvoldoende gelden op de begroting zijn gereserveerd;
k. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verlenen
subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed (of
bijdragen) aan het beleidsdoel of doel waarvoor de subsidie is
l. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.
4. Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren of intrekken in het
geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet
bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
5. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter
uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie
of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.”
I
Artikel 9 wordt vernummerd tot artikel 10
J
Artikel 10 wordt vernummerd tot artikel 11
K
Artikel 11 wordt vernummerd tot artikel 12, en aan dit artikel wordt een tweede
lid toegevoegd, als volgt:
“2. Subsidiabele kosten zijn kosten die redelijk zijn en direct
gerelateerd zijn aan de activiteit, het betreffende programma of
project.”
L
Artikel 12 wordt vernummerd tot artikel 13;
M
Artikel 13 wordt vernummerd tot artikel 14, het vierde en zesde lid komen te
vervallen en lid 5 wordt vernummerd tot lid 4;
N
Artikel 14 wordt vernummerd tot artikel 15;
O
Artikel 15 wordt vernummerd tot artikel 16;
P
Artikel 16 wordt vernummerd tot artikel 17, en het tweede lid, onder d. en e.
wordt als volgt gewijzigd:
- “ d. een beoordelingsverklaring voor subsidies van meer dan €50.000,-- tot en
met €200.000,--. “ en
“e. een controleverklaring voor subsidies van meer dan €200.000,--.”, worden
gewijzigd in:
“d. een beoordelingsverklaring voor subsidies van meer dan €100.000,-- tot en
met € 500.000,--.
e. een controleverklaring voor subsidies van meer dan € 500.000,--.”;
Artikel 17 wordt vernummerd tot artikel 18 en de leden 4 en 5 worden
toegevoegd, als volgt:
“4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, genoemd in
artikel 15 en 16 is ontvangen, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk
een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt
ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
5. Het college kan in afzonderlijke subsidieregelingen andere termijnen stellen
voor daarbij aan te wijzen subsidies.”
R
Artikel 18 wordt vernummerd tot artikel 19. Aan het tweede lid wordt het
volgende toegevoegd:
“Het college dient in te stemmen met de bij een aanvraag aangegeven
bestemmingsreserve of voorziening.”;
S
Artikel 19 wordt vernummerd tot artikel 20;
T
Artikel 20 wordt vernummerd tot artikel 21 en als volgt gewijzigd:
“2008” wordt vervangen door “2014”;
U
Artikel 21 wordt vernummerd tot artikel 22. De leden 2 en 3 komen te vervallen.;
V
Artikel 22 wordt vernummerd tot artikel 23.;
W
Artikel 23 wordt vernummerd tot artikel 24.